Regeling vervallen per 27-01-2024

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest houdende regels omtrent handhavingsbeleid fysieke leefomgeving 2020-2023

Geldend van 01-01-2020 t/m 26-01-2024

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest houdende regels omtrent handhavingsbeleid fysieke leefomgeving 2020-2023

Bestuurlijke samenvatting Handhavingsbeleid fysieke leefomgeving 2020-2023

Regels stellen zonder deze te handhaven werkt overtredingen in de hand. De gemeente is belast met het handhaven van Rijks- provinciale en gemeentelijk regelgeving. Inwoners moeten deze regels naleven. Maar alle regels en wetten op ieder moment en op alle locaties handhaven is onmogelijk. Daarom moeten er prioriteiten gesteld worden: welke belangen/regels vinden wij als gemeente het belangrijkst om te handhaven? En waarom?

In Soest geven wij qua handhaving de hoogste prioriteit aan:

  • -

    Veiligheid en veiligheidsbeleving;

  • -

    Bescherming kwaliteiten van het buitengebied;

Wettelijk kader

Het opstellen van handhavingsbeleid is een wettelijke verplichting die volgt uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het daaronder hangende Besluit omgevingsrecht (Bor). In deze wet en het besluit wordt de verplichting aan het college van burgemeester en wethouders opgelegd om een handhavingsbeleid vast te stellen (hoofdstuk 7 Bor).

Voortzetting beleid

Het Handhavingsbeleid 2020-2023 is een herijking van het handhavingsbeleid 2016-2019. In de afgelopen beleidsperiode is uit binnengekomen meldingen, ambtelijke ervaring en berichten van inwoners gebleken dat het in een aantal gevallen wenselijk was de prioritering aan te passen. Voor het overige is het onderhavige beleid grotendeels een voortzetting van het Handhavingsbeleid 2016-2019. De wijzigingen worden hieronder kort genoemd en gemotiveerd.

Ondermijning

De bestrijding van ondermijning is een onderwerp dat de laatste jaren niet meer weg te denken is uit onze maatschappij. Dit onderwerp is niet specifiek opgenomen in de prioritering. Dit heeft te maken met het feit dat er geen concrete en meetbare doelen aan verbonden kunnen worden. Het onderwerp heeft echter de hoogste prioritering. In het door de gemeenteraad vastgestelde Integrale Veiligheidsplan (IVP) is een aantal onderwerpen vastgesteld waarop de bestrijding van ondermijning wordt gefocust binnen de BES-gemeenten. De aanpak van drugshandel- en productie in het buitengebied en in de autobranche is het onderwerp wat naar verwachting de meeste handhavingscapaciteit zal vragen. Ook de aanpak van illegale prostitutie en mensenhandel en jeugdcriminaliteit en -overlast zullen een stevig beroep doen op de capaciteit. Binnen het team Vergunningverlening & Handhaving is zowel bij de boa’s als bij de handhavingsjuristen is in de prioritering ruimte om projecten op het gebied van bestrijding van ondermijning op te pakken. Als dit ten koste gaat van andere zaken, dan zal hier in het jaarverslag over worden gerapporteerd.

Wijziging in prioritering

In de prioritering Openbare Ruimte en Veiligheid is een aantal onderwerpen gewijzigd. Zo is de hoge prioritering van de Noodopvang Soesterberg niet langer noodzakelijk. Daarnaast is de markt als onderwerp van de prioriteitenlijst verdwenen. Reden daarvoor is dat handhaving van dit onderwerp al valt onder het onderwerp ‘foutparkeren’. Daarnaast is de overlast van achtergelaten winkelwagentjes zo teruggelopen dat dit onderwerp niet meer apart in dit beleid wordt opgenomen.

Andere onderwerpen zijn samengevoegd of verschoven op de prioriteitenlijst. Zo is in de afgelopen beleidsperiode duidelijk geworden dat de handhaving van de blauwe zones in Soest veel capaciteit vergt. Juist over fout parkeren komen echter de meeste overlastmeldingen binnen. Bovendien zorgt foutparkeren vaak voor gevaarlijke situaties. De doorgang van hulpdiensten kan worden geblokkeerd, het zicht op voetgangers kan worden belemmerd en de doorstroming van het verkeer kan worden belemmerd. Foutparkeren heeft dus een grote invloed op de verkeers(on)veiligheid. Vandaar dat de prioritering van de blauwe zones verlaagd is naar ‘laag’, zodat die vrijgekomen capaciteit kan worden ingezet voor handhaving van het fout parkeren. Dit betekent overigens niet dat er niet meer gecontroleerd wordt op de blauwe zones. Het aantal controles neemt echter af ten faveure van controles op foutparkeren.

Voor de prioriteitsstelling van de taakvelden Ruimtelijke Ordening en Overig geldt dat deze hetzelfde is als in de achterliggende beleidsperiode.

Bij het taakveld Bouwen is alleen de prioritering van het onderwerp ‘Slopen’ gewijzigd. Dit komt omdat het toezicht met betrekking tot het slopen met asbest is verschoven naar de RUD. Dit is een gevolg van een wijziging in de Wet vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Wet VTH). Op basis van deze wet moeten de regionale omgevingsdiensten (RUD) op dit onderwerp toezicht houden.

Daarnaast is het project constructieve veiligheid flats uitkragende balkons inmiddels afgerond en voldoen alle flats in Soest aan de gestelde normen op dat gebied.

Wijziging in toepassing handhavingsinstrumenten

In de afgelopen beleidsperiode is duidelijk geworden dat het de toepassing van de last onder dwangsom met meerdere termijnen in veel gevallen niet leidde tot het opheffen van de overtreding. Daarom is in dit beleid gekozen voor een éénmalige last onder dwangsom. Dit betekent dat overtreders een bepaalde periode de tijd krijgen om een overtreding op te heffen. In de meeste gevallen we hanteren in de meeste gevallen een termijn van vijf maanden. Als de overtreding na deze termijn nog steeds niet is opgeheven, verbeurt de overtreder eenmalig een dwangsom. Mocht ook dit niet leiden tot het beëindigen van de overtreding kan worden overgegaan tot een last onder bestuursdwang. Dit betekent dat de gemeente de overtreding zelf opheft op kosten van de overtreder. De verwachting is dat met een eenmalige, hoge dwangsom het doel (het opheffen van de overtreding) sneller bereikt wordt dan met meerdere ‘lage’ dwangsommen. Hier wordt in bijlage 12 nader op ingegaan. 

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor u ligt het Handhavingsbeleid fysieke leefomgeving 2020-2023. Het vorige beleid (Handhavingsbeleid fysieke leefomgeving 2016-2019) is geëindigd. De reden voor het opstellen van dit beleid is tweeledig. Allereerst is het vanuit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wettelijk verplicht dergelijk beleid vast te stellen. Daarnaast bestaat de bestuurlijke wens om een integraal beleidskader te hebben aan de hand waarvan handhavingsinstrumenten worden ingezet en welke onderwerpen prioriteiten hebben.

1.2 Doel van het handhavingsbeleid

In dit beleid wordt de visie, doelstellingen, uitgangspunten en de strategieën van de gemeente op het gebied van toezicht en handhaving vastgesteld. Handhaving van regelgeving draagt in grote mate bij aan een gelijk speelveld voor inwoners en ondernemers. Het doel van toezicht en handhaving is het naleefgedrag van wet- en regelgeving in de beleidsvelden Omgevingsrecht en Openbare ruimte te vergroten. Op deze manier wordt de leefomgeving van de inwoners en bedrijven in stand gehouden en mogelijk verbeterd.

Het Besluit omgevingsrecht (Bor) stelt eisen aan opzet en inhoud van het beleid. Het beleid moet onder meer concrete handhavingsdoelstellingen bevatten, gebaseerd op een probleem- en risicoanalyse en een prioriteitstelling. Daarnaast schrijft het Bor voor dat in het beleid nalevingstrategieën zijn opgenomen ten aanzien van toezicht, sanctionering, gedogen en afstemming met handhavingspartners. Het onderhavige beleid is opgesteld met inachtneming van deze wettelijke vereisten. Het beleid brengt daardoor meer in beeld dan alleen de bestuurlijke handhavingsprioriteiten. Het beleid geeft inzicht aan burgers, bedrijven en instellingen in hoe zij kunnen verwachten dat de gemeente Soest omgaat met haar handhavende taken en bevoegdheden. Het beleid fungeert daarmee ook als kader en richtlijn voor het handelen van de gemeentelijke toezichthouders en handhavers in de dagelijkse uitvoering en advisering richting gemeentebestuur.

Dit beleid is breder dan het omgevingsrecht. Naast het beleidsveld Omgevingsrecht wordt namelijk ook het beleidsveld Openbare Ruimte en Veiligheid betrokken. Onder 1.4 wordt nader ingegaan welke onderwerpen tot beide beleidsvelden behoren.

1.3 Aanpak

De eisen waaraan (het opstellen) van een handhavingsbeleid moet voldoen zijn opgenomen in het Besluit Omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht. Verplichte onderdelen zijn:

  • Een visie op toezicht en handhaving vastleggen

  • Doelstellingen formuleren

  • Uitgangspunten vastleggen

  • Een risicoanalyse uitvoeren

  • Naleefstrategieën opstellen

  • Doelgroepen in kaart brengen

  • De samenwerking en afstemming met partners inzichtelijk maken

Gemeenten voeren hun toezicht en handhavingstaken programmatisch uit. Wat wil zeggen dat sprake is van een zich herhalend, cyclisch proces met een doorlooptijd van

bij voorkeur vier jaar. De zogenoemde BIG-8 geeft inzicht in de stappen uit de beleidsvorming en de uitvoering ervan (zie afbeelding 1). Jaarlijks wordt het handhavingsbeleid uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma, waarin de gemeente aangeeft welke van de voorgenomen activiteiten in dat jaar worden uitgevoerd. Het college stelt een jaarverslag vast en biedt dit aan de gemeenteraad aan. Het jaarverslag kan aanleiding geven om het handhavingsbeleid tussentijds bij te stellen. De wetgever beoogt met het doorlopen van de BIG-8 te bereiken dat een gemeente haar personele capaciteit voor toezicht en handhaving zo inzet dat deze inspanningen de leefomgeving optimaal ten goede komen.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 1. Big 8-cyclus

1.4 Reikwijdte van het handhavingsbeleid

Beleidsveld Omgevingsrecht

Onder dit beleidsveld vallen onder meer de wettelijke regeling uit de Wabo, het Besluit omgevingsrecht (bor), de Woningwet, het Bouwbesluit 2012, de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Erfgoedwet. Veelvoorkomende handhavingsonderwerpen zijn handelen in strijd met het bestemmingsplan, bouwen zonder omgevingsvergunning

Beleidsveld Openbare ruimte en veiligheid

Het kader betreft vooral de Algemene Plaatselijke Verordening Soest (hierna: APV), de Afvalstoffenverordening, de Wegenverkeerswet 1994, de Drank- en horecawet en overige bijzondere wetgeving zoals de Winkeltijdenwet en de Zondagswet. Het gaat hierbij om de kerntaken van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), te weten de aanpak van de zogenoemde ‘kleine ergernissen in de openbare ruimte’, de aanpak van verkeersovertredingen, het toezicht op de Drank- en horecawet, het toezicht op de Dor en het marktmeesterschap. Los van deze kerntaken worden boa’s met enige regelmaat ondersteunend ingezet. Bijvoorbeeld bij preventieacties van de politie of voor het verzegelen van een gebouw. Gelet op de bevoegdheden, opleiding en uitrusting is er echter geen zelfstandige of structurele taak in het kader van de handhaving van de openbare orde. Voorgaande laat onverlet dat alle toezichthouders altijd een signalerende functie vervullen richting ketenpartners.

1.5 Terugblik

In de periode 2016-2019 heeft de handhaving van het omgevingsrecht zich vooral toegespitst op onrechtmatig gebruik van percelen in het buitengebied. Hieronder valt ook onrechtmatige bewoning in het buitengebied. Op dit gebied zijn verschillende handhavingstrajecten opgestart. Vooral de zaken waarin onrechtmatige bewoning werd aangepakt blijken intensieve trajecten te zijn, waar veel tijd mee is gemoeid.

In het handhavingsbeleid zijn een aantal concrete doelstellingen geformuleerd. Deze worden hieronder weergegeven. Daarnaast wordt aangegeven in hoeverre deze doelstellingen zijn gerealiseerd.

Taakveld bouwen

Omgevingsvergunning bouwen

  • -

    100% controle van de omgevingsvergunningen bouwen/afwijken bestemmingsplan conform toezichtsmatrix: gehaald

Slopen

  • -

    100% administratieve controle vrijgaverapport van sloopmeldingen asbest: gehaald

  • -

    60% controle ter plaatse van sloopmeldingen asbest risicoklasse 3: gehaald

  • -

    20% controle ter plaatse van sloopmeldingen asbest risicoklasse 2: gehaald

  • -

    0% controle op overige sloopmeldingen of – activiteiten: gehaald

Brandveilig gebruik

  • -

    Controlefrequentie van functies overzicht 1) van bijlage 15 1x per jaar: gehaald

  • -

    Controlefrequentie van functies overzicht 2) van bijlage 15 1x per 2 jaar: gehaald

  • -

    Controlefrequentie van functies overzicht 3) van bijlage 15 1x per 4 jaar: gehaald

Projectmatige aanpak constructieve veiligheid flats uitkragende balkons

  • -

    Opstellen plan van aanpak/quickscan+handhaafdoelstelling meetbaar formuleren: gehaald

  • -

    Taakveld Ruimtelijke ordening + overig

Illegaal wonen op bedrijventerrein

  • -

    +/- 15 handhavingstrajecten opstarten: 11

Overige illegale woonsituaties bebouwde kom

  • -

    +/- 25 handhavingstrajecten opstarten: 29

Illegale bedrijfsactiviteiten buitengebied

  • -

    +/- 10 handhavingstrajecten opstarten: 9

Erfactiviteiten op agrarische gronden

  • -

    +/- 15 handhavingstrajecten opstarten:14

Illegale woonsituaties in het buitengebied

  • -

    +/- 10 handhavingstrajecten opstarten: 8

Onrechtmatige bewoning recreatiewoningen

  • -

    +/- 28 handhavingstrajecten opstarten: 49

Handhavingsverzoeken

  • -

    +/- 120 handhavingsverzoeken behandelen: 153

Bomenkap

  • -

    10% van de verleende vergunningen moet worden gecontroleerd: gehaald

  • -

    100% van de meldingen illegale kap moet worden gecontroleerd: gehaald

  • -

    +/- 40 handhavingstrajecten behandelen: 12

Erfgoed

  • -

    100% controle omgevingsvergunningen wijzigen monument: gehaald

  • -

    +/- 12 handhavingszaken behandelen: 0

Passieve handhaving op laag geprioriteerde thema’s

  • -

    Circa 10 handhavingstrajecten n.a.v. acute of excessieve situaties behandelen: 19

Bij de hierboven genoemde aantallen is geen onderscheid gemaakt of de zaak uit een handhavingsverzoek is opgepakt of op eigen initiatief. In het algemeen geldt dat ongeveer 70% van de in behandeling zijnde zaken afkomstig is van een handhavingsverzoek. Dit betekent dat 30% van de handhavingszaken uit ‘eigen beweging’ is opgepakt.

Uit de cijfers valt met name op dat er relatief weinig zaken op het gebied van illegaal kappen zijn opgestart. Met betrekking tot de monumenten zijn er in de afgelopen vier jaar zelfs helemaal geen handhavingszaken geweest. Het aantal geplande controles op beide gebieden heeft wel plaatsgevonden. Hieruit volgt de conclusie dat er in de gemeente Soest relatief weinig overtredingen op het gebied van bomenkap plaatsvinden. Bij de vergunningscontrole die betrekking hadden op de verbouw van monumenten is er geen overtreding geconstateerd waarvoor een handhavingstraject nodig was om die op te heffen. Dit wordt meegenomen in de prioritering van dit handhavingsbeleid.

Daarnaast blijkt dat de handhaving van onrechtmatige bewoning op recreatieparken een veelomvattend probleem is. Bestuurlijk is de wens om met betrekking tot dit probleem tot een integrale aanpak te komen. Naast overtredingen van het bestemmingsplan spelen er in een aantal gevallen ook andere zaken een rol. Hierbij kan gedacht worden aan de levensvatbaarheid van een recreatiepark, huisvestingsproblemen van de bewoners, sociaal isolement, ondermijning en het aanbod van toeristische overnachtingsmogelijkheden. Dit vereist een nadere en nauwkeurige afweging van inzet en middelen. Er wordt ingezet op een afzonderlijk beleid op het gebied van recreatieparken, waar handhaving een onderdeel van is.

Vanaf 2017 heeft de raad voor vier jaar lang jaarlijks €100.000,- beschikbaar gesteld om bovenstaande doelen te realiseren. De reden was dat destijds de capaciteit ontbrak om de opgelopen werkvoorraad in te lopen. Inmiddels is dit grotendeels gebeurd. In de begroting 2020 is de laatste €100.000,- geschrapt. De achterstand in de werkvoorraad zal dan ook niet volledig ingelopen worden.

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft inzicht in de kaders, relevante ontwikkelingen en algemene beleidsuitgangspunten. Hoofdstuk 3 behandelt de prioriteitstelling van het handhavingsbeleid. Hoofdstuk 4 beschrijft de strategieën die gemeente Soest hanteert om naleving van de regels te bevorderen. Hoofdstuk 5 bevat concrete handhavingsdoelstellingen en monitoringsindicatoren. Hoofdstuk gaat in op hoe handhaving binnen de gemeente Soest is georganiseerd. 

2. Kaders en beleidsuitgangspunten

2.1 Beleidsmatige kaders

Het coalitieakkoord ‘Duurzaam en Daadkrachtig’ (2018-2022) richt zich niet direct op toezicht en handhaving. Wel komt uit het akkoord duidelijk naar voren dat het buitengebied (en dan met name de polders) moeten worden beschermd en dat er niet moet worden gebouwd. Daaruit volgt dat, net als in het Handhavingsbeleid 2016-2019, handhaving van illegale activiteiten in het buitengebied prioriteit heeft.

Naast het coalitieakkoord zijn ook in het Retailbeleid 2016-2026 prioriteiten opgenomen op het gebied van handhaving in het omgevingsrecht. Uit dat beleid volgt dat er met name ingezet moet worden op illegaal gebruik op het bedrijventerrein (zoals bijvoorbeeld detailhandel).

Op het gebied van Veiligheid en de Openbare Ruimte is het Integraal Veiligheidsplan het belangrijkste beleidsstuk met betrekking tot toezicht en handhaving.

In 2019 is het Horecabeleid Buitengebied 2019-2029 vastgesteld. Op basis van dit beleid is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen voor horeca-inrichtingen in het buitengebied. Voor locaties die niet aan de gestelde voorwaarden voldoen zal uiteindelijk een handhavingsprocedure worden opgestart.

2.2 Wettelijke kaders

Het opstellen van handhavingsbeleid is een wettelijke verplichting die volgt uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het daaronder hangende Besluit omgevingsrecht (Bor). In deze wet en het besluit wordt de verplichting aan het college van burgemeester en wethouders opgelegd om een handhavingsbeleid vast te stellen (hoofdstuk 7 Bor).

Hoewel bestuursorganen in beginsel bevoegd, maar niet verplicht zijn om handhavend op te treden tegen geconstateerde overtredingen, is deze beleidsvrijheid in de jurisprudentie aanzienlijk genuanceerd en ingeperkt door de ontwikkeling van de zogenoemde ‘beginselplicht tot handhaving’. Uitgangspunt is dat het bevoegde orgaan in de regel moet optreden bij constatering van een overtreding. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het afzien van handhaving, bijvoorbeeld indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. In het geval van een handhavingsverzoek wordt deze plicht letterlijk afgedwongen, nu een handhavingsverzoek een formele aanvraag is als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht en waarop in de regel een besluit volgt.

In relatie tot handhavingsbeleid volgt uit vaste jurisprudentie dat als het bestuursorgaan een ‘redelijk te achten beleid voert, bijvoorbeeld inhoudende dat het bestuursorgaan de overtreder in bepaalde gevallen eerst waarschuwt en gelegenheid biedt tot herstel voordat het een handhavingsbesluit voorbereidt, het zich in beginsel aan dit beleid dient te houden’. In de praktijk betekent dit dat het bevoegde bestuursorgaan na constatering niet meteen handhavend hoeft op te treden, maar dat eerst het ‘stappenplan’ wordt gevolgd zoals dat in het beleid is vastgelegd. Dit laat onverlet dat tegen spoedeisende gevallen (al dan niet preventief) wel direct opgetreden dient te worden.

Regelgeving die strafrechtelijk wordt gehandhaafd (bijvoorbeeld door middel van de bestuurlijke strafbeschikking), vallen buiten beginselplicht tot handhaving. Dit betreffen met name APV-feiten en verkeersovertredingen.

2.3 Toekomstige ontwikkelingen

Omgevingswet

In 2021 treedt de Omgevingswet in werking. Ten tijde van het schrijven van dit handhavingsbeleid is nog niet precies duidelijk welke gevolgen dit gaat hebben voor de handhaving van het omgevingsrecht. Er zal eerst een Omgevingsvisie moeten worden opgesteld. Deze visie moet beslag krijgen in een Omgevingsplan. Het Omgevingsplan bevat de handhaafbare regels. Er is op dit moment nog niet duidelijk welke regels er in het Omgevingsplan zullen worden opgenomen.

Mede vanwege deze onduidelijkheid is ervoor gekozen om de prioritering van het Handhavingsbeleid 2016-2019 grotendeels te volgen in dit handhavingsbeleid. Op deze manier vindt er continuïteit in de handhaving plaats, maar blijft er ruimte voor nadere afwegingen in het Omgevingsplan.

Wet kwaliteitsborging

Op 14 mei 2019 heeft de Eerste Kamer de Wet Kwaliteitsborging aangenomen. Hierdoor wordt een gedeelte van de bouwkundige toetsing bij de gemeente weggehaald en aan de markt overgelaten. gaat Deze wet geldt vooralsnog alleen voor relatief ‘eenvoudige’ constructies als bijvoorbeeld woningen en bedrijfsgebouwen gelden. Dit heeft in Soest tot gevolg dat er minder toetsing vooraf plaats zal vinden en meer toezicht achteraf. Ten tijde van het schrijven van het Handhavingsbeleid 2020-2023 is nog niet bekend wanneer deze wet exact in werking zal gaan treden.

Toezicht seksbranche

Vanaf 1 januari 2020 is het toezicht op de vergunde seksbranche belegd bij de gemeente. Dit betekent dat gemeentelijk toezichthouders moeten controleren of seksbedrijven zich aan de geldende regelgeving houden. In Soest is volgens de APV één seksinrichting toegestaan. De verwachting is daarom dat het toezicht hierop niet veel capaciteit van de toezichthouders zal vragen. Het toezicht (en de bestrijding) van illegale seksbedrijven volgt uit het Prostitutiebeleid en valt daarmee buiten de scope van het Handhavingsbeleid 2020-2023.

2.4 Beleidsuitgangspunten

Realistisch beleid

Het handhavingsbeleid moet een realistisch beleid zijn. Het 100% uitsluiten van risico’s of 100% naleving door middel van handhaving is een utopie. Daarom worden prioriteiten gesteld en worden binnen de beschikbare middelen haalbare handhavingsdoelstellingen vastgelegd.

Flexibiliteit

Om goed in te kunnen spelen op de actualiteit moet het beleid voldoende flexibel zijn. Daartoe worden de handhavingsdoelstellingen jaarlijks op actualiteit getoetst en zo nodig bijgesteld. Ook wordt per jaar een uitvoeringsprogramma opgesteld. Naast de vaste handhavingsprioriteiten worden de thema’s benoemd die dat jaar projectmatig worden aangepakt (Omgevingsrecht) of waar dat jaar intensiever toezicht op wordt uitgeoefend (Openbare ruimte en veiligheid).

Uniformiteit en transparantie

Belangrijke waarden bij handhaving zijn uniformiteit en transparantie:

  • -

    Nalevingsstrategieën geven sturing aan hoe toezicht wordt gehouden en hoe de gemeente reageert op geconstateerde overtredingen. Medewerkers hanteren deze strategieën zowel in feitelijk handelen als in hun advisering richting bestuur, zodat handhaving uniform en voorspelbaar is.

  • -

    Gelijke gevallen (op Wabo-gebied) worden projectmatig / thematisch gehandhaafd. Zo wordt minder snel een gevoel opgeroepen bij inwoners of bedrijven dat zij ‘als enige aan de beurt’ zijn. Afwijken van beleid (bijvoorbeeld van bepaalde termijnen) wordt daarom in besluitvorming en correspondentie gemotiveerd weergegeven.

Het bevorderen van naleving van regelgeving is een gedeelde verantwoordelijkheid

Bij een terugtrekkende overheid past dat meer nadruk komt te liggen op de gedeelde verantwoordelijkheid van gemeente, inwoners en bedrijven bij de naleving van regelgeving.

Handhaving is consequent en strikt

Het handhaven van de regels is het beschermen van het algemeen belang. Dit vereist een consequente en strikte benadering. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan er worden afgezien van handhaving. Het uitgangspunt is echter dat iedereen zich moet houden aan de gestelde regels.

3. Prioriteiten

3.1 Inleiding

Zoals onder de beleidsuitgangspunten al is opgemerkt, kunnen niet alle overtredingen worden aangepakt. Overtredingen waarover een handhavingsverzoek is ingediend hebben juridisch gezien altijd prioriteit. De capaciteit die daarna overblijft kan worden ingezet volgens het handhavingsbeleid. Dit gebeurt aan de hand van een prioriteitstelling. Deze prioriteitstelling is opgemaakt aan de hand van een probleem- en risicoanalyse.

Vervolgens is aan de hand van de prioriteitstelling een toezicht- en handhavingsstrategie opgesteld. Op basis van deze strategie vindt (projectmatige) handhaving plaats van geconstateerde overtredingen.

3.2 Probleem- en risicoanalyse

De probleem- en risicoanalyse is opgemaakt voor de twee beleidsvelden ‘Omgevingsrecht’ en ‘Openbare ruimte en veiligheid’. Deze beleidsvelden zijn op de volgende wijze onderverdeeld:

Omgevingsrecht

  • -

    Bouwen

  • -

    Ruimtelijke ordening en Overig

Openbare ruimte en veiligheid

  • -

    Verkeer en veiligheid openbare weg

  • -

    Afval

  • -

    Horeca

  • -

    Jeugd

  • -

    Evenementen

  • -

    Honden

  • -

    Inbraakpreventie

  • -

    Markt

Van deze onderwerpen is vastgesteld welke wet- en regelgeving van toepassing is, hoeveel (overlast)meldingen over zijn ingediend en welke knelpunten zich voordoen. Vervolgens is bepaald wat de kans op een overtreding is en welke (negatieve) effecten deze overtreding heeft. Daarmee wordt vervolgens de risicoscore bepaald. Dit ziet er in formule-vorm als volgt uit:

afbeelding binnen de regeling

De onderwerpen met de hoogste risicoscore zijn het hoogst geprioriteerd.

Ondermijning

De afgelopen beleidsperiode is ondermijning een steeds groter onderdeel gaan uitmaken in de gemeentelijke handhaving. Binnen de gemeente Soest wordt ondermijning als volgt gedefinieerd: “Ondermijning betekent dat door middel van het gebruik van kennis, toegang, positie, vertrouwen, geweld, dreiging of intimidatie wordt getracht om geldelijk gewin te verkrijgen. Dit gebeurt op zodanige wijze dat legale samenlevingssystemen worden aangetast en hun beoogde werking niet kan worden gegarandeerd.”. Een belangrijke component van ondermijning is dat de illegale onderwereld zich vermengt met de legale bovenwereld.

Vanuit het Bor is vereist dat aan prioriteitsstellingen ook een concrete en meetbare doelstelling wordt gekoppeld. Omdat de capaciteitsvraag van de aanpak van ondermijning niet te voorspellen valt, is deze niet opgenomen in de hierna volgende prioriteitsstelling. De aanpak van ondermijning wordt echter als geheel ‘hoog’ geprioriteerd en direct opgepakt.

3.3 Prioriteitstelling

In de hierna weergegeven tabellen is per beleidsveld de prioriteitstelling opgenomen van de verschillende onderwerpen. De prioritering van de onderwerpen kan ‘laag’, ‘middel’, of ’hoog’ zijn. Dit heeft gevolgen voor de toezichts- en handhavingsstrategie. De handhavingsstrategie wordt in hoofdstuk 4 uiteengezet.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

3.4 Basisprincipes prioriteitstelling

De prioriteitstelling is richtinggevend voor de te verrichten handhavingsinspanningen. De achterliggende gedachte daarbij is dat de schaarse middelen door bewuste keuzes op zo’n efficiënt mogelijke wijze worden ingezet. Hoe hoger een thema is geprioriteerd, hoe frequenter of intensiever de handhavingsinspanningen zijn ten aanzien van dat thema, of des te meer het accent daarop ligt in de dagelijkse uitvoering van de taken. De basisprincipes luiden grofweg als volgt. Een nadere vertaalslag van de prioriteitstelling is uitgewerkt de nalevingsstrategieën (hst. 4), de handhavingsdoelstellingen (hst. 5) en de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s.

> Omgevingsrecht: basisprincipes prioriteitstelling

Hoge prioriteit : actieve handhaving

Gemiddelde prioriteit : gedeeltelijke of planmatige handhaving

Lage prioriteit : passieve handhaving

Basisprincipe hoge prioriteit: actieve handhaving

Op elk object of op elke activiteit wordt toezicht gehouden. Dit geschiedt met een hoge controlefrequentie of –intensiteit. De handhavingsinspanning wordt zo snel mogelijk geleverd, dus met prioriteit opgepakt.

Basisprincipe gemiddelde prioriteit: gedeeltelijke of planmatige handhaving

De handhavingsinspanningen zijn minder frequent of minder intensief dan bij de hoog geprioriteerde onderwerpen of vindt steekproefsgewijs plaats. RO-thema’s met een gemiddelde prioriteit worden planmatig en projectmatig opgepakt.

Basisprincipe lage prioriteit: passieve handhaving

Op thema’s met een lage prioriteit vindt uitsluitend passieve handhaving plaats, bijvoorbeeld naar aanleiding van een handhavingsverzoek of de signalering van een excessieve situatie. Hoewel er geen ambtshalve of planmatige handhaving plaats vindt, betekent een lage prioriteit dus niet dat er helemaal geen handhaving plaatsvindt op deze thema’s.

> Openbare ruimte en veiligheid: basisprincipes prioriteitstelling

Hoge prioriteit : actieve handhaving met accent of met voorrang

Gemiddelde prioriteit : actieve handhaving

Lage prioriteit : passieve handhaving

Basisprincipe hoge prioriteit: actieve handhaving met accent of met voorrang

Aan thema’s met een hoge prioriteit wordt op structurele basis aandacht besteed èn op deze thema’s ligt bij de uitvoering van de taken altijd het accent. Hotspots worden intensief bezocht en meldingen worden direct opgepakt. Vergunningcontroles vinden frequent plaats en worden bij voorrang ingepland.

Basisprincipe gemiddelde prioriteit: actieve handhaving

Aan thema’s met een gemiddelde prioriteit wordt op structurele basis aandacht besteed, met name in dagelijkse rondes of planmatig. Maar steeds voor zover de inzet op hoog geprioriteerde onderwerpen dat toelaat. Vergunningcontroles vinden –ten opzichte van hoog geprioriteerde thema’s- minder frequent of steekproefsgewijs plaats.

Basisprincipe lage prioriteit: passieve handhaving

Op thema’s met een lage prioriteit vindt uitsluitend passieve handhaving plaats, bijvoorbeeld naar aanleiding van een handhavingsverzoek, een klacht of de signalering van een excessieve situatie.

4. Nalevingsstrategiën

4.1 Inleiding

Of regels worden nageleefd is afhankelijk door een combinatie van een groot aantal factoren. Dit varieert van kennis van regels, duidelijkheid van regels en normbesef tot de kans op toezicht en handhaving. Het bevorderen van naleving van de regels vereist dan ook de inzet van verschillende instrumenten. In dit hoofdstuk worden verschillende nalevingsstrategieën omschreven. Deze bieden het kader waarbinnen de beschikbare capaciteit en de verschillende handhavingsinstrumenten worden ingezet. Hoewel rekening is gehouden met de meest voorkomende overtredingen en overtreders, blijft handhaving maatwerk. Er kan in een concreet geval dan ook gemotiveerd afgeweken worden van de beschreven strategieën.

De onderverdeling van de strategieën is schematisch weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 Onderverdeling strategieën 1

Toezichtstrategie (§4.2)

De toezichtstrategie legt vast welke vormen van toezicht de gemeente Soest hanteert en wat per taakveld of thema de basiswerkwijze is.

Sanctiestrategie (§4.3)

De sanctiestrategie beschrijft welke vormen van sanctionering er zijn en op welke manier de gemeente Soest reageert op de constatering van overtredingen.

Preventiestrategie (§4.4)

De preventiestrategie beschrijft de instrumenten die gemeente Soest inzet ter voorkoming van overtredingen.

Integrale handhaving & samenwerking (§4.5)

De toezichthouders, boa’s en handhavers zijn continue in contact met interne en externe handhavingspartners. In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de belangrijkste handhavingspartners en –relaties van de gemeente Soest.

Hardheidsclausule

In deze beleidsnota, en specifiek in onderhavig hoofdstuk, is uiteengezet welke toezichtinstrumenten de gemeente inzet en hoe de gemeente reageert op geconstateerde overtredingen. De strategieën zijn richtlijnen. Bijzondere omstandigheden in een concreet geval kunnen aanleiding zijn hiervan af te wijken. Afwijkingen worden gemotiveerd in advisering richting gemeentebestuur en in correspondentie richting betrokkenen.

4.2 Toezichtstrategieën

De toezichtstrategie legt vast welke vormen van toezicht gemeente soest hanteert (zie tabel hieronder) en wat per taakveld of thema de basiswerkwijze is (weergegeven in de paragrafen die volgen).

Toezichtvorm

Toelichting

Periodiek toezicht

Periodiek toezicht op eenzelfde object naar aanleiding van doorlopende vergunningen of algemene regels (zoals horeca-inrichtingen of inrichtingen brandveilig gebruik).

De controlefrequentie is afhankelijk van de prioriteit en het naleefgedrag bij het betrokken object.

Toezicht op tijdelijke activiteiten

Kortlopende vergunningen tijdens de uitvoeringsfase (zoals sloop- of bouwactiviteiten of evenementen).

Afhankelijk van de prioriteit worden tijdens de uitvoeringsfase meerdere controles gedaan, wordt alleen een eindcontrole gedaan of wordt steekproefsgewijs een controle gedaan. Daarnaast is de diepgang van het toezicht afhankelijk van de prioriteit.

Rondes

Toezicht door middel van rondes (surveillance) in geografisch afgebakende gebieden (zoals wijken). Met name gedragsregels en niet plaatsgebonden handhavingsthema’s lenen zich goed voor deze vorm van toezicht (zoals jeugdgroepen, parkeren, afval, honden).

Afhankelijk van de prioriteit van de handhavingsthema’s worden de hotspots juist meer of minder frequent aangedaan tijdens een ronde.

Projectmatig /planmatig toezicht

Toezicht dat zich richt op een specifiek thema en een projectmatige aanpak vergt. Thema’s waarbij een groot aantal vergelijkbare overtredingen bekend lenen zich, uit oogpunt van effectiviteit, efficiency en gelijke behandeling goed voor deze vorm van toezicht. Dit speelt met name binnen het beleidsveld ruimtelijke ordening.

Toezichtacties

Toezicht waarbij gedurende een korte periode intensief toezicht wordt gehouden op een bepaald handhavingsthema, meestal gericht op een bepaalde doelgroep. Doel hiervan is de naleving een impuls te geven of extra onder de aandacht te brengen. Van dergelijke toezichtacties moet een sterk preventieve werking uitgaan. Met name gedragsregels binnen het beleidsveld openbare ruimte lenen zich goed voor deze vorm van toezicht.

Incidenteel toezicht

Toezicht naar aanleiding van handhavingsverzoeken, meldingen, klachten, calamiteiten of excessen. Deze vorm van toezicht wordt ook ‘passief toezicht’ genoemd, omdat alleen naar aanleiding van concrete signalen over een bepaalde situatie een controle wordt uitgevoerd. Met name laag geprioriteerde thema’s lenen zich goed voor deze vorm van toezicht.

Naast bovengenoemde toezichtvormen wordt signaaltoezicht en integraal toezicht uitgevoerd. Dit zijn geen zelfstandige toezichtvormen. Deze worden daarom apart benoemd. In paragraaf 4.5 ‘integrale handhaving & samenwerking’ wordt hier specifiek op ingegaan.

Toezichtvorm

Toelichting

Signaaltoezicht

Indien een toezichthouder een (mogelijke) overtreding tegenkomt welke buiten zijn taakveld of bevoegdheden valt, wordt hiervan een signaal gegeven aan de toezichthouder of instantie die het onderwerp wel behandelt. Signaaltoezicht is geen zelfstandige toezichtvorm maar wordt uitgevoerd naast een van bovengenoemde toezichtvormen.

Integraal toezicht

Hierbij trekken toezichthouders van verschillende taakvelden, vakgebieden of organisaties gezamenlijk op om een vergunning, object of inrichting te controleren. Integraal toezicht is geen zelfstandige toezichtvorm, maar wordt uitgevoerd naast een van bovengenoemde toezichtvormen. Deze vorm wordt toegepast uit oogpunt van kwaliteit van het toezicht, efficiency en klantvriendelijkheid.

4.2.1 Toezichtstrategieën Omgevingsrecht

Nr.

Taakveld / thema’s

Toezichtvorm + verbijzondering

1

Handhavingsverzoeken (alle taakvelden)

Incidenteel toezicht

2

Bouwen, alle thema’s (taakveld Bouwen)

Toezicht op tijdelijke activiteiten + incidenteel

  • -

    Prioriteitstelling gedetailleerd uitgewerkt in toezichtmatrix (bijlage 6)

3

Brandveilig gebruik, alle thema’s (taakveld Bouwen)

Periodiek toezicht

4

Bestaande bouw, alle thema’s (taakveld Bouwen)

Planmatig / projectmatig

5

Slopen, alle thema’s (taakveld Bouwen)

Toezicht op tijdelijke activiteiten + incidenteel

  • -

    Prioriteitstelling gedetailleerd uitgewerkt in toezichtprotocol slopen5 

6

Alle als gemiddeld geprioriteerde RO-thema's (taakveld RO):

  • -

    Kom: illegale bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein

  • -

    buitengebied: illegale bedrijfsactiviteiten

  • -

    buitengebied: illegale woonsituaties

  • -

    buitengebied: permanente bewoning recreatiewoningen

Planmatig / projectmatig

7

Bomenkap + Erfgoed (taakveld Overig)

Toezicht tijdelijke activiteiten + incidenteel

8

Laag geprioriteerde thema’s (taakvelden RO & Overig)

Incidenteel toezicht

Ad 1Handhavingsverzoeken, alle taakvelden

> Toezichtvorm: incidenteel toezicht

> Toelichting:

Eén van de minimumtaken van het bevoegde bestuursorgaan is het behandelen van handhavingsverzoeken. Op een handhavingsverzoek moet altijd een besluit volgen. Dit volgt onder andere uit de zogenoemde ‘beginselplicht tot handhaving’. Het toezicht vindt ‘incidenteel’ plaats’, nu de aanleiding is gelegen in de ontvangst van een handhavingsverzoek. Gelet op de wettelijke beslistermijn van acht weken (met de mogelijkheid om deze termijn eenmaal te verdagen), wordt zo snel als mogelijk na de ontvangst van het verzoek een controle uitgevoerd door een toezichthouder.

Ad 2Omgevingsvergunning bouwen, alle thema’s (taakveld Bouwen)

> Toezichtvorm: toezicht op tijdelijke activiteiten

> Toelichting:

Deze strategie is van toepassing op alle thema’s ‘omgevingsvergunning bouwen’ zoals weergegeven in de prioriteitstelling taakveld Bouwen (§ 3.2, tabel 2). Het toezicht vindt plaats tijdens de uitvoeringsfase van de omgevingsvergunning. De toezichtvorm betreft daarom ‘toezicht op tijdelijke activiteiten’. Wanneer de uitvoering is afgerond, is ook het toezichtproces afgedaan. De vergunning wordt gereed gemeld en verdwijnt daarmee uit de werkvoorraad van de toezichthouder. Dit taakveld vergt veruit de meeste toezichtcapaciteit binnen het beleidsveld omgevingsrecht. De gemeentelijke handhavingsorganisatie kan dit aanbod niet beïnvloeden. Wel kan de gemeente beïnvloeden welke vergunningen, ofwel categorieën bouwwerken, met welke frequentie en diepgang worden gecontroleerd. De gemeente Soest heeft dit vastgelegd in een ‘toezichtmatrix’.

Toezichtmatrix

Het toezicht op bouwactiviteiten naar aanleiding van de verleende omgevingsvergunningen vindt plaats aan de hand van de toezichtmatrix, zoals opgenomen in bijlage 6 (‘toets- en toezichtmatrix bouwen, gemeente Soest’). In de matrix is voor verschillende bouwwerkcategorieën het toezichtniveau (frequentie en diepgang) vastgesteld. Richtinggevend is de prioriteitstelling zoals weergegeven in § 3.3, tabel 2.

Wat betreft de bouwwerkcategorieën is in matrix aangesloten bij de categorisering van Bouwbesluit 2012. Dit betreffen 19 ‘functies’. In de prioriteitstelling zijn deze functies kortheidshalve samengevoegd tot drie categorieën, te weten ‘publiek toegankelijke gebouwen’, ‘niet publiek toegankelijke gebouwen’ en de restcategorie ‘overige / kleine bouwwerken en verbouwingen’. Onder publiek toegankelijke gebouwen worden verstaan onder andere de bijeenkomstfuncties (zoals kinderopvang), onderwijsfuncties en gestapelde woningen. Onder niet-publiek toegankelijk gebouwen worden bijvoorbeeld verstaan de grondgebonden woonfuncties.

Voor de verschillende bouwwerkcategorieën is per onderdeel van het bouwbesluit het toezichtniveau vastgesteld. Hieronder is weergegeven welke niveaus worden onderscheiden en met welke prioriteit deze grofweg corresponderen.

Toezichtniveaus matrix

Correspondeert met prioriteit

  • 1)

    Visuele controle

Laag

  • 2)

    Beoordeling van hoofdlijnen en hoofdaspecten

Gemiddeld

  • 3)

    Beoordeling van hoofdlijnen en enkele kenmerkende details

Hoog

  • 4)

    Algehele controle van alle onderdelen

Hoog

Uit de matrix volgt bijvoorbeeld een hoge prioriteit voor toezicht op de naleving van veiligheidsvoorschriften (constructieve veiligheid, brandveiligheid) ten aanzien van publiek toegankelijke bouwwerken zoals kinderdagverblijven, winkels en verpleeghuizen. Dus, op bouwwerken waar veel personen komen, wordt uitgebreider toezicht gehouden dan bij objecten waar niet of nauwelijks mensen komen. Dit onderscheid ziet met name op de (fysieke) veiligheid. Daar waar nauwelijks mensen komen is de kans op ongelukken of fysiek letsel op grote schaal immers veel kleiner.

Afstemming toets (vooraf) en toezicht (achteraf)

De prioriteitstelling bij de bouwplantoetsing en de prioriteitstelling bij het bouwtoezicht zijn integraal tot stand gekomen. Op die onderdelen waaraan een bouwplan intensiever wordt getoetst, wordt dus ook intensiever toezicht gehouden. In vervolg daarop is ook een integrale matrix opgesteld. Deze biedt in één oogopslag duidelijkheid over het gewenste toets- én toezichtniveau per categorie bouwwerk en per onderdeel van het Bouwbesluit 2012. Op deze wijze vormt de matrix een eenduidige leidraad voor zowel de toetsing van bouwplannen (preventief) als het toezicht op diezelfde bouwplannen (repressief).

Integraal toezicht

Ten aanzien van een aantal bouwwerkcategorieën wordt op structurele basis integraal toezicht gehouden. Tijdens de bouwfase waar bijvoorbeeld brandveiligheidsvoorschriften kunnen worden gecontroleerd, worden integrale controles uitgevoerd door een gemeentelijke bouwtoezichthouder en een toezichthouder van Vru.

Incidenteel toezicht op vergunningsvrij bouwen en bestaande bouw

Op vergunningsvrije bouwwerken wordt uitsluitend toezicht gehouden op de bouwtechnische voorschriften, als klachten of handhavingsverzoeken daartoe aanleiding geven. Dit toezicht vindt dan plaats conform de toezichtmatrix. Ten aanzien van bestaande bouw geldt hetzelfde, met uitzondering van de specifiek geprioriteerde handhavingsthema’s ‘bestaande bouw’. Deze worden projectmatig aangepakt (zie hieronder ad. 4)

Ad 3Brandveilig gebruik, alle thema’s (taakveld Bouwen)

> Toezichtvorm: periodiek toezicht

> Toelichting:

De vorm van toezicht is ‘cyclisch toezicht’, omdat het thema doorlopende vergunningen brandveilig gebruik of meldingen brandveilig gebruik betreffen. Richtinggevend voor de controlefrequentie is de prioriteitstelling zoals weergegeven in hoofdstuk 3 (tabel 2). Zo vindt het toezicht op gebouwen waar minder zelfredzame personen verblijven (kinderopvang, verzorgingstehuizen) en logiesfuncties (hotels) met een hogere frequentie plaats dan het toezicht op bijvoorbeeld kamerverhuur (prioriteit gemiddeld). Toezichtfrequenties zijn nader uitgewerkt in hst. 5 ‘Handhavingsdoelstellingen’ en het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.

Ad 4Bestaande bouw, alle thema’s (taakveld Bouwen)

> Toezicht vorm: projectmatig toezicht

> Toelichting:

Het handhavingsthema met betrekking tot bestaande bouw (thema brandveiligheid: hoogbouw vluchtroutes) is als gemiddeld geprioriteerd. Dit onderwerp behoeft maatwerk in de aanpak en wordt daarom projectmatig opgepakt. De eigenaren worden gevraagd om een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren en zo nodig een plan van aanpak op te stellen. Een en ander wordt uitgewerkt in hst. 5 ‘Handhavingsdoelstellingen’ en in het uitvoeringsprogramma van het jaar waarin deze projecten worden ingepland.

Ad 5Slopen en sloopveiligheid, alle thema’s (taakveld Bouwen)

> Toezicht vorm: toezicht op tijdelijke activiteiten + incidenteel toezicht

> Toelichting:

Deze strategie is van toepassing op alle thema’s betreffende slopen en sloopveiligheid (taakveld Bouwen. Het toezicht vindt plaats tijdens de uitvoeringsfase van de (gedeeltelijke) sloop van een bouwwerk of de sloop van onderdelen van een bouwwerk (toezicht op tijdelijke activiteiten). Wanneer de uitvoering is afgerond, is ook het toezichtproces afgedaan. De melding wordt gereed gemeld en verdwijnt daarmee uit de werkvoorraad van de toezichthouder.

De sloopmeldingen worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Het controlepercentage is afhankelijk van de prioriteitstelling (§ 3.3, tabel 2). De percentrages zijn neergelegd in hst. 5 ‘Handhavingsdoelstellingen’. Het toezichtniveau en -diepgang worden nader uitgewerkt in een ‘toezichtprotocol slopen gemeente Soest’.

Ad 6Alle RO-thema’s met gemiddelde prioriteit (taakveld Ruimtelijke Ordening)

> Toezicht vorm: projectmatig toezicht

> Toelichting:

Binnen het taakveld ruimtelijke ordening is een zestal thema’s als geprioriteerd. Deze thema’s betreffen illegale woonsituaties (bedrijventerreinen, kom en buitengebied), illegale bedrijfsactiviteiten buitengebied, illegale erfactiviteiten op agrarische gronden en permanente bewoning van recreatiewoningen. Deze thema’s komen overeen dat er een fors aantal (vermeende) strijdige situaties in beeld is. Deze thema’s vergen daarom een projectmatige en planmatige aanpak. In het uitvoeringsprogramma wordt ingepland welk thema of welke thema’s voor het daar opvolgende jaar wordt / worden aangepakt. Ook de wijze van aanpak wordt verder uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma. Deze strategie sluit aan op de wens van het gemeentebestuur om op RO-vlak meer thematisch en projectmatig te handhaven.

Ad 7Als laag geprioriteerde RO-thema’s en Overige thema’s (taakvelden Ruimtelijke Ordening & Overig)

> Toezicht vorm: Incidenteel toezicht

> Toelichting:

Op laag geprioriteerde thema’s (waaronder vergunningsvrij bouwen) wordt uitsluitend toezicht gehouden naar aanleiding van handhavingsverzoeken of meldingen over excessieve situaties (piepsysteem). Het komt vooral aan op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven om regelgeving na te leven. Dit past binnen het algemene beleidsuitgangspunt dat handhaving een gedeelde verantwoordelijkheid is van de gemeente en haar normadressanten. Er vindt geen ambtshalve of planmatig toezicht plaats op deze thema’s.

4.2.2 Toezichtstrategieën Openbare ruimte en veiligheid

Per handhavingsthema is weergegeven welke toezichtvorm wordt gehanteerd. Vervolgens is de basisstrategie toegelicht, waarna een verbijzondering volgt van een aantal hoog geprioriteerde thema’s.

Toezichtvormen per thema

afbeelding binnen de regeling

Basisstrategie toezicht Openbare ruimte en veiligheid

> Primaire toezichtvorm: Rondes

  • o

    Met voorrang of accent op hoog geprioriteerde thema’s

  • o

    Daarnaast de gemiddeld geprioriteerde thema’s en de actualiteiten

Het toezicht in de openbare ruimte betreffen vooral thema’s die niet inrichtingsgebonden zijn. De primaire toezichtstrategie voor het beleidsveld Openbare ruimte en veiligheid is dan ook dat het toezicht plaats vindt door middel van ‘rondes’ (surveillance). Het houden van rondes is de primaire daginvulling van de boa. Te meer omdat rondes zorgen voor blauw op straat. Daar gaat een belangrijke preventieve werking vanuit. De rondes vinden wijkgericht of themagericht plaats.

Zoals is aangestipt in § 3.3 is het basisprincipe van de prioriteitstelling dat hoe hoger een thema is geprioriteerd, hoe frequenter of intensiever de handhavingsinspanningen zijn ten aanzien van dat thema. Hieraan wordt invulling gegeven door tijdens de (wijkgerichte) rondes het accent op hoog geprioriteerde thema’s te leggen of door het houden van themagerichte rondes, zoals een ronde die specifiek gericht is op verkeersveiligheid rond basisscholen, of een ronde op vrijdagavond die specifiek gericht is op de hotspots jeugdoverlast

Aldus ligt het accent van de dagelijkse rondes op hoog geprioriteerde thema’s. Daarnaast worden de actualiteiten meegenomen:

  • -

    Gemiddelde prioriteit thema’s: aan de hand van hotspots, zoals hotspots foutparkeren, hotspots hondenoverlast etc.

  • -

    Binnengekomen meldingen: deze worden ter plaatse onderzocht en zo mogelijk direct afgedaan; - Toezicht op tijdelijke activiteiten: controle op verleende vergunningen of ontheffingen, zoals een obstakelvergunning of terrasvergunning.

  • -

    Incidenteel toezicht: klachten / signalen ten aanzien van laag geprioriteerde thema’s.

> Andere toezichtvormen naar gelang de aard van het thema:

  • o

    Periodiek toezicht

  • o

    Toezicht op tijdelijke activiteiten (al dan niet gecombineerd in ronde)

  • o

    Toezichtacties

Naast rondes worden andere toezichtvormen toegepast, afhankelijk van de aard van het handhavingsthema.

  • -

    Periodiek toezicht: op inrichtingsgebonden thema’s zoals horecathema’s of het Digitaal Opkopers Register.

  • -

    Toezicht op tijdelijke activiteiten: naar aanleiding van aflopende vergunningen of ontheffingen, zoals evenementen.

  • -

    Toezichtacties: ten behoeve van thema’s met bepaalde doelgroepen, zoals toezichtacties gericht op mountainbikers binnen het thema bostoezicht.

> Incidenteel toezicht op laaggeprioriteerde thema’s (al dan niet gecombineerd in ronde)

Daarnaast is er een groot aantal laag geprioriteerde thema’s. Hierop vindt alleen passieve handhaving plaats. Dat wil zeggen dat toezicht wordt gehouden naar aanleiding van concrete klachten, meldingen die binnenkomen via meldpunt woonomgeving of naar aanleiding van de signalering van excessieve situaties (signalering door boa’s zelf tijdens de dagelijkse rondes, door ketenpartners of door inwoners). De meldingen worden zoveel als mogelijk binnen een week meegenomen in een van de dagelijkse rondes. Excessieve situaties echter worden vanwege de mogelijke hinder of gevaarzetting alsnog bij voorrang opgepakt.

Verbijzondering geprioriteerde thema’s

Verbijzondering thema ‘Jeugdgroepen’

Het toezicht op jeugdgroepen vindt plaats in rondes. Daarbij worden hotspots bezocht op tijdstippen dat de groepen actief zijn. De locaties wisselen alsook de samenstelling van de groepen, zodat ook de inzet per periode zal verschillen. Het gemeentelijk beleid is gericht op een integrale groepsaanpak, waarbij jongerenwerk een prominente rol speelt. De andere handhavingspartners zijn politie, jeugdzorg en onderwijs. De boa’s vormen dus één van de schakels in de keten. Hun rol is gelegen in het tijdens de rondes aanspreken van jongeren op hun gedrag en het doorgeven van signalen aan de ketenpartners.

Verbijzondering thema ‘Risicovolle evenementen’ : integraal toezicht

De risicovolle evenementen (inclusief zwaar belastende evenementen) zijn als hoog geprioriteerd. Dit betekent dat op elk evenement toezichtcapaciteit wordt ingepland (100% toezicht, dus niet steekproefsgewijs, zie verder hst 5. Handhavingsdoelstellingen). Van groot belang bij deze evenementen is integraal toezicht. Alle toezichtactiviteiten van de relevante handhavingspartners (dit zijn in elke geval de actoren die bij het vergunningstraject hebben geadviseerd) worden op elkaar afgestemd. De toezichtactiviteiten zien in elk geval op de risicovolle elementen van het evenement. Voorbeelden daarvan zijn:

  • -

    grote bezoekersaantallen;

  • -

    constructieve veiligheid van tribunes, podia, tenten en andere constructies;

  • -

    veiligheid van installaties, zoals gasvoorzieningen bij standplaatsen;

  • -

    brandveilig gebruik van bijvoorbeeld tenten;

  • -

    ingrijpende verkeersmaatregelen;

  • -

    bewegende of rijdende elementen;

  • -

    geluidsinstallaties;

  • -

    verkoop van alcoholhoudende dranken.

Ketenpartners bij de uitvoering van integraal toezicht zijn in elk geval: bouwtoezicht (constructies), Vru (brandveilig gebruik, brandveiligheid installaties), politie (openbare orde) en RUD (geluid). Bij de jaarlijkse evaluatie van het onderhavige meerjarenbeleid zal worden getoetst of en hoe het nieuw op te stellen evenementenbeleid aanleiding geeft tot actualisatie / bijstelling.

Verbijzondering thema ‘Drank- en horecawet’

Het toezicht op de Drank- en horecawet is inrichtingsgebonden. Het toezicht vindt dan ook ‘periodiek’ plaats. Onderscheid wordt gemaakt tussen de reguliere horeca (vergunningplichtig), de paracommerciële horeca (vergunningplichtig), de slijterijen (vergunningplichtig), de artikel 18-bedrijven zoals supermarkten (vergunningvrij), evenementenontheffingen en ontheffing van de schenktijden. In het ‘Preventie- en handhavingsplan Drank- en horecawet gemeente Soest’ is het handhavingsbeleid opgenomen ten aanzien van dit thema. Wat betreft het toezicht ligt het accent op de basiscontroles (algehele controle van al dan niet vergunningplichtige verkooppunten) en de leeftijdsgrenzencontroles (controle op de verstrekking van drank aan jongeren onder de 18 jaar). Het beleid maakt wat betreft de gewenste controlefrequentie onderscheid tussen hoge risico- en lage risicoverkooppunten. De toezichtstrategie Drank- en horecawet uit voornoemd beleidsplan is opgenomen in bijlage 8. De scope van de basiscontroles is breder dan de Drank- en horecawet; de betreffende toezichthouder betrekt bij een basiscontrole alle horeca gerelateerde thema’s die op de betreffende inrichting van toepassing zijn bij de controle, zoals de exploitatievergunning (APV), de aanwezigheidsvergunning en de terrasvergunning. Zo nodig wordt de controle uitgevoerd met een ketenpartner, bijvoorbeeld met Vru (brandveilig gebruik) of een bouwtoezichthouder (in het geval een nieuwe Drank- en horecavergunning is verleend).

4.3 Sanctiestrategieën

De sanctiestrategie beschrijft welke vormen van sanctionering er zijn en op welke manier de gemeente Soest reageert op constateringen van overtredingen. Hierbij wordt tevens de gedoogstrategie weergegeven.

4.3.1 Sanctiemiddelen

De meest gebruikelijke en bekende bestuursrechtelijke sanctiemiddelen die de gemeente kan opleggen zijn de lastgeving onder dwangsom en de lastgeving onder bestuursdwang. Beide zijn zogenoemde herstelsancties. Herstelsancties hebben tot doel strijdige situaties te beëindigen. Hoewel een overtreder dit vaak anders ervaart zijn herstelsancties –in tegenstelling tot bestraffende sancties zoals een boete- niet gericht op leedtoevoeging.

De lastgeving onder bestuursdwang is het meest geschikte middel bij gevaarzettende situaties of spoedgevallen. De lastgeving onder dwangsom vergt minder personele inzet en is minder ingrijpend voor de overtreder. In een gering aantal gevallen kan ook het schorsen of intrekken van een vergunning worden ingezet als herstelsanctie. In het kader van de Drank- en horecawet staat de gemeente een breed scala aan specifieke sanctioneringsmiddelen ter beschikking, waaronder de bestuurlijke boete. In bijlage 9 is de sanctiestrategie uit Preventie- en handhavingsplan Drank- en horecawet gemeente Soest periode 2014-2018 weergegeven. Daarin zijn de specifieke instrumenten nader toegelicht.

Ten aanzien van tal van APV-feiten (de zogenoemde kleine ergernissen in de openbare ruimte) en verkeersovertredingen (Wet Mulder-feiten) kunnen gemeentelijke boa’s een soort boete opleggen, namelijk de bestuurlijke strafbeschikking (hierna: BSB). De BSB is voor dit soort overtredingen uitermate geschikt vanwege het lik-op-stuk-effect. Sommige overtredingen zijn weliswaar strafbaar gesteld, maar kunnen niet met een BSB worden afgedaan. In een dergelijk geval maken boa’s een proces-verbaal op. Het Openbaar Ministerie beslist vervolgens om al dan niet tot vervolging over te gaan. Dit traject speelt met name bij illegale kap.

4.3.2 Sanctiestrategieën Omgevingsrecht

Stappenschema’s bestuursrechtelijke handhaving

Hoe de gemeente reageert op een overtreding is vastgelegd in stappenschema’s. De basislijn is neergelegd in stappenschema ‘basisstrategie bestuursrechtelijke handhaving’. Deze is opgenomen in bijlage 10. Deze basislijn wordt gehanteerd tenzij sprake is van:

  • -

    spoed, gevaarzetting of risico op onomkeerbare gevolgen;

  • -

    indien een informele oplossing voor de hand ligt.

Bij spoed, gevaarzetting of mogelijk onomkeerbare gevolgen wordt het verkorte stappenschema ‘Bestuursrechtelijke handhaving spoedsituaties’ gevolgd. Bijvoorbeeld bij constatering van illegale bomenkap, illegale bouw in uitvoering, of instortingsgevaar. Dit stappenschema is opgenomen in bijlage 11.

Daarnaast geldt dat in sommige situaties een informele oplossing voor de hand ligt. Een overtreder geeft bijvoorbeeld direct aan de strijdige situatie op eigen beweging te zullen beëindigen. De toezichthouder kan een hercontrole inplannen. Als afspraken niet worden nagekomen wordt alsnog de basislijn gehanteerd. Dit heeft altijd de voorkeur boven een formeel juridisch handhavingstraject. Informele oplossingen zijn met name aan de orde bij overtreding van technische voorschriften tijdens een bouwproces. In dat geval spreekt de toezichthouder de uitvoerder aan op de situatie. Soms kan de strijdigheid ter plekke worden hersteld. Zo nodig maakt de toezichthouder een afspraak voor een hercontrole. Als de toezichthouder op basis van zijn ervaringen weet dat de betreffende uitvoerder niet genegen is om informele afspraken na te komen, wordt direct de basisstrategie gevolgd.

Twee-sporenaanpak thema ‘extra beschermde bomen’

In het geval van illegale bomenkap van extra beschermde bomen volgt een twee-sporenaanpak. Naast de bestuursrechtelijke handhaving (lastgeving onder dwangsom, inhoudende een herplantplicht, overeenkomstig de basisstrategie) wordt een strafrechtelijk traject gevolg, gericht op ‘leedtoevoeging’. Uit oogpunt van efficiëntie wordt dit traject alleen ingezet indien de bewijslast duidelijk is. Door een boa wordt alsdan proces verbaal opgemaakt. Het Openbaar Ministerie besluit vervolgens of al dan niet tot vervolging wordt overgegaan.

Handhavingsverzoeken: minder flexibiliteit

De beslistermijn bij handhavingsverzoeken bedraagt acht weken. Deze termijn mag eenmaal worden verdaagd. Door deze wettelijke termijn, die is gekoppeld aan de wet dwangsom bij niet tijdig beslissen, biedt een aanschrijvingstraject waar handhavingsverzoek aan ten grondslag ligt minder flexibiliteit. Hoewel ook bij handhavingsverzoeken in principe de basisstrategie wordt gevolgd, is er dus minder ruimte voor maatwerk richting de overtreder.

Wettelijke waarborgen

In de stappenschema’s is rekening gehouden met de wettelijke waarborgen die zijn neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Een voorbeeld daarvan is de plicht om overtreders de gelegenheid te bieden om zienswijzen in te dienen. Los daarvan geldt dat deze strategieën richtlijnen zijn en dat sanctionering een middel is, en geen doel op zich. Dit betekent dat binnen de juridische kaders maatwerk wordt verricht als de achterliggende belangen van de regelgeving daarmee worden gediend, of als daarmee langdurige juridische procedures worden voorkomen. Gedacht kan worden aan verruiming van termijnen in verband met legalisatietrajecten of nader onderzoek.

Keuze bestuursdwang / dwangsom

In beginsel wordt als herstelsanctie de lastgeving onder dwangsom opgelegd. Dit middel is het minst ingrijpend voor de overtreder en is tevens het minst belastend voor de handhavende organisatie. Een richtlijn voor de hoogte van dwangsommen is opgenomen in bijlage 12. Voor de lastgeving onder bestuursdwang wordt alleen in de volgende situaties gekozen:

  • -

    bij gevaarzettende situaties, zoals instortingsgevaar;

  • -

    bij acute situaties, bijvoorbeeld bij illegale bouw, sloop of bomenkap in uitvoering;

  • -

    indien de overtreder onbekend is (bestuursdwang is dan juridisch de enige optie);

  • -

    indien een ter zake van dezelfde overtreder of dezelfde overtreding eerder opgelegde dwangsom niet tot het beoogde effect heeft geleid, of als er een andere reden is om op voorhand aan te nemen dat de dwangsom geen effectief middel is;

  • -

    als de aard van het specifieke geval zich om een andere reden dan voornoemd verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom.

4.3.3 Sanctiestrategie openbare ruimte en veiligheid

De handhavingsthema’s binnen dit beleidsveld zijn van uiteenlopende aard. Daarmee is ook de gewenste reactie van de gemeente op een geconstateerde overtreding niet eenduidig weer te geven. Bovendien zijn er verschillende sanctie-instrumenten en kunnen deze instrumenten niet op alle overtredingen worden ingezet. Zoals in paragraaf 4.3 is weergegeven is de BSB vanwege het lik-op-stuk-effect een geschikt middel ten aanzien van tal van APV-feiten en verkeersovertredingen. Voor andere situaties ligt toepassing van een herstelsanctie (bestuursdwang of dwangsom) meer voor de hand.

Basisstrategie sanctionering

De basisstrategie voor sanctionering binnen beleidsveld Openbare ruimte en veiligheid is opgenomen in bijlage 13. Daarbij geldt dat niet elke overtreding wordt beboet. Er zijn ook situaties waarbij het gepast of gewenst is om een overtreder alleen aan te spreken op zijn of haar gedrag of om een waarschuwing te geven. Dit is afhankelijk van een combinatie van factoren en de specifieke omstandigheden van het geval. De basisstrategie (bijlage 13) is de richtlijn, maar uiteindelijk moet de boa gebruikmaken van de eigen beoordelingsruimte. Daarbij betrekt de boa de volgende vragen.

  • -

    Is er een gevaarzettende of hinderlijke situatie?

  • -

    Is het een veel voorkomende overtreding en een algemeen bekende regel?

  • -

    Is er recidive of is de betreffende persoon op een eerder moment reeds gewaarschuwd?

  • -

    Is de afgelopen 2 jaar al veelvuldig toezicht gehouden op het betreffende onderwerp (al dan niet in combinatie met een specifieke locatie)?

  • -

    Is er een preventieactie geweest, waarbij is gewaarschuwd dat toekomstige overtredingen worden beboet?

  • -

    Zijn er anderszins verzwarende of juist verlichtende factoren of persoonlijke omstandigheden?

De gemeente Soest heeft het vertrouwen in haar boa’s dat zij een goede afweging maken. Van hen wordt verwacht dat zij situaties in de collegiaal overleg bespreken en werkafspraken daaromtrent volgen. Een uniforme werkwijze is daarmee voldoende geborgd. Zoals reeds aangestipt kan ten aanzien van een aantal onderwerpen geen BSB worden opgelegd. Indien het nodig is in plaats daarvan een herstelsanctie op te leggen, wordt gehandeld overeenkomstig de stappenschema’s bijlage 10 (regulier) of bijlage 11 (spoed/gevaarzetting). Ten aanzien van DHW-overtredingen en andere horeca gerelateerde onderwerpen is de sanctiestrategie op genomen in het DHW-beleid. Deze is weergegeven in bijlage 9. Met betrekking tot gevaarlijke honden wordt een sanctioneringstraject toegepast overeenkomstig de ‘beleidsregels gevaarlijke honden’. Deze is opgenomen in bijlage 14.

4.3.4 Sanctionering eigen organisatie

In de praktijk kunnen situaties voordoen waarbij de gemeentelijke organisatie zelf of een ketenpartner een overtreding begaat. De gemeente heeft een voorbeeldfunctie. Daarom wordt, gelijk aan overtredingen begaan door inwoners en bedrijven, vervolg gegeven aan de constatering van een overtreding begaan door de eigen organisatie of ketenpartner. Daarbij wordt in principe de basisstrategie bestuursrechtelijke handhaving gevolgd.

4.3.5 Gedogen

In beginsel voert de gemeente Soest geen actief gedoogbeleid. Hierop is een aantal strike uitzonderingen van toepassing.

  • -

    handhaving leidt tot aperte onbillijkheden, zoals in overmachtssituaties;

  • -

    het achterliggende belang is evident beter gediend met gedogen dan met handhaven;

  • -

    een zwaarder wegend belang rechtvaardigt gedogen, terwijl dit gedogen geen onevenredige gevolgen heeft voor derden;

  • -

    er is sprake van concreet zicht op legalisatie. Het handhavingstraject wordt dan opgeschort totdat legalisatie een feit is ofwel het concreet zich op legalisatie is vervallen;

  • -

    ten aanzien van geconstateerde overtredingen die als laag zijn geprioriteerd en waarover geen handhavingsverzoek is ingediend, wordt een zogenoemde ‘wrakingsbrief’ uitgedaan. Dit is een vorm van uitgestelde handhaving. Een wrakingsbrief is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Door middel van de wrakingsbrief wordt de overtreder kenbaar gemaakt dat de gemeente op de hoogte is van de overtreding en dat de gemeente zich het recht voorbehoud om op een later tijdstip alsnog handhavend op te treden. Bijvoorbeeld in het geval de prioriteiten van het onderhavig beleid wijzigen of als een handhavingsverzoek wordt ingediend.

    Daarnaast zijn hiervan uitgezonderd de persoonsgebonden gedoogbeschikkingen die in het verleden zijn verleend aan een beperkte groep permanente bewoners van recreatiewoningen

4.4 Preventiestrategie

Het gemeentebestuur wil nadruk leggen op preventie (zie algemene beleidsuitgangspunten (§ 2.6). Daarom is het extra van belang dat burgers, bedrijven en instellingen kennis hebben van de regelgeving en het belang daarvan inzien. Dit bevordert immers de spontane naleving. Hiertoe kunnen verschillende ‘preventie-instrumenten’ worden ingezet. Van belang daarbij is dat de middelen op de juiste momenten worden aangewend en aansluiten bij de doelgroep. In de onderstaande tabel worden de preventie-instrumenten weergegeven die de gemeente Soest hanteert. Daarbij wordt beschreven in welke situaties deze (kunnen) worden aangewend. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en evaluaties wordt aangegeven welke preventie-activiteiten dat jaar worden of zijn ingezet.

Algemene preventie-instrumenten

Toepassing in de praktijk

Algemene voorlichting

Gemeente Soest geeft op de eigen website www.soest.nl voorlichting over vergunningen, ontheffingen en algemene regels. Inwoners en bedrijven kunnen voor specifieke vragen of nadere uitleg een afspraak maken bij het Omgevingsloket. Aldaar is tevens foldermateriaal beschikbaar

Bekendmaking van nieuwe regelgeving

Nieuwe (gemeentelijke) regelgeving, zoals bestemmingsplannen, verordeningen of aanwijzingsbesluiten, wordt bekendgemaakt door publicatie op de eigen website www.soest.nl en in het Soester Courant. De nieuwe regelgeving is digitaal raadpleegbaar maar kan ook worden ingezien bij het Omgevingsloket.

Duidelijke bebording bij aangewezen gebieden, plaatsen of zones

Aangewezen gebieden, plaatsen of zones, zoals de

hondenlosloopgebieden en de blauwe zones bij winkelcentra, zijn voorzien van duidelijke bebording, zowel qua aantal als qua leesbaarheid.

Specifieke preventie-instrumenten

Toepassing in de praktijk

Gerichte voorlichting aan doelgroepen over nieuwe regelgeving

Reeds voor de inwerkingtreding van nieuwe regelgeving kan de doelgroep daar bekend mee worden gemaakt door gerichte voorlichting. Bijvoorbeeld door middel van mailings of informatieavonden.

Gerichte voorlichting aan doelgroepen over bestaande regelgeving

Bepaalde doelgroepen kunnen op persoonsniveau worden benaderd voor voorlichting. Bijvoorbeeld hondenbezitters bij een aangifte voor hondenbelasting, of inwoners bij de inschrijving in de basisadministratie.

Vooroverleg bij vergunningen

Door de klant met een initiatief de gelegenheid te bieden tot vooroverleg, wordt de klant bekend gemaakt met de mogelijkheden, maar ook met de beperkingen en risico’s van het initiatief. Van het bieden van vooroverleg gaat daarmee een belangrijke preventieve werking uit. De mogelijkheid tot vooroverleg wordt op structurele basis geboden ten aanzien van omgevingsvergunningen en Drank- en horecavergunningen.

Verbinden voorwaarden aan vergunningen

Aan verschillende vergunningen worden voorwaarden verbonden die mede tot doel hebben om overtredingen te voorkomen. Bijvoorbeeld de plicht om ‘start bouw’ en ‘storten beton’ te melden aan de bouwtoezichthouder, zodat deze tijdig een preventieve controle kan inplannen.

Uitdoen persbericht over gemeentelijke handhavingsactiviteiten

Een instrument dat de gemeente Soest tot op heden niet heeft aangewend is de mogelijkheid om inwoners van Soest via een persbericht kennis te laten nemen van diverse handhavingsactiviteiten, zoals een handhavingsproject, een concreet handhavingsbesluit dan wel een rechtelijke uitspraak.

4.5 Integrale handhaving en samenwerking

Voor een efficiënte, effectieve en klantvriendelijke handhaving worden de handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk afgestemd met zowel interne als externe handhavingspartners. Deze afstemming kan uiteenlopende vormen aannemen, bijvoorbeeld door structureel overleg, signaaltoezicht, integraal toezicht en door het gezamenlijk uitvoeren van toezicht- of preventieacties. In het onderstaande schema zijn de belangrijkste samenwerkingsrelaties weergegeven.

4.5.1 Overlegstructuren

> Politie:

  • o

    Structureel overleg tussen burgemeester en politie (portefeuillehoudersoverleg);

  • o

    Wekelijks ambtelijk overleg met politie

  • o

    Dagelijkse afstemming tussen boa’s en politie bij opstart en sluiting van de dag.

> Evenementenoverleg

  • o

    Structureel overleg (ca. 4 keer per jaar) met de diverse ketenpartners, waaronder vergunningverlening, boa’s, politie, Vru, beleidsambtenaar OOV, verkeer,.

Overlastoverleg jongeren

  • o

    Structureel overleg met de diverse ketenpartners in de aanpak van jeugdoverlast, waaronder beleidsambtenaar OOV, politie, boa’s, jeugdwerk en Stichting Balans.

> RUD

  • o

    Kwartaaloverleg teamleider V&H / Regievoerder V&H – RUD

> Groene Platform

  • o

    Het Groene Platform is een netwerkstructuur, geregisseerd vanuit provincie Utrecht. In dit platform zijn ketenpartners verenigd die domein II-boa’s in dienst hebben (gericht op toezicht in bossen en natuurgebieden), zoals provincie, RUD, gemeenten, Recreatie Midden Nederland en natuurorganisaties. Een convenant voorziet in de mogelijkheid tot uitwisseling van boa’s, bijvoorbeeld ten behoeve van toezichtacties. Gelet op het thema ‘Bostoezicht’ is de gemeente Soest aangesloten bij dit platform.

> Ruitenbergoverleg

  • o

    Maandelijks overleg met alle groene boa’s (domein II)werkzaam in de provincie Utrecht. In dit overleg worden maandelijkse handhaaf acties gezamenlijk gepland en nieuws / ontwikkelingen vanuit het toezicht gedeeld.

4.5.2 Integraal toezicht en signaaltoezicht

Bij integraal toezicht treden toezichthouders van verschillende taakvelden, vakgebieden of organisaties gezamenlijk op om een vergunning, tijdelijke activiteit of inrichting te controleren. Integraal toezicht is geen zelfstandige toezichtvorm, maar wordt uitgevoerd naast de toezichtvormen zoals omschreven in paragraaf 4.2. Integraal toezicht vindt met name plaats ten aanzien van de volgende activiteiten:

> Bouwactiviteiten: bouwtoezicht / Vru

  • o

    Integrale controles brandveiligheid tijdens de laatste fase van de uitvoering van bouwactiviteiten, met name bij publiek toegankelijke gebouwen en zwaardere industriefuncties.

>Nieuwe of gewijzigde horeca-inrichtingen: bouwtoezicht / DHW-toezicht / evt. Vru

  • o

    Integrale controle n.a.v. nieuwe of gewijzigde vergunningplichtige horeca-inrichtingen. Controle gericht op inrichtingsvereisten voor horecagelegenheden (bouwtoezicht), brandveilig gebruik (Vru) en algemene DHW-regels (DHW-toezichthouders).

> Evenementen: boa’s, politie, Vru, RUD (ketenpartners afhankelijk van evenement)

  • o

    Integrale controle tijdens diverse fases van het evenement. Controleaspecten afhankelijk

  • o

    van het type evenement en de risicovolle elementen (zie toezichtstrategie).

> Integraal toezicht op incidentele basis (m.n. RUD)

  • o

    Naar aanleiding van (overlast)klachten, meldingen of handhavingsverzoeken die meerdere taakvelden betreffen of waarbij de aard van de klacht onzeker is, worden geregeld integrale controles uitgevoerd. Dit speelt met name op het terrein van bedrijfsactiviteiten, waarbij milieuregelgeving relevant is. Een ander voorbeeld is een situatie van vervuiling in de thuissituatie, waarbij de GGD in het toezichttraject aanhaakt.

Naast integraal toezicht staan de gemeentelijke toezichthouders veelvuldig met handhavingspartners in contact in het kader van signaaltoezicht. Indien een toezichthouder een (mogelijke) overtreding tegenkomt die buiten zijn of haar taakveld of bevoegdheden valt, wordt hiervan een signaal doorgegeven aan de toezichthouder of instantie die het onderwerp wel behandelt. De belangrijkste handhavingspartners (-en onderwerpen) in dit verband zijn:

  • >

    Politie / Milieupolitie (openbare orde, drugsafval, asbest);

  • >

    Inspectie SZW (Arbo-wetgeving, met name op gebied van asbest, slopen en bouwveiligheid);

  • >

    Vru (brandveiligheid);

  • >

    Provincie Utrecht (Boswet, Landschapsverordening, Flora- en faunawet);

  • >

    RUD (milieu, bodem);

  • >

    Waterschappen (lozingen);

  • >

    GGD (vervuiling thuissituatie, Wet kinderopvang);

  • >

    RMN (afvaldump, afval ondergrondse containers, asbest);

  • >

    Afd. Realisatie (wegbeheer, riolering etc);

  • >

    Stedin en andere netbeheerders (kabels en leidingen);

5. Handhavingsdoelstellingen

In dit hoofdstuk zijn allereerst de handhavingsdoelstellingen bepaald ten aanzien van beleidsveld Omgevingsrecht. Gelet op de bepalingen van het Bor zijn meetbare doelstellingen geformuleerd, die zoveel als mogelijk zijn uitgedrukt in percentages, frequenties of aantallen. Daarbij is weergegeven welke indicatoren worden aangewend om te monitoren of de doelstellingen zijn behaald of wat de tussenstand is. Ten aanzien van beleidsveld Openbare ruimte en veiligheid is een andere opzet gekozen, zie verder § 5.3.

5.1 Doelstellingen Omgevingsrecht: taakveld Bouwen

afbeelding binnen de regeling

5.2 Doelstellingen Omgevingsrecht: taakvelden Ruimtelijke Ordening + Overig

afbeelding binnen de regeling

Toelichting handhavingsdoelstellingen projectmatige / planmatige aanpak RO-thema’s:

> Geen nieuwe zaken:

Uitgegaan is van het aantal zaken dat ten tijde van de vaststelling van het onderhavige beleid, bij benadering, in beeld is. Niet inbegrepen in deze doelstellingen zijn derhalve nieuwe zaken die in beeld komen binnen deze geprioriteerde thema’s.

> Passieve handhaving op laag geprioriteerde thema’s:

Ten aanzien van laag geprioriteerde RO-thema’s vindt alleen passieve handhaving plaats. Deze thema’s betreffen strijdige bedrijfsactiviteiten in de kom, waaronder detailhandel, de teelt van ruwvoedergewassen in het buitengebied en het overig strijdig bouwen en gebruik, waaronder overtreding van de regels voor vergunningsvrij bouwen (bijgebouwen, carports, dakkapellen etc.).

afbeelding binnen de regeling

5.3 Monitoring beleidsveld Openbare ruimte en veiligheid

In deze paragraaf zijn ten aanzien van beleidsveld openbare ruimte en veiligheid concrete monitoringsindicatoren weergegeven die gebruikt worden om te evalueren of de handhavingsactiviteiten en –inspanningen overeenkomen met de prioriteitstelling en nalevingsstrategieën zoals weergegeven in de hoofdstukken 3 en 4. Wat betreft het tijdsvlak worden zoveel als mogelijk cijfers per week of kwartaal gehanteerd. Op deze wijze wordt niet alleen inzicht verkregen in de handhavingsactiviteiten over een jaar, maar ook in de actualiteiten en accenten binnen de korter tijdsbestek. Allereerst worden taakveld- en themagerichte indicatoren weergegeven (met name ten aanzien van de hoog geprioriteerde thema’s). Vervolgens worden de wijkgerichte indicatoren weergegeven. Dit laatst deel geeft inzicht in welke problemen zich per wijk voordoen.

  • o

    Monitoring hoog geprioriteerde thema’s

afbeelding binnen de regeling

  • o

    Monitoring overige taakvelden / thema’s

afbeelding binnen de regeling

> Monitoring meldpunt woonomgeving

  • o

    aantal meldingen totaal per tijdseenheid;

  • o

    gemiddelde behandeltijd per melding;

  • o

    aantal meldingen per categorie.

> Monitoring sanctionering

  • o

    Aantal waarschuwingen totaal per tijdseenheid;

  • o

    Aantal boetes totaal per tijdseenheid;

  • o

    Aantal boeten per categorie per tijdseenheid.

> Wijkgerichte monitoring

  • o

    Per wijk omschrijving van de veelvoorkomende knelpunten op basis van meldingen, waarschuwingen, boetes en ervaringen boa’s, waar mogelijk voorzien van concrete cijfers per wijk (waarschuwingen, sancties en meldingen ten aanzien van diverse taakvelden).

6. Organisatie

6.1 Plaats in de organisatie & formatie

De handhavingsactiviteiten waar het onderhavige beleidsplan betrekking op heeft zijn (overwegend) belegd bij team Vergunning & Handhaving van afdeling Dienstverlening. De basistaken (milieu) worden uitgevoerd door RUD Utrecht. Het toezicht ten aanzien van brandveiligheid wordt uitgevoerd door Vru.

Binnen team Vergunning & Handhaving is 9,69 fte beschikbaar voor de uitvoering van handhavingstaken. Hierbij inbegrepen zijn uren voor coördinatie, kwaliteitsbeheer, werkverdeling boa’s en regievoering RUD. Binnen deze formatie wordt ruim 6 fte ingevuld voor het toezicht in de openbare ruimte (door boa’s) en 1,5 fte voor bouwtoezicht (Wabo-toezicht). Ongeveer 3,3 fte is beschikbaar voor de juridische handhavingstrajecten (omgevingsrecht en regelgeving openbare ruimte en veiligheid tezamen).

De formatie is geborgd door vastlegging in de jaarlijkse gemeentebegroting. Deze is gekoppeld aan de meerjarenbegroting. Deze formatie wordt nader gespecificeerd in het Afdelingsplan, dat door de directie wordt vastgesteld.

6.2 Organisatie-eisen Bor

In het Bor is ten aanzien van de Wabo-handhaving een aantal kwaliteitseisen op het organisatorische vlak neergelegd. Deze betreffen:

  • -

    scheiding tussen vergunningverlening en handhaving op personeelsniveau;

  • -

    roulatiesysteem voor handhavers ter voorkoming van het ontstaan van vaste handhavingsrelaties;

  • -

    het vastleggen van bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden;

  • -

    bereikbaarheidsregeling voor buiten kantoortijden.

Scheiding vergunningverlening en handhaving

In 2015 en 2016 is binnen team Vergunning & Handhaving een traject Organisatieontwikkeling uitgevoerd. In dit proces is een duidelijke scheiding aangebracht tussen de vergunningverlenende taken en –medewerkers enerzijds en de handhavingstaken en –medewerkers anderzijds.

Roulatiesysteem

Om te voorkomen dat er een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouder en personen werkzaam bij de te controleren inrichtingen / objecten, moet een handhavingsorganisatie bij grotere en omvangrijkere controles een roulatiesysteem hebben. Dit onderwerp is met name aan de orde bij periodiek toezicht op milieu-inrichtingen en brandveilig gebruik. Beide taakvelden zijn buiten de eigen organisatie belegd, zodat dit voor de gemeentelijke organisatie niet aan de orde is.

Bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden

In het kader van het traject Organisatieontwikkeling zijn, naast het aanbrengen van een functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving, specifieke rollen en taakaccenten bij de verschillende medewerkers neergelegd. Deze zijn beschreven in het rapport ‘Rollen, taken en verantwoordelijkheden’ van december 2015. De rollen betreffen: coördinatie vergunningen, coördinatie toezicht en handhaving, kwaliteitsbeheer vergunningen, kwaliteitsbeheer handhaving en werkverdeling boa’s.

De medewerkers van team Vergunning & Handhaving werken aan de hand van werkprocessen, checklists en standaardbrieven. Op het moment van het vaststellen van onderhavig beleid is aanvang gemaakt met het actualiseren van deze stukken. De werkprocessen worden daarbij vastgelegd in het organisatiebrede systeem Protos. De standaardbrieven en checklists zijn opgenomen in de workflowapplicatie Squit.

Alle toezichthouders binnen team Vergunning & Handhaving zijn als zodanig aanwezig door het bevoegde bestuursorgaan (college van burgemeester en wethouders dan wel burgemeester). Bij de aanwijzingsbesluiten is vastgelegd ten aanzien van welke regelgeving zij de toezichthoudende bevoegdheden hebben. De toezichthouders openbare ruimte / Drank- en horecawet zijn tevens boa. Het direct toezicht op het gebruik van opsporingsbevoegdheden is belegd bij de korpschef van regionale eenheid Midden Nederland. Beëdiging en indirect toezicht op het gebruik van opsporingsbevoegdheden vallen onder de verantwoordelijkheid van de Officier van Justitie.

Bereikbaarheid buiten kantooruren

De gemeente Soest is wat betreft bouw- en RO-zaken indirect bereikbaar via het gemeentelijke calamiteitennummer inzake openbare ruimte (riolering, wegen e.d.) alsmede via de Vru en de Meldkamer politie Utrecht.

Ondertekening

Bijlagen

  • 1.

    Probleem- en risicoanalyses beleidsveld Omgevingsrecht

  • 2.

    Risicomatrix taakveld bouwen

  • 3.

    Risicomatrix taakvelden ruimtelijke ordening en overig

  • 4.

    Probleem- en risicoanalyses Openbare ruimte en veiligheid

  • 5.

    Risicomatrix beleidsveld Openbare ruimte en veiligheid

  • 6.

    Toets- en toezichtmatrix bouwen gemeente Soest

  • 7.

    Reservering: Toezichtprotocol slopen gemeente Soest

  • 8.

    Toezichtstrategie Drank- en horecawet

  • 9.

    Sanctiestrategie Drank- en horecawet

  • 10.

    Stappenschema ‘Basisstrategie bestuursrechtelijke handhaving’

  • 11.

    Stappenschema ‘Bestuursrechtelijke handhaving spoedsituaties’

  • 12.

    Richtlijn hoogte dwangsommen

  • 13.

    Basisstrategie sanctionering regelgeving openbare ruimte en veiligheid

  • 14.

    Beleidsregels gevaarlijke honden

  • 15.

    Functiecategorieën brandveilig gebruik: overzicht 1), overzicht 2) en overzicht 3)

Bijlage 1

Probleem- en risicoanalyse beleidsveld Omgevingsrecht

1)Algemene taakomschrijving

De omvang van de gemeentelijke toezicht- en handhandhavingsactiviteiten wordt voor groot deel bepaald door het aantal verleende vergunningen. In dat kader is relevant te noemen dat jaarlijks ongeveer 700 omgevingsvergunningen worden afgehandeld. Een omgevingsvergunning ziet op één of meerdere activiteiten die de fysieke leefomgeving beïnvloeden. Deze activiteiten betreffen onder andere bouwen, afwijken bestemmingsplan, brandveilig gebruik, wijzigen monument, milieu, bomenkap en inritten. In bepaalde gevallen kunnen deze activiteiten vergunningvrij worden uitgevoerd. De regels hieromtrent zijn uitgewerkt in Bijlage II van het Bor. Voor slopen als bedoeld in de Woningwet geldt een meldingsplicht in plaats van een vergunningplicht.

Daarnaast worden de gemeentelijke toezicht- en handhavingsactiviteiten voor een groot deel bepaald door het aantal ingediende handhavingsverzoeken. Op een handhavingsverzoek moet een besluit volgen. Bovendien volgt uit vaste jurisprudentie dat een handhavingsverzoek niet kan worden afgewezen omdat de overtreding op grond van het beleid geen prioriteit heeft. Wel mogelijk is om niet direct een handhavingsbesluit te nemen, maar om eerst een waarschuwing te geven, mocht dat de strategie zijn die is vastgelegd in het handhavingsbeleid.

Het aantal handhavingsverzoeken schommelt jaarlijks rond de 30. De afgelopen beleidsperiodes laten zien dat handhavingsverzoeken met name gaan over vermeend strijdig gebruik -vooral bedrijvigheid aan huis of nabij woningen- of over vergunningvrij bouwen; schuurtjes en uitbouwen en dergelijke. In de gevallen dat er daadwerkelijk een overtreding is begaan kan de situatie worden gelegaliseerd. In die gevallen leidt een handhavingsverzoek dus tot daadwerkelijk sanctioneren. Deze trajecten vergen veel capaciteit van de organisatie. Immers, de situatie moet ter plaatse worden gecontroleerd, deze moet worden getoetst aan de relevante regelgeving en bij strijd moeten de legalisatiemogelijkheden worden onderzocht. Tot slot volgt besluitvorming en mogelijk een bezwaar-, beroep- en hoger beroepsprocedure.

2)Taakveld Bouwen

Het taakveld 'Bouwen' moet ruim worden opgevat. Het betreft de technische voorschriften op het gebied van bouwen, slopen en brandveilig gebruik kennen hun grondslag in met name de Woningwet en het Besluit omgevingsrecht. De concrete voorschriften zijn grotendeels uitgewerkt in het landelijk geldende Bouwbesluit 2012. Dit taakveld betreft het traditionele bouw- en woningtoezicht.

Activiteit bouwen

Het bouwbesluit bevat onder meer voorschriften op gebied van constructieve- en brandveiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid. Daarbij gelden voor nieuwbouw vaak strengere eisen dan voor bestaande bouw.

Toezicht op de naleving van voorschriften voor nieuwbouw vindt met name plaats naar aanleiding van verleende omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen. Jaarlijks worden ongeveer 230 omgevingsvergunningen met 'activiteit bouwen' aangevraagd. Dit bepaald dus in grote mate de werkvoorraad van het gemeentelijk toezicht.

Specifieke problemen die zich ten aanzien van bestaande bouw voordoen worden vaak door de rijksoverheid gesignaleerd. Het onderwerp dat nadere aandacht vraagt zijn de brandveiligheidseisen die gelden ten aanzien van de wat oudere portiekflats met meer dan 1500m2 gebruiksoppervlak per trappenhuis.

De risico's van het niet naleven van de regels van het bouwbesluit betreffen met name de fysieke veiligheid (constructieve veiligheid, brandveiligheid) en, op langere termijn, de gezondheid (zoals voorschriften over ventilatie en daglicht). Afhankelijk van het bouwwerktype (zoals ziekenhuis of tuinhuisje) zijn de risico's groter of juist geringer. In de risicomatrix wordt daarom onderscheid gemaakt tussen deze bouwwerktypes.

Activiteit brandveilig gebruik

Voor sommige gebouwen is voor brandveilig gebruik een omgevingsvergunning nodig, bijvoorbeeld voor een kinderdagverblijf, verpleeghuis of hotel. Voor sommige andere gebouwen is alleen een melding nodig, bijvoorbeeld voor gebouwen waar meer dan 50 personen tegelijk aanwezig kunnen zijn, zoals een bibliotheek. Op sommige andere gebouwen gelden alleen algemene regels voor brandveilig gebruik, zoals een kleine winkel. De risico's van het niet naleven van de regels omtrent brandveilig gebruik betreffen de fysieke veiligheid van personen (korte termijn). De grootste risico's liggen bij gebouwen met logiesfuncties of gebouwen waar niet of minder zelfredzame personen verblijven, zoals kinderen of gehandicapten. Het toezicht op de naleving van vergunningen, meldingen en algemene regels omtrent brandveilig gebruik van gebouwen in de gemeente Soest is belegd met Vru. In de risicoanalyse wordt verwezen naar bijlage 15. In bijlage 15 zijn drie overzichten opgenomen. De grootste risico's liggen bij de functiecategorieën genoemd in overzicht 1, daarna volgen de functiecategorieën genoemd in overzicht 2 en de minste risico's liggen bij de functiecategorieën genoemd in overzicht 3. Deze indeling is ook gehanteerd in de risicomatrix taakveld bouwen (bijlage 2).

3) Taakveld Ruimtelijke Ordening (RO)

Een belangrijk instrument van de gemeente om het ruimtelijk beleid vorm te geven is het vaststellen van een bestemmingsplan. In een bestemmingsplan zijn bouw- en gebruiksregels opgenomen voor een bepaald gebied, zodat gewenste ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en ongewenste ontwikkelingen tegengehouden worden. Daarnaast kan in een bestemmingplan een omgevingsvergunningplicht zijn opgenomen om extra bescherming te bieden aan specifieke waarden (zoals op gebied van ecologie, archeologie, landschap). Bijvoorbeeld voor het aanleggen van verhardingen, voor het uitvoeren van grondbewerkingen of voor bepaalde sloopwerkzaamheden. Uit de Wabo volgt dat het verboden is om zonder een omgevingsvergunning in strijd te handelen met de regels van een bestemmingsplan. Uitgezonderd hiervan zijn vergunningsvrije situaties.

De vergunningsvrije regeling volgt uit Bijlage II Bor. Bepaald is in welke gevallen er geen omgevingsvergunning is vereist voor de activiteiten 'bouwen' en 'handelen in strijd met het bestemmingsplan'. Dit laatste betekent dus dat een activiteit in sommige gevallen vergunningvrij is, ondanks strijdigheid met het bestemmingsplan. Door het ontbreken van een vergunningplicht voor veel bouw- en gebruiksactiviteiten heeft de gemeente maar beperkt inzicht in (het aantal en de types) overtredingen op het gebied van ruimtelijke ordening. Enig inzicht wordt wel verkregen naar aanleiding van Bag-controles, de voorbereiding van nieuwe bestemmingsplannen, ingediende klachten, handhavingsverzoeken en meldingen van eigen toezichthouders en keten partners.

Hieronder worden de opvallende of veelvoorkomende knelpunten uiteengezet. Zo concreet mogelijk wordt inzicht gegeven in de omvang en de negatieve effecten, zodat de risicomatrix zo nauwkeurig mogelijk kan worden ingevuld. Onderscheid wordt gemaakt tussen de bebouwde kom en het buitengebied.

Kom: illegale bedrijfsactiviteiten

Overtredingen met dit thema komen geregeld aan het licht door handhavingsverzoeken van omwonenden. Het betreffen situaties waarin de grenzen van beroep of bedrijf aan huis worden overschreden of waarbij een bedrijf activiteiten verricht die qua milieucategorie zwaarder zijn dan de bestemming toelaat.

Kom: detailhandel in strijd met (bedrijfs)bestemming

Vestiging van winkels buiten de daarvoor aangewezen gebieden, zoals op een bedrijventerrein, kan leiden tot oneerlijke concurrentie en leegstand in de winkelcentra. Dit kan de stedenbouwkundige kwaliteit en economische structuur negatief beïnvloeden. De afgelopen beleidsperiode is alleen op verzoek opgetreden tegen illegale detailhandel. Het is duidelijk geworden dat er met name veel autohandel plaatsvindt op bedrijventerreinen. Deze vorm van detailhandel is in het bestemmingsplan niet toegestaan. Gezien het grote aantal autohandelbedrijven dat op de bedrijventerreinen (met name op de Soestdijkse Grachten), wordt de handhaving projectmatig aangepakt.

Buitengebied: illegale bedrijfsactiviteiten

Het nieuwe bestemmingsplan geeft rechtstreeks dan wel via een afwijkingsbevoegdheid ruime mogelijkheden voor agrarische en niet-agrarische nevenfuncties en voor niet-agrarische vervolgfuncties bij voormalige agrarische bedrijven. De toelaatbaarheid daarvan wordt bepaald door de effecten die deze functies kunnen hebben op hun omgeving. Er zijn evenwel ook functies die niet thuishoren in het landelijk gebied, maar die toch worden ontplooid. Het risico van het uitblijven van handhaving is dat een activiteit in aanvang kleinschalig en onopvallend is, maar langzaamaan groeit. De afgelopen beleidsperode is duidelijk geworden dat er met name veel horeca-activiteiten in het buitengebied plaatsvinden. Deze zijn (op een enkele uitzondering na) niet toegestaan volgens het geldende bestemmingsplan. Ten tijde van het schrijven van het onderhavige handhavingsbeleid is het beleidsproject ‘Horeca in het buitengebied’ op gestart. In dit beleid wordt onderzocht of onder bepaalde voorwaarden horeca in het buitengebied mogelijk is. Aan de hand van de uitkomsten van dat beleidstraject wordt beoordeeld of er handhavingsprocedures moeten worden opgestart.

Buitengebied: illegale woonsituaties

Het beleid ten aanzien van nieuwe woningen in het buitengebied (buiten de rode contour) is helder; geen nieuwe woningen toegestaan tenzij er sprake is van een tegenprestatie in de vorm van ontstening dan wel ruimtelijke, cultuurhistorische en/of landschappelijke kwaliteitsverbetering in de groene contour. Een negatief effect van illegale woonsituaties in het buitengebied is dat het vaak leidt tot een toename van bijgebouwen; extra verstening dus. Visueel-ruimtelijk is dit ongewenst gezien het uitgangspunt (in de meeste deelgebieden van het buitengebied) van openheid met agrarisch karakter. Ongeveer 5 mogelijk illegale woonsituaties in het buitengebied zijn in beeld.

Van belang te noemen in dit kader zijn de verruimde regels voor mantelzorgwoningen. In veel gevallen is de realisatie daarvan vergunningvrij. Deze vergunningsvrije regeling voorziet in een belangrijke maatschappelijke behoefte en bespaart de betrokkenen veel tijd en administratieve rompslomp. De eventuele negatieve impact op de visueel-ruimtelijke kwaliteit is beperkt, omdat het in principe om tijdelijke situaties gaat. De keerzijde is dat vanwege het ontbreken van een vergunning- of meldingstelsel er geen zicht is op het aantal en de locaties en evenmin op wanneer de mantelzorgfunctie van zo'n tijdelijke woning is komen te vervallen. Een mogelijk risico is dat wanneer de mantelzorgfunctie is vervallen, de woning door andere in gebruik wordt gegeven/genomen en hiermee illegale woonsituaties ontstaan.

Buitengebied: permanente bewoning recreatiewoningen

Een apart thema betreft het fenomeen permanente bewoning van recreatiewoningen. De gemeente Soest kent 8 recreatieparken. Het karakter van deze parken is zeer uiteenlopend, maar voor zover bekend vindt op alle parken in meer of in mindere mate permanente bewoning plaats. Het college heeft op 28 april 2009 de nota 'onrechtmatig wonen op recreatiecentra' vastgesteld (630446). In deze beleidsnota is het uitgangspunt geformuleerd dat permanente bewoning van recreatiewoningen een uit ruimtelijk oogpunt ongewenste ontwikkeling is. Daarbij is bepaald in welke gevallen permanente bewoners in aanmerking kwamen voor een ontheffing of gedoogbeschikking. Dit deel is afgerond; er zijn 60 gedoogbeschikkingen/ ontheffingen verleend en de betrokken recreatiewoningen zijn gecontroleerd op brandveiligheid. Verder is in de beleidsnota opgenomen dat nieuwe gevallen van bewoning worden aangepakt en dat daartoe zo mogelijk een convenant wordt gesloten met de recreatieondernemers. In de vorige beleidsperiode is een aanvang gemaakt met het handhaven van de onrechtmatige bewoning van vakantieparken. Gebleken is dat dit zeer weerbarstige procedures zijn, die veel tijd en capaciteit vergen. Bovendien blijkt dat op vrijwel alle parken deze vorm van bewoning plaatsvindt. Hierdoor is het handhavingstraject verlengd en wordt ermee doorgegaan in de onderhavige beleidsperiode.

4) Taakveld Overig: erfgoed, bomen, inritten en flora & fauna

Erfgoed

De gemeente Soest kent ongeveer 150 panden die zijn aangewezen als (gemeentelijke dan wel rijks-) monument. Daarnaast zijn acht gebieden aangewezen als beschermde dorpsgezicht, waarvan één het rijksbeschermde dorpsgezicht Kerkebuurt. De status van monument of beschermd gezicht betekent dat bij veranderingen, verbouwingen of sloopwerkzaamheden naast een eventuele omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, ook een vergunningplicht geldt voor de activiteit 'wijzigen monument' of 'slopen van/bij beschermd dorpsgezicht'. Jaarlijks worden ongeveer vijf van dergelijke vergunningen aangevraagd. Bijzondere of veel voorkomende knelpunten op het gebied van toezicht en handhaving doen zich niet voor. Een relevante ontwikkeling is de inwerkingtreding -naar verwachting per 1 juli 2016- van de erfgoedwet. Deze wet vervangt de Monumentenwet 1988. In de nieuwe wet is een onderhoudsplicht voor rijksmonumenten verankerd. Deze plicht beoogt de gemeente een betere juridische basis te geven voor handhaving in geval van ernstige verwaarlozing van een monument.

Bomenkap

De omgevingsvergunningplicht voor bomenkap is geregeld in de APV, in samenhang met de nota 'Bescherming en kap van bomen' (2012). Er zijn vijf boomcategorieën die voor de activiteit kappen of vellen onder de omgevingsvergunningplicht vallen, grofweg te verdelen in extra beschermde bomen (bomenstructuren, monumentale bomen en waardevolle bomen) en overige bomen. Uitgangspunt is dat hoe waardevoller deboom is, hoe strenger het toetsingskader is. Jaarlijks worden ongeveer tussen de 250 en 300 omgevingsvergunningen activiteit bomenkap verleend. Ongeveer 10 maal per jaar komen er meldingen of klachten binnen van illegale kap in uitvoering. Bij particulieren is de situatie vaak legaliseerbaar, omdat het meestal geen waardevolle bomen betreffen. Bij projectontwikkelaars daarentegen komt het relatief vaak voor dat meer bomen worden gekapt dan zijn vergund, waarbij het dikwijls waardevolle bomen betreffen. Probleem van handhaving van met name monumentale bomen is het onomkeerbare effect; na kap komt een boom niet terug, niet met een herstelsanctie in de vorm van een herplantplicht noch met een bestraffende sanctie in de vorm van een boete. Dit kan een grote impact hebben op de stedenbouwkundige kwaliteit van een omgeving.

Inritten

Ook de omgevingsvergunningplicht voor het realiseren van een inrit/uitweg is geregeld in de APV. Jaarlijks worden rond de 20 vergunningen verleend. In verband met de rol van de gemeente als eigenaar en beheerder van de openbare weg wordt de uitvoering van de vergunning vrijwel altijd gerealiseerd in nauw overleg met de gemeentelijke opzichter. Structurele of opvallende knelpunten zijn er dan ook niet.

Flora & fauna

Door de Wet natuurbescherming dient een ontheffing Flora & fauna gelijk bij een aanvraag omgevingsvergunning bij de gemeente te worden aangevraagd. Risico's rond beschermde planten- en diersoorten spelen met name bij grotere ruimtelijke projecten.

Bijlage 2

Risicomatrix Omgevingsrecht, taakveld Bouwen

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3

Risicomatrix taakvelden Ruimtelijke Ordening en Overig (erfgoed, bomen, inritten, flora & fauna)

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4

Probleem- en risicoanalyse beleidsveld Openbare ruimte en veiligheid

1) Algemeen

De handhavingsactiviteiten op gebied van de openbare ruimte en veiligheid zijn in de eerste plaats ingegeven door de wet- en regelgeving waarvan het toezicht is belegd bij de gemeente. Deze wet- en regelgeving betreffen onder andere de APV, de Afvalstoffenverordening, de Wegenverkeerswet 1994, de Drank- en horecawet en verschillende bijzondere wetten (zie verder §1.2 'reikwijdte'). Daarnaast zijn er diverse beleidsnota's richtinggevend voor de handhavingsactiviteiten, zoals het Integraal Veiligheidsbeleid 2015-2018 (hierna: IVB 2015-2018). In de onderstaande tabel zijn de voor handhaving relevante beleidsthema's kort samengevat.

Relevante beleidsthema's

Beleidsrichting

Rol handhaving

Beleidskader

Veilige en leefbare buurten

Beleid gericht op aanpak van veel voorkomende criminaliteit en ongemakken. Uitgangspunt is een gedeelde verantwoordelijkheid van inwoners, politie en gemeente alsmede samenwerking met buurtbemiddeling, sociaal team, jeugdteam en welzijnsorganisatie.

Toezicht op veelvoorkomende ongemakken in de openbare ruimte is belegd bij de boa's. Dit betreffen onderwerpen als parkeeroverlast, vervuiling en hondenoverlast. De aanpak van criminaliteit is een politie-aangelegenheid.

 

Inbraakpreventie

Beleid gericht op terugdringen (woning)inbraken, o.a. door invoering van Digitaal Opkopers Register (DOR).

Toezicht DOR is belegd bij de boa's.

IVB 2015-2018 / Kadernota 2016

Aanpak overlast jeugdgroepen

Beleid gericht op terugdringen overlast van jeugdgroepen, door middel van een integrale groepsaanpak samen met politie, jongerenwerk, jeugdzorg, boa's, het Jeugdteam en onderwijs.

De boa's vormen èèn van de schakels in de keten. Hun rol is gelegen in het

aanspreken van jongeren op hun gedrag en doorgeven van signalen aan de ketenpartners.

IVB 2015-2018 / Kadernota 2016 / Notitie aanpak jongerenoverlast Soest (2013)

Evenementen

Beleidsvoornemen tot opstellen evenementenbeleid. Daarbij speelt veiligheid een hoofdrol.

In het nieuw op te stellen beleid zal wat betreft handhaving de focus liggen op veiligheid en samenwerking van / afstemming met ketenpartners.

IVB 2015-2018

Bostoezicht

Intensivering van het toezicht in de bosgebieden, gericht op gedrag van recreanten, ter bescherming van de natuurfunctie en recreatiefunctie.

Toezicht is belegd bij de boa's.

LOP

2) Verkeer en veiligheid openbare weg

Dit thema betreft de kwaliteit en (verkeers)veiligheid van de openbare weg; onder meer parkeerexcessen, parkeeroverlast, blauwe zones, laden en lossen, bestuurders op de stoep, obstakels, overhangend groen, uitstallingen bij winkels, winkelwagentjes en verkeersveiligheid rondom basisscholen. Overtredingen op deze gebieden hebben een negatieve invloed op de verkeersveiligheid en de leefbaarheid en kwaliteit in/van woon-en winkelgebieden. Relevante regelgeving is neergelegd in de Wegenverkeerswet 1994 en de APV. Toezicht op rijdend verkeer ligt bij de politie; de boa's zijn -een enkele uitzondering daargelaten- alleen bevoegd ten aanzien van stilstaand verkeer.

Structurele punten van aandacht zijn de winkelgebieden; het laden en lossen, parkeren bij bochten en voetgangersoversteekplaatsen. In woonwijken is een aantal knelpunten bekend betreffende parkeren op de stoep en parkeren voor inritten. Daarnaast betekent het spitsuur bij basisscholen de nodige onoverzichtelijke verkeerssituaties. In de afgelopen beleidsperiode is gebleken dat blauw op straat in de vorm van de aanwezigheid van boa's een direct en positief effect heeft op het rij- en parkeergedrag van brengende en halende ouders.

De volgende cijfers geven een beeld van de omvang van dit handhavingsthema:

  • -

    aantal meldingen parkeeroverlast per jaar: ongeveer 70;

  • -

    aantal meldingen obstakels per jaar: ongeveer 60;

    aantal obstakelvergunningen per jaar: ongeveer 35.

3) Afval

Dit handhavingsthema betreft uiteenlopende overtredingen op het gebied van afval en vervuiling van de openbare ruimte, zoals het verkeerd aanbieden van huisvuil bij ondergrondse containers, verkeerd aanbieden van grofvuil, kliko's te vroeg of te laat aan de weg, afvaldump (met name buitengebied), zwerfvuil en graffiti. De regelgeving is neergelegd in de Afvalstoffenverordening en de APV. Overtredingen hebben een negatief effect op de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. Dit handhavingsonderwerp is dan ook relevant voor de prioriteit 'veilige en leefbare buurten', zoals benoemd in het IVB 2015-2018.

Jaarlijks worden tegen de 250 meldingen gedaan bij meldpunt woonomgeving (illegale storting en verkeer aanbieden huisvuil). Opvallend knelpunt zijn de ondergrondse containers bij huurflats, met name in Smitveen. Boa's hebben in 2018 rond de 30 boetes opgelegd voor afvalovertredingen. Dit aantal is gering ten opzichte van het aantal meldingen, omdat sanctionering alleen mogelijk is bij heterdaad of in het geval adresgegevens in het afval zijn achtergebleven.

4)Horeca

Drankverstrekking in de gemeente Soest vindt plaats op uiteenlopende locaties. Daarbij wordt onderscheid worden gemaakt tussen de reguliere horeca, de paracommerciële horeca, de winkels en cafetaria's en tot slot de evenementen. De basis voor het controleren van de verkoop van drank is de vergunningplicht. Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse (horecabedrijven) en het verstrekken van sterke drank aan particulieren voor gebruik elders dan ter plaatse (slijterijen) is vergunningsplichtig op grond van de Drank- en Horecawet (DHW). De gemeente Soest telt thans circa 75 geldende DHW-vergunningen. Bepaalde bedrijven, zoals supermarkten, cafetaria's en warenhuizen zoals HEMA, mogen zonder vergunning zwak-alcoholische dranken verkopen voor gebruik elders dan ter plaatse. Zij moeten daarbij wel aan de algemene regels van de DHW voldoen. Dit zijn dus de niet vergunningplichtige verkooppunten. De gemeente Soest kent ongeveer 25 niet-vergunningplichtige drankverstrekkers, waaronder ongeveer 10 supermarkten en warenhuizen. Tot slot voorziet de DHW in een ontheffingsmogelijkheid om bij evenementen zwak-alcoholhoudende dranken te schenken. Jaarlijks worden ongeveer 15 ontheffingen verleend. Naast de landelijke Drank- en horecawet is er een aantal horeca gerelateerde onderwerpen op gemeentelijk niveau geregeld. Deze regelgeving is met name vastgelegd in de APV. Dit betreffen onder meer de exploitatievergunning, de terrasvergunning, sluitingstijden, schenktijden paracommercie en geluidsnormen bij festiviteiten.

Het toezicht op de Drank- en horecawet is in 2013 overgeheveld van de NVWA naar de gemeente. De gemeente Soest heeft drie boa's in dienst die tevens zijn aangewezen als DHW-toezichthouder. Niet naleving van de Drank- en horecawet en horeca gerelateerde regelgeving kan uiteenlopende negatieve effecten hebben; op de kwaliteit van de woonomgeving (overlast), op de gezondheid (schenken aan jongeren, doorschenken aan dronken personen) en op financieel-economisch vlak (oneerlijke concurrentie).

5)Jeugd

Er zijn verschillende overlast gevende jeugdgroepen actief in Soest. Deze verschillen qua aard en

samenstelling en blijven zich veranderen en ontwikkelen. Min of meer vaste hotspots betreffen de winkelcentra, een hangplek aan de Industrieweg en park Hondsberg. Het aantal meldingen van overlast is door de inzet van jeugdboa’s dalende; in 2015 zijn via meldpunt woonomgeving nog rond de 100 klachten ingediend In 2018 waren dit er nog 46. Het gemeentelijk beleid is gericht op een integrale groepsaanpak met politie, boa's, beleidsambtenaar 00V, het Jeugdteam, Stichting Balans en het onderwijs. De boa's vormen daarmee één van de schakels in de keten. Hun rol is gelegen in het aanspreken van jongeren op hun gedrag en het doorgeven van signalen aan de ketenpartners.

6)Evenementen

In de komende beleidsperiode wordt een nieuw evenementenbeleid opgesteld. Veiligheid speelt daarbij een hoofdrol. Uitgangspunt is dat organisatoren een eigen verantwoordelijkheid hebben om de veiligheid op hun evenementen te boren. De rol van de gemeentelijke handhaving is gericht op het controleren of aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan. Daarbij gaat vooral aandacht uit naar evenementen met een verhoogd risico. Dit zijn onder meer evenementen met grote bezoekersaantallen, constructies (podia, tenten, tribunes e.d.), ingrijpende verkeersmaatregelen, bewegende of rijdende elementen etc. Jaarlijks worden ongeveer 50 vergunningen of meldingen verleend. De grotere, jaarlijks terugkomende evenementen zijn de Gildefeesten, Koningsdag (Soest en Soesterberg), Oude Ambachtenmarkt, Zomerfeest, Trekkersdag, Kunstroute en de kermis en heet circus (Soest en Soesterberg).

7)Honden

Behalve op aangewezen losloopterreinen en uitlaatterreinen is het verboden om honden los te laten lopen of om binnen de bebouwde kom uitwerpselen van de hond te laten liggen. De ergernis onder de Soester inwoners over niet-naleving van de regelgeving is fors, gelet op het jaarlijks aantal meldingen van rond de 60. Loslopende honden en hondenpoep hebben een negatief effect op de kwaliteit van een leefomgeving en is dan ook relevant voor de prioriteit 'veilige en leefbare buurten' zoals benoemd in het IVB 2015-2018. Naast loslopende honden en hondenpoep zijn bijtincidenten onderwerp van dit thema. Per jaar wordt 3 tot 4 keer een muilkorf- of aanlijngebod opgelegd. Niet naleving kan gesanctioneerd worden met een boete of inbeslagname van de betreffende hond.

8)Toezicht Digitaal Opkopersregister (inbraakpreventie)

Eind 2015 is in Soest het Digitaal Opkopers Register ingevoerd. Hiermee wordt beoogd het helen van goederen te bemoeilijken en daarmee bij te dragen aan het terugdringen van (woning)inbraak. Opkopers zijn op grond van de APV verplicht een digitale registratie bij te houden. Het toezicht daarop is belegd bij de boa's. Er zijn binnen de gemeente Soest rond de 90 opkopers in beeld. Daarnaast nemen boa's geregeld deel aan acties in het kader van inbraakpreventie, bijvoorbeeld aan een wijkschouw of een flyeractie.

9)Markt

De gemeente Soest kent twee weekmarkten, te weten de markt aan de Rademakerstraat in Soesterberg op de woensdagochtend en de markt in de Van Weedestraat in Soest op de donderdagochtend. Daarbij dragen de marktmeester (een boa) samen met andere boa's zorg voor een goed verloop van de markt, zowel tijdens de op- en afbouw als tijdens de markt zelf (inventariseren van meelopers en standwerkers, aanwijzen plaatsen, controleren lekbakken, uitstallingen, elektra/bekabeling, treffen van verkeersmaatregelen etc.). De marktmeester is het eerste aanspreekpunt voor marktkooplieden, de winkeliers en het winkelend publiek. De marktmeester en andere boa's houden toezicht op alle uiteenlopende onderwerken die aan de orde zijn. Veel voorkomende problemen doen zich voor op gebied van verkeer, zoals rijden tegen de richting in, foutparkeren, laad- en losproblemen en vrijhouden van uitritten ten behoeve van hulpdiensten. Tot slot verzorgt de marktmeester het dagrapport, de controle van de standplaatsvergunningen, de afdracht van marktgelden en stemt hij voorkomende zaken af met interne of externe samenwerkingspartners (vergunningverlener, marktcommissie, RMN, Vru).

10)Bostoezicht

De gemeente Soest heeft ongeveer 600 hectare bos- en natuurgebieden in eigendom. De hoofdfuncties zijn natuur, productie, en recreatie (Bosnota 2013-2022). Het gehele terrein is opengesteld en de recreatiefunctie is goed ontwikkeld. Er zijn in ruime mate routes aanwezig voor wandelaars, fietsers, mountainbikers en ruiters en het gebied is omringd door diverse horecagelegenheden, recreatieparken en hotels. Het gemeentebestuur wil Soest in recreatief opzicht aantrekkelijker maken. De bosgebieden zijn daarbij een belangrijk onderdeel van het recreatief-toeristisch product van de gemeente. De Lange Duinen en Korte Duinen hebben in dat opzicht een belangrijke regionale functie.

Het gedrag van recreanten/gebruikers is het grootste knelpunt; onjuist gebruik van paden, betreden gebied buiten paden, mountainbikers, motorcrossers, loslopende honden, hondenuitlaatservices, kampvuren, afvaldump etc. Dit leidt tot fricties met andere recreanten. Ook heeft dit schadelijke gevolgen voor natuurwaarden en wildstand, met name in kwetsbare gebieden als de Korte Duinen. In de Bosnota 2013-2022 is neergelegd dat toezicht door Boa's gewenst is. Sindsdien wordt het bosgebied in principe 2 keer per week (gemiddeld, waaronder geregeld de zaterdag), aangedaan in een toezichtronde uitgevoerd door een boa-koppel. Daarbij ligt de focus op de Korte Duinen. Met name wordt gelet op loslopende honden en het juiste gebruik van paden door recreanten. Veel klachten komen binnen over mountainbikers. De aanpak daarvan is problematisch; groepen splitsten zich op of gaan er vandoor. Boa's zijn op de aanpak van deze doelgroepen niet toegerust doordat zij surveilleren per fiets. Bovendien is de inzetbaarheid buiten kantoortijden beperkt. Deze praktische knelpunten kunnen deels worden aangepakt door meer samenwerking aan te gaan met collega-toezichthouders. Een eerste stap is gezet door middel van het aangaan van een convenant met deze handhavingspartners. Aan andere onderwerpen als jagen, plukken en stropen (Flora- en faunawet) is tot op heden geen aandacht besteed.

11)Overig: adrescontrole Wet BRP en Wabo-toezicht

Hiervoor zijn de taakvelden beschreven binnen beleidsveld openbare ruimte en veiligheid. De taken worden overwegend uitgevoerd door boa's. Daarnaast is een aantal taken bij de boa's belegd die buiten dit beleidsveld vallen.

Zo verrichten boa's op verzoek van team Burgerzaken adrescontroles in het kader van de Wet Basisregistratie Persomen. In 2015 zijn rond de 30 adrescontroles uitgevoerd.

Ook kunnen boa's worden ingezet voor eenvoudig Wabo-toezicht4. In 2015 hebben zij controles uitgevoerd in het kader van permanente bewoning van recreatiewoningen, maar deze inzet kan ook anders worden vormgegeven.

Bijlage 5

Risicomatrix beleidsveld Openbare ruimte en veiligheid

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Vervolg bijlage 6 Toets- en toezichtmatrix bouwen gemeente Soest 2016-2019

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 7

Gereserveerd voor Sloopprotocol gemeente Soest

Bijlage 8

Toezichtstrategie Drank- en horecawet

In de toezichtstrategie wordt bepaald op welke wijze en met welke intensiteit toezicht wordt gehouden op de verschillende onderwerpen die de DHW regelt. Het toezicht is verdeeld in basiscontroles, leeftijdsgrenzencontroles en overig toezicht.

Wat betreft de controlefrequentie is daarbij rekening gehouden met naleefgedrag bij de verschillende typen inrichtingen. De controlefrequentie is daarom afhankelijk gesteld van de indeling van een type inrichting onder ofwel 'hoge risicoverkooppunten' ofwel 'lage risicoverkooppunten'. Op deze manier wordt op de plaatsen waar de risico's op overtreding van de regelgeving het hoogst zijn, het meest frequent gecontroleerd. Hieronder volgt een toelichting op de verschillende toezichtvormen, waarna een en ander in een tabel kort wordt samengevat (§7.4.4)

6.4.1 Basiscontrole

Inhoud controle

De basiscontrole houdt een algehele controle van een verkooppunt in. Het betreffen zowel de vergunningplichtige inrichtingen (reguliere horeca, paracommerciële horeca en slijterijen) als de overige verkooppunten (winkels als supermarkten, warenhuizen, bieren- en wijnenspeciaalzaken en cafetaria's en dergelijke).

Het gaat bij de basiscontrole met name over de aanwezigheid en actualiteit van de vergunning, het voldoen aan de voorschriften bij de vergunning en andere bepalingen uit de DHW, zoals de aanwezigheid van een leidinggevende of geregistreerde barvrijwilliger (reguliere en paracommerciële horeca), zichtbaarheid leeftijdsgrenzen (alle verkooppunten), het verbod op de verkoop van sterke drank (supermarkten en snackbars) en het verbod om de gekochte drank ter plaatse te nuttigen (snackbars). Ook eventuele horecagerelateerde regelgeving wordt gecontroleerd, zoals de terrasvergunning.

De controles vinden vaak overdag plaats of aan het begin van de avond, de toezichthouder is in uniform en er is direct contact tussen de toezichthouder en de drankverstrekker. Voorlichting en bewustwording zijn belangrijke elementen tijdens de basiscontrole en zijn bovendien onderdeel van de sanctiestrategie

Hoge risico- en lage risicoverkooppunten

Wat betreft de toezichtfrequentie wordt een onderscheid gemaakt tussen hoge risicoverkooppunten en lage risicoverkooppunten.

Hoge risicoverkooppunten zijn de inrichtingen of winkels waarvan wordt verwacht dat het risico op overtreding het grootst is. In deze inrichtingen wordt eens per jaar een basiscontrole uitgevoerd. Van de lage risicoverkooppunten wordt verwacht dat het naleefgedrag redelijk goed is. Deze worden eens per twee jaar gecontroleerd. In het geval dat tijdens een controle een overtreding wordt geconstateerd dan wordt, afhankelijk van type en ernst van de overtreding, binnen een korte periode één of meerdere hercontroles uitgevoerd.

Bijlage 8

Vervolg Toezichtstrategie Drank- en horecawet

JOEST

6.4.2. Leeftijdsgrenzencontroies

Inhoud controle

De leeftijdsgrenzencontrole richt zich op het nagaan van de verstrekking van drank aan jongeren onder de 18 jaar. Het toezicht bestaat uit observaties op de plaatsen waar en de tijdstippen waarop (vermoed wordt dat) jongeren drank kopen en nuttigen. Het betreffen aldus controles bij uiteenlopende verkooppunten, van cafés, kantines bij sportverenigingen en evenementen tot supermarkten, slijterijen en snackbars. Tijdens de leeftijdsgrenzencontroles worden ook andere toezichtonderwerpen meegenomen, zoals verboden stuntaanbiedingen, verboden (detailhandels)activiteiten en het schenken buiten de op de vergunning genoemde ruimtes

Om effectief te kunnen controleren op leeftijdsgrenzen moeten de toezichthouders zo min mogelijk opvallen. De toezichthouders werken daarom niet in uniform, maar in gewone vrijetijdskleding. Daarnaast wordt de herkenbaarheid verkleind door te rouleren met DHW-toezichthouders van nabijgelegen gemeenten. De controles vinden, afhankelijk van het type inrichting, ook 's nachts plaats.

Hoge risico- en lage risicoverkooppunten

Wat betreft de toezichtfrequentie wordt, gelijk aan de basiscontroles, onderscheid gemaakt tussen hoge risicoverkooppunten, lage risicoverkooppunten en hercontroles. Op deze wijze wordt de toezichtcapaciteit met name ingezet op de locaties waar jongeren uitgaan of aankooppogingen doen. Ook wat betreft de evenementen wordt onderscheid gemaakt tussen hoge en lage risico-evenementen. De hoge risicoverkooppunten worden tweemaal per jaar aangedaan, terwijl de lage risicoverkooppunten steekproefsgewijs worden gecontroleerd. Bij overtreding volgt immer een hercontrole (zie verder § 6.5.3 Sanctiestrategie). De evenementen die veel jongeren aantrekken worden ook beschouwd als hoge risicoverkooppunten, zodat deze aanzienlijk vaker worden gecontroleerd dan de evenementen die weinig jongeren aantrekken. Bij overtreding kunnen het volgende jaar extra voorwaarden verbonden worden aan de DHW-ontheffing.

6.4.3. Overig toezicht

Naast de basiscontroles en leeftijdgrenzencontroles vindt er ook op een aantal andere onderwerpen DHW-telezicht plaats.

Schenktijden paracommercie

Zoals eerder is toegelicht, zijn in de artikel 2.34b van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Soest de schenktijden vastgelegd per categorie paracommerciële inrichting. Op deze bepalingen wordt steekproefsgewijs toezicht gehouden. In dit kader worden jaarlijks ongeveer 10 controles uitgevoerd.

Openbare orde

Incidenteel verzoekt de politie om inzet van DHW-toezichthouders. De aanleiding is meestal gelegen in een lopend onderzoek naar strafbare feiten of andere vormen van verstoring van de openbare orde. De inzet is dan nodig ten behoeve van eventueel bestuursrechtelijk optreden, zoals de tijdelijke schorsing of de intrekking van de DHW-vergunning.

Alcoholbezit jongeren in de openbare ruimte

Sinds de wijziging van de DHW zijn jongeren onder de 18 jaar, die in de openbare ruimte in het bezit zijn van drank, direct strafbaar gesteld. Toezicht op deze bepaling wordt meegenomen in het kader van het jongerentoezicht, zoals is weergegeven in § 3.8 van Uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving openbare ruimte. Relevant hierbij is de rol van Bureau Halt, in welke kader de betreffende jongere kan kiezen tussen 'boete' of 'kanskaart'.

Klachten/meldingen

Voorgaande toezichtonderwerpen zijn planmatig georganiseerd. Er kunnen bij de gemeente echter ook klachten of meldingen binnenkomen, die nopen tot de inzet van DHW-toezichthouders. Per geval wordt

Bijlage 8

Vervolg Toezichtstrategie Drank- en horecawet

beoordeeld in hoeverre toezicht moet plaatsvinden en op welke termijn de inzet nodig is. Dit is afhankelijk van type en ernst van de klacht of melding. Voorbeelden zijn meldingen over illegale verstrekking van drank (bijvoorbeeld bij kapperszaken of benzinestations), het niet naleven van het verbod op het houden van bijeenkomsten bij paracommerciële instellingen of het drinken door jongeren in hokken of keten.

6.4.4. Samenvatting toezichtstrategie

Categorie toezicht

Controle- frequentie of percentage

Aantal

verkooppunten

Aantal

Controles per jaar

Aantal

Toezichthouders

Basiscontrole:

hoge risicoverkooppunten

1x per jaar

50

50

Koppel

Basiscontrole:

lage risicoverkooppunten

1 x per 2 jaar

50

25

Alleen

Basiscontroles: hercontroles

lx per jaar

25 (k)

25

Koppel

Totaal

basiscontroles

 

 

100

 

Leeftijdsgrenzen:

hoge risicoverkooppunten

2 x per jaar

50

100

Koppel

Leeftijdsgrenzen:

lage risicoverkooppunten

20%

steekproef

50

10

Koppel

Leeftijdsgrenzen: hercontroles

1 x per jaar

25 (k)

25

Koppel

Leeftijdsgrenzen:

hoge risico-evenementen

90%

steekproef

103 

Koppel

Leeftijdsgrenzen:

Lage risico-evenementen

10%

steekproef

-

5

koppel

Totaal

leeftijdsgrenzencontroles

 

 

150

 

Overig toezicht:

schenktijden paracommercie

20%

steekproef

30

6

Koppel

Overig toezicht: openbare orde

Inzet op verzoek van politie en minimaal in koppel.

Overig toezicht: klachten/meldingen

Inzet afhankelijk van aantal klachten/meldingen. Aantal toezichthouders per controle is afhankelijk van de aard van de klacht/melding.

Overig toezicht:

alcoholbezit jongeren openbare ruimte

Dit toezicht maakt onderdeel van jongerentoezicht als bedoeld in § 3.8 van Uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving openbare ruimte 2014-2015.

Totaal controles

256 (excl. openbare orde, klachten

en meldingen en alcoholbezit jongeren)

Bijlage 9

6.5 Sanctiestrategie

6.5.1Instrumentarium

Wat betreft de sanctionering van overtredingen van DHW-bepalingen zijn verschillende instrumenten beschikbaar. Naast de algemene, op grond van de Gemeentewet gegeven herstelsancties 'last onder bestuursdwang' en 'last onder dwangsom' geldt dat voor een groot aantal bepalingen de 'bestuurlijke boete' kan worden gegeven. Daarnaast voorziet de DHW in een aantal bijzondere sancties, te weten het tijdelijk schorsen van de DHW-vergunning, het definitief intrekken van de DHW-vergunning en tot slot het verkoopverbod 'three-strikes-out' voor de niet vergunningplichtige verkooppunten. Tegen deze sanctiebesluiten staat bezwaar en beroep open. Hieronder volgt een korte toelichting.

Waarschuwen

Waarschuwen is natuurlijk geen formele sanctie, maar wordt wel bij bepaalde overtredingen als instrument ingezet. Immers, voorlichting en bewustwording bevorderen de naleving van regelgeving.

Bestuurlijke boete

De DHW heeft bepaald dat bij overtreding van een groot aantal voorschriften een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Ook is wettelijk bepaald welk boetebedrag bij welke overtreding wordt opgelegd. De bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie. Dit in tegenstelling tot de herstelsancties 'dwangsom' en 'bestuursdwang'. Voordeel van de bestuurlijke boete is dat de boete relatief snel kan worden opgelegd, hetgeen het effect van lik-op-stuk vergroot, Bovendien hoeft geen beroep te worden gedaan op politie of OM. Sommige overtredingen zijn evenwel niet geschikt om te beboeten, bijvoorbeeld omdat het opleggen van een boete de strijdige situatie niet oplost. In dat geval kan de herstelsanctie last onder dwangsom of bestuursdwang worden toegepast, of kan voor één van de specifieke DHW-sancties worden ingezet (zoals het intrekken of schorsen van de vergunning).

Intrekking DHW-vergunning

Bij bepaalde overtredingen kan worden overgegaan tot het intrekken van de DHW-vergunning. Deze zware sanctie wordt met name ingezet als zich in de inrichting feiten voordoen die gevaar opleveren voor de openbare orde.

Schorsen DHW-vergunning

Een minder drastische sanctie dan het intrekken van de vergunning is het tijdelijk schorsen van de vergunning voor de duur van maximaal 12 weken.

Verkoopverbod (three-stikes-out)

Vergelijkbaar met het schorsen van de DHW-vergunning is het opleggen van een tijdelijk verkoopverbod aan niet vergunningplichtige verkooppunten zoals supermarkten en winkels. Dit verkoopverbod kan alleen worden opgelegd bij overtreding van de leeftijdsgrenzenbepalingen en kan bovendien alleen worden opgelegd als voor de derde maal in een jaar deze overtreding is begaan.

Intrekking exploitatievergunning

Hoewel de intrekking van de exploitatievergunning geen DHW-sanctie is maar geschiedt op grond van de APV, kan deze sanctie wel worden ingezet om verkooppunten zoals snackbars -die niet DHW-vergunningplichtig zijn maar wel moeten beschikken over een exploitatievergunning- aan te pakken. Er moet dan wel sprake is van nadelige beïnvloeding van de woon- en leefomgeving of van (vrees voor) verstoring van de openbare orde.

Last onder dwangsom en last onder bestuursdwang

Het toepassen van de herstelsanctie last onder dwangsom of bestuursdwang is met name geschikt in het geval een strijdige situatie voortduurt en duurzaam moet worden beëindigd, of om te voorkomen dat een potentiële overtreding daadwerkelijk zal optreden. Bij het toepassen van bestuursdwang gaat het om feitelijk handelen of beletten, zodat dit instrument met name in spoedsituaties wordt ingezet.

Vervolg bijlage 9

Sanctiestrategie Drank- en horecawet

Strafbaarstelling alcoholbezit jongeren openbare ruimte: BSB

De strafbaarstelling van jongeren onder de 18 jaar voor het in bezit hebben van alcohol op 'voor het publiek toegankelijke plaatsen', zoals deze geregeld is in artikel 45 DHW, kan als enige DHW-bepaling door middel van een bestuurlijke strafbeschikking (BSB) worden afgedaan, gelijk aan een groot aantal bepalingen uit de APV.

6.5.2Uitgangspunten

Bij het opstellen en toepassen van de sanctiestrategie zijn de volgende uitgangspunten van belang.

Voorlichting en bewustwording

Omdat voorlichting en bewustwording belangrijke elementen zijn bij het bevorderen van de naleving van regelgeving, is ervoor gekozen om bij bepaalde lichtere overtredingen eerst een waarschuwing te geven. Bij herhaalde overtreding volgt dan alsnog een sanctie.

Primaire sanctie: bestuurlijke boete

In verband met het 'lik-op-stuk-effect' wordt bij sanctionering in principe het instrument 'bestuurlijke boete' ingezet. Sommige overtredingen zijn echter ongeschikt om te sanctioneren met een bestuurlijke boete. Alsdan wordt een alternatieve sanctie voorgesteld (bijvoorbeeld het opleggen van een last onder dwangsom).

Bij herhaalde overtreding: zwaardere sanctionering

Bij herhaalde overtredingen wordt (evt. na een tweede bestuurlijke boete) een zwaardere sanctie toegepast, zoals het schorsen van de vergunning of het opleggen van een tijdelijk verkoopverbod (th ree-stri kes-out).

Bij ernstige overtreding: direct zwaardere sanctionering

Sommige overtredingen zijn zodanig ernstig dat direct tot het opleggen van een zwaardere sanctie wordt overgegaan, bijvoorbeeld in het geval van (vrees voor) verstoring van de openbare orde.

Afwijking van sanctiestrategie

Er kunnen feiten of omstandigheden zijn die het toepassen van de hieronder neergelegde sanctiestrategie onredelijk maken. In dat geval moet er maatwerk worden geleverd, bijvoorbeeld door het geven van een langere hersteltermijn. Ook kan er aanleiding zijn om juist zwaarder te sanctioneren. Dit is de inherente afwijkingsbevoegdheid van de burgemeester. Bij een dergelijk besluit wordt expliciet gemotiveerd waarom in dat geval van de vastgelegde sanctiestrategie wordt afgeweken.

6.5.3Sanctiestrategie

Hieronder volgt voor de verschillende onderwerpen die de DHW regelt, de sanctiestrategie. Daarbij worden de volgende afkortingen gebruikt: BB = bestuurlijke boete, DS = dwangsom en BD = bestuursdwang.

  • Overtreding leeftijdsgrenzen (alle verkooppunten) (art. 20)

    • 1e

      overtreding in een jaar: BB

    • 2e

      overtreding in een jaar: BB + waarschuwing tot schorsing DHW-vergunning/verkoopverbod

    • 3e

      overtreding in een jaar: schorsing DHW-vergunning 3 weken / verkoopverbod 3 weken

  • Geen (geldige) DHW-vergunning (art. 3)

    • BB + vooraankondiging DS met hersteltermijn;

      Indien overtreding voortduurt na hersteltermijn: DS

  • Geen (geldige) DHW-vergunning met zicht op legalisatie (art. 3)

    • Waarschuwing met hersteltermijn;

      Indien overtreding voortduurt na hersteltermijn: vooraankondiging DS met nieuwe hersteltermijn;

      Indien overtreding voortduurt na nieuwe hersteltermijn: DS.

Vervolg bijlage 9

Sanctiestrategie Drank- en horecawet

verkoopverboden:

  • Verbod verkoop zwak-alcoholhoudende drank m.u.v. bepaalde winkels (artikel 18)

    • -

      Verbod verkoop bij huizen van particulieren (art. 19 lid 1 en lid 2)

    • -

      Verbod verkoop bijzondere locaties als benzinestations (art. 22)

      • 1)

        BB + vooraankondiging DS met hersteltermijn;

      • 2)

        Indien overtreding voortduurt na hersteltermijn: DS.

  • Nuttigen ter plaatse bij art. 18 verkooppunt (art. 25 lid 2)

    • 1)

      1ste overtreding: BB + voornemen tot intrekking exploitatievergunning bij 2' overtreding;

    • 2)

      2' overtreding: intrekking exploitatievergunning4.

  • Geen gekwalificeerde leidinggevende / barvrijwilliger (art. 24)

    • 1)

      BB + vooraankondiging DS met hersteltermijn

    • 2)

      Indien overtreding voortduurt na hersteltermijn: DS

  • Verboden handelingen bij verkooppunten:

  • - Zichtbaarheid leeftijdsgrenzen (art. 20 lid 4)

  • - Verboden stuntaanbiedingen (art. 25d)

  • - Verstrekking buiten horecalokaliteit/terras/slijtlokaliteit (art. 12)

  • - Gebruik elders dan ter plaatse (horecalokaliteit) / Gebruik ter plaatse (slijterslokaliteit) (art/ 13)

  • - Verboden activiteiten bij horeca- of slijtlokaliteit (art. 14)

  • - Verboden detailhandel bij horeca- of slijtlokaliteit (art. 15)

  • - Verstrekking d.m.v. automaten (art. 16)

  • Verstrekking anders dan in gesloten verkapping (art. 17)

  • - Onjuiste wijze van aanbieden van zwak-alcoholhoudende drank (artikel 18 lid 3)

    • 1)

      1e overtreding: waarschuwing + evt. hersteltermijn

    • 2)

      2e en volgende overtreding: BB

    • 3)

      Bij daarna aanhoudende recidive: schorsen DHW-vergunning / intrekking exploitatievergunning of opleggen DS

Algemeen Plaatselijke Verordening (artikel 2.34b):: schenktijden en verboden bijeenkomsten

  • 1)

    le overtreding: BB

  • 2)

    2e overtreding: BB + waarschuwing tot schorsing DHW-vergunning

  • 3)

    3e overtreding: Schorsing DHW-vergunning 3 weken

Verstoring openbare orde of andere spoedsituaties

Maatwerk, direct schorsen of intrekking DHW-vergunning of direct toepassen BD.

Verboden handelingen overig

Maatwerk, sanctie overeenkomstig de geest van deze sanctiestrategie.

Intrekking exploitatievergunning is mogelijk bij (vrees voor) verstoring openbare orde of nadelige beïnvloeding woon- en leefomgeving. Indien de exploitatie voortduurt na intrekking, kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd om de feitelijke exploitatie verder te beletten.

Bijlage 10

Stappenschema 'basisstrategie bestuursrechtelijke handhaving'

1)Controlerapport

De toezichthouder legt de geconstateerde overtreding vast in een controlerapport;

2)Legalisatieonderzoek

Op ambtelijk niveau worden een legalisatieonderzoek verricht;

3)Voornemen tot handhaving

De overtreder ontvangt een schriftelijke vooraankondiging dat de gemeente voornemens is te handhaven. Daarbij wordt de overtreder een informele hersteltermijn geboden van drie weken. De overtreder wordt daarmee in de gelegenheid gesteld de strijdige situatie op eigen beweging op te heffen of, voor zover er legalisatiemogelijkheden zijn, een aanvraag in te dienen.

Daarnaast wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken zienswijzen in te dienen over het voornemen tot handhaving.

4)Handhavingsbesluit: lastgeving onder dwangsom

De overtreder ontvangt een schriftelijke lastgeving onder dwangsom met begunstigingstermijn.

De begunstigingstermijn bedraagt standaard vijf maanden.

Bij illegale woonsituaties bedraagt de begunstigingstermijn acht maanden.

Bij bijzondere omstandigheden wordt een maatwerk-begunstigingstermijn vastgesteld, mits redelijk en objectief onderbouwd. Financiële argumenten gelden in beginsel niet als bijzondere omstandigheden.

5)Handhavingsbesluit: lastgeving onder dwangsom

In principe wordt de dwangsom éénmalig opgelegd. Uit de voorgaande beleidsperiode is gebleken dat een maandelijkse dwangsom in de meeste gevallen overtreders er niet toe zet om de overtreding op te heffen. Bovendien leidt een maandelijks terugkerende dwangsom tot hoge ambtelijke kosten. De verwachting is dat een éénmalige (hoge) dwangsom sneller leidt tot het ongedaan maken van de overtreding. De afschrikwekkende werking van een hoog bedrag ineens is groter dan die van een lager bedrag in verschillende termijnen. Bij het opleggen van een eenmalige dwangsom past overigens een langere begunstigingstermijn. De gevolgen van het niet voldoen aan de last zijn immers, gezien de hogere dwangsom, substantieel zwaarder dan bij een periodieke dwangsom.

Een richtlijn voor het bepalen van de hoogte van de dwangsom is opgenomen in bijlage 12. Ook het bepalen van de hoogte van de dwangsom is maatwerk, omdat de dwangsom enerzijds moet fungeren als financiële prikkel, maar anderzijds wel in verhouding moet staan tot de aard en omvang van de overtreding. Relevante elementen bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom zijn de (bouw)kosten, de waarde van het object of het economisch gewin bij de overtreding. In vergelijk met het voorgaande handhavingsbeleid is de som van het totaal aantal periodieke (10 maandelijkse dwangsommen) overigens lager dan het bedrag van de huidige eenmalige dwangsom.

6)Bezwaar en beroep

Tegen de lastgeving staat bezwaar en beroep open. Het indienen van bezwaar of beroep is in principe geen reden om een begunstigingstermijn op te schorten. Uitzonderingen hierop kunnen alleen aan de orde zijn als er geen derde belanghebbenden in de procedure zijn betrokken, als er geen spoed, gevaarzetting, ernstige hinder of precedentwerking is.

Bijlage 11

Stappenschema 'Bestuursrechtelijke handhaving bij spoedsituaties'

Bij acute, gevaarzettende of anderszins spoedeisende situaties wordt een verkort sanctietraject doorlopen. Er wordt geen legalisatieonderzoek gedaan en geen vooraankondiging verzonden. Doel is de situatie te 'bevriezen' of een (potentieel) gevaar weg te nemen. Bovendien wordt (in principe) geen last onder dwangsom, maar een last onder bestuursdwang gegeven. De volgende stappen worden gezet.

  • 1)

    De activiteiten worden mondeling stilgelegd en/of er worden van gemeentewege feitelijke noodmaatregelen getroffen;

  • 2)

    De toezichthouder stelt een controlerapport op;

  • 3)

    Het bestuursdwangbesluit wordt schriftelijk bevestigd aan de overtreder (indien bekend).

  • 4)

    Tegen het besluit staat bezwaar en beroep op.

  • 5)

    Op ambtelijk niveau wordt het vervolgtraject bepaald, zoveel als mogelijk overeenkomstig de basisstrategie.

Bijlagen 12

Richtlijn hoogte dwangsom

In § 4.3.2 is weergegeven in welke gevallen een lastgeving onder bestuursdwang wordt opgelegd en in welke gevallen een lastgeving onder dwangsom wordt opgelegd (kopje 'keuze bestuursdwang / dwangsom). In beginsel wordt de lastgeving onder dwangsom opgelegd. Voor de lastgeving onder bestuursdwang wordt alleen gekozen:

  • -

    bij gevaar zettende situaties, zoals instortingsgevaar;

  • -

    bij acute situaties, bijvoorbeeld bij illegale bouw, sloop of bomenkap in uitvoering;

  • -

    indien de overtreder onbekend is (bestuursdwang is dan juridisch de enige optie);

  • -

    indien een ter zake van dezelfde overtreder of dezelfde overtreding eerder opgelegde dwangsom niet tot het beoogde effect heeft geleid, of als er een andere reden is om op voorhand aan te nemen dat de dwangsom geen effectief middel is;

  • -

    als de aard van het specifieke geval zich om een andere reden dan voornoemd verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom.

Hieronder zijn de dwangsombedragen weergegeven, die als richtlijn worden gehanteerd bij het opleggen van een lastgeving onder dwangsom. Het vaststellen van het dwangsombedrag is en blijft echter maatwerk. Enerzijds moet een dwangsom een prikkel zijn de overtreding te beëindigen (de dwangsom moet dus niet te laag zijn) en anderzijds moet de dwangsom in verhouding staan tot de ernst en omvang van de overtreding (de dwangsom moet dus niet te hoog zijn). Onder andere economisch voordeel, omzet, bouwkosten of investeringskosten zijn richtinggevende factoren in een concreet geval.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 13

Basisstrategie sanctionering regelgeving openbare ruimte en veiligheid

» Taakveld Afval

Ondergrondse containers

BSB + bestuursdwang ivm kostenverhaal RMN

Afvaldump

BSB + bestuursdwang ivm kostenverhaal RMN

Plakken en kladden (graffiti)

BSB + bestuursdwang ivm kostenverhaal schoonmaak

Vervuiling/ openbare ruimte

Waarschuwen of BSB

Container te vroeg of te laat op straat

Waarschuwen of BSB

» Taakveld Honden

Loslopende honden

Waarschuwen of BSB

Opruimplicht bebouwde kom

BSB

Meeneemplicht opruimmiddel

Waarschuwen of BSB

Muilkorf- en kortaanlijngebod

Bestuursdwang

» Taakveld Verkeer en veiligheid openbare we

Verkeersveiligheid bij scholen

Waarschuwen

Foutparkeren

BSB

Blauwe zones

BSB

Bestuurders op de stoep e.a.

BSB

Obstakels op de weg

Waarschuwen, BSB of bestuursdwang (afhankelijk van hinder of gevaar)

Overhangend groen

Waarschuwen, BSB of bestuursdwang (afhankelijk van hinder of gevaar)

Stalling caravan, aanhangers e.d.

Waarschuwen, BSB of bestuursdwang (afhankelijk van hinder of gevaar)

Wrakken

Waarschuwen, BSB of bestuursdwang (afhankelijk van hinder of gevaar)

Uitstallingen bij winkels

Waarschuwen, BSB of bestuursdwang (afhankelijk van hinder of gevaar)

» Taakveld Horeca

Drank- en horecawet

Zie sanctiestrategie Preventie- en handhavingsplan

Exploitatievergunning

Waarschuwen of dwangsom

Bij openbare orde verstoring bestuursdwang

Sluitingstijden

Zie horecaconvenant

Aanwezigheidsvergunning

Waarschuwen of dwangsom

Ontheffing festiviteiten

Waarschuwen, BSB of bestuursdwang (afhankelijk van hinder)

Overige » Taakvelden en thema's

Evenementen

Waarschuwen: zoveel als mogelijk overtredingen direct laten herstellen. Bij geen gehoor BSB of bestuursdwang, afhankelijk van hinder en gevaar.

Markt (standhouders)

Waarschuwen, bij herhaling pas BSB

Toezicht Dor

Waarschuwen, bij herhaling pas BSB

Winkelwagentjes

Waarschuwen of BSB

Natuurlijke behoefte doen (kom)

Waarschuwen of BSB

Betreden plantsoenen

Waarschuwen of BSB

Venten en straatartiesten

Waarschuwen, BSB of bestuursdwang (afhankelijk van hinder)

Reclame

Waarschuwen, dwangsom of bestuursdwang (afhankelijk van gevaar)

Winkeltijdenwet / Zondagswet

Waarschuwen, dwangsom of bestuursdwang (afhankelijk van gevaar)

Bijlage 14

Beleidsregels gevaarlijke honden (SL/1254246)

BELEIDSREGELS GEVAARLIJKE HONDEN

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

Gelet op artikel 2:59 Algemene plaatselijke verordening Soest, artikel 172 Gemeentewet en artikel 2.10 Wet dieren juncto de artikelen 1.9 en 1.10 Besluit houders van dieren;

Besluiten:

Onderstaande Beleidsregels gevaarlijke honden vast te stellen:

Artikel 1. Weging ernst bijtincidenten

  • 1.

    Bij weging van de ernst van bijtincidenten wordt onderscheid gemaakt tussen ernstige bijtincidenten en lichte bijtincidenten.

  • 2.

    Bij ernstige bijtincidenten bijt een hond een persoon of brengt de hond ernstig letsel toe aan een ander dier, veelal een hond.

  • 3.

    Bij een licht bijtincident bijt een hond een ander dier, veelal een hond, maar is geen sprake van ernstig letsel, of is sprake van een bijtincident zonder ernstige gevolgen.

Artikel 2. Melding en waarschuwing bij ernstig bijtincident

  • 1.

    Indien de hond een ernstig bijtincident veroorzaakt, wordt de procedure gevolgd zoals beschreven in dit artikel.

  • 2.

    Het slachtoffer of de eigenaar/houder van het verwonde dier doet melding van het ernstige bijtindident bij de politie.

  • 3.

    De politie maakt een bestuurlijke rapportage op over het incident. De standpunten van de betrokkenen worden hierin opgenomen. De rapportage wordt verzonden naar burgemeester en wethouders van de gemeente Soest.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders versturen op grond van de bestuurlijke rapportage een brief naar de eigenaar/houder van de hond die het bijtincident heeft veroorzaakt. In deze brief wordt de eigenaar/houder van de hond gewezen op de regels over loslopende honden (indien van toepassing). Daarnaast wordt de eigenaar/houder van de hond erop gewezen dat wanneer de hond een tweede bijtincident veroorzaakt, de hond als gevaarlijke hond wordt aangemerkt en een aanlijn- dan wel een aanlijn- en muilkorfgebod wordt opgelegd.

Artikel 3. Optreden tegen ernstige bijtincidenten

  • 1.

    De eigenaar van een hond die een ernstig bijtincident heeft begaan wordt gevraagd om afstand te doen van zijn hond.

  • 2.

    De burgemeester geeft op basis van artikel 172 Gemeentewet bevel tot het onvrijwillig in beslag nemen van de hond indien de eigenaar niet vrijwillig afstand doet van de hond en de burgemeester vreest dat de kans op bijtrecidive aanwezig is, of als de hond al eerder een bijtincident heeft veroorzaakt.

  • 3.

    Bij het onvrijwillig in beslag nemen kan de hond aan een risico-assessment worden onderworpen. De test zal moeten uitwijzen of de hond resocialiseerbaar is en teruggeplaatst kan worden bij de eigenaar of elders herplaatsbaar is.

  • 4.

    De burgemeester kan beslissen dat de hond elders zal worden herplaatst. Als uit een assessment blijkt dat resocialiseren en herplaatsen niet mogelijk is, kan de burgemeester beslissen dat de hond zal worden gedood.

  • 5.

    De kosten van vervoer, verblijf, test en eventueel laten doden van de hond komen voor rekening van de eigenaar van de hond.

  • 6.

    Bij bijte.cidive of bij ernstige bijtincidenten wordt door de politie een proces-verbaal opgemaakt. De politie zendt het proces-verbaal naar het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie beslist of er vervolgd wordt en op basis van welk artikel (bijvoorbeeld artikel 425 Wetboek van Strafrecht).

  • 7.

    Indien de burgemeester bij de situatie uit het tweede lid niet vreest dat bijtrecidive zal plaatsvinden, dan kan het college de hond aanwijzen als gevaarlijke hond.

Artikel 4. Optreden tegen lichte bijtincidenten en bij vrees voor ernstige bijtincidenten

  • 1.

    Bij vrees voor het ontstaan van ernstige bijtincidenten, of bij een licht bijtincident kan het college besluiten tot aanwijzing van de hond als gevaarlijke hond in de zin van artikel 2:59 van de Algemene plaatselijke verordening (APV).

  • 2.

    Een muilkorf- en/of kort aanlijngebod wordt opgelegd voor een periode van twee jaar. Drie maanden voor het einde van deze periode van twee jaar wordt het gedrag van de hond opnieuw beoordeeld.

  • 3.

    Bij zeer ernstige vrees voor het ontstaan van een ernstig bijtincident kan de burgemeester besluiten tot inbeslagname van de hond.

  • 4.

    Als de houder van een hond die als gevaarlijke hond is aangewezen in strijd met artikel 2:59 APV de hond houdt en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt dan gaat het college na of naast de bestuursrechtelijke maatregel een strafrechtelijke sanctie op zijn plaats is wegens overtreding van de APV,

  • 5.

    Wanneer besloten wordt tot het opleggen van een aanlijn- dan wel aanlijn- en muilkorfgebod, wordt tevens in dat besluit aangegeven dat op het niet voldoen aan het gebod een dwangsom kan worden opgelegd, groot € 1000 per geconstateerde overtreding met een maximum van € 10.000.

Artikel 5 Uitzonderingssituaties

  • 1.

    In uitzonderlijke, zeer ernstige situaties is het mogelijk om van dit besluit af te wijken en direct over te gaan tot inbeslagname van de hond.

  • 2.

    Dit besluit is van toepassing voor zover de politie niet optreedt op basis van andere bepalingen die het in dit besluit geregelde onderwerp strafbaar stellen.

Artikel 6 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: "Beleidsregels gevaarlijke honden".

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgend op die waarop het is bekendgemaakt.

Soest, 15 september 2015

De burgemeester van Soest, en

Burgemeester en wethouders van Soest,

de secretaris,

A.R. Veenstra

de burgemeester,

R.T. Metz

De burgemeester wordt geacht te hebben ondertekend in zijn hoedanigheid als burgemeester en namens het college van burgemeester en wethouders.

Bijlage 15

Functiecategorieën brandveilig gebruik

Functiecategorieën brandveilig gebruik overzicht 1)

Ziekenhuis > 5000 pers.

Ziekenhuis 1000 pers. - 5000 pers.

Ziekenhuis 500 pers. - 1000 pers.

Ziekenhuis incl. gesloten afdeling

Verpleegtehuizen > 250 pers.

Verpleegtehuizen 50 pers. - 250 pers.

Verpleegtehuizen incl. gesloten afdeling

Ziekenhuis 50 pers. - 500 pers.

Tehuizen > 10 pers.

Woningen (bedrijfsm./complexen) niet zelfredz.bew. > 10 pers.

Ziekenhuis> 10 pers.

Bejaardenoorden / verzorgingshuizen - Woonzorgcomplexen

Bejaardenoorden / verzorgingshuizen > 10 pers.

Verpleegtehuizen > 10 pers.

Klinieken (poli-, psychiatr., ..) incl. gesloten afdeling

Kinderdagverblijf > 10 pers.

Gevangenissen > 50 pers.

Gevangenissen > 10 pers.

Verpleegtehuizen 10 pers. - 50 pers.

Ziekenhuis 10 pers. - 50 pers.

Klinieken (poli-, psychiatr., ...) > 10 pers.

Gevangenissen 10 pers - 50 pers.

Gevangenissen - niet gelegen in een cellengebouw

Woning met zorg - zorgclusterwoning 24 uur zorg in een woongebouw

Woningen met zorg

Woning met zorg - groepszorgwoning 24 uurszorg

Woning met zorg - andere woonfunctie voor zorg

Woning met zorg - zorgclusterwoning 24 uur zorg

Woning met zorg - groepszorgwoning op afspraak

School (1.1. < 12 jaar) >1000 pers.

Pension/Nachtverblijf > 50 pers.

Kampeerterrein/jachthaven > 250 pers.

Dagverblijf (kinderen / gehandicapten) > 50 pers.

Hotel > 50 pers.

School (I.1 < 12 jaar) 250 - 1000 pers.

Dagverblijf (kinderen / gehandicapten) 10-50 pers.

Pension/Nachtverblijf 50- pers.

Kamerverhuur > 4 personen - binnenstad

Kampeerterrein/jachthaven 100-250 pers.

Peuterspeelzaal > 10 pers.

Hotel 10-50 pers.

Kampeerterrein/jachthaven 50-100 pers.

School (1.1< 12 jaar) 10 - 250 pers.

School (I.1< 12 jaar) > 10 pers.

Kloosters/abdijen

Woongeb. met inpandige gangen

Kamerverhuur > 4 personen - niet binnenstad

Woning met zorg - zorgclusterwoning zorg op afroep in een woongebouw

Kamerverhuur > 4 pers.

Woning met zorg - groepszorg woning zorg op afroep

Gezondheidsdiensten > 50 pers.

Fabrieken > 500 pers. - industrie - BRZO

Vervolg bijlage 15

Functiecategorieën brandveilig gebruik

Theater, schouwburg, bioscoop, aula > 500 pers.

Cafés, discotheek, restaurant > 500 pers.

Stationsgebouwen > 500 pers.

Fabrieken 250-500 pers. - industrie - BRZO

Fabrieken > 500 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen >10.000 kg

Fabrieken > 500 pers. - industrie - BEVI

Winkelgebouwen > 1.000 pers.

Winkelgebouwen winkelcentra

Tentoonstellingsgebouwen > 500 pers.

Cafés, discotheek, restaurant 250-500 pers.

Winkelgebouwen 500-1.000 pers.

Functiecategorieën brandveilig gebruik overzicht 2

Museum, bibliotheek > 500 pers.

Sporthal, stadion > 1.000 pers.

Fabrieken 250-500 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen >10.000 kg

Fabrieken 250-500 pers. - industrie - BEVI

Theater, schouwburg, bioscoop, aula 250-500 pers.

School (1.1. > 12 jaar) > 1000 pers.

Fabrieken 50-250 pers. - industrie - BRZO

Museum, bibliotheek 250-500 pers.

Stationsgebouwen 250-500 pers.

School (1.1.. 12 jaar) Universiteitsgebouwen

Fabrieken > 500 pers.

Fabrieken > 500 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen 1.000 kg - 10.000 kg

Tentoonstellingsgebouwen 250-500 pers.

Fabrieken > 500 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen tot 1.000 kg

Fabrieken 50-250 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen >10.000 kg

Fabrieken 50-250 pers. - industrie - BEVI

School (1.I.> 12 jaar) 250-1000 pers.

Studio's (opname bv. TV)

Sporthal, stadion 250-1.000 pers.

Zwembad

Fabrieken 250-500 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen 1.000 kg - 10.000 kg

Winkelgebouwen 250-500 pers.

Fabrieken > 500 pers. - gelijkwaardigheid toegepast

Kantoren > 500 pers.

Fabrieken 0-50 pers. - industrie - BRZO

Fabrieken 250-500 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen tot 1.000 kg

Fabrieken 250-500 pers.

Winkelgebouwen incl. gevaarlijke stoffen

Fabrieken 250-500 pers. - gelijkwaardigheid toegepast

Theater, schouwburg, bioscoop, aula 50-250 pers.

Museum, bibliotheek 50-250 pers.

Markt (periodieke markten)

Fabrieken 0-50 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen >10.000 kg

Fabrieken 0-50 pers. - industrie - BEVI

Cafés, discotheek, restaurant 50-250 pers.

Fabrieken 50-250 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen 1.000 kg - 10.000 kg

Buurthuis, ontm.centrum, wijkcentr. > 250 pers.

Tijdelijke bouwsels > 50 pers.

Vervolg bijlage 15

Functiecategorieën brandveilig gebruik

Functiecategorieën brandveilig gebruik overzicht 3)

Tunnels langer dan 250 meter

Gebedshuis > 250 pers.

Stationsgebouwen 50-250 pers.

Tentoonstellingsgebouwen 50-250 pers.

Fabrieken 50-250 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen tot 1.000 kg

Kantoren 250-500 pers.

Fabrieken 50-250 pers. - gelijkwaardigheid toegepast

Fabrieken 50-250 pers.

Overige gebouwen met bijeenkomstfunctie > 50 pers.

Winkelgebouwen 50-250 pers.

Sporthal, stadion 50-250 pers.

Gymzaal, studio (ballet bv.) > 50 pers.

Overige gebruiksfunctie

Garage-inrichtingen (alleen opslag, stalling) > 1.000 m2

Fabrieken 0-50 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen 1.000 kg - 10.000 kg

School (I.l. > 12 jaar) 50 - 250 pers.

Gebedshuis 50-250 pers.

Buurthuis, ontm.centrum, wijkcentr. 50-250 pers.

Fabrieken 0-50 pers. - industrie - gevaarlijke stoffen tot 1.000 kg

Fabrieken 0-50 pers. - gelijkwaardigheid toegepast

Loods, veem, opslagplaats > 1.000 m2

Fabrieken 0-50 pers.

Bouwwerk geen gebouw zijnde

Kantoren 50-250 pers.

Kantine, eetzaal > 50 pers.