Verordening burgerinitiatief

Geldend van 16-09-2005 t/m heden

Intitulé

Verordening burgerinitiatief

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Toelichting

In deze bepaling is er voor gekozen de term "burgerinitiatiefvoorstel" te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. De omschrijving van het begrip in dit artikel biedt de mogelijkheid dat burgers een onderwerp aan de gemeenteraad aandragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd. Wel dient de noodzaak van raadsbehandeling te worden gemotiveerd en wordt een korte beschrijving van de gewenste uitkomst wenselijk geacht. De wens om, bijvoorbeeld, de raad een discussie te laten voeren over de problematiek in een bepaalde wijk dient te worden vergezeld van (tenminste) een korte probleembeschrijving en een korte beschrijving van het gewenste resultaat. Overigens hebben burgers binnen deze omschrijving uiteraard ook de vrijheid om een concreet voorstel in te dienen.

Artikel 2

  • 1.

    De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2.

    Geldig is het verzoek dat:

    • a.

      door ten minste 25 initiatiefgerechtigde ingezetenen van de gemeente Smallingerland wordt ondersteund; b. niet een onderwerp bevat dat krachtens artikel 4 is uitgezonderd; en

    • c.

      voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Toelichting

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel.

Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste 25 initiatiefgerechtigde ingezetenen van de gemeente wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste 25 initiatiefgerechtigde ingezetenen wordt ondersteund wordt het volgende opgemerkt.

Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. De raad acht dit gerechtvaardigd, maar meent dat het burgerinitiatiefvoorstel wel door, tenminste, een (zeer beperkt) gedeelte van de bevolking moet worden gedragen. De hoogte van de benodigde steun is gesteld op dit (minimale) aantal van 25 initiatiefgerechtigden om enerzijds deze (zeer beperkte) steun vooraf voor het voorstel te waarborgen, maar anderzijds geen hoge barrières op te werpen.

Artikel 3

  • 1.

    Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad in de gemeente Smallingerland of in enig andere gemeente, alsmede ingezetenen van de gemeente Smallingerland van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2.

    Naast natuurlijke personen zijn ook rechtspersonen initiatiefgerechtigd.

  • 3.

    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Toelichting

Het burgerinitiatief is een instrument om burgers bij de besluitvorming van de gemeenteraad te betrekken en die te beïnvloeden. Het ligt daarom voor de hand veel burgers het recht op gebruikmaking van dit instrument te verschaffen. Op de eerste plaats komen uiteraard de kiesgerechtigde ingezetenen van de gemeente in aanmerking. Wie kiesgerechtigd is voor gemeenteraadsverkiezingen, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. De raad heeft daarnaast de categorie initiatiefgerechtigden uitgebreid door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar zestien jaar. Jongeren kunnen op deze wijze betrokken worden bij

de gemeentelijke politiek. De categorie initiatiefgerechtigden is verder uitgebreid met kiesgerechtigde burgers van buiten de gemeente en met rechtspersonen niet zijnde natuurlijke personen. Tot de verschillende uitbreidingen is besloten vanuit de overweging dat ook anderen dan de kiesgerechtigde inwoners van de gemeente ideeën of voorstellen kunnen hebben die waardevol zijn voor de gemeente. De raad wil voorkomen dat deze ideeën of voorstellen buiten beeld blijven.

Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van een bestuursorgaan van de gemeente; of

  • e.

    een onderwerp waarover in de lopende raadsperiode of korter dan twee jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

Toelichting

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in commissievergaderingen of de mogelijkheid zich te wenden tot wethouders.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren.

Artikel 5

  • 1.

    Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de gemeenteraad.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3.

    Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een bij de griffie van de gemeenteraad te verkrijgen formulier.

Toelichting

Aan het verzoek ter plaatsing op de agenda wordt een aantal minimumvereisten gesteld. Uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid dient indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier geeft de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger aan. Ook de initiatiefgerechtigde ingezetenen die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard

vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Artikel 6

  • 1.

    De raad beslist zo spoedig mogelijk na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste drie weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

  • 2.

    Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, zendt de raad het voorstel door aan burgemeester en wethouders of aan de burgemeester.

  • 3.

    Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor een volgende vergadering van de raad of de betreffende raadscommissie.

  • 4.

    De burgemeester nodigt de verzoeker en zijn plaatsvervanger schriftelijk uit voor de vergadering van de raad of de raadscommissie waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 6.

    Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker en zijn plaatsvervanger.

Toelichting

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college of naar de burgemeester. Dat zal met name gebeuren als het college of de burgemeester wel bevoegd zijn.

Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Er is in deze bepaling niet bedoeld dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat de volle raad beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel kan uiteraard ook in een raadscommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan.

Artikel 7

De voorzitter van de raad brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

De raad kan er voor kiezen om in een regeling over het burgerinitiatief de voorzitter van de raad te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen. In het wetsvoorstel met betrekking tot de dualisering van het gemeentebestuur wordt de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te stellen. De burgemeester kan er dan voor kiezen het verslag over het burgerinitiatief

hierin op te nemen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad voornoemd
In zijn vergadering van 6 september 2005
griffier, burgemeester,