Regeling vervallen per 01-07-2016

Geldelijke verordening raads- en commissieleden

Geldend van 06-08-2010 t/m 30-06-2016 met terugwerkende kracht vanaf 03-03-2010

Intitulé

GELDELIJKE VERORDENING RAADS- EN COMMISSIELEDEN

De raad van de gemeente Smallingerland;

gelet op de artikelen 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende GELDELIJKE VERORDENING RAADS- EN        COMMISSIELEDEN

HOOFDSTUK 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

commissie

:

een commissie als bedoeld in artikel V van de Gemeentewet;

b.

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

:

het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

c.

Regeling rechtspositie wethouders

:

de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

d.

Reisbesluit binnenland

:

het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;.

e.

Reisregeling binnenland

:

het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

f.

raadslid

:

lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

g.

Verplaatsingskostenbesluit 1989

:

het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424;

h.

griffier

:

de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet,.

HOOFDSTUK 2

Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2

Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 3

Onkostenvergoeding

  • 1.

    Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2.

    Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 4

Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1.

    Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2.

    De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5

Reiskosten

  • 1.

    Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 6

Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 7

Cursus, congres, seminar of symposium

1.Voor het volgen van cursussen en congressen, die in een helder verlengde van het uitoefenen van het raadslidmaatschap liggen, wordt een scholingsbedrag van maximaal € 1.812,00 per zittingsperiode per raadslid beschikbaar gesteld. Op basis van declaraties vindt betaling plaats.

Artikel 8

Computer

  • 1.

    Het raadslid kan schriftelijk een aanvraag indienen voor een vergoeding van de gemaakte kosten in verband met de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 2.

    Het maximale bedrag van de in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt € 1350,00.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen van 1/48e deel van die vergoeding en wordt bij een fictief dienstverband gebruteerd.

  • 4.

    De maandelijkse uitbetaling start na declaratie tot en met de laatste volledige zittingsmaand.

Artikel 9

Spaarloonregeling

  • 1.

    Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

  • 2.

    Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 9a

Fietsregeling

  • 1.

    Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artkel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vast onkostenvergoeding verminderd met de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling;

  • 2.

    Gelet op het bepaald in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

HOOFDSTUK 3

Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 10

Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1.

    Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3.

    Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4.

    Het college kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste 220% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 11

Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Aan het lid van een commissie ex artikel 83 Gemeentewet dat geen raadslid of wethouder is en die niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed, voor zover de afstand tussen zijn woning en de plaats waar vergaderd meer bedraagt dan 4 km.

  • 2.

    Aan het lid van een commissie ex artikel 81a of 84 Gemeentewet worden de reiskosten voor de afstand tussen zijn woning en de plaats waar vergaderd wordt vergoed.

  • 3.

    De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeente bestuur of een gemeentelijke commissie, worden aan het commissielid overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

HOOFDSTUK 4

De procedure van vergoeden

Artikel 12

Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 8 en 11, wordt gebruik gemaakt van het standaard declaratieformulier van de gemeente Smallingerland.

  • 2.

    Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid of het commissielid dient het declaratieformulier binnen 2 maanden, nadat de activiteit heeft plaatsgevonden, in bij de griffier, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

  • 3.

    De vergoeding, bedoeld in de artikelen 10 en 11, van de leden van de commissies ex artikel 84 Gemeentewet wordt uitbetaald aan de hand van de presentielijst, die door de secretaris van de commissie wordt bijgehouden.

HOOFDSTUK 5

Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 13

Intrekking oude regeling

De verordening geldelijke voorziening raads- en commissieleden vastgesteld op 31 oktober 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 3 maart 2010.

Artikel 15

Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Geldelijke verordening raads- en commissieleden Smallingerland 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad voornoemd
in zijn vergadering van 11 mei 2010
griffier, voorzitter,

TOELICHTING

Artikel 2 - vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum.

De afwijking naar beneden kan op twee manieren:

  • -

    de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

  • -

    de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

  • -

    de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikel 3

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie;

  • -

    vakliteratuur;

  • -

    contributies, lidmaatschappen;

  • -

    telefoonkosten;

  • -

    bureaukosten, porti;

  • -

    zakelijke giften;

  • -

    bijdrage aan fractiekosten;

  • -

    ontvangsten thuis;

  • -

    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zijn daar niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen inbegrepen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit voor raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In artikel 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikel 5 - reiskosten raadsleden

In dit artikel is voor raadsleden het recht op vergoeding van reiskosten geregeld voor zover het betreft reizen buiten de gemeentegrens ter uitvoering van een besluit van de raad. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: € 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel.

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikel 6 - Verblijfkosten raadsleden

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan aan het commissielid worden toegekend als hij een commissievergadering bijwoont. Voor raads- en commissieleden kunnen verblijfkosten ook worden vergoed ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 7 - Cursus, congres, seminar of symposium

Cursussen en congressen dienen in een helder verlengde te liggen voor het uitoefenen van het raadslidmaatschap. "In een helder verlengde" is een breed begrip. Hiervoor is juist gekozen om niet in afwegingen te geraken of een cursus door de gemeente vergoed moet worden of door de eigen fractie/partij.

Verondersteld wordt dat binnen de eigen fractie afstemming van deelname plaatsvindt en tevens kritisch gekeken wordt of de cursus binnen het uitgangspunt valt. Toetsing achteraf door de griffie behoort tot de mogelijkheden; dit ook i.v.m. verantwoording bij eventuele controle. Dit betekent dat indien een raadslid zelf twijfelt vooraf met de griffie contact opgenomen kan worden. Cursussen en congressen worden op declaratiebasis vergoed.

Artikel 8 - Computer

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap worden desgewenst, op aanvraag, de gemaakte kosten voor de aanschaf van een computer en bijbehorende apparatuur en software vergoed.

Bovengenoemde vergoeding wordt in maandelijkse termijnen van 1/48e deel uitgekeerd gedurende de (resterende) zittingsperiode van het raadslid. De maandelijkse uitbetaling start na declaratie tot en met de laatste volledige zittingsmaand.

Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera. De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor raads- en commissieleden.

De raad bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding. Als norm kan daarvoor worden uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer die de gemeente eerder ter beschikking stelde.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor een fictieve dienstbetrekking geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 10 - Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven.

In artikel 33, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

Hiervoor is in de raad geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 10, vierde lid.