Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Soest houdende regels omtrent de heffing en invordering van standplaatsgeld (Verordening standplaatsgeld 2020)

Geldend van 05-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Soest houdende regels omtrent de heffing en invordering van standplaatsgeld (Verordening standplaatsgeld 2020)

De raad der gemeente Soest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 oktober 2019, nr. RV19-50;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld 2020

Artikel 1 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening wordt, onder de naam standplaatsgeld, een recht geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn en ter beschikking zijn gesteld als verkoopplaats anders dan vóór de eigen winkel of anders dan bedoeld in de "Verordening marktgeld".

Artikel 2 Belastingplicht

Het standplaatsgeld wordt geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt een ieder aan wie door het bevoegde gezag vergunning is verleend een standplaats in te nemen.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

Voor de maatstaf van heffing wordt voor de berekening van de rechten onderscheid gemaakt in vaste standplaatsen en dagplaatsen.

Artikel 4 Tarieven

  • 1. Het standplaatsgeld bedraagt voor vaste standplaatsen per kalenderkwartaal:

    • a.

      op vrijdagen € 157,60

    • b.

      op zaterdagen € 211,10

    • c.

      op overige dagen, met uitzondering van zondag € 102,70

  • 2. Het standplaatsgeld bedraagt voor dagplaatsen per dag:

    • a.

      op vrijdagen € 14,55

    • b.

      op zaterdagen € 19,20

    • c.

      Op overige dagen, met uitzondering van zondag € 9,20

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een dag voor een volle dag gerekend.

Artikel 5 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting voor een vaste standplaats is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht voor een vaste standplaats in de loop van het kalenderkwartaal aanvangt, is voor het lopende kwartaal het tarief gelijk aan het tarief voor dagplaatsen, berekend over zoveel dagen als er in het kalenderkwartaal nog de vaste standplaats kan worden ingenomen, met dien verstande dat niet meer wordt geheven dan het voor een kalenderkwartaal verschuldigde bedrag.

  • 3. Indien de belastingplicht voor een vaste standplaats in de loop van een kalenderkwartaal eindigt, wordt voor dat kwartaal ontheffing verleend over zoveel derde gedeelten van de over een kalenderkwartaal verschuldigde bedragen, als na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht in het kalenderkwartaal nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het standplaatsgeld wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. De rechten moeten worden betaald op het moment van uitreiking van de in artikel 7 bedoelde kennisgeving.

  • 2. In afwijking van het eerste lid moeten, ingeval de kennisgeving wordt toegezonden, de rechten worden betaald in één termijn binnen één maand na dagtekening van de kennisgeving.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van standplaatsgeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De "Verordening op de heffing en invordering van standplaatsgeld 2019", vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening standplaatsgeld 2020".

Ondertekening

Soest, 7 november 2019

de raad voornoemd,

de griffier,

M. van Vliet MPM AA

de voorzitter,

R.T. Metz