Regeling vervallen per 19-01-2011

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010

Geldend van 01-03-2010 t/m 18-01-2011

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010

Versie geldig vanaf 1 maart 2010

De raad van de gemeente Sliedrecht;

besluit vast te stellen:

Het ‘Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010’

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt bedoeld met:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    lid: een lid van de gemeenteraad van Sliedrecht;

  • c.

    griffie: ambtelijke organisatie ter ondersteuning van de gemeenteraad onder leiding van een raadsgriffier;

  • d.

    griffier: de raadsgriffier van de gemeente Sliedrecht;

  • e.

    geloofsbrieven: de schriftelijke bewijsstukken die een nieuw benoemd lid van de raad moet overleggen om te bewijzen dat hij op wettige wijze is gekozen en dat er tegen zijn verkiezing geen bezwaren bestaan;

  • f.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing,

    naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • g.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • h.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • i.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • j.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • k.

    interpellatie: het vragen van inlichtingen over een onderwerp als bedoeld in artikel 169, lid 2 en 180 lid 2 van de Gemeentewet;

  • l.

    onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid Gemeentewet naar het door het college of burgemeester gevoerde bestuur;

  • m.

    opiniërende bijeenkomst: een vergadering, gebaseerd op artikel 82 van de Gemeentewet, die gelijk staat aan een raadscommissie.

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad.

De raad belast één van zijn leden met de waarneming van het voorzitterschap van de raad in geval van verhindering of afwezigheid van de voorzitter. Deze waarneming geldt ook het ambt van burgemeester bij verhindering of afwezigheid van de burgemeester en alle wethouders.

  • 3.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      wat de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervanger.

  • 3. Hij kan, als hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de besprekingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De gemeentesecretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de besprekingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters.

  • 3. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 4. De voorzitter kan voorstellen de gemeentesecretaris uit te nodigen voor het presidium.

  • 5. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, die hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 6. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

  • 7. De voorzitter roept het presidium bij elkaar wanneer hem dit wenselijk lijkt of als tenminste twee fractievoorzitters hierom verzoeken.

  • 8. De vergaderingen van het presidium zijn in beginsel niet openbaar.

Artikel 6 Het klein presidium

  • 1. De raad heeft een klein presidium.

  • 2. Het klein presidium bestaat uit de voorzitter en vice-voorzitter van de raad.

  • 3. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het klein presidium aanwezig.

  • 4. De voorzitter roept het klein presidium bijeen voor het vaststellen van de raadsagenda op het tijdstip dat dit hem wenselijk voorkomt.

  • 5. De vergaderingen van het klein presidium zijn in beginsel niet openbaar.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 8 Fractie

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een naam was geplaatst, voert de fractie in de raad deze naam als naam. Als geen naam boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    • a.

      Als:

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a. beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in beginsel plaats op maandag, beginnen om 19.30 uur en worden gehouden in het Raadhuis.

  • 2. De vergaderingen worden zo veel mogelijk om 23.00 uur beëindigd. Zo nodig beslist hierna de voorzitter in overleg met de raad of de vergadering meteen of op een dan te bepalen andere avond, bij voorkeur de daarop volgende dag, wordt voortgezet.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en begintijd bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het klein presidium.

Artikel 10 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt, spoedeisende gevallenuitgezonderd, uiterlijk 10 dagen voor een vergadering de leden van de raad een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3. Als een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 48 uur voor begin van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

  • 4. De oproep en voorlopige agenda worden ter kennisneming aan de leden van het college van burgemeester en wethouders gezonden.

Artikel 11 Agenda

  • 1. Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het klein presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep uiterlijk op vrijdag vóór 12.00 uur voorafgaand aan de maandag van de vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare bespreking vindt voorbereid, kan hij het onderwerp verwijzen naar een opiniërende bijeenkomst of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 De wethouder

  • 1. De wethouders worden uitgenodigd om in de vergadering van de raad aanwezig te zijn maar nemen niet aan de besprekingen deel.

  • 2. Als een wethouder aan de besprekingen wil deelnemen, doet hij hiertoe voor opening van de vergadering een verzoek aan de voorzitter.

  • 3. Voor het vaststellen van de agenda beslist de raad op het verzoek.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een elk in het raadhuis en het gemeentekantoor ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van het ter inzage leggen melding in de openbare bekendmaking bedoeld in artikel 14. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare bekendmaking.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het raadhuis dan wel het gemeentekantoor gebracht.

  • 3. Als over stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 14 Openbare bekendmaking

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis bladen of op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare bekendmaking vermeldt:

    • a.

      de datum, begintijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een elk de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 18.

Paragraaf 2 Orde van de vergadering

Artikel 15 Presentielijst

  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent elk lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2. Het raadslid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen geeft daarvan voor aanvang van de vergadering kennis aan de griffier.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad, de griffier en de wethouders hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij begin van elke nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Als daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium .

  • 3. De voorzitter zorgt voor een zitplaats voor de overige mensen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip, als het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad volgens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na het voorlezen van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 18 Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep loopt of waarover in bezwaar of beroep een uitspraak is gedaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van mensen;

    • c.

      als een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk vóór 12 uur op de dag van de raadsvergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, als dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd gelijk over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. Bespreking tussen hen die van het spreekrecht gebruik maken en de leden van de raad is niet toegestaan. De leden hebben wel het recht ter verduidelijking van wat door de sprekers naar voren is gebracht enige vragen te stellen.

  • 7. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

  • 8. De voorzitter kan iemand het spreekrecht weigeren als:

    • a.

      hij vreest dat de belangen van derden zonder enig redelijk doel worden geschaad;

    • b.

      degene die zich aangemeld heeft om van het spreekrecht gebruik te maken al eerder de orde van de vergadering ernstig heeft verstoord en de vrees bestaat dat hij zich opnieuw hieraan schuldig zal maken.

Artikel 19 Geluid en beeldregistraties

Van de raadsvergadering vindt een geluidsregistratie plaats die via de internetsite te beluisteren valt. Voor overige geluid- en beeldregistraties dient vooraf toestemming van de voorzitter te worden gevraagd.

Artikel 20 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mee, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 21 Notulen

  • 1. De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden aan de leden van de raad toegezonden gelijk met de schriftelijke oproep voor de daarop volgende vergadering.

  • 2. Bij het begin van de vergadering worden de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de voorzitter, de griffier en degenen die hebben deelgenomen aan de besprekingenhebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, als de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven wat gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.

  • 4. De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige mensen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een verslag van het gesprokene met vermelding van de namen van de fracties en andere aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die mensen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 30 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de besprekingen.

  • 5. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 22 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. De raad kan op verzoek van een of meer leden wijzigingen aanbrengen in de op de lijst voorgestelde wijze van afhandeling. Als een lid verzoekt om bespreking van het ingekomen stuk in een opiniërende bijeenkomst geeft het lid aan welke aanleiding voor bespreking van het stuk bestaat en met welk doel agendering wordt verzocht.

  • 3. Na het vaststellen van de notulen stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 23 Spreekregels

De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van een door de voorzitter aangewezen plaats en richten zich tot de voorzitter.

Artikel 24 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van de sprekers gebeurt volgens de volgorde van de presentielijst beginnend bij het lid dat volgens artikel 20 door loting is aangewezen.

  • 3. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 25 Spreektermijnen

  • 1. De bespreking over een onderwerp of voorstel gebeurt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel. Het stellen van een informatieve vraag over een onderwerp dat in behandeling is, zonder dat daarbij enige toelichting wordt gegeven, wordt niet als het voeren van het woord aangemerkt.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      het lid van het college van burgemeester en wethouders dat is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

    • b.

      de rapporteur van een commissie;

    • c.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 26 Interruptie

De voorzitter kan een interruptie uitdrukkelijk of stilzwijgend toelaten.

Artikel 27 Spreektijd

Zo nodig doet het klein presidium een voorstel over de spreektijd van de leden.

Artikel 28 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Als een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Als de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dat plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 29 Bespreking

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de bespreking voor een door hem te bepalen tijd te schorsen om het college of de leden de gelegenheid te geven tot nader beraad. De besprekingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 30 Deelname aan de bespreking door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de bespreking.

  • 2. Een beslissing daarover wordt op voorstel van de voorzitter of één van de leden van de raad genomen voordat met de bespreking ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een begin wordt gemaakt.

  • 3. Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de bespreking zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 31 Stemverklaring

Na het sluiten van de bespreking en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft elk lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 32 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de bespreking, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de bespreking is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 33 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Als geen stemming wordt gevraagd stelt de voorzitter vast dat het voorstel met algemene stemmenis aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Wanneer wel stemming wordt gevraagd wordt onmiddellijk bij hoofdelijke oproeping gestemd tenzij de raad op voorstel van de voorzitter instemt met stemming bij handopsteken.

  • 4. Elk lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden is verplicht zijn stem uit te brengen door het woord “voor” of “tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 5. De voorzitter roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor in overeenstemming met artikel 20 is aangewezen.

  • 6. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft of, wanneer hij het laatst opgeroepen lid is, voordat met het tellen van de stemmen is begonnen. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 6. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 34 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Als op een aanhangig voorstel een amendement is ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 2. Als op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 4. Als op of aangaande een aanhangig voorstel twee of meer amendementen of moties zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover wordt gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of motie het eerst in stemming wordt gebracht.

Artikel 35 Stemming over mensen

  • 1. Wanneer een stemming over mensen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

  • 2. Elk ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er mensen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat als gevolg van het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, als het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 36 Herstemming over mensen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee mensen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben gekregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee mensen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee mensen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Als bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist meteen het lot.

Artikel 37 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 38 Amendementen

  • 1. Elk lid van de raad kan tot het sluiten van de besprekingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Elk lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 39 Moties

  • 1. Elk lid van de raad kan tijdens de vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de bespreking over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 40 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en elk lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad meteen.

Artikel 41 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel, voorzien van een behandelingsvoorstel, op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor al verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3. Het behandelingsvoorstel zoals bedoeld in het tweede lid houdt in elk geval in het vragen van een advies aan het college en de behandeling in de opiniërende bijeenkomst.

  • 4. De opiniërende bijeenkomst bespreekt het voorstel, voorzien van een advies van het college, en voorziet het voorstel van een advies om het aan te nemen, te verwerpen dan wel te wijzigen.

  • 5. Na behandeling in de opiniërende bijeenkomst wordt het voorstel voor besluitvorming aan de gemeenteraad voorgelegd.

  • 6. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 42 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 43 Interpellatie

  • 1. Als een lid van oordeel is dat het college van burgemeester en wethouders over een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt aan de gemeenteraad inlichtingen dient te verstrekken over het door hem gevoerde bestuur vraagt deze bij de voorzitter een interpellatie aan.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester voor het door hem als bestuursorgaan van de gemeente gevoerde bestuur.

  • 3. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, uiterlijk op vrijdag vóór 12 uur voorafgaand aan de maandag van de raadsvergadering via de griffierschriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd en de te stellen vragen.

  • 4. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na het indienen van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 5. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hier toestemming voor geeft.

Artikel 44 Schriftelijke vragen

  • 1. Elk lid kan buiten de vergadering aan de burgemeester of aan burgemeester en wethouders schriftelijk vragen stellen.

  • 2. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 3. De vragen worden via de griffier bij de voorzitter van de raad ingediend. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in elk geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Als beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5. De vragen en antwoorden worden aan de leden van de raad toegezonden en geplaatst op de lijst van ingekomen stukken van de raad.

  • 6. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 45 Mondelinge vragen (vragenuur)

  • 1. Aan het begin van elke vergadering van de raad kan een lid mondeling vragen stellen aan burgemeester en wethouders over het door (een lid van) het college gevoerde bestuur met betrekking tot een actueel onderwerp.

  • 2. Het lid dat mondelinge vragen wil stellen meldt dit onder naam van het onderwerp schriftelijk via de griffier bij de voorzitter aan uiterlijk op vrijdag vóór 12.00 uur voorafgaand aan de maandag van de raadsvergadering.

  • 3. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen als hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig omschreven acht, in het onderwerp naar zijn inzicht de actualiteit ontbreekt of als het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 4. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld waarbij het tijdstip van aanmelding doorslaggevend is.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 46 Inlichtingen

  • 1. Als een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe via de griffierschriftelijk ingediend bij de burgemeester.

  • 2. Een kopie van dit verzoek wordt door de griffier toegezonden aan de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN REKENING

Artikel 47 Behandeling begroting en rekening

De behandeling van de begroting en van de rekening vindt plaats volgens een procedure die het klein presidium voorstelt onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet.

HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 48 Verslag; verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Hij meldt dit voor de vergadering aan de voorzitter. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de opiniërende bijeenkomst.

  • 2. Elk lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 44, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 46, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 49 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 50 Notulen

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffie.

  • 2. Deze notulen worden in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 51 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad in overeenstemming met artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of over de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet van plan is de geheimhouding op te heffen wordt, als daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN MEDIA

Artikel 53 Toehoorders en media

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de mediakunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 55 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, en het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Artikel 56 Maatregelen van orde

Als de voorzitter dit nodig acht kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen om de orde op de publieke tribune te handhaven.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 57 Uitleg reglement van orde

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 58 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 1 maart 2010.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Sliedrecht zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 25 april 2005.

  • 3.

    Dit reglement kan worden aangehaald als: “Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010”.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 25 januari 2010,
De griffier, De voorzitter,
A.Overbeek M.C. Boevée

TOELICHTING OP HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENTERAAD 2010

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder ‘aanhangig’ wordt bedoeld aan de orde/in behandeling zijnd.

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of afwezigheid van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt dezelfde regeling in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester. Voor de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur nam een wethouder de taken van de burgemeester als voorzitter van de raad waar.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de bespreking deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De griffier

De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de bespreking. Rechtspositionele bepalingen over de beëdiging, woonplaats enz. zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat geregeld is in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt.

Artikel 4 De gemeentesecretaris

De gemeentesecretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het ook wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de besprekingen van de raad. De gemeentesecretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. Formeel zal de raad het college moeten verzoeken of het college de gemeentesecretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de besprekingen deel te nemen. Op deze manier kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de gemeentesecretaris bezit of kan de gemeentesecretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.

Artikel 5 Het presidium

Voor de wijziging van dit reglement van orde bestond het presidium uit de voorzitters van de verschillende opiniërende bijeenkomsten, de vice-voorzitter en voorzitter van de raad. Het presidium stelde het concept van de raadsagenda vast maar besprak ook zaken van praktische aard. In dit reglement van orde is het presidium bestaande uit de fractievoorzitters (seniorenconvent) en de voorzitter van de raad opgenomen om formeel de mogelijkheid te hebben (periodiek) over strategische, vertrouwelijke dan wel praktische onderwerpen te spreken die de gehele raad aangaan.

Artikel 6 Het klein presidium

Het klein presidium bestaat uit de voorzitter en vice-voorzitter van de raad ondersteund door de griffier. Het klein presidium stelt de concept agenda van de raadsvergadering op en bespreekt praktische zaken over het traject van besluitvorming of anders.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Als gevolg van artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is vervallen door inwerking treden van de Wet dualisering gemeentebestuur.

Artikel 8 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In Sliedrecht bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip.

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de begin van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de naam die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen naam boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de naam mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen verhuizen, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

Als gevolg van artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en verder als de burgemeester het nodig vindt of als tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 10 Oproep

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd worden ook de voorlopige agenda en de stukken op internet geplaatst.

Artikel 11 Agenda

Het klein presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk zal het niet altijd mogelijk zijn om 10 dagen voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot vrijdag vóór 12.00 uur voorafgaand aan de maandag van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in het opstellen van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via het klein presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij begin van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een opiniërende bijeenkomst verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt. Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

Artikel 12 De wethouder

Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om bij de vergadering aanwezig te zijn.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Artikel 14 Openbare bekendmaking

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.

Paragraaf 2 Orde van de vergadering

Artikel 15 Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Artikel 16 Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen toelichting, het geeft invulling aan de huidige praktijk.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen, als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering als het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 18 Spreekrecht burgers

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 19 Geluid- en beeldregistraties

Van de vergadering vindt een geluidsregistratie op CD-rom plaats. Deze geluidsfragmenten zijn via de gemeentelijke site voor iedereen te beluisteren.

Artikel 20 Primus bij hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing.

Artikel 21 Notulen

Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

Artikel 22 Ingekomen stukken

Over de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze (ambtelijk) te worden voorbereid.

Artikel 23 Spreekregels

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 24 Volgorde sprekers

Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 28).

Artikel 25 Spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Als de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere bespreking nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De bespreking over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar samen met de bespreking over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 26 Interruptie

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 27 Spreektijd

In sommige gemeenten is de spreektijd afhankelijk van de grootte van de fractie. In Sliedrecht is daar niet voor gekozen maar in bijzondere gevallen zoals bij de behandeling van de begroting kan daar toch noodzaak toe zijn.

Artikel 28 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 28 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 56 van dit reglement.

Artikel 29 Bespreking

Om de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel besproken. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Als de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt meteen tot stemming overgegaan of aan de besprekingen wordt een derde termijn toegevoegd.

Artikel 30 Deelname aan de bespreking door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is natuurlijk ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de bespreking mag deelnemen.

Artikel 31 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 32 Beslissing

Deze bepaling legt vast dat ook nog een beslissing over het voorstel (als een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 33 Algemene bepalingen over stemming

Als een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, als de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 24. Bij het staken van de stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Als de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 34 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie wordt verwezen naar de artikelen 1, 37 en 38 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond.

Artikel 35 Stemming over mensen

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van mensen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) kan een gecombineerd stembiljet worden ontworpen. In het vijfde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 36 Herstemming over mensen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 37 Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 38 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel (van het college) voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De bespreking over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Als (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere bespreking noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 25). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 34. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, als aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 39 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure over een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de bespreking over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar samen met de bespreking over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 41 geregelde initiatiefvoorstellen.

Artikel 40 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt meteen, zonder bespreking, besloten door de raad. Als het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 41).

Artikel 41 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

Artikel 42 Collegevoorstel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 43 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

Artikel 44 Schriftelijke vragen

Het schriftelijk vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Als de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 45 Mondelinge vragen (vragenuur)

Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragen-halfuur voorafgaand aan iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is. Wel is bewust gekozen voor een algemene regeling van het vragenuur. Meestal is de rondvraag in de raadsvergadering een mogelijkheid tot het stellen van vragen, maar Sliedrecht kent de rondvraag in een raadsvergadering niet. In een dualistisch stelsel is het bovendien niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, is hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd.

Artikel 46 Inlichtingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN REKENING

Artikel 47 Behandeling begroting en rekening

Dit artikel behoeft geen toelichting.

HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 48 Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten daar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (natuurlijk kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, in overeenstemming met de regels, daarvoor gesteld in artikel 44. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. De bepalingen van dit artikel worden ook van toepassing verklaard op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtsmensen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 49 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’ en de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 50 Notulen

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 51 Geheimhouding

Wat besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet noodzakelijk aan hem hoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de opiniërende bijeenkomst heeft overgelegd. De opiniërende bijeenkomst kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (als de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN MEDIA

Artikel 53 Toehoorders en media

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 55 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 56 Maatregelen van orde

Dit artikel behoeft geen toelichting.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 57 Uitleg reglement van orde

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 58 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.