Regeling vervallen per 01-05-2014

Parkeerverordening 2013

Geldend van 01-05-2013 t/m 30-04-2014

Intitulé

Parkeerverordening 2013

De raad van de gemeente Sluis

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 maart 2013;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

gezien het advies van de commissie Samenleving/Middelen van 3 april 2013;

besluit

vast te stellen de:

Parkeerverordening 20 1 3

Gemeente Sluis

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip va verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats; een parkeerplaats die:

    • ·

      1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • ·

      2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • j.

    bewonersvergunning: een vergunning, afgegeven op kenteken, bestemd voor bewoners van gebieden waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn, geldend binnen het vergunninggebied/zone waar de vergunninghouder woonachtig is;

  • k.

    bedrijfsvergunning: een vergunning, afgegeven op kenteken, bestemd voor bedrijven gevestigd in gebieden waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn, geldend binnen het vergunninggebied/zone waar de vergunninghouder gevestigd is;

  • l.

    parkeerschijfvergunning: een vergunning met een beperkte tijdsduur van een dagdeel bestemd voor het sociaal bezoek van bewoners alsmede voor personen in de uitoefening van (ambulante) beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, geldend in het gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn;

  • m.

    vergunning voor woon-werkverkeer: een vergunning, afgegeven op naam van het bedrijf, bestemd voor de directie en/of het personeel van bedrijven gevestigd in gebieden waar belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, geldend in het gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn;

  • n.

    dag: een periode van 24 uur die om 0.00 uur aanvangt;

  • o.

    dagdeel: een periode van maximaal 4 uur;

  • p.

    zone: een gebied met belanghebbendenplaatsen;

  • q.

    vergunninggebied: het gebied dat alle zones omvat.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, 3e lid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen voor het aanvragen van een vergunning.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op een adres in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn;

      b. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

    • c.

      de verhuurders van vakantie- en/of recreatieverblijven in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn, met dien verstande dat per vakantie- en/of recreatieverblijf slechts één vergunning kan worden verleend. Deze vergunningen kunnen door de verhuurders ter beschikking worden gesteld aan de huurders van de desbetreffende verblijven;

    • d.

      de bedrijven in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn ten behoeve van het woon-werkverkeer van hun directie en/of personeelsleden die werkzaam zijn voor en/of in dienst zijn van dit bedrijf;

    • e.

      een bewoner die staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op een adres in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van door hen te ontvangen bezoekers, waaronder mede begrepen het sociaal bezoek en personen in de uitoefening van (ambulante) beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten (parkeerschijfvergunning).

    • f.

      Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

    • g.

      Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 lid 3 kunnen burgemeester en wethouders voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet Milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twee maanden na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste één maand verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • o

      a. de periode of de tijdsduur (dagdeel) waarvoor de vergunning geldt;

    • o

      b. het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • o

      c. de naam van de vergunninghouder/bedrijf of het adres van de vergunninghouder of het kenteken van de motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunning komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig [voertuig] te plaatsen of te laten staan:

  • · a. op en parkeerapparatuurplaats;

  • · b. op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig [voertuig] te parkeren of geparkeerd te houden:

  • · a. zonder vergunning;

  • · b. zonder dat het motorvoertuig [voertuig] duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

  • · c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen aan het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de door burgemeester en wethouders aangewezen personen belast.

Artikel 12

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Parkeerverordening 2013’.

Artikel 13

  • 1.

    Deze verordening treedt op 1 mei 2013 in werking.

  • 2.

    De “Parkeerverordening 2012” van 31 mei 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum.

Oostburg, 18 april 2013

DE RAAD VOORNOEMD.

De griffier, De voorzitter,

Mr. P.T.G. Claeijs J. Suurmond