Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels bijstand en eigen woning 2018

Geldend van 31-01-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregels bijstand en eigen woning 2018

Het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek;

gelet op artikel 48 en artikel 50 van de Participatiewet,

Besluit tot vaststelling van de volgende beleidsregels:

Beleidsregels bijstand eigen woning 2018

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      bijstand: algemene bijstand als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b, van de wet;

    • c.

      belanghebbende: de bijstandsgerechtigde die, al dan niet volledig, eigenaar is van een door hemzelf bewoonde woning;

    • d.

      zekerheidsrecht: het recht van hypotheek of het pandrecht dat op de woning van de belanghebbende wordt gevestigd ten behoeve van het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de wet;

    • e.

      woning: de woonruimte die door belanghebbende wordt bewoond, waaronder begrepen een woning, een woonwagen en een woonschip.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet of in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Zekerheidsrecht

  • 1. Indien het Dagelijks Bestuur bijstand verleent in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 50 van de wet, verstrekt het Dagelijks Bestuur deze bijstand onder de voorwaarde dat een zekerheidsrecht op de woning wordt gevestigd. Het Dagelijks Bestuur verbindt daartoe aan het verlenen van de bijstand de verplichting om mee te werken aan de vestiging van:

    • a.

      een hypotheekrecht, indien de woning een onroerend goed betreft;

    • b.

      een bezitloos pandrecht, indien de woning geen onroerend goed betreft.

  • 2. Indien de maximale geldlening wordt vastgesteld op een bedrag lager dan € 5.000,-, kan worden bepaald dat geen zekerheidsrecht wordt gevestigd.

  • 3. De voorwaarden die aan de geldlening worden verbonden, worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de akte die wordt opgesteld ten behoeve van het vestigen van het zekerheidsrecht.

  • 4. Indien de belanghebbende niet of niet voldoende meewerkt aan het vestigen van een zekerheidsrecht, gaat het Dagelijks Bestuur op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet direct over tot terugvordering van de tot dan verstrekte geldlening. Terugvordering vindt dan plaats op basis van de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal.

  • 5. Indien na de beëindiging van het recht op bijstand, anders dan door verkoop van de woning, binnen een periode van twee jaar opnieuw een recht op bijstand ontstaat, wordt deze bijstand verleend onder toepassing van het eerder gevestigde zekerheidsrecht.

Artikel 3 Vaststellen waarde woning

De waarde van de woning wordt vastgesteld op basis van:

  • a. een taxatierapport dat is opgesteld door een geregistreerd taxateur, mits dit rapport niet ouder is dan 12 maanden gerekend vanaf de datum waarop de aanvraag voor algemene bijstand is ingediend; of

  • b. de meest recente door de gemeente vastgestelde WOZ-waarde van de woning, die blijkt uit het aangiftebiljet voor de gemeentelijke belastingen.

Artikel 4 De geldlening

  • 1. De geldlening betreft een renteloze geldlening.

  • 2. De hoogte van de geldlening wordt berekend op basis van:

    • a.

      de waarde van de woning;

    • b.

      die wordt vermeerderd met de waarde van een aan de woning verbonden kapitaalverzekering; en

    • c.

      die wordt verminderd met de schulden die op de woning drukken en het vrij te laten vermogen bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder d, van de wet.

  • 3. Indien de belanghebbende behoefte heeft aan bijstand voor het meerdere dan de maximale geldlening, wordt de verdere bijstand om niet verleend.

Artikel 5 Bijzondere bijstand

De kosten die verbonden zijn aan het vestigen van het zekerheidsrecht, zoals de kosten van een taxatie en de notariskosten, kunnen voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking komen. Deze bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 6 Aflossingsverplichting

  • 1. In het besluit tot toekenning van de bijstand wordt de verplichting tot aflossing van de geldlening opgenomen. Daarbij wordt tevens vermeld wat de gevolgen zijn indien de verplichting niet wordt nagekomen.

  • 2. Indien de bijstand wordt verstrekt aan een echtpaar of daarmee gelijkgestelden, zijn beiden verantwoordelijk voor de nakoming en zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de aflossing van de geldlening.

Artikel 7 Aflossing bij verkoop van de woning

  • 1. Indien de belanghebbende door verkoop van de woning geen recht op bijstand meer heeft, vangt de aflossing van de geldlening aan op de dag dat hij het eigendom van de woning overdraagt. De opbrengst van de verkoop dient hij volledig aan te wenden voor de aflossing van de geldlening.

  • 2. Indien de opbrengst van de verkoop niet voldoende is om de geldlening volledig af te lossen, wordt de bijstand die voor het meerdere is verstrekt buiten invordering gesteld, mits de woning is verkocht conform de marktwaarde.

Artikel 8 Aflossing bij beëindiging of intrekking van het recht op bijstand

  • 1.

    Indien het recht op bijstand wordt beëindigd, anders dan door verkoop van de woning, vindt aflossing van de geldlening plaats vanaf de datum waarop het recht op bijstand wordt beëindigd.

  • 2.

    De periode waarin maandelijkse aflossing van de geldlening plaatsvindt, is maximaal 10 jaar. In deze periode wordt de aflossingscapaciteit vastgesteld op:

    • a.

      50% van het inkomen dat hoger is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm gedurende de eerste 5 jaar;

    • b.

      25% van het inkomen dat hoger is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm gedurende de laatste 5 jaar.

  • 3.

    De aflossingscapaciteit zal per periode van 5 jaar ten minste een keer opnieuw worden beoordeeld.

  • 4.

    Indien de persoonlijke en financiële omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven, kan met hem een afwijkende aflossingsregeling worden overeengekomen. Bij de beoordeling van de omstandigheden wordt rekening gehouden met noodzakelijke bijzondere bestaanskosten die voor eigen rekening van de belanghebbende komen.

  • 5.

    Indien de belanghebbende de woning verkoopt gedurende de aflossingsperiode van 10 jaar, wordt de opbrengst van de verkoop direct aangewend voor de aflossing van het resterende deel van de geldlening. Het tweede lid van artikel 7 wordt dan overeenkomstig toegepast.

  • 6.

    Indien de maximale aflossingsperiode is bereikt en de belanghebbende de geldlening nog niet volledig heeft afgelost, vindt verdere aflossing van de geldlening plaats op het moment dat hij de woning verkoopt, op het moment waarop hij vermogen verkrijgt of bij vererving.

Artikel 9 Verkrijgen vermogen

Indien de belanghebbende vermogen verkrijgt als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de wet, dient hij dit direct aan te wenden voor de aflossing van de geldlening. Het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de wet wordt daarbij buiten beschouwing gelaten.

Artikel 10 Vererving

Bij vererving van de woning wordt de geldlening of het deel van de geldlening dat nog niet is afgelost, terstond afgelost. Indien meerdere belanghebbenden het eigendom van de woning hebben en de bijstand aan hen gezamenlijk is verstrekt, wordt de geldlening terstond afgelost na het overlijden van de belanghebbende die het laatst is overleden.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

De beleidsregels worden aangehaald als de Beleidsregels bijstand en eigen woning 2018 en treden in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus besloten in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek, gehouden op 30 januari 2020

Ondertekening

De voorzitter,

J.B.M. Hoenderboom

De secretaris,

T.A. Beijer