Regeling vervallen per 22-12-2017

Verordening inzake kansspelautomaten en speelautomatenhallen 2010

Geldend van 19-12-2013 t/m 21-12-2017

Intitulé

Verordening inzake Kansspelautomaten en speelautomatenhallen 2010

Conform het raadsbesluit tot het vaststellen van de Verordenign inzake kansspelautomaten en speelautomatenhallen 2010 d.d. 15 juli 2010;

Gewijzigd door het raadsbesluit tot het vaststellen van de eerste wijziging van de Verordening inzake kansspelautomaten en speelautomatenhallen 2010 d.d. 21 november 2013.

  • Hoofdstuk I ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet op de kansspelen;

  • b.

    Speelautomatenbesluit: KB van 23 mei 2000, Stb. 224, houdende regels ter uitvoering van titel Va van de wet, zoals gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 2001, 415;

  • c.

    speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

  • d.

    behendigheidsautomaat: een speelautomaat, waarvan: 1. het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen, en 2. het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spellen verkregen wordt;

  • e.

    kansspelautomaat: een speelautomaat die geen behendigheidsautomaat is;

  • f.

    hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, (1) waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en (2) waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder;

  • g.

    laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, die geen hoogdrempelige inrichting is, of een inrichting waarin horeca-activiteiten worden verricht en waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca;

  • h.

    speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 c, eerste lid, onder c, van de wet ;

  • i.

    exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;

  • j.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een speelautomatenhal;

  • k.

    weg: weg conform de Wegenverkeerswet ‘94, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

HOOFDSTUK II SPEELAUTOMATEN

Artikel 2 Kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen

  • 1.

    In hoogdrempelige inrichtingen kan vergunning worden verleend voor maximaal twee kansspelautomaten.

  • 2.

    In speelautomatenhallen kan vergunning worden verleend voor kansspelautomaten tot ten hoogste:

    a. 3 kansspelautomaten in speelautomatenhallen in de kern Cadzand-Bad

    b. 84 kansspelautomaten in speelautomatenhallen in de kern Sluis.

  • 3.

    De vergunning wordt verleend voor een periode van 4 jaar.

HOOFDSTUK III SPEELAUTOMATENHALLEN

Artikel 3 Aantal speelautomatenhallen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

  • 2. De burgemeester kan vergunning verlenen voor maximaal vier (4) speelautomatenhallen, waarvan maximaal twee (2) in de kern Cadzand-Bad en maximaal twee (2) in de kern Sluis. De kernen Cadzand-Bad en Sluis zijn op deze verordening als bijlage 1 behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart met een zwarte ononderbroken rand omgrensd.

  • 3. De vergunning wordt verleend voor een periode van 4 jaar.

  • 4. Paragraaf  4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 4 Aanvraag vergunning

De exploitant dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:

  • a.

    een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en welk aantal kansspelautomaten worden opgesteld;

  • b.

    een verklaring waaruit blijkt dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken;

  • c.

    een verklaring omtrent het gedrag van de ondernemer dan wel, indien de ondernemer een rechtspersoon is, van degene(n) die de onderneming krachtens de statuten vertegenwoordigt(en) en van de beheerder.

Artikel 5 Beslistermijn

De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. In gelijktijdig ingediende aanvragen als bedoeld in artikel 6a lid 1 beslist de burgemeester binnen twaalf weken nadat de laatste aanvraag is ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd.

Artikel 6 Ontvankelijkheid

  • 1. Indien de vergunningaanvraag niet voldoet aan de in artikel 4 gestelde eisen, wordt de aanvrager van de vergunning in de gelegenheid gesteld binnen twee weken, nadat hem is meegedeeld, de aanvraag aan te vullen of te verbeteren.

  • 2. Indien de vergunningaanvrager van de in het voorgaande lid bedoelde gelegenheid geen gebruik maakt, kan de burgemeester besluiten de vergunningaanvraag niet te behandelen.

Artikel 6a Advisering

  • 1. In geval van gelijktijdig ontvangen aanvragen laat de burgemeester zich adviseren over de toepassing van artikel 8 en welke aanvraag voor verlening van de vergunning in aanmerking komt.

  • 2. In de overige gevallen kan de burgemeester zich laten adviseren over de toepassing van artikel 8.

  • 3. in het kader van de advisering wordt in ieder geval ingegaan op de volgende onderwerpen door de daarbij genoemde instanties:

    • 1.

      openbare orde en veiligheid: de politie;

    • 2.

      preventie van gokverslaving: Indigo;

    • 3.

      verkeersveiligheid en parkeercapaciteit: een verkeerskundige die niet werkzaam is bij de gemeente.

  • 4. De burgemeester verzoekt de adviseurs om te komen tot een gezamenlijk advies.

  • 5. Het advies wordt uiterlijk 3 weken na het verzoek ter kennis van de burgemeester gebracht.

Artikel 6b Gelijktijdige aanvragen

  • 1. De aanvragen die binnen 14 dagen na inwerkingtreding van de verordening of binnen 14 dagen na een bekendmaking van de beschikbaarheid van een vergunning als bedoeld in artikel 3 zijn ontvangen worden:

    • *.

      geacht gelijktijdig te zijn ontvangen als bedoeld in artikel 6a van de verordening;

    • *.

      na verloop van die termijn in behandeling genomen, tenzij een of meerdere aanvragen dienten te worden aangevuld, in welk geval de behandeling aanvangt op het moment dat alle tijdig ingediende aanvragen volledig zijn aangevuld overeenkomstig het gestelde in het tweede lid.

  • 2. Indien meerdere gelijktijdig ingediende aanvragen voor vergunningverlening voldoen aan de daartoe bij en krachtens de verordening gestelde voorwaarden, zullen de aanvragen met elkaar vergeleken worden en wordt vergunning verleend aan de degene die naar het oordeel van de burgemeester het best voldoet.

  • 3. De burgemeester kan ten aanzien van de bevoegdheid als bedoeld in lid 2 beleidsregels vaststellen.

Artikel 7 Vergunning

  • 1.

    De vergunning is persoonsgebonden.

  • 2.

    In de vergunning wordt de naam van de beheerder vermeld.

  • 3.

    Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op:

    • a.

      de opening- en sluitingstijden van de speelautomatenhal;

    • b.

      het toezicht in de speelautomatenhal;

    • c.

      het aantal en type kansspelautomaten dat mag worden opgesteld;

    • d.

      de exploitatie van de hal.

  • 4.

    De burgemeester is bevoegd de in lid 3 van de onderhavig artikel bedoelde voorschriften en beperkingen, te

wijzigen, aan te vullen en/ of in te trekken.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning wordt geweigerd, indien:

    • a.

      het maximaal aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend;

    • b.

      de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de weg voor het publiek toegankelijk is;

    • c.

      de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt;

    • d.

      de exploitant of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is ingesteld over een of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek;

    • e.

      door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • f.

      de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel een stadsvernieuwingsplan of leefmilieu-verordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

    • g.

      de speelautomatenhal waarop het verzoek betrekking heeft zou worden gevestigd buiten de gebieden als bedoeld in artikel 3 lid 2;

    • h.

      de vrees gewettigd is dat verlening van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het eerste lid, onder c.

Artikel 9 Wijzigingsgronden

  • 1. Indien een overeenkomstig artikel 7, tweede lid, in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de exploitant onder overlegging van de in artikel 4, onder c, genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aan te vragen binnen twee weken nadat de in artikel 4 bedoelde verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonden.

  • 2. De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen of exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen zes maanden na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 10 Intrekkingsgronden

De burgemeester kan de vergunning intrekken:

  • a.

    indien blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder e;

  • c.

    indien gehandeld wordt in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen;

  • d.

    indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden wordt onderbroken;

  • e.

    indien ernstig gevaar voor de openbare orde, veiligheid en/ of zedelijkheid ontstaat.

Artikel 11 Wijzigingen in exploitatie

  • 1.

    Indien een exploitant komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen twaalf weken een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 2.

    In alle andere gevallen van wisseling van exploitant dient binnen vier weken na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 3.

    Zolang op een tijdig ingediende aanvrage niet is beslist is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.

HOOFDSTUK III OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 12 Sanctie

Overtreding van artikel 3 van deze verordening en van de krachtens dat artikel gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 13 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bij deze verordening bepaalde zijn belast bij besluit van het college aan te wijzen personen, ieder voor zover het feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 14 Betreden van plaatsen

Indien de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, is artikel 5:15 Awb met betrekking tot het betreden van plaatsen van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Intrekken oude regeling

De Speelautomaten(hallen)verordening gemeente Sluis 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 16 Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de onder artikel 15 ingetrokken Speelautomaten(hallen)verordening gemeente Sluis 2004 verleende vergunningen, worden geacht verleend te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 15 ingetrokken verordening.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening inzake kansspelautomaten en speelautomatenhallen 2010.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

BIJLAGE

Bijlage als bedoeld in artikel 3, lid 2 van de Verordening inzake kansspelautomaten en speelautomatenhallen 2010:

ALGEMENE TOELICHTING

1.Wet op de kansspelen; korte inleiding

Het doel van de Wet op de Kansspelen, Stb. 1964, 483 (hierna: de Wet), strekt ter regulering van het beoefenen van een kansspel door middel van spelautomaten, welke uitzicht geven op winst. Daarbij mogen enerzijds de financieel zwakkere groepen in onze samenleving niet door speelautomaten zodanige verliezen leiden dat zij daardoor worden benadeeld, terwijl anderzijds een redelijke exploitatie van de speelautomaten mogelijk moet blijven om een vlucht in de illegaliteit te voorkomen.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet zijn diverse wijzigingen doorgevoerd. Met name de wijziging van 13 november 1985 (Stb. 1985, 600) dient in dit kader te worden genoemd, aangezien daarmee de wenselijkheid werd vastgelegd dat speelautomaten met beperkte mogelijkheden tot uitkering van prijzen of premies werden toegestaan. Met betrekking tot dit onderdeel is de omvangrijke en gecompliceerde Titel Va (speelautomaten) in de Wet opgenomen. Voor de essentie van deze wijziging wordt verwezen naar de samenvattende beschouwing van mr. E. Ch. Lisser in de Gemeentestem nr. 6778, “Een kansrijke regeling?”.

Titel Va van de Wet regelt tot in de finesses het systeem van toelatings-, exploitatie- en aanwezigheidsvergunningen, waardoor het legaal exploiteren van kansspelautomaten mogelijk wordt gemaakt. Grote lokale verschillen in beleid laat de regeling niet toe. In een opzicht wordt de gemeentelijke overheid echter een aanmerkelijke beleidsruimte gelaten; de raad heeft ingevolge de regeling de bevoegdheid bij verordening de exploitatie van speelautomatenhallen te regelen. De u voorliggende verordening berust daarmee op een driedelig, onderling verbonden vergunningensysteem, waarbij alleen toegelaten speelautomaten in de handel mogen worden gebracht, geëxploiteerd en in de daartoe aangewezen inrichtingen worden opgesteld.

  • 2.

    Speelautomatenhallenverordening

  • 2.1

    Inleiding

De regeling voor de exploitatie van speelautomatenhallen kan worden ondergebracht in de bestaande algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) of als afzonderlijke verordening. De reden voor het opstellen van een aparte modelverordening is gelegen in het feit dat in de model-APV veelal autonome bevoegdheden zijn opgenomen en de regeling omtrent speelautomatenhallen mogelijk bestempeld kan worden als facultatief-medebewind. Zo ook het standpunt van de VNG bij brief van 25 november 1985 aan de Tweede Kamer, in verband met het ontwerp van een aanpassing van de herziening van de Wet op de kansspelen. Immers, op grond van artikel 30c, eerste lid onder c van de Wet bezit de gemeentelijke wetgever de vrijheid om bij verordening te bepalen of, en zo ja hoeveel, speelautomatenhallen krachtens een vergunning van de burgemeester zijn toegestaan. Indien van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt, heeft dit tot gevolg dat de burgemeester voor de vestiging en exploitatie van een speelautomatenhal geen vergunning kan verlenen en in feite een totaal verbod geldt om speelautomatenhallen te exploiteren. In dat geval hoeft hiertoe noch in de APV noch in een afzonderlijke verordening iets geregeld te worden. Indien gekozen wordt voor het opnemen van een speelautomatenhallenregeling in de APV, dient in het bijzonder acht te worden geslagen op de definities (die in dit nieuwe model al meer gestroomlijnd zijn met de model-APV), de beslistermijnen en de overgangsregeling.

2.2De aanwezigheidsvergunning

De locaties waar speelautomaten met een aanwezigheidsvergunning van de burgemeester mogen worden opgesteld staan limitatief in artikel 30 c, eerste lid van de Wet op de kansspelen. Uitzonderingen hierop worden gegeven in artikel 3 (kermissen), artikel 6 onder b (showroomexemplaren) en artikel 8 (speelcasino’s) van het Speelautomatenbesluit.

2.3Voorschriften en beleid met betrekking tot de aanwezigheidsvergunning

De Wet noemt in artikel 30d, eerste lid, met zoveel woorden de bevoegdheid voorschriften en beperkingen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. Bij het tot stand komen van afdeling Va werd hierbij met name gedacht aan het vaststellen van het maximum aantal speelautomaten dat in een inrichting mag worden opgesteld. Vervolgens is op grond van jurisprudentie een aantal belangrijke mogelijkheden en onmogelijkheden ontstaan voor het voeren van een speelautomatenbeleid.

Een beleid waarmee werd beoogd het horecakarakter van inrichtingen te bewaren en tegelijk de vestiging van verkapte speelautomatenhallen onmogelijk te maken, werd door de rechter niet als onredelijk of anderszins onrechtmatig beoordeeld. In dat beleid speelde ook mee dat, ter bescherming van de openbare orde, beteugeling van speelzucht bij met name jongeren en bestrijding van gokverslaving, voorkomen moest worden dat een concentratie van relatief veel belangstellenden van speelautomaten in een ruimte zou ontstaan (CBB, juli 1988, no. 87/2965/68/203; Zoetermeer).

Naast de verordening of beleidsnotitie kan een convenant met de horeca- en automatenbranche een instrument zijn voor de gemeente om vorm te geven aan het integrale beleid. De gedeelde verantwoordelijkheid staat dan voorop. In het convenant kan de burgemeester vastleggen, hoeveel speelautomaten van welke soort in de diverse inrichtingen middels vergunningverlening zijn toegestaan. De exploitanten verplichten zich tot van hun kant naleving van een aantal (sociale) regels ten aanzien van overmatige spelers, bijvoorbeeld erop toezien dat niet langer dan 1 uur gespeeld wordt, en tot een financiële bijdrage voor verslavingshulp (zie ook VNG-circulaire 90/197, speelautomaten, van 19 december 1990 en circulaire 91/134, gemeentelijk speelautomatenbeleid van 22 augustus 1991).

2.4Rechtsbescherming

De bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van toepassing op de model speelautomatenhallenverordening. Specifiek tegen besluiten, die op grond van titel Va zijn genomen en waardoor men rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen, is ingevolge artikel 30v beroep opengesteld bij het college van beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Ingevolge art. 7:1 Algemene wet bestuursrecht dient degene die van de mogelijkheid gebruik wil maken om tegen het besluit beroep in te stellen bij de administratieve rechter, eerst tegen dat besluit bezwaar te maken.

2.5Bestuursdwang

De Awb is ook wat betreft het toepassen bestuursdwang van overeenkomstige toepassing. In het kader van de vraag welk orgaan bevoegd is tot het doen uitgaan van een bestuursdwangaanschrijving tot sluiting van een speelautomatenhal en tot het verwijderen van speelautomaten, oordeelde de Afdeling Rechtspraak als volgt: ‘Blijkens het bepaalde in artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de zorg voor het toezicht op onder meer alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten alsmede op openbare vermakelijkheden. Bedoeld toezicht strekt zich naar het oordeel van de Afdeling mede uit tot het verrichten van uitvoeringshandelingen die daarmee samenhangen. Tot die uitvoeringshandelingen kan een aanzegging van bestuursdwang als de onderhavige worden gerekend. Dat klemt in dit geval te meer waar ingevolge de Wet op de kansspelen ook de bevoegdheid om vergunningen voor het aanwezig hebben van speelautomaten te verlenen bij de burgemeester is gelegd.’ (AR 26 juli 1992, Gst. 6041, nr. 8.) Voor dit oordeel vindt de Afdeling tevens steun in de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet op de kansspelen. Uit de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 481, nr. 3) komt naar voren dat ook de wetgever ervan uitgaat dat het tot de taak van de burgemeester behoort op grond van artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet toezicht uit te oefenen op plaatsen en gelegenheden waar speelautomaten staan opgesteld. Reeds in twee eerdere uitspraken heeft de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak Raad van State deze vraag op gelijke wijze beantwoord (Voorzitter AR, 6 december 1988, KG 1989, 119 en Voorzitter AR, 19 december 1988, Gst. 6877 nr.10). Met deze uitspraken zijn de zelfstandige bestuursdwangbevoegdheid en de uitvoeringsbevoegdheid aan elkaar gekoppeld en bij de burgemeester neergelegd.

Feiten die op grond van strafbaarstelling in de wet of de verordening van belang zijn in verband met de exploitatie van speelautomatenhallen zijn de navolgende:

  • -

    het exploiteren van een speelautomatenhal is zonder vergunning verboden (artikel 2 van de (model-)verordening). Dit heeft ingevolge artikel 30 f, eerste lid, onder b van de wet ook tot gevolg dat de aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten, gesteld dat die is afgegeven, wordt ingetrokken;

  • -

    het is de exploitant van een speelautomatenhal verboden jeugdigen onder de 16 jaar toe te laten in het gedeelte van de hal waar kansspelautomaten zijn opgesteld (artikel 30 u, tweede lid, van de wet).

Bij niet naleving van vorenstaande bepalingen en voorschriften is het in beginsel mogelijk bestuursdwang toe te passen en ook tot sluiting van de speelautomatenhal over te gaan, zo nodig naast de strafrechtelijke procedure. Overtreding van artikel 30 b van de Wet op de kansspelen is op grond van artikel 1, onder 3, van de Wet op de economische delicten een economisch delict.

Ingevolge artikel 5 WED mogen er ter zake van economische delicten, buiten de WED, geen andere voorzieningen worden getroffen met de strekking van straf- of tuchtmaatregel. Men kan van mening verschillen over de vraag of deze bepaling de toepassing van bestuursdwang uitsluit. Wij onderschrijven de opvatting dat bestuursdwang niet gelijk gesteld kan worden met een straf- of tuchtmaatregel. Bestuursdwang is een administratieve sanctie die gericht is op een ongedaan maken van een illegale toestand en is niet persoonsgericht, zoals een straf- of tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 5 WED. Dat impliceert dat het ook bij overtreding van artikel 30 b van de Wet op de kansspelen mogelijk moet worden geacht bestuursdwang toe te passen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

De gegeven begripsomschrijvingen zijn, waar mogelijk, uit de Wet overgenomen. De onderdelen g. t/m i. zijn ten opzichte van de oude verordening gewijzigd, in die zin dat ze nu parallel lopen met de begripsbepalingen uit de model-APV van de VNG. De omschrijving van het onderdeel weg is ruimer dan die van artikel 1, eerste lid, sub b van de Wegenverkeerswet en omvat met name ook de kampeerplaatsen, omdat in kantines op campings speelautomaten mogen worden opgesteld, wanneer het inrichtingen betreft in de zin van artikel 30 c van de Wet.

Artikel 2 Kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen

Dit artikel regelt het aantal kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen en de duur van de vergunning.

Toelichting bij artikel I van de eerste wijziging op de verordening (wijziging van artikel 2 lid 2)

In zijn uitspraak van 31 mei 2013 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven artikel 2 lid 2 in samenhang met de bijlage van de verordening herroepen. Reden daarvoor was dat een koppeling was gemaakt tussen het maximum aantal kansspelautomaten en specifieke adressen. Die koppeling verhield zich naar het oordeel van het CBb niet met de wet.

Daarom is opnieuw het maximum aantal kansspelautomaten vastgesteld, ditmaal zonder een koppeling te maken met specifieke adressen.

 

Artikel 3 Aantal speelautomatenhallen

Eerste en tweede lid Het motief dat aan het vergunningvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, te beschermen. Op grond van artikel 30c, eerste lid, sub c van de Wet is, naast de speelautomatenhalvergunning, tevens een aanwezigheidsvergunning vereist voor het aanwezig hebben van één of meer speelautomaten in de speelautomatenhal. Bij de weigeringsgronden wordt hierop nader ingegaan.

Toelichting bij artikel II van de eerste wijziging op de verordening (wijziging van artikel 3 lid 2)

Speelautomatenhallen zijn tot nu toe alleen toegestaan in de kernen Sluis en Cadzand-Bad. Doordat geen koppeling mag worden gemaakt met specifieke adressen, is het nodig om te regelen dat alleen in de kernen Sluis en Cadzand-Bad vergunning voor de vestiging en exploitatie van een speelautomatenhal kan worden verleend.

Derde lid: lex silencio positivo

Deze vergunning beoogt met name de bescherming van de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.

Artikel 4 Aanvraag vergunning

Ten opzichte van de oude verordening is het vereiste vervallen dat de exploitant zelf een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en fabrieken bij de vergunningaanvraag moet overleggen. In het kader van de vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven heeft de VNG een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de Kamer van Koophandel. Gemeenten kunnen dit bewijs voortaan zelf, tegen een gereduceerd tarief, online betrekken van de Kamer van Koophandel en de kosten hiervan doorberekenen in de leges. Overigens is het de bedoeling om het handelsregister op den duur op te laten gaan in de nieuwe basisadministratie. Voor meer informatie zie de ledenbrief van 14 februari 2008, kenmerk ECGR/U200800104, LBR08/12.

De verklaring waaruit blijkt dat de exploitant gerechtvaardigd over de ruimte beschikt waarin de speelautomatenhal is gevestigd, is ongewijzigd gebleven in verband met de Wet BIBOB: gemeenten willen kunnen beoordelen of de hele organisatie, (dus ook de huisvesting) met betrekking tot het uitoefenen van een bedrijf als een speelautomatenhal, op legale wijze geschiedt. De vestigingsruimte speelt hierbij een wezenlijke rol, aangezien hieruit de financiering van de hal kan worden afgeleid.

Het aangeven van het aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten in de plattegrond, als bedoeld onder a, staat in verband met artikel 13 van het Speelautomatenbesluit. Het staat los van het in artikel 5, derde lid, onder c, bepaalde op grond waarvan in de exploitatievergunning beperkingen kunnen worden gesteld aan het aantal speelautomaten.

Artikel 5 Beslistermijn

Dit artikel is aangepast vanwege de Europese Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet. Doorgaans schrijft de Dienstenrichtlijn voor dat een vergunning voor onbepaalde tijd wordt verstrekt. Bij deze vergunning doet zich wat dat betreft een uitzonderingssituatie voor. Omdat het aantal vergunningen doorgaans beperkt is, zou er volgens de Dienstenrichtlijn de vergunning in dit geval juist wel periodiek heroverwogen moeten worden, zodat de markt niet permanent afgesloten blijft voor andere partijen.

Toelichting bij artikel III van de eerste wijziging op de verordening (wijziging van artikel 5)

Dit artikel is aangepast naar aanleiding van de regeling over de verdeling van de schaarse exploitatievergunningen, zoals opgenomen in artikel 6a en 6b.

Artikel 6 Ontvankelijkheid

Dit artikel regelt de ontvankelijk van een aanvraag om vergunning.

Toelichting bij artikel V van de eerste wijziging op de verordening (toevoeging van artikel 6a en 6b)

Artikel 6a Advisering

De speelautomatenhalvergunnining is een schaarse vergunning. De gemeente Sluis dient bij vergunningverlening het evenwicht te vinden tussen het belang van aanvragers om te kunnen meedingen naar een vergunning enerzijds en het algemene belang om de meest geschikte locatie en exploitant te kiezen anderzijds. Om deze redenen is deze bepaling opgenomen voor het geval er sprake is van meerdere aanvragen die gelijktijdig worden ontvangen. Wat onder 'gelijktijdig' dient te worden verstaan zal door het college in nadere regels omschreven dienen te worden. In geval van gelijktijdige aanvragen wordt altijd advies ingewonnen. Op grond van het tweede lid kan de burgemeester ook in andere gevallen om advies vragen. Bijvoorbeeld in het geval het eigen onderzoek onvoldoende houvast biedt voor een deugdelijk gemotiveerde beslissing. De samenstelling van het adviescollege is zodanig dat een integraal advies wordt uitgebracht ten aanzien van alle onderdelen van het afwegingskader. De adviestermijn bedraagt drie weken.

Artikel 6b Gelijktijdige aanvragen

In dit artikel wordt de procedure voor vergunningverlening beschreven, zoals deze zal worden gevolgd na inwerkingtreding van de verordening. Het doel van dit artikel is om een zorgvuldige en transparante vergunningprocedure in te richten. Van belang daarbij is dat het hier 'schaarse vergunningen' betreft. Om die reden zijn de termijnen met betrekking tot behandeling en aanvulling van de aanvraag uitputtend en nauwkeurig benoemd.

Artikel 7 Vergunning

Met de persoonsgebonden vergunning wordt bedoeld dat de vergunning uitsluitend op naam van de beheerder kan worden gesteld en dat deze niet overdraagbaar is.

In lid drie wordt aangegeven dat aan de vergunning voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden, in ieder geval met betrekking tot opening- en sluitingstijden (sub a). Over het algemeen zijn in veel algemene plaatselijke verordeningen (APV’s) echter al algemene bepalingen opgenomen over opening- en sluitingstijden voor inrichtingen (met name ten aanzien van horeca en seksinrichtingen). Indien dit het geval is en gebruik wordt gemaakt van artikel 5, derde lid, sub a, dienen de speelautomatenhallen hiervan te worden uitgezonderd.

Verder is het niet geoorloofd een voorwaarde op te nemen, inhoudende dat voorafgaande aan de aanvraag voor een speelautomatenhalvergunning, beschikt wordt over een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten. Een voorwaarde van die strekking verdraagt zich namelijk niet met artikel 30 c, eerste lid, onder c en artikel 30 f, eerste lid, onder b, van de wet. Het is wel mogelijk beide vergunningaanvragen gelijktijdig in behandeling te nemen. Voorschriften en beperkingen met betrekking tot het aantal en het type speelautomaten zijn niet alleen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. In beginsel kunnen deze voorschriften en beperkingen ook worden gekoppeld aan de exploitatievergunning. Met het oog daarop is onderdeel c in het derde lid opgenomen. Bij de vaststelling van het aantal toe te laten automaten is gewicht toe te kennen aan de plaats en de wijze van exploitatie. Zo zal bij voorbeeld op een camping mogelijk een hal met uitsluitend behendigheidsautomaten rendabel kunnen zijn. Bij de vaststelling van de verhouding tussen behendigheids- en kansspelautomaten zou ook hieraan betekenis kunnen worden toegekend aan de mogelijkheid van een rendabele exploitatie.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het bepaalde onder a levert een extra weigeringsgrond op, indien in artikel 2 een maximumstelsel is opgenomen. Zo niet, dan dient onderdeel a te vervallen. Het vereiste onder b dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen dat in een achteraf lokaal van een gebouw, waarin bij voorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal mede of uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn.

Het criterium openbare orde wordt niet opgenomen in de verordening voor de exploitatie van speelautomatenhallen. De wet noemt dit criterium reeds in verband met de weigeringsgronden voor een aanwezigheidsvergunning van speelautomaten.

De strekking van de verordening is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beinvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.

De jurisprudentie op artikel 30 van de Wet op de kansspelen geeft blijk dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat.

In het bepaalde onder e komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvrage wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.

Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een op ontoelaatbare wijze aantasten van het karakter van een (deel van) winkelstraat/-buurt/-centrum.

Dit kan bij voorbeeld het geval zijn in een winkelstraat met winkels van een 'exclusief' karakter. Door de vestiging van een automatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld, waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de winkelstraat.

Onder f is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan. In dit verband dient gewezen te worden op de mogelijkheden van vrijstelling of ontheffing die het bestemmingsplan nogal eens biedt, alsook de mogelijkheid van een anticipatieprocedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening en artikel 50, achtste lid, van de Woningwet. Deze mogelijkheden beperken de burgemeester niet in de weigeringsmogelijkheid, maar het lijkt een zaak van behoorlijk bestuur om, voordat tot weigering van de vergunning wordt overgegaan, de mogelijkheid van ontheffing, vrijstelling of anticipatie in overweging te nemen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt handelen op grond van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan beschouwd als handelen in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime. Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Deze constructie is blijkens het KB van 2 januari 1980, AB 1980, 151, mogelijk. Zie ook ARRS 28 oktober 1983, AB 1984, 42.

Artikel 9 Wijzigingsgronden

Indien een exploitant de beheerder verliest, door overlijden of vertrek, behoeft de ondernemer de bedrijfsuitoefening niet te staken, indien binnen de aangegeven termijn een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. Het vervallen van de bestaande vergunning van rechtswege betekent dat belanghebbenden hiertegen geen bezwaar of beroep kunnen aantekenen, aangezien van een beschikking geen sprake is. Het verdient aanbeveling schriftelijk mededeling te doen van de constatering, dat niet meer wordt voldaan aan de eisen die aan een beheerder worden gesteld. Daarbij kan er op gewezen worden dat een situatie dreigt waardoor de vergunning kan vervallen.

Artikel 10 Intrekkingsgronden

Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, behoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan bij voorbeeld worden aan verbouwingen die langere tijd blijken te vergen of aan campings die buiten het seizoen gesloten zijn. Voor de toepassing van de in onderdeel b genoemde intrekkingsgrond (intrekking in verband met gewijzigde omstandigheden of inzichten) weegt de motivering zwaar. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrokken ondernemer doorgaans geen invloed kan uitoefenen. Voorts mag hij er op vertrouwen dat een zwaarwegend belang wordt toegekend aan het behoud van de vergunning, gelet op de daaraan verbonden financiële consequenties.

Artikel 11 Wijzigingen in exploitatie

Het eerste lid van het onderhavige artikel beoogt aan de erfgenamen bij overlijden van een ondernemer enig respijt te geven om zich te beraden over de al dan niet voortzetting van het bedrijf. Ingevolge het bepaalde in artikel 5 is de vergunning niet overdraagbaar en dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan behoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.

Bij wisseling van exploitant geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.

Artikel 12 Sanctie

Op de overtreding van een verbodsbepaling in de speelautomatenhalverordening is in de Wet op de kansspelen geen directe strafsanctie gesteld zodat de gemeenteraad op grond van artikel 154 Gemeentewet op overtreding van zijn verordening zelf een strafsanctie kan stellen. Deze strafbaarstelling kan ook worden opgenomen indien het een medebewindsverordening betreft. Art. 154 bepaalt dat de raad op grond van haar verordende bevoegdheid bij overtreding van hetgeen bij verordening is geregeld, geen andere of zwaardere straffen kan stellen dan een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 13 Toezicht

In artikel 30 w, tweede lid van de wet wordt aan b. en w. de bevoegdheid toegekend ambtenaren aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van de speelautomaten-vergunningen worden belast voor zover het feiten betreft die in het aanwijzingsbesluit van de betreffende ambtenaren zijn opgenomen.. Nadrukkelijk zij hier vermeld dat het college zelf geen opsporingsambtenaren aanwijst als bedoeld in artikel 141 Strafvordering. Dat kan en hoeft het college ook niet te doen aangezien artikel 142 lid 1 sub c Strafvordering regelt dat bij verordening aangewezen toezichthouders ook opsporingsbevoegdheid toekomt. De in artikel 141 Sv. genoemde ambtenaren hebben een algemene opsporingsbevoegdheid. Ingevolge artikel 142 Sv. kunnen met de opsporing van strafbare feiten ook zijn belast zij aan wie bij verordening de handhaving of de zorg voor de naleving daarvan is toevertrouwd. Het ligt in de lijn dat aan hen ook het toezicht op de naleving van de speelautomatenhalvergunning wordt opgedragen.

Artikel 14 Betreden van plaatsten

In het kader van het houden van toezicht door de in het voorgaande artikel aangewezen ambtenaren, wordt artikel 5:15 Awb, het betreden van plaatsen, van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 15 Intrekken oude regeling

Dit artikel regelt de intrekking van de oude verordening

Artikel 16 Overgangsrecht

Vanwege de rechtszekerheid en de eerbiediging van bestaande rechten is een overgangsbepaling opgenomen.

Artikel 17

In de citeertitel dient de naam van de gemeente en het jaar van vaststelling opgenomen te worden, zodat de regeling kan worden onderscheiden van de voorgaande regeling.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.