Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2012

Geldend van 23-12-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN 2012

De raad der gemeente Smallingerland;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van november 2011;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2012;

B E S L U I T:

vast te stellen DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN 2012

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b.

Motorvoertuigen:

het geen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c.

Houder:

degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

d.

Parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamel-parkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

e.

Gehandicaptenvoertuig:

een voertuig als bedoeld in artikel 1, onder r, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

f

Gehandicaptenparkeerkaart:

Een parkeerkaart als bedoeld in artikel 49 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

g.

Belanghebbendenplaats:

Een parkeerplaats die:

1.is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van RVV 1990, of

2.is gelegen binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift "zone", voor zover deze plaats niet is uitgezonderd.

Artikel 2

Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3

Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

  • 1.

    indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

  • 2.

    indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4

  • Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

    De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5

  • Ontstaan van de belastingschuld

    • 1.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

    • 2.

      De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

Artikel 6

  • Vrijstelling

    • 1.

      De belasting, als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven van de houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.

    • 2.

      De vrijstelling is uitsluitend van toepassing indien de gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in het eerste lid met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst.

Artikel 7

  • Wijze van heffen en termijn van betaling

    • 1.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

    • 2.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

    • 3.

      Een naheffingsaanslag moet 30 dagen na dagtekening worden betaald.

Artikel 8

  • Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

    De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9

  • Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

    • 1.

      Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

    • 2.

      Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

    • 3.

      Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10

  • Kwijtschelding

    Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11

  • Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van parkeerbelastingen.

Artikel 12

  • Inwerkingtreding en citeertitel

    • 1.

      De "Verordening parkeerbelastingen 2011", zoals deze is vastgesteld op 7 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

    • 2.

      Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

    • 3.

      De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

    • 4.

      Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2012".

    Aldus vastgesteld door de raad voornoemd

    in zijn vergadering van 6 december 2011

    griffier, voorzitter,

  • 1. Het tarief voor het parkeren bij een parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2,

    onderdeel a, bedraagt € 1,35 per uur met een minimum van € 0,10.

    • 2.

      Het tarief voor een parkeervergunning om te parkeren op een belanghebbendenplaats als bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt:

    • a.

      voor een 1e vergunning (per adres) € 33

    • b.

      voor een 2e vergunning (per adres) € 66

    • c.

      voor een 3e vergunning (per adres) € 99

    3 Het tarief voor een bezoekersvergunning om te parkeren (maximaal 3 uur) op een belanghebbendenplaats als bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt:

    • a.

      voor 1 bezoekersvergunning (maximaal 1 per adres) € 33

    • 4.

      Het tarief voor een parkeervergunning om te parkeren op de in de vergunning aangewezen parkeerapparatuurplaatsen als bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt:

      per dag € 9

      per week € 45

      per kalendermaand € 152

      per kalenderjaar € 1.433

    • 5.

      Het tarief voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

    • a.

      ontheffing voor parkeren blauwe zone € 33

    • b.

      ontheffing inrijden centrum (zie legesverordening) € 27

    • 6.

      De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting

      bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 54

    • 7.

      De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de

      wielklem bedragen € 87

    • 8.

      De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen:

    • -

      voor het overbrengen € 161

    • -

      alsmede per gereden kilometer voor het overbrengen € 0,75

    • -

      en voor het bewaren per dag € 52

    • -

      indien het overbrengen op werkdagen geschiedt tussen

    • 18.00 en 08.00 uur wordt het bedrag voor het overbrengen

      verhoogd met € 87

    • -

      geschiedt het overbrengen op een zaterdag, zondag of

      algemeen erkende feestdag, dan wordt het bedrag voor

      het overbrengen verhoogd met € 161

    • -

      neemt het overbrengen meer tijd in beslag dan 3/4 uur,

      dan wordt het bedrag voor het overbrengen bovendien

      verhoogd per uur met € 59

      waarbij een gedeelte van een uur voor een vol uur

      wordt gerekend.

    Behoort bij raadsbesluit van 6 december 2011

    De griffier van de gemeente Smallingerland,