Regeling vervallen per 31-12-2013

Gemeenschappelijke regeling Servicebureau regio De Friese Wouden

Geldend van 15-12-2000 t/m 30-12-2013

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIO "DE FRIESE WOUDEN"

De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten: Achtkarspelen. Heerenveen. Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland, Tytsjerksteradiel en Weststellingwerf. ieder voor zover zij voor die gemeente bevoegd zijn:

overwegende dat:

bij besluit van 18 december 1985 provinciale staten van Fryslán deze gemeenten als samenwerkingsgebied in de zin van artikel 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen hebben aangewezen:

bij besluit van 21 december 1990, onder nummer BW90/57032, gedeputeerde staten hun goedkeuring aan de regeling hebben verleend:

de regeling op 22 december 1990. de dag na inschrijving in het register bij de provincie en de gemeenten, in werking is getreden:

de regeling in 1992 en 1995 gewijzigd is:

als gevolg van het verdwijnen van de overlegtaak en het terugbrengen van de uitvoerende taken tot die op het gebied van geluid. zonebeheer en volkshuisvesting en het faciliteren van de handhavingssamenwerking milieuwetgeving;

gelet op de Gemeentewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen, BESLUITEN: - de gemeenschappelijke regeling regio "De Friese Wouden gewijzigd vast te stellen:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    het Servicebureau - het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 lid 1:

  • b.

    de raden - de raden van de deelnemende gemeenten:

  • c.

    de colleges - de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten:

  • d.

    de burgemeesters - de burgemeesters van de deelnemende gemeenten:

  • e.

    de bestuursorganen - de raden. colleges van burgemeester en wethouders en burgemeesters van de deelnemende gemeenten:

  • f.

    gedeputeerde staten- gedeputeerde staten van de provincie Fryslán:

  • g.

    het personeel - het personeel in dienst van het Servicebureau "De Friese Wouden".

Artikel 2

  • 1.

    1. Er is een openbaar lichaam. genaamd:

"Servicebureau "De Friese Wouden"". hierna te noemen het Servicebureau. Het is gevestigd te Drachten.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 3.

    Deze regeling wordt in 2004 door het algemeen bestuur geëvalueerd. De uitkomst daarvan kan tot gevolg hebben dat de regeling wordt opgeheven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 33.

Artikel 3

Het bestuur van het Servicebureau bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur:

  • b.

    het dagelijks bestuur:

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 DOELSTELLING. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4

Het doei van het Servicebureau is het behartigen van uitvoerende taken op het gebied van geluid en zonebeheer en volkshuisvesting en het faciliteren van de handhavingssamenwerking milieuwetgeving. alsmede de taken op deze of andere terreinen

waartoe door de deelnemende gemeenten of andere instanties specifieke opdrachten zijn verstrekt.

Artikel 5

  • 1.

    1 . Ter verwezenlijking van de in artikel 4 genoemde doelstelling van het Servicebureau

beschikt dit over een aantal uitvoerende taken.

  • 2.

    Dit lid is vervallen.

  • 3.

    Dit lid is vervallen.

  • 4.

    De uitvoerende taak van het Servicebureau omvat het uitvoeren van die gemeentelijke taken die door één of meer bestuursorganen conform artikel 10 zijn opgedragen.

  • 5.

    Aan het algemeen bestuur. het dagelijks bestuur en de voorzitter worden zodanige bevoegdheden van bestuur ten aanzien van de overgedragen taken toegekend als aan de raden. de colleges en de burgemeesters toekomen.

Artikel 6

Tot de in artikel 5 genoemde uitvoerende taken behoren in ieder geval:

  • a.

    de uitvoering van de verordening ex artikel 162 Wet geluidhinder zoals deze door de raden is vastgesteld:

  • b.

    de uitvoering van het budgetbeheer in het kader van het Besluit Woninggebonden Subsidies conform de afgesproken taakverdeling:

  • c.

    de uitvoering van de gemeenschappelijke regeling "Zonsbeheer in de provincie Friesland":

  • d.

    het faciliteren van de handhavingssamenwerking milieuwetgeving.

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Samenstelling

Artikel 7

  • 1.

    Het algemeen bestuur telt zeven leden.

  • 2.

    De raden wijzen elk één lid uit hun midden aan om zitting te nemen in het algemeen bestuur. alsmede een plaatsvervangend lid

De raden beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van het lid en het plaatsvervangende lid.

  • 3.

    Het hiervoor genoemde lid is het lid van het college van elke gemeente dat milieu behartigt.

Artikel 8

  • 1.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop het lidmaatschap van de raad eindigt.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur. alsmede de raad die hen heeft aangewezen op de hoogte.

  • 3.

    In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na het ontstaan van deze vacature, voorzien door de aanwijzing van een nieuw lid van het algemeen bestuur door de raad waaruit het betreffende lid van het algemeen bestuur afkomstig is: met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 lid 2.

Werkwijze

Artikel 9

  • 1.

    1 . Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of tenminste één raad dat onder opgave van de te behandelen onderwerpen aan het dagelijks bestuur schriftelijk verzoekt.

  • 2.

    De uitnodiging voor de vergadering van het algemeen bestuur gaat uit van de voorzitter. De uitnodiging gaat vergezeld van een agenda met daarbij behorende stukken.

  • 3.

    De agenda en daarbij behorende stukken worden tenminste veertien dagen voor de vergadering van het algemeen bestuur gezonden aan de leden en ter kennisne¬ming aan de colleges.

  • 4.

    Een verslag van de vergadering van het algemeen bestuur wordt binnen eenentwintig dagen voorgelegd aan de leden van het algemeen bestuur. Indien binnen veertien dagen na verzending geen op- of aanmerkingen worden ingediend. wordt het verslag geacht te zijn vastgesteld. Indien op- of aanmerkingen met betrekking tot een agendapunt zijn ingediend. wordt het verslag met betrekking tot dit punt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.

  • 5.

    Zes weken na de vergadering van het algemeen bestuur wordt het verslag onverwijld aan de raden toegezonden.

Artikel 10

  • 1. Het algemeen bestuur kan op eigen initiatief danwel op verzoek van één of meer gemeenten aan de betreffende bestuursorganen voorstellen doen omtrent de vaststelling, wijziging of intrekking van de in artikel 5 bedoelde uitvoerende taak.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt een concept-wijziging van deze regeling op en stuurt deze onverwijld aan de colleges.

  • 3. Gedurende twee maanden kunnen de colleges hun bezwaren tegen de concept-wijziging bij het algemeen bestuur indienen.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bezwaren van de colleges de concept-wijziging vast en stuurt deze onverwijld aan de colleges met het verzoek deze ter vaststelling voor te leggen aan de raad van hun gemeente.

  • 5. Indien één of twee van de raden niet tot vaststelling van de wijziging overgaan, wordt de uitvoering van de taak desondanks ter hand genomen.

  • 6. De wijziging wordt van kracht na de vereiste goedkeuring van gedeputeerde staten en na inschrijving in het daartoe bestaande register bij de provincie en de gemeenten.

Artikel 11

Alle taken en bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen. behoren aan het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12

Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden. waaronder de voorzitter.

De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

Artikel 13

Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden op voordracht van de colleges de leden van het dagelijks bestuur aan als bedoeld in artikel 12 lid I.

De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode voor de leden van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie evenwel waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur uit zijn midden een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen. 3. Ingeval van ontslag is artikel 8 lid 2 en 3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt. of zulks schriftelijk door een raad onder opgave van de te behandelen onderwerpen aan het dagelijks bestuur wordt verzocht.

  • 2.

    In de eerste vergadering van elke zittingsperiode kunnen de leden van het dagelijks bestuur een taakverdeling afspreken.

Artikel 15

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met:

    • a.

      de voorbereiding van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd:

    • b.

      de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur:

    • c.

      het beheer van de activa en de passiva van het Servicebureau;

    • d.

      de zorg. voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding:

    • e.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaren en verlies van recht of bezit: f. de benoeming, de schorsing, het ontslag, danwel de tewerkstelling op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht van het personeel, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 en verder voor zover het algemeen bestuur zich de betreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan, indien hij daartoe besluit en met inachtneming van de bepalingen van de Gemeentewet, aan het dagelijks bestuur meer bevoegdheden toevertrouwen. In ieder geval zijn van overdracht uitgezonderd:

    • a.

      de vaststelling van de begroting en de wijziging(en) daarvan:

    • b.

      de vaststelling van de rekening.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 16

  • 1.

    De voorzitter wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 2.

    Tot voorzitter en plaatsvervangend voorzitter zijn slechts benoembaar de in artikel 7 lid 3 genoemde leden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Bij verhindering of ontstentenis wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het voorzitterschap eindigt indien betrokkene ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn. Alsdan voorziet het algemeen bestuur ten spoedigste in de vervang¬ing

  • 5.

    Ingeval van ontslag is artikel 8 lid 2 en 3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Hij draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken en tekent alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt het Servicebureau in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde opdragen.

In rechtsgedingen tussen het Servicebureau en de gemeente. waarvan de voorzitter lid van het college is. wordt hij vervangen op voet van het bepaalde in artikel 16 lid 3.

HOOFDSTUK 6 HET HOOFD/DE SECRETARIS

Artikel 18

  • 1.

    De dagelijkse leiding van het Servicebureau berust bij het hoofd.

  • 2.

    Het hoofd wordt benoemd, ontslagen en geschorst door het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan een instructie voor hem vaststellen.

  • 3.

    Bij afwezigheid. ziekte of ontstentenis van het hoofd voorziet het dagelijks bestuur in diens vervanging.

  • 4.

    Het hoofd is voor de leiding van het bureau verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

  • 5.

    Het hoofd fungeert tevens als secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 6.

    Tot de functie van de secretaris behoren in ieder geval de volgende werkzaamheden:

hij is — in overleg met de voorzitter — belast met de voorbereiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

hij draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan. worden mede door hem ondertekend.

HOOFDSTUK 7 COMMISSIES VAN ADVIES

Commissies ad hoc. Portefeuillehoudersoverleg

Artikel 19

  • 1.

    Voor de voorbereiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur de betreffende portefeuillehouders van de colleges verzoeken advies uit te brengen.

  • 2.

    Ter voorbereiding van het portefeuillehoudersoverleg kan de secretaris overleg plegen met de deskundigen uit het ambtelijke apparaat van de deelnemende gemeenten.

Vaste commissie van advies. Portefeuillehouderscommissie. Dit hoofdje is vervallen.

Artikel 20

Dit artikel is vervallen.

HOOFDSTUK 8 INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Artikel 21

  • 1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden. uiterlijk binnen een maand, alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden worden verlangd.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur geven - tezamen danwel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur, wanneer dit algemeen bestuur of één of meer leden daarvan hierom vragen. schriftelijk en - indien daartoe wordt verzocht - mondeling, uiterlijk binnen een maand, alle gevraagde inlichtingen.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad die hem heeft aan-gewezen schriftelijk en - indien daartoe wordt verzocht - mondeling, uiterlijk binnen een maand, alle inlichtingen die door die raad. of één of meer leden daarvan, worden verlangd.

  • 4. Het algemeen bestuur geeft aan de raden, wanneer één of meer raden hierom vragen, uiterlijk binnen een maand. alle gevraagde inlichtingen.

  • 5. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde beleid.

  • 6. Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan de raad die hem heeft aangewezen. voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid, op een wijze zoals dat in het in artikel 22 genoemde reglement van orde is bepaald.

  • 7. De gemeenteraad kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit het vertrouwen van de gemeenteraad niet meer bezit. Daarbij wordt gehandeld overeenkomstig de bepalingen van de Gemeentewet terzake.

HOOFDSTUK 9 REGLEMENT VAN ORDE

Artikel 22

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde vaststellen voor haar vergaderingen en overige werkzaamheden.

HOOFDSTUK 10 HET PERSONEEL

Artikel 23

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 18 lid 3 benoemt. schorst en ontslaat het dagelijks bestuur het personeel, de secretaris gehoord.

Het dagelijks bestuur kan voor het personeel de nodige instructies vaststellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de bezoldigingsregeling en de rechtspositieregeling voor het personeel vast.

  • 3.

    Indien een raad besluit één of meer taken zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 en artikel 6 niet meer in regionaal verband uit te voeren. danwel dat deze raad op grond van artikel 31 besluit uit deze gemeenschappelijke regeling te treden, gaat het dagelijks bestuur na in hoeverre dit besluit gevolgen heeft voor de omvang van het personeel.

  • 4.

    Hiertoe stelt het algemeen bestuur een afvloeiingslijst vast.

  • 5.

    De gemeenten hebben de verplichting om - waar mogelijk - her te plaatsen personeel passend werk aan te bieden.

HOOFDSTUK 11 FINANCIELE BEPALINGEN

Beheer en controle

Artikel 24

  • 1.

    Het geldelijk beheer en de boekhouding worden ingericht naar door het dagelijks bestuur vast te stellen richtlijnen of voorschriften.

  • 2.

    Ten aanzien van de controle van het geldelijk verkeer en de boekhouding zijn de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Begroting

Artikel 25

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerp-begroting op, alsmede een meer¬jarenraming voor een aansluitend tijdvak van tenminste drie jaren. De ramingen in de ontwerp-begroting en de meerjarenraming worden toegelicht. Zowel de ontwerp-begroting als de meerjarenraming worden zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur worden aangeboden, onderscheidenlijk zes weken voordat zij door het algemeen bestuur worden vastgesteld, door het dagelijks bestuur toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

    • 2.

      De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.

    • 3.

      De raden kunnen over de ontwerp-begroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

    • 4.

      Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli van het jaar. voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

    • 5.

      Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur, zonodig. de begroting aan de raden. Deze kunnen van hun gevoelen doen blijken bij gedeputeerde staten.

    • 6.

      Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient. aan gedeputeerde staten.

    • 7.

      In de begroting wordt voor elke gemeente voor het jaar waarop de begroting be-trekking heeft de verschuldigde bijdrage aangegeven.

    • 8.

      a. Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt het nadelig saldo volgens de begroting over de gemeenten verdeeld naar verhouding van het aantal wooneenheden van de gemeenten op 1 januari van het jaar, vooraf-gaande aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen wooneenheden worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek terzake bekend gemaakte cijfers.

      • b.

        Het nadelig saldo volgens de begroting van een uitvoerende taak kan op een andere wijze worden verdeeld wanneer een andere wijze van verdeling is opgenomen in het besluit dat aan die uitvoerende taak ten grondslag ligt. Verdeling vindt dan plaats op de wijze als in dat besluit aangegeven.

    • 9.
        • De betaling van de bijdragen. of voorschotten daarop vindt plaats op de wijze en op het tijdstip door het algemeen bestuur te bepalen.

Artikel 26

Met betrekking tot het wijzigen van de begroting is het bepaalde in artikel 25 van overeenkomstige toepassing.

Rekening

Artikel 27

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks vóór 1 april de rekening over het afgelopen jaar, met alle bijbehorende bescheiden. ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aan. Tevens wordt de rekening aan de raden aangeboden. Daarbij worden eveneens aangeboden een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundige en hetgeen het dagelijks bestuur te harer verantwoording nodig acht.

  • 2.

    Binnen twee maanden na ontvangst van de in lid 1 genoemde stukken kunnen de raden van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur legt de commentaren bij de voorlopige vaststelling van de rekening aan het algemeen bestuur voor.

  • 3.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar voorlopig vast vóór 1 juli volgende op het jaar, waarvoor de rekening geldt.

  • 4.

    Van de vaststelling door het algemeen bestuur doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de gemeenten.

Tevens zendt het dagelijks bestuur de vastgestelde rekening met alle daarbij behorende stukken binnen twee weken na de vaststelling. doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op dat waarop de rekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

Nadelig batig saldo

Artikel 28

  • 1.

    a. Het nadelig saldo van de vastgestelde rekening wordt jaarlijks omgeslagen over de gemeenten naar evenredigheid van het aantal wooneenheden op 1 januari van het betrokken dienstjaar. Voor de vaststelling van de aantallen wooneenheden worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek terzake bekend gemaakte cijfers.

  • b. Wanneer het nadelig saldo van de vastgestelde rekening geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door overschrijding van de begrotingspost voor een uitvoerende taak, waarvoor: - op basis van artikel 25 lid 8.b. een andere wijze van verdeling geldt, en

    - tevens een andere wijze van verdeling van het nadelig saldo van de vastgestelde rekening in het aan die uitvoerende taak ten grondslag liggende besluit is opgenomen. wordt het betreffende deel van het nadelig saldo van de vastgestelde rekening verdeeld op de in voornoemd besluit aangegeven wijze.

  • 2.

    Het batig saldo van de vastgestelde rekening wordt naar evenredigheid van het aantal wooneenheden aan de gemeenten uitbetaald.

Voor de vaststelling van de aantallen wooneenheden worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek terzake bekend gemaakte cijfers. Het bepaalde in artikel 28 lid 1.b. is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 12 ARCHIEFBEPALINGEN

Artikel 29

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de bewaring en het

beheer van de archiefbescheiden van de regio overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 lid 1 en 2 van de Archiefwet 1995, vast te stellen regeling.

  • 2.

    De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbe¬scheiden. bedoeld in lid 1. overeenkomstig de door het algemeen bestuur vast te s-tellen regeling.

  • 3.

    Bij opheffing van deze regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archief bewaarplaats van de gemeente Smallingerland.

  • 4.

    Gedeputeerde staten oefenen overeenkomstig het bepaalde in het Archiefbesluit toezicht uit op de zorg en het beheer van de archiefbescheiden.

HOOFDSTUK 13 TOETREDING. UITTREDING. WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 30

  • 1.

    Toetreding door andere gemeenten vindt plaats indien 5 raden daarmee kunnen instemmen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het verzoek om toetreding als bedoeld in lid 1 binnen 3 maanden door aan de raden onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3.

    Aan de toetreding kunnen door de raden voorwaarden worden verbonden.

  • 4.

    De toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking Is getreden.

Artikel 31

Een deelnemende gemeente kan uittreden als 5 raden daarmee instemmen.

De uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van de dag waarop de nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur aanvangt, met dien verstande dat de voor de uittreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking moet zijn getreden vóór 1 januari van het desbetreffende jaar.

3.Het algemeen bestuur regelt, onder goedkeuring van gedeputeerde staten, de financiële gevolgen. alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

Artikel 32

Deze regeling kan worden gewijzigd indien 5 raden daartoe besluiten. . In afwijking hiervan is voor wijziging van artikel 4 en 5 unanimiteit vereist.

2.Indien het algemeen bestuur of tenminste één raad wijziging wenselijk acht. doet het een daartoe strekkend voorstel aan de raden. Een raad die wijziging wenselijk

acht. richt het daartoe strekkende voorstel aan het algemeen bestuur.

Artikel 33

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven indien 5 raden daartoe besluiten.

  • 2.

    Een besluit tot opheffing van de regeling treedt niet eerder in werking dan met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat, waarin dat besluit door gedeputeerde staten is goedgekeurd.

  • 3.

    Ingeval van opheffing wordt het dagelijks bestuur met de liquidatie van de regeling belast. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur. de raden gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Ter uitvoering van de liquidatie blijft het dagelijks bestuur, zonodig na het tijdstip van opheffen van de regeling, in functie.

  • 5.

    Een batig saldo komt ten bate. een nadelig saldo komt ten laste van de deelnemende gemeenten. Dit batig danwel nadelig saldo wordt naar verhouding van het inwonertal van de gemeenten op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de regeling wordt opgeheven, vastgesteld. Voor de vaststelling van het inwonertal worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakte bevolkingscijfers.

HOOFDSTUK 17 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Dit artikel is vervallen.

Artikel 35

Dit artikel is vervallen.

Artikel 36

In alle gevallen. waarin deze regeling niet voorziet. wordt - onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen - door het algemeen bestuur een voorziening getroffen.

Artikel 37

De regeling kan worden aangehaald als:

"gemeenschappelijke regeling Servicebureau "De Friese Wouden".