Regeling vervallen per 08-08-2012

Maatregelverordening Wet investeren in jongeren

Geldend van 01-01-2010 t/m 07-08-2012

Intitulé

Maatregelverordening Wet investeren in jongeren

Maatregelverordening Wet investeren in jongeren

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

b. WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

c. maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;

d. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis;

e. maand: kalendermaand.

Artikel 2 Afstemming

1.Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

2.Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

1. De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de Wet werk en bijstand.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de jongere in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

2. Het horen van de jongere kan achterwege worden gelaten indien:

a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;

b. de jongere reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

c. de jongere niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 11, vierde lid, van de wet, werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 44 van de wet; of

d. het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid;

e. de jongere aangeeft hiervan geen gebruik te maken.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel

Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

Artikel 7 Ingangsdatum

1.De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt.

2.In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de inkomensvoorziening nog niet is uitbetaald.

Artikel 8 Samenloop

Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van verplichtingen (artikel 45 WIJ)

Artikel 9 Indeling in categorieën

Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. Eerste categorie:

a. het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

b. het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling (van medische of psychische aard).

2. Tweede categorie:

a. het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

b. het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

c. het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling;

d. het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

 

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

1. De maatregel wordt vastgesteld op:

a. 10 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de eerste categorie;

b. 20 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de tweede categorie.

2. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

3. In afwijking van het vorige lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt

gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

4. In afwijking van lid 1 tot en met lid 4 wordt het recht op een inkomensvoorziening ingetrokken voor zover uit houding en gedragingen van de jongere ondubbelzinning blijkt dat deze de verplichtingen van artikel 44 en 45 van de wet niet wil nakomen.

 

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod worden de kosten van de inkomensvoorziening teruggevorderd.

Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen

Artikel 12 Zeer ernstige misdragingen

1. Indien een belanghebbende zich verbaal zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 41, eerste lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van minimaal 10% van de inkomensvoorziening gedurende een maand.

2. Indien een belanghebbende zich fysiek -al of niet in combinatie met verbaal- zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren wordt een maatregel opgelegd van minimaal 50% van de inkomensvoorziening gedurende een maand.

3. De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde misdraging.

4. Indien een belanghebbende binnen de in lid 3 genoemde periode zich meermalen fysiek, -al of niet in combinatie met verbaal-, zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren wordt een individueel afstemmingsbesluit genomen over de op te leggen maatregel. Tijdelijke uitsluiting van het recht op bijstand behoort daarbij tot de

mogelijkheden.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren.

Toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 Afstemming

In dit artikel wordt algemeen aangegeven wanneer een maatregel van toepassing is. Ook wordt aangegeven dat de maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende. Op deze aspecten moet altijd worden ingegaan. Dus altijd moet op deze individualiseringsgronden worden ingegaan in de rapportage en ook moet een melding plaatsvinden in de beschikking aan de belanghebbende.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

Het verlagen van de bijstand omdat een maatregel wordt opgelegd vindt plaats door middel van een besluit. In dit artikel wordt aangegeven wat in het besluit in ieder geval moet worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht en dan met name uit het motiveringsbeginsel. Het motiveringsvereiste houdt onder andere in dat een besluit kenbaar is en van een deugdelijke motivatie wordt voorzien.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is een aantal gevallen het horen van de belanghebbende verplicht bij de voorbereiding van beschikkingen Deze hoorplicht geldt echter niet bij de voorbereiding van beschikkingen die betrekking hebben op een financiële aanspraak (artikel 4:12 Awb). In dit artikel wordt het horen van de belanghebbende voordat een maatregel wordt toegepast in beginsel voorgeschreven.

Het tweede lid bevat een aantal uitzonderingen op deze hoorplicht. De onderdelen a. en b. staan ook genoemd in artikel 4:11 Awb.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel

Het artikel is dusdanig geformuleerd dat het college de mogelijkheid heeft belanghebbende geen maatregel op te leggen als er aantoonbare en dringende redenen aanwezig zijn waarom de belanghebbende niet aan zijn verplichtingen kon voldoen.

Artikel 7 Ingangsdatum

In de praktijk komt het regelmatig voor dat een maatregel feitelijk niet geëffectueerd kan worden. Deze beperking is bij het opstellen van deze verordening onderkend.

Artikel 8 Samenloop

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 Indeling in categorieën

Bij het benoemen van deze gedragingen is zoveel mogelijk aangesloten bij de wet, de gemeentelijke visie en de in de Verordening Werkleeraanbod WIJ genoemde voorzieningen. In de wet is opgenomen dat een jongere zich aan noodzakelijke medische behandeling dient te onderwerpen. In de verordening werkleeraanbod WIJ daar behandeling van psychische aard aan toegevoegd. Hieronder wordt ondermeer afkicken verstaan. Psychiatrische of psycho- sociale aandoeningen vormen vaak een belemmering om een werkleeraanbod te starten of af te maken.

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

Deze bepaling bevat de verlaging voor de twee categorieën van gedragingen die verband houden met het geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, een leerwerkaanbod of een traject op weg daar naar toe. De hoogte en duur van de verlaging zal individueel moeten worden vastgesteld, waarbij gekeken zal moeten worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de betrokkene indien de verordening daarin niet voorziet.

In lid 4 wordt bedoeld dat je als jongere naar je beste vermogen moet meewerken aan een werkleeraanbod. Indien de jongere die niet doet kan de inkomensvoorziening worden ingetrokken.

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

Het is van belang dat de jongere op verzoek of uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op arbeidsinschakeling, het volgen van een traject, het werkleeraanbod of de inkomensvoorziening. Voor het schenden van de inlichtingenplicht wordt geen verlaging door middel van een maatregel opgelegd.

Artikel 12 Zeer ernstige misdragingen

Onder de term „zeer ernstig misdragen. kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd.

De gemeente kan alleen een maatregel toepassen indien er een verband bestaat tussen de ernstige misdraging en (mogelijke) belemmeringen voor de gemeente bij het vaststellen van het recht op een inkomensvoorziening of indien er een belemmering ontstaat die het onmogelijk maak een traject te volgen. Vandaar dat in dit artikel wordt bepaald dat de zeer ernstige misdragingen moeten hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WIJ en die het volgen van het traject dat in het kader van de WIJ is opgelegd onmogelijk maken.

In artikel 22, eerste lid WIJ wordt gesproken over „het zich jegens het college zeer ernstig misdragen.. Dit betekent dat alleen (zeer) agressief gedrag tegenover leden van het college en hun ambtenaren aanleiding zijn voor het toepassen van een maatregel. Er kan dus geen maatregel worden toegepast als een klant zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie die belast is met de uitvoering van de WIJ. Het is in dat geval wellicht wel mogelijk om een maatregel op te leggen wegens het niet of onvoldoende gebruik maken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 12, tweede lid van deze verordening).

Bij het vaststellen van de maatregel in de situatie dat een uitkeringsgerechtigde zich ernstig heeft misdragen, zal gekeken moeten worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.

Wat betreft het vaststellen van de ernst van de gedraging, kunnen de volgende vormen van agressief gedrag in een oplopende reeks steeds ernstiger) worden onderscheiden:

  • 1.

    Verbaal geweld (schelden);

  • 2.

    Discriminatie;

  • 3.

    Intimidatie (uitoefenen van psychische druk);

  • 4.

    Zaakgericht fysiek geweld (vernielingen);

  • 5.

    Mensgericht fysiek geweld;

  • 6.

    Combinatie van agressievormen.

Voor het bepalen van de verwijtbaarheid van de misdraging zal gekeken moeten worden naar de omstandigheden waaronder de misdraging heeft plaatsgehad.

Het toepassen van een maatregel staat geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Het college legt een maatregel op, terwijl de functionaris tegen wie de agressie zich richtte aangifte kan doen bij de politie.

Voor zover aanwezig kan hier verwezen worden naar het bij de gemeente aanwezige agressieprotocol. Hierin is aangegeven hoe wordt omgegaan met lastige en agressieve klanten. In een dergelijk agressieprotocol kan een relatie worden gelegd met het maatregelenbeleid ten aanzien van agressieve klanten, in de vorm van beleidsregels.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden leidt, kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruik gemaakt te worden, om het scheppen van precedenten tegen te gaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.