Organisatieverordening voor de gemeentelijke brandweer

Geldend van 24-12-2004 t/m heden

Intitulé

Organisatieverordening voor de gemeentelijke brandweer

Organisatieverordening voor de gemeentelijke brandweer

Artikel 1. Organisatie en personeel

  • 1.

    De gemeentelijke brandweer bestaat uit 5 groepen, die gevestigd zijn in de kernen Oostburg, Breskens, IJzendijke, Cadzand en Schoondijke.

  • 2.

    Elke groep kent de volgende functies:

1 groepscommandant

1 plaatsvervangend groepscommandant

3 bevelvoerders

2 pompbedieners

1 onderhoudsmonteur

8 (hoofd-) brandwachten

3.De gemeentelijke brandweer wordt geleid door een centraal commandant.

Een van de groepscommandanten is tevens aangesteld als plaatsvervangend centraal commandant.

  • 4.

    De in de leden 2 en 3 genoemde functies worden bekleed door personen, die zijn aangesteld als vrijwilliger bij de gemeentelijke brandweer.

  • 5.

    Het college kan in de leidinggevende functies één of meer personen in beroepsdienst aanstellen.

Artikel 2. Opleiding en oefening

De centraal commandant zorgt ervoor dat:

  • a.

    de personen, die voor de verschillende functies worden voorgedragen, zo spoedig mogelijk voldoen aan de opleidingseisen, die aan deze functies worden gesteld (conform Besluit Brandweerpersoneel 1991); (benoeming in de kaderfuncties vindt immers plaats nadat aan de opleidingseisen is voldaan).

  • b.

    alle beroeps- en vrijwillige brandweerlieden voldoende worden bijgeschoold en geoefend.

Artikel 3. Materieel en materiaal

  • 1. Elke groep heeft de beschikking over:

    • a.

      een brandweerkazerne, voorzien van:

      • -

        douches en toilet

      • -

        kleedruimte

      • -

        garage voor materieel

      • -

        garage voor materiaal

    • b.

      een tankautospuit

  • 2. Tevens is een hulpverleningsvoertuig en een commandovoertuig beschikbaar voor algemene inzetbaarheid. Deze voertuigen worden daar geplaatst waar de centraal commandant dit noodzakelijk acht.

  • 3. In één van de kazernes is een ademlucht-vulinstallatie ondergebracht.

Artikel 4. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Organisatieverordening brandweer.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.

  • 3. Op 1 januari 2000 vervalt de organisatieverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 februari 1987, zoals deze sedertdien is gewijzigd.

Nota-toelichting op de organisatieverordening voor de gemeentelijke brandweer

Het project Versterking Brandweer beoogt een professioneler werkende brandweer in Nederland te realiseren. Niet in de laatste plaats wordt deze professionalisering ingegeven door een steeds grotere risico-aansprakelijkheid van de overheid. Aanscherping van de ARBO-wetgeving speelt daarbij eveneens een rol. Dit heeft zijn weerslag op de organisatie van de gemeentelijke brandweer.

Een professioneler organisatie wordt onder meer bereikt door uniformiteit van materieel en materiaal, goed opgeleide brandweerlieden en een duidelijke bevelsstructuur.

Artikel 1 van de vigerende verordening wordt overbodig geacht; dit artikel is in de Brandweer wet 1985 reeds verwoord, waardoor opname in de gemeentelijke verordening een onnodige doublure betekent.

In de vigerende verordening zijn een aantal zaken voor verbetering vatbaar.

Deze verbeteringen zullen artikelsgewijs worden verklaard.

Artikel 1 Organisatie en Personeel

De organisatie van de brandweer is op hoofdlijnen ongewijzigd gebleven;

Aangetoond is dat 5 brandweerkorpsen minimaal benodigd zijn. In de verordening is gekozen voor de term groepen, omdat dit meer aansluit bij landelijke terminologie.

Gewijzigd is wel het aantal bevelvoerders, dat naast de groepsleiding op drie is gesteld. Dit wordt veroorzaakt door de eisen die aan het uitrukken met een blusvoertuig worden gesteld. Ten minste dient een bevelvoerder aanwezig te zijn om te mogen uitrukken. Gezien de afwezigheid van vele vrijwillige brandweerlieden overdag, stuit deze eis nu soms op problemen.

Ook wordt aan elke brandweerman nu de gelegenheid geboden zich te scholen tot hoofdbrandwacht. Op deze wijze wordt de professionalisering mede vorm gegeven.

Daarnaast is een scheiding aangebracht tussen de functies van centraal commandant en groepscommandant. Door de toename van het takenpakket van de centraal commandant en de verdergaande bevoegdheden van deze functionaris achten wij het niet langer verantwoord deze functie te combineren met die van groepscommandant.

Tenslotte wordt mogelijk gemaakt enige leidinggevende functies tot ambtelijk functies om te vormen. Gezien de werklast binnen deze functie is het niet meer verantwoord dit op vrijwillige basis van een functionaris te verwachten.

Artikel 2 Opleiding en oefening

De in de Brandweer wet 1985 aan het college opgelegde zorg voor opleiding en oefening is in dit artikel gemandateerd aan de centraal commandant.

Artikel 3 Materiaal en materieel

In dit artikel is aangegeven dat er vijf kazernes en voertuigen zijn, waarin de noodzakelijke voorzieningen zijn aangebracht.

Artikel 4 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.