Regeling vervallen per 19-03-2019

Verordening jeugdhulp Smallingerland 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 18-03-2019

Intitulé

Verordening jeugdhulp Smallingerland 2015

De raad van de gemeente Smallingerland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 september 2014;

gelet op de artikelen 2.2, 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, lid 4, van de Jeugdwet;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de jeugdhulpplicht;

overwegende dat het Beleidsplan Zorg voor Jeugd gemeente Smallingerland 2015-2018 is vastgesteld op 21 oktober 2014

besluit vast te stellen:

de Verordening jeugdhulp Smallingerland 2015.

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1 Jeugdhulp

In de Jeugdwet (art 1.1) wordt onder jeugdhulp het volgende bestaan:

1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en

3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.

Artikel 2 Jeugdhulpvraag van jeugdige en/of zijn ouders

De jeugdhulpvraag houdt de behoefte in van een jeugdige en/of de ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, zoals bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet.

Artikel 3 Jeugdhulpvoorzieningen

  • 1. Vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen: voorzieningen waarvoor geen beschikking van het college nodig is.

  • 2. Individuele jeugdhulpvoorzieningen: voorzieningen die aangevraagd moeten worden en waarvoor een beschikking van het college nodig is.

  • 3. Andere voorzieningen: voorzieningen die niet vallen onder de Jeugdwet, bijvoorbeeld op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

Artikel 4 Jeugd- en gezinsteam

  • 1. Het jeugd- en gezinsteam is een team van ambulante hulpverleners die preventietaken uitvoert en de jeugdige en/of de ouders

    • a.

      Ondersteunt en begeleidt;

    • b.

      Gezamenlijk met de jeugdige en/of de ouders een ondersteuningsplan opstelt;

    • c.

      Toeleidt naar een jeugdhulpvoorziening als omschreven in hoofdstuk 2, als de jeugdige en/of de ouders, op eigen kracht en binnen eigen mogelijkheden, niet uit de jeugdhulpvraag komen.

  • 2. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van jeugd- en gezinsteams.

  • 3. Het college bepaalt waar de jeugd- en gezinsteams organisatorisch worden ondergebracht.

Hoofdstuk 2. Vrij toegankelijke en individuele jeugdhulpvoorzieningen

Artikel 5 Vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen

  • 1. Onder de vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening vallen:

  • a. basisvoorzieningen voor jeugdigen en/of ouders gericht op preventie en signalering algemeen, de preventie en signalering door de jeugdgezondheidszorg, de lichte ambulante ondersteuning door de jeugd- en gezinsteams;

  • b. het advies- en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

  • 2. Het college stelt bij nadere regeling vast welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen beschikbaar zijn.

Artikel 6 Individuele jeugdhulpvoorzieningen

  • 1. Onder de individuele jeugdhulpvoorzieningen vallen de specialistische jeugdhulpvoorzieningen, zoals dagbehandeling, pleegzorg/tijdelijke gezinsvervanging, crisisopvang, residentiele hulp, gesloten jeugdzorg.

  • 2. Het college stelt bij nadere regeling vast welke individuele jeugdhulpvoorzieningen beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 3. Behandeling jeugdhulpvraag

Artikel 7 Voorleggen jeugdhulpvraag

1.Iedere jeugdige of ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente kan zich rechtstreeks met een jeugdhulpvraag richten tot het jeugd- en gezinsteam.

Artikel 8 Afspraak voor gesprek over jeugdhulpvraag

  • 1. Het jeugd- en gezinsteam verzamelt in overleg met de jeugdige en/of de ouders de noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 2. Het jeugd – en gezinsteam maakt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 3 werkdagen, een afspraak voor een gesprek en informeert de jeugdige en/of de ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 3. De identiteit van de jeugdige en/of de ouders wordt vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 4. Het jeugd- en gezinsteam en de jeugdige en/of de ouders kunnen in overleg afzien van het gesprek.

Artikel 9 Inhoud gesprek

In het gesprek over de jeugdhulpvraag tussen de jeugdige, de ouders en het jeugd- en gezinsteam en mogelijk andere betrokkenen, kan worden gesproken over:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige;

  • b.

    het gewenste resultaat;

  • c.

    het vermogen van de jeugdige en/of de ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de jeugdhulpvraag te vinden;

  • d.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, die niet onder de Jeugdwet vallen;

  • e.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening, zoals genoemd in artikel 5;

  • f.

    de mogelijkheden om een individuele jeugdhulpvoorziening aan te vragen, zoals genoemd in artikel 6, en

  • g.

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb), waarbij de jeugdige en/of de ouders in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

Artikel 10 Verslag van het gesprek

  • 1. Het jeugd- en gezinsteam maakt van het gesprek een verslag. Het verslag wordt uiterlijk binnen twee weken na het gesprek aan de jeugdige en/of de ouders gestuurd, overhandigd, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of de ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 11 Inhoud van het verslag

  • 1. Het gespreksverslag bevat, indien aan de orde, naast het gestelde in artikel 10, ook de afspraken over vervolgstappen in verband met de besproken jeugdhulpvraag.

  • 2. In de vervolgstappen wordt, indien van toepassing, aangegeven:

  • a. of de jeugdhulpvraag aanleiding geeft tot het opstellen van een ondersteuningsplan;

  • b. op welke wijze een mogelijk toe te kennen individuele jeugdhulpvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen, en/of

  • c. hoe rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of de ouders.

Artikel 12 Opstellen van het ondersteuningsplan

  • 1. Het jeugd- en gezinsteam stelt samen met de jeugdige en/of de ouders een ondersteuningsplan op.

  • 2. Het ondersteuningsplan wordt opgesteld vanuit het kader: één gezin, één plan, één regisseur, zoals genoemd in het Beleidsplan Zorg voor Jeugd Smallingerland 2015-2018.

  • 3. In het ondersteuningsplan wordt vermeld van welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders gebruik gaan maken en/of voor welke individuele jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders een aanvraag indienen bij het jeugd- en gezinsteam.

Hoofdstuk 4. Behandeling aanvraag individuele jeugdhulpvoorziening

Artikel 13 Indienen aanvraag bij het jeugd- en gezinsteam

  • 1. Jeugdigen en/of de ouders dienen een aanvraag voor een individuele jeugdhulpvoorziening bij het jeugd- en gezinsteam.

  • 2. Het door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekende verslag als bedoeld in artikel 11 en het door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekende ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 12 kunnen als aanvraag gelden.

Artikel 14 Beschikking individuele jeugdhulpvoorziening

Het college besluit een individuele jeugdhulpvoorziening te verlenen voor zover in het ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 12 wordt aangegeven dat de jeugdige:

  • a.

    op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn jeugdhulpvraag kan vinden, en

  • b.

    geen oplossing kan vinden voor zijn jeugdhulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening.

Artikel 15 Inhoud beschikking individuele jeugdhulpvoorziening

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele jeugdhulpvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als persoonsgebonden budget (pgb) wordt verstrekt en wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

  • b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld

  • e. de wijze van verantwoording.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

Hoofdstuk 5. Individuele jeugdhulpvoorziening via een persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 16 Individuele jeugdhulpvoorziening via een persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 Jeugdwet.

  • 2. De omvang van de jeugdhulpvoorziening via een pgb wordt vastgesteld in uren.

  • 3. De bedragen per uur en de wijze waarop tot dit bedrag wordt gekomen worden door het college bepaald bij nadere regeling.

  • 4. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden en tegen welk tarief de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

Hoofdstuk 6. Overige wijzen van toegang tot jeugdhulp

Artikel 17 Verwijzing naar jeugdhulp door huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing van de jeugdige en/of de ouders, door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Het college maakt nadere afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen, de zorgverzekeraars en aanbieders over de verwijzing en de afstemming met de jeugd- en gezinsteams.

Artikel 18 Jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die:

  • a.

    de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, en/of

  • b.

    de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

Artikel 19 Jeugdhulp in spoedeisend geval

In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

Hoofdstuk 7. Overige bepalingen

Artikel 20 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele jeugdhulpvoorziening of op het pgb zijn aangewezen;

  • c. de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb niet meer toereikend is;

  • d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb, of

  • e. de jeugdige of zijn ouders de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele jeugdhulpvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na uitbetaling of binnen de termijn waarvoor het is toegekend niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het pgb.

Artikel 21 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b. de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

Artikel 22 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 23 Toepassen verordening en stellen nadere regels

  • 1. Indien bij het toepassen en uitvoeren van deze verordening onduidelijkheid ontstaat over het gebruik, dan zijn de in de Jeugdwet opgenomen begrippen en bepalingen leidend.

  • 2. Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25 Overgangsrecht

  • 1. Voor jeugdigen en/of hun ouders die op het moment van inwerkingtreding van de Jeugdwet en deze Verordening jeugdhulp al een verwijzing in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of een indicatiebesluit in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of de Wet op de jeugdzorg (Wjz) hebben, is het overgangsrecht van toepassing zoals bedoeld in artikel 10.1, 10.2 en 10.3 van de Jeugdwet.

  • 2. Wanneer sprake is van overgangsrecht is het college er voor verantwoordelijk dat de jeugdige de jeugdhulp kan voortzetten bij dezelfde aanbieder, indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Daarbij geldt dat deze verwijzingen en indicatiebesluiten maximaal een jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet blijven gelden.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt in geval sprake is van een indicatiebesluit waarin is vastgesteld dat de jeugdige aangewezen is op pleegzorg, geen einddatum voor de rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan dit besluit jegens het college.

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Smallingerland 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 oktober 2014.
Voorzitter,Griffier

Toelichting

Toelichting Verordening jeugdhulp Smallingerland  2015

 

Algemeen

Aanleiding

De verordening Jeugdhulp Smallingerland 2015 gebaseerd op de Jeugdwet. De volledige naam van de Jeugdwet is: “Wet houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen”. De Jeugdwet draagt bijna alle taken over de jeugdhulp rechtstreeks over aan het college. Opvallend hierbij is dat er geen sprake is van een wettelijk recht op zorg van de jeugdige, maar van een jeugdhulpplicht van de gemeente.

Voor een aantal taken schrijft de Jeugdwet regeling bij raadsverordening voor:

Art 2.9 Jeugdwet

Bij verordening worden regels gesteld

  • -

    Over de door het college te verlenen individuele en overige voorzieningen;

  • -

    Over de wijze van afstemming met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

  • -

    Over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld

  • -

    Voor de bestrijding van misbruik van de wet.

Art. 2.12 Jeugdwet

Bij verordening worden regels gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (rekening houdend met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden).

Art. 8.1.1 lid 4 Jeugdwet

Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het (zijn) sociale netwerk.

 

In de Verordening jeugdhulp gaat het om de uitvoering van de gemeentelijke jeugdhulpplicht. De Jeugdwet geeft aan dat de gemeente zorgdraagt voor de toegang tot en toeleiding naar jeugdhulpvoorzieningen. Ook moet de gemeente zorgdragen voor een adequaat aanbod van jeugdhulpvoorzieningen. Hierbij is een onderscheid te maken in vrij toegankelijke voorzieningen en individuele voorzieningen.

 

In artikel 2.2 Jeugdwet  is bepaald dat de raad periodiek het beleid ten aanzien van jeugdhulp vaststelt. Dit beleid is deels lokaal en deels regionaal / provinciaal voorbereid. Gelijktijdig met de Verordening jeugdhulp Smallingerland 2015 is ook het Beleidsplan Zorg voor Jeugd Smallingerland 2015-2018 vastgesteld.

Het beleidsplan bevat het toekomstmodel voor de jeugdzorg met als belangrijke elementen de instelling van de jeugd- en gezinsteams  en de integrale werkwijze volgens het principe 1 kind, 1 gezin, 1 plan (en 1 regisseur). De gemeente zal de jeugdhulptaken vormgeven en tot uitvoering brengen via de jeugd- en gezinsteams.  Er komen in onze gemeente 4 van deze teams (waarvan 1 wordt aangewezen als pilot gebiedsteam 0 tot 100). De jeugd- en gezinsteams  voeren op hoofdlijnen het volgende uit:

  • -

    Preventieve taken;

  • -

    Begeleiding en ondersteuning van de jeugdige en/of de ouders;

  • -

    De opstelling gezamenlijk met de jeugdige en/of de ouders van een ondersteuningsplan;

  • -

    De toeleiding naar een jeugdhulpvoorziening als omschreven in hoofdstuk 2, als de jeugdige en/of de ouders, op eigen kracht en binnen eigen mogelijkheden, niet uit de jeugdhulpvraag komen.

 

De verordening beschrijft via welke wettelijk voorgeschreven stappen en de in het Beleidsplan Zorg voor Jeugd Smallingerland 2015-2018 aangegeven kaders  de hulpvrager via het jeugd- en gezinsteam naar vrij toegankelijke en individuele jeugdhulp voorzieningen kan worden toegeleid. Via een mandaatbesluit wordt de mogelijkheid om een besluit te nemen over een aanvraag voor een individuele voorziening gemandateerd aan de jeugd- en gezinsteams.

 

Opbouw van verordening

 

De Jeugdwet en het  Beleidsplan Zorg voor Jeugd Smallingerland 2015-2018 vormen de kaders voor deze verordening. Er is gestreefd naar een opzet van de verordening die leesbaar en overzichtelijk is voor jeugdigen en ouders met een hulpvraag, voor het jeugd- en gezinsteam, en voor de betrokken artsen en gespecialiseerde hulpverleners. De verordening geeft een  volgordelijk  beeld van de toeleiding en toegang naar jeugdhulpvoorzieningen.

 

De verordening start met een aantal begripsbepalingen en de beschrijving van de vrij toegankelijke en individuele voorzieningen (hoofdstuk 1 en 2). Hoofdstuk 3 en 4 beschrijven de behandeling van jeugdhulpvragen in het jeugd- en gezinsteam en de behandeling van aanvragen voor individuele jeugdhulpvoorzieningen. De regels voor het persoonsgebonden budget staan in hoofdstuk 5 beschreven. Hoofdstuk 6 gaat over de toegang tot jeugdhulp via artsen en het gedwongen kader. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de overige bepalingen.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

 

Artikel 1 Jeugdhulp

In artikel 1 wordt het begrip jeugdhulp gedefinieerd.  Voor een goed begrip van waar de verordening over gaat is de wettelijke begripsbepaling van jeugdhulp uit de Jeugdwet  volledig in de verordening opgenomen.

 

De opdracht aan gemeenten op grond van de Jeugdwet is ruimer dan hetgeen in de verordening is geregeld: het betreft de verantwoordelijkheid voor beleidsvorming vanaf een positief opvoed- en opgroeiklimaat, preventie, vroegsignalering tot en met gespecialiseerde zorg en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

In de nota 'Samen voor elkaar' en het Beleidsplan Zorg voor Jeugd Smallingerland 2015-2018 zijn de volgende uitgangspunten voor het sociaal domein als volgt omschreven:

  • -

    Eigen kracht / pedagogische gemeenschap

  • -

    Met de jeugdige en de ouders en niet over ….

  • -

    Van claimgericht naar resultaatgericht

  • -

    Algemene voorzieningen

  • -

    Preventie en vroegsignalering

  • -

    1 kind / 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur / contactpersoon

  • -

    Samenhang en afstemming tussen de verschillende domeinen / leefgebieden

  • -

    Ruimte voor de professional.

 

 

Artikel 2 Jeugdhulpvraag van jeugdige en/of zijn ouders

In artikel 2 wordt beschreven wat een jeugdhulpvraag in de zin van deze verordening is. Niet elke vraag over hulp is een jeugdhulpvraag in de zin van deze verordening en van de Jeugdwet. Zoals bijvoorbeeld een algemene vraag over het opvoed- en groeiklimaat.

 

Artikel 3 Jeugdhulpvoorzieningen

De Jeugdwet verplicht de gemeente tot het bieden van voorzieningen waar de jeugdhulpvraag kan worden voorgelegd. Daarnaast moet de gemeente besluiten nemen over individuele voorzieningen.

Allereerst zijn er de vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen. Hier kunnen de jeugdige en/of ouders een beroep op doen zonder officiële toeleiding van de gemeente of verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts. Daarnaast zijn er jeugdhulpvoorzieningen die alleen na een aanvraag bij de gemeente of na een verwijzing toegankelijk zijn. Dit zijn de individuele voorzieningen.

 

Artikel 4 Jeugd- en gezinsteam

In het Beleidsplan Zorg voor Jeugd is vastgesteld dat de gemeente de jeugdhulp regelt via de jeugd- en gezinsteams. Deze werken gebiedsgericht.

 

 

Hoofdstuk 2. Vrij toegankelijke en individuele jeugdhulpvoorzieningen

 

Artikel 5 Vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen en

artikel 6 Individuele jeugdhulpvoorzieningen

Artikel 5 en 6 zijn een nadere uitwerking van artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp) voorzieningen. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 2.9 komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van de voorzieningen binnen de gemeente. Via artikel 5, lid 2 en artikel 6, lid 2 is de bevoegdheid om in een nadere regeling een compleet overzicht op te stellen van de vrij toegankelijke en individuele jeugdhulpvoorzieningen gedelegeerd aan het college.

 

Artikel 5 regelt de jeugdhulpvoorzieningen die vrij toegankelijk zijn. In de Jeugdwet worden dit 'overige voorzieningen' genoemd.  Dit betekent dat een jeugdige en/of de ouders hier gebruik van kunnen maken zonder dat hiervoor een toegangsbeslissing van de gemeente of verwijzing van een arts zoals genoemd in artikel 17 noodzakelijk is.

In lid 1b is het advies- en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling opgenomen. Al hoewel dit specialistische hulpverlening betreft, is een vrije toegang uiteraard noodzakelijk.

 

Artikel 6 gaat over de Individuele jeugdhulpvoorzieningen: deze vallen onder  specialistische hulp. Het gaat om situaties waarin ernstige of complexe problemen zijn en waarvoor meer of andere hulp nodig is, dan waarin het jeugd- en gezinsteam kan voorzien. In dit geval is het nodig dat de jeugdige en/ouders een aanvraag indienen.

Onder individuele jeugdhulpvoorzieningen wordt in ieder geval de specialistische jeugdhulpverlening verstaan. Dit is specialistische jeugdhulp aan jeugdigen en ouders bij:

- problematische (gezins)situaties en/of

- psychiatrische stoornissen van de jeugdige en/of

- verslaving van de jeugdige en/of

- (licht) verstandelijke beperking van de jeugdige en/of

- zintuigelijke beperking van de jeugdige en/of

- lichamelijke beperking van de jeugdige en/of

- ernstige somatische aandoening van de jeugdige.

 

 

 

Hoofdstuk 3. Behandeling jeugdhulpvragen

 

In dit hoofdstuk wordt uitgewerkt hoe de gemeente de toeleiding naar jeugdhulp uitwerkt. In artikel 2.3 lid 1 van de Jeugdwet staat dat er deskundige toeleiding naar en advisering over jeugdhulpvoorzieningen beschikbaar moet zijn voor jeugdigen en ouders die jeugdhulpvragen hebben.

 

Artikel 7 Voorleggen jeugdhulpvraag

De jeugdhulpvraag kan ingediend worden bij de jeugd- en gezinsteam. Dat kan op locatie, via de website of bijvoorbeeld als de medewerker  van het jeugd- en gezinsteam aanwezig is op een school of op een andere locatie.

Jeugdigen en ouders kunnen ook via andere kanalen hun vragen stellen over opgroeien en opvoeden. Dat kan zijn tijdens het contact met de jeugdgezondheidszorg, via de websites van betrokken organisaties, in de wijkcentra,  cursussen of informatieavonden. Als de vraag een jeugdhulpvraag betreft, die niet binnen die kaders kan worden afgehandeld, is het zaak dat professional de jeugdige en/of de ouders doorgeleidt naar het jeugd- en gezinsteam.

 

Artikel 8 Afspraak voor gesprek over jeugdhulpvraag

Dit artikel beschrijft het maken van een afspraak voor een gesprek tussen de jeugdige en/of de ouders en het jeugd- en gezinsteam en de voorbereiding op het gesprek. Het gesprek vindt plaats met één of meer medewerkers van het jeugd- en gezinsteam. Bij het gesprek kunnen ook andere personen aanwezig zijn, die van belang zijn voor de jeugdige en/of de ouders en voor het bespreken van de jeugdhulpvraag. Dit kunnen bijvoorbeeld mensen zijn uit het sociale netwerk van de jeugdige of ouders, iemand van een specialistische jeugdhulpvoorziening of school.

 

Lid 1 bepaalt dat het jeugd- en gezinsteam in overleg met de jeugdige en zijn ouders alle voor het gesprek noodzakelijk en toegankelijke gegevens verzamelt. Dit zal in het algemeen worden aangevuld in het gesprek. Doel is om tot een volledig beeld van de jeugdhulpvraag te komen.  Als het zinvol is gegevens bij derden op te vragen zal eerst toestemming worden gevraagd aan de jeugdige en/of zijn ouders. Uiteraard geldt dit ook voor medische gegevens, zo wordt rekening gehouden met het medisch beroepsgeheim en het recht op privacy.

Lid 2 beschrijft dat het jeugd- en gezinsteam zo spoedig mogelijk een afspraak maakt, doch uiterlijk binnen 3 werkdagen,  en de jeugdige en of de ouders informeert over de procedure, rechten en plichten. Wanneer persoonsgegevens nodig zijn, zal de hulverlener van het jeugd- en gezinsteam om toestemming vragen om deze te registreren. Op de registratie van persoonsgegevens is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing.

Lid 3 geeft aan dat in het kader van de rechtmatigheid de identiteit van de jeugdige en/of de ouders dient te worden vastgesteld .

Lid 4 beschrijft dat de medewerker  van het jeugd- en gezinsteam en de jeugdige en/of de ouders kunnen ook afzien van een gesprek. Bijvoorbeeld omdat de jeugdhulpvraag meteen duidelijk is, of als direct verwijzen naar specialistische hulpverlening noodzakelijk is. Dit artikel is in de verordening opgenomen om onnodige bureaucratie te voorkomen en mogelijk te maken dat gedaan wordt wat noodzakelijk is voor de jeugdige en/of zijn ouders.

 

Artikel 9 Inhoud gesprek

In dit artikel zijn de mogelijke onderwerpen van gesprek benoemd om duidelijkheid te geven over de inhoud van het gesprek en om aan te geven welke afwegingen spelen bij het in behandeling nemen van een jeugdhulpvraag.  Niet alle onderwerpen hoeven bij elk gesprek aan de orde komen. De medewerker van het jeugd- en gezinsteam is deskundig en bepaalt met de jeugdige en/of de ouders de inhoud van het gesprek. Het gesprek kan niet altijd in één afspraak worden afgerond. Het is dus mogelijk dat er meerdere gesprekken worden gehouden.

 

Artikel 10 Verslag van het gesprek

Van het gesprek tussen de jeugdige en/of de ouders en een medewerker  van het jeugd- en gezinsteam over de jeugdhulpvraag wordt door de medewerker een verslag gemaakt. Dit verslag wordt zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken nadat het gesprek heeft plaats gevonden, gestuurd of overhandigd aan de jeugdige en/of de ouders. Het verslag wordt opgenomen in het cliëntdossier waar de jeugdige en/of de ouders op elk gewenst moment toegang toe hebben. De jeugdige en/of de ouders hebben ook de mogelijkheid om  opmerkingen of latere aanvullingen aan het verslag te laten toevoegen.

 

Artikel 11 Inhoud van het verslag

Het gespreksverslag bevat, indien aan de orde, ook  de afspraken die tussen het jeugd- en gezinsteam en de jeugdige en/of de ouders zijn gemaakt. Het kan zijn dat het verslag een weergave is van meer dan één gesprek.

In het verslag staat bijvoorbeeld of een ondersteuningsplan wordt opgesteld en op welke wijze voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen kunnen worden afgestemd op de hulpverlening. Als de jeugdige en/of de ouders hebben aangegeven dat zij willen dat er rekening wordt gehouden met hun levensovertuiging, religieuze en/of culturele achtergrond wordt dit ook in het gespreksverslag vermeld.

 

Artikel 12 Opstellen van het ondersteuningsplan

Als tijdens het gesprek is afgesproken dat er een ondersteuningsplan moet komen, wordt dit plan samen met de jeugdige en/of de ouders en mogelijk andere betrokkenen door de medewerker  van het jeugd- en gezinsteam opgesteld. In de praktijk kan dit betekenen dat het gespreksverslag dat in de artikelen 10 en 11 wordt genoemd, wordt omgebouwd tot een ondersteuningsplan.

Het ondersteuningsplan wordt opgesteld aan de hand van de werkwijze één gezin - één plan.

In het ondersteuningsplan staan in de eerste plaats de afspraken over wat de jeugdige en/of de ouders en/of het sociale netwerk zelf gaan oppakken. Daarnaast wordt beschreven welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen en welke individuele jeugdhulpvoorzieningen nodig zijn. Het ondersteuningsplan vormt de verbinding met ondersteuning vanuit andere voorzieningen bijvoorbeeld onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, schuldhulpverlening, volwassenenzorg, Veiligheidshuis, etc. .

Het ondersteuningsplan is geen statisch document. Er kunnen afspraken aan toegevoegd worden, wanneer dat naar inzicht van de jeugdige en/of de ouders en het jeugd- en gezinsteam van belang is. Bovendien kan het zijn dat als er meerdere vragen/problemen in een gezin zijn, deze niet allemaal tegelijkertijd worden opgepakt.

 

 

Hoofdstuk 4. Behandeling aanvraag individuele jeugdhulpvoorziening

 

In artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet staat dat de gemeenteraad voor individuele voorzieningen in een de verordening regels moet stellen over de voorwaarden voor toekenning, over de wijze van beoordeling van en over de afwegingsfactoren bij de verlening van een individuele jeugdhulpvoorziening. In hoofdstuk 4 wordt dit uitgewerkt.

 

Artikel 13 Indienen aanvraag via jeugd- en gezinsteam

Dit artikel regelt op welke wijze en op welke plek een jeugdige en/of de ouders een aanvraag voor een individuele jeugdhulpvoorziening kunnen indienen. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele jeugdhulpvoorziening te krijgen. De regels in de  Algemene wet bestuursrecht (Awb) over aanvragen zijn ook van toepassing op een aanvraag voor een individuele voorziening. Artikel 4:1 Awb stelt dat een aanvraag schriftelijk wordt ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In art. 13, lid 1 van de Verordening jeugdhulp  is bepaald dat jeugdigen en ouders een aanvraag indienen bij het jeugd- en gezinsteam.

Uit lid 2 blijkt dat er geen vastgesteld format is voor het indienen van een aanvraag; er zijn verschillende mogelijkheden, mits de aanvraag door de jeugdige en/of zijn ouders is ondertekend.

 

Artikel 14 Beschikking individuele jeugdhulpvoorziening

Het nemen van een besluit op een aanvraag is een bevoegdheid van het college. In de verordening kan niet worden geregeld dat deze bevoegdheid aan de jeugd- en gezinsteams kan worden gemandateerd. Dit zal in een apart mandaatbesluit worden geregeld.

 

In de verordening is geen termijn opgenomen om te beslissen op een aanvraag. De regeling in de Awb geldt onverkort. In artikel 4:13 van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn. Als redelijke termijn daarvoor wordt 8 weken aangehouden.

Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mee te delen en daarbij een redelijk termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb).

Deze termijnen zijn maximumtermijnen. Indien nodig, kan na een aanvraag al binnen enkele dagen een individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt. In complexe situaties zal in de regel in het belang van een zorgvuldig onderzoek een langere termijn nodig zijn. Bijvoorbeeld  indien een langer durend diagnosetraject benodigd is.

 

Onder a van dit artikel wordt bepaald dat alleen een individuele jeugdhulpvoorziening kan worden verstrekt als de jeugdige niet op eigen kracht of met hulp van zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving een oplossing voor zijn jeugdhulpvraag kan vinden. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van het Beleidsplan Zorg voor Jeugd. Er wordt altijd eerst gekeken welke steun en hulp het eigen sociale netwerk kan bieden en hoe dat eventueel versterkt kan worden.  

 

Onder b van dit artikel wordt verder bepaald dat alleen een individuele jeugdhulpvoorziening kan worden verstrekt als de jeugdige geen oplossing voor zijn jeugdhulpvraag kan vinden door gebruik te maken van een vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening, zoals omschreven in artikel 5. Daarmee worden individuele voorzieningen pas ingezet wanneer vrij toegankelijke voorzieningen niet toereikend zijn.

 

Artikel 15 Inhoud beschikking individuele jeugdhulpvoorziening

Wanneer jeugdigen of ouders een aanvraag voor een individuele jeugdhulpvoorziening bij het college  hebben ingediend, stelt het college een beschikking op. Ook op deze beschikking is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Jeugdigen en ouders kunnen tegen de beschikking bezwaar en beroep indienen. Bij weigering van of bij het uitblijven van een beschikking, geeft de burger op grond van de Awb de mogelijkheid om bezwaar in te dienen. De Awb is ook van toepassing als het college  het ontvangen van aanvragen en het nemen van besluiten op aanvragen voor individuele jeugdhulpvoorzieningen mandateren aan medewerkers van het jeugd- en gezinsteam.

Het tweede en derde lid regelen welke onderdelen in de beschikking moeten worden opgenomen, indien sprake is van een voorziening in natura dan wel een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).

Het vierde lid gaat over een eventuele ouderbijdrage. De ouderbijdrage geldt alleen in situaties van jeugdhulp met verblijf buiten de thuissituatie (zie artikel 8.2.1 van de Jeugdwet). In de beschikking wordt een eventuele ouderbijdrage alleen als informatie opgenomen. De vaststelling en inning geschieden namelijk niet door de gemeente maar door het bestuursorgaan dat namens de gemeente met de inning is belast.

 

 

Hoofdstuk 5. Individuele jeugdhulpvoorzieningen via persoonsgebonden budget (pgb)

 

Artikel 16 Individuele jeugdhulpvoorziening via persoonsgebonden budget (pgb)

In het eerste lid is verankerd dat het college  op grond van artikel 8.1.1 van de Jeugdwet een pgb kan verstrekken. Er is een verwijzing opgenomen naar het centrale pgb-artikel (8.1.1) van de Jeugdwet. Daarin wordt een compleet beeld gegeven van de rechten en plichten van de cliёnt.

Als aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan, kan van een verplichting van het college worden gesproken (zie ook de tekst van artikel 8.1.1, eerste lid: “Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen …”) om een pgb te verstrekken in plaats van een voorziening in natura.

Van belang is dat een pgb slechts wordt verstrekt indien (zie artikel 8.1.1, derde lid):

- de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht of met hulp uit hun sociale netwerk of met hulp van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, voldoende in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

- de jeugdige of zijn ouders gemotiveerd kunnen aantonen dat de individuele jeugdhulpvoorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend is;

- gewaarborgd is dat de jeugdhulp die tot de individuele jeugdhulpvoorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

 

Het tweede lid artikel 16 berust op artikel 2.9, onder c, van de Jeugdwet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. Deze bevoegdheid wordt in het derde lid gedelegeerd aan het college.

In het vierde lid is beschreven dat het college  in nadere regels uitwerkt onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Dit is een uitwerking van het bepaalde in artikel 8.1.1 lid 4 van de Jeugdwet.

 

 

Hoofdstuk 6. Overige wijzen van toegang tot jeugdhulp

 

Artikel 17 Verwijzing naar jeugdhulp door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de door de gemeente georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen verwijzen naar de jeugdhulp. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke voorzieningen als de individuele (niet vrij-toegankelijke) voorzieningen.

In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zijn die na de verwijzing beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en hij zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen.

De verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts geeft dus rechtstreeks toegang tot de jeugdhulp. Er zal geen beschikking volgen van de gemeente. De gemeente moet wel zorgen dat er voldoende zorg beschikbaar is.  Het is van belang dat de verwijzing goed verloopt en dat de aanbieder afstemming zoekt met het jeugd- en gezinsteam. De gemeente zal daarom afspraken maken hierover met artsen en aanbieders.  Dit wordt benoemd in het tweede lid.

 

Artikel 18 Jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering

Het artikel gaat over de verplichtingen die de gemeente heeft als er een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering is opgelegd door de rechter. Zowel de kinderbeschermingsmaatregel als de jeugdreclassering worden uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. De jeugdbeschermer en jeugdreclassering mogen in het kader van de maatregel, besluiten tot inzet van jeugdhulp op basis van artikel 3.5 van de Jeugdwet.

In het eerste lid wordt verwoord dat de gemeente zorg draagt voor een toereikend aanbod van jeugdhulpvoorzieningen, zodat de uitspraak van de rechter – of een andere instantie - kan worden uitgevoerd. Hiervoor verstrekt het college  geen beschikking als bedoeld in artikel 14.

 

Artikel 19 Jeugdhulp in spoedeisend geval

Dit artikel is opgenomen in de verordening om een compleet beeld te schetsen van de toegang tot jeugdhulpvoorzieningen. Omdat er geen nieuwe zaken worden geregeld, anders dan in de Jeugdwet, is dit artikel als optie opgenomen.

In dit artikel staat dat het college  in spoedeisende gevallen een tijdelijke voorziening kan treffen. Dit is het geval als een spoedmachtiging is afgegeven door de rechter (of andere instantie) omdat onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is en de reguliere machtiging niet kan worden afgewacht. De Jeugdwet noemt de inzet jeugdhulp in spoedeisende gevallen in artikel 6.1.3 en 6.1.8.

 

 

Hoofdstuk 7. Overige bepalingen

 

Artikel 20 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Volgens de wet is een jeugdige en/of de ouders verplicht aan te geven wanneer er zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen waarvan men redelijkerwijs kan verwachten dat die van invloed op de individuele jeugdhulpvoorziening kunnen zijn. Dit wordt benadrukt in lid 1.

In lid 2 wordt aangegeven dat de gemeente ook zelf de situatie kan bekijken en kan besluiten om een beslissing over individuele jeugdhulpvoorziening te herzien, in te trekken of terug te vorderen en onder welke omstandigheden de gemeente dit mag doen.

Lid 3 regelt dat als door de jeugdige en/of de ouders onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt die bij volledigheid en/of juistheid tot een andere beslissing had geleid, het pgb of de geldswaarde van de voorziening (de daadwerkelijke kosten van de voorziening) kunnen worden teruggevorderd.

Lid 4 geeft aan dat als een pgb na drie maanden nog niet is gebruikt voor het doel waarvoor het is uitgegeven het besluit kan worden ingetrokken.

Tot slot geeft lid 5 aan dat het college  de besteding van het pgb kan controleren.

 

Artikel 21 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

In artikel 2.12 van de Jeugdwet staat omschreven dat de gemeente in de verordening moet regelen dat het college  hierover afspraken moet maken. Via dit artikel voldoet de gemeente hieraan en geeft de raad deze opdracht aan het college. Naast de in dit artikel genoemde aspecten kunnen ook andere zaken in overweging genomen worden, zoals de NZA-richtlijnen (Nederlandse Zorgautoriteit) voor prijzen van jeugdhulp.

 

Artikel 22 Vertrouwenspersoon

Het regelen van de beschikbaarheid van een vertrouwenspersoon is  in artikel 2.6 lid 1 sub f van de wet opgedragen aan het college. Voor de volledigheid van informatie voor de jeugdige en/of de ouders is dit artikel wel opgenomen.

 

Artikel 23 Toepassen verordening en stellen nadere regels

Omdat de interpretatie van de verordening tot misverstanden kan leiden is in lid 1 van dit artikel geregeld dat bij dergelijke misverstanden moet worden teruggegrepen naar de Jeugdwet (inclusief memorie van toelichting). Zo kan worden achterhaald wat er precies met een bepaald woord of bepaalde term wordt bedoeld.

In lid 2 geeft de raad aan het college  de bevoegdheid om nadere regels te stellen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening.

 

 

Artikel 24 Hardheidsclausule

Dit artikel geeft het college  de bevoegdheid om van deze verordening af te wijken in zeer schrijnende gevallen waarvoor geen passende voorziening volgens de regelgeving mogelijk is. De hardheidsclausule kan dan door het college  ingezet worden bij uitzonderingsgevallen.

 

Artikel 25 Overgangsrecht

Dit artikel regelt dat als jeugdigen die al aanspraak maken op jeugdhulp vóór de inwerkingtreding van de Jeugdwet en deze verordening, deze jeugdhulp kunnen blijven houden tot uiterlijk 1 januari 2016.

Dit overgangsrecht geldt voor jeugdigen die indicatiebesluit of verwijzing voor (jeugd)zorg in het kader van de AWBZ, Wjz en Zvw hebben.

De bedoeling daarvan is dat deze jeugdigen een overgangsperiode krijgen waarin er voor hen niets verandert en zij zich kunnen instellen op de nieuwe situatie. De overgangsperiode verschilt naar gelang de resterende looptijd van het indicatiebesluit, maar eindigt in elk geval een jaar na inwerkingtreding van deze wet.

Voor pleegzorg is een uitzondering gemaakt en is er geen einddatum indien vóór de inwerkingtreding van deze wet een indicatiebesluit is afgegeven waarin is vastgesteld dat de jeugdige is aangewezen op pleegzorg.

 

Artikel 26 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding.  De verordening wordt voor 1 november 2014 vastgesteld door de raad.

 

Artikel 27 Citeertitel

Dit artikel geeft de officiële benaming weer. De verordening zal via deze naam zijn terug te vinden (conform de Wet elektronische bekendmaking).