Regeling vervallen per 05-07-2012

Verordening langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand Someren 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 04-07-2012

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand Someren 2009

-De raad van de gemeente Someren;-

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Someren van 20 november 2008.

gelet op de artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

gezien het advies van de participatiecommissie

-besluit:-

vast te stellen de navolgende Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Someren 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1.

    Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 120 % van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2

    Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1

    De langdurigheidstoeslag wordt gebaseerd op de bijstandsnormen per 1 januari van het betreffende jaar en bedraagt:

    • a

      Voor gehuwden: 38,5 % van de bijstandsnorm genoemd in artikel 21 onder c ;

    • b

      voor alleenstaande ouders: 38,5 % van de bijstandsnorm genoemd in artikel 21 onder b verhoogd met de maximale toeslag genoemd in artikel 25 onder 2;

    • c

      voor alleenstaanden: . 38,5 % van de bijstandsnorm genoemd in artikel 21 onder a verhoogd met de maximale toeslag genoemd in artikel 25 onder 2;

  • 2

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor belanghebbenden met een inkomen tussen 115 en 120 % van de voor hen geldende bijstandsnorm 50% van de in het eerste lid genoemde bedragen.

Artikel 4 Uitvoerend orgaan

Het college is belast met de uitvoering van deze regeling

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college

Artikel 6 Nadere uitvoeringsregels

1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen in het belang van een zorgvuldige uitvoering van deze verordening.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als : Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Someren.

Ondertekening

-Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Someren,-
-de raadsgriffier,- de voorzitter,
-J.Laurens Janse-Oostdijk- A.P.M. Veltman

Algemeen

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 moet een wetsvoorstel inwerking treden, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 ("Samen aan de slag") is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van de nieuwe langdurigheidstoeslag, heeft de VNG een modelverordening ontwikkeld.

Op het moment van schrijven van deze toelichting is het wetsontwerp in behandeling bij de Tweede Kamer. Bij dit model is uitgegaan van dit wetsontwerp. Het amendement Spies (31441 nr 12) is in deze verordening verwerkt. Dit betekent dat gemeenten geen toets hoeven te doen op het aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief.

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

"Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34."

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

In de verordening worden niet de zaken geregeld die in de wet geregeld zijn. Voor de volledige informatie wordt hier het complete artikel opgenomen met daarin ook de overgangsregeling. Hierdoor is in de verordening ook geen overgangsregeling opgenomen.

Artikel 36; Langdurigheidstoeslag

  • 1

    Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34,

  • 2

    Bij vaststelling van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, wordt een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 3

    Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag.

  • 4

    De langdurigheidstoeslag wordt verleend met ingang van de datum waarop de persoon langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft.

  • 5

    De artikelen 12, 43, 44, 49 en 52 zijn niet van toepassing.

  • 6

    De artikelen 5, 36 en 39, zoals die luiden op 31 december 2008, blijven van toepassing op een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag in 2009 indien;

    • a.

      die aanvraag ziet op een recht op een langdurigheidstoeslag dat in 2009 is ontstaan,

    • b.

      in 2008 een recht op een langdurigheidstoeslag is ontstaan en een aanvraag doorvoor in 2008 in ingediend, en

    • c.

      door toepassing van dit lid de hoogte van een langdurigheidstoeslag niet lager uitvalt dan zonder toepassing van dit lid het geval zou zijn.

Dit lid vervalt met ingang van 1 januari 2010.

Mogelijkheden voor eigen beleid

Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Naast de genoemde onderwerpen, kan het daarbij ook gaan om de afstemming van het beleid op het gemeentelijke re-integratiebeleid. Hierna wordt op de respectieve onderwerpen nader ingegaan.

Doelgroep

De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. Voor de duidelijkheid wordt hier gesteld dat gemeenten zelf de keuze kunnen maken of werkenden onder de langdurigheidstoeslag komen te vallen.

In deze verordening is ervan uitgegaan dat werkenden tot de doelgroep behoren.

Door werkenden toe te laten tot de doelgroep wordt de zogenaamde armoedeval verder verkleind en wordt aangesloten bij de overige gemeentelijke uitvoeringsregels minima.

Wel is het noodzakelijk om in uitvoeringsregels uit te werken op basis van welke informatie het recht op de langdurigheidstoeslag voor werkenden kan worden vastgesteld.

Hoogte van de toeslag

Op dit moment is de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen straks zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet een aantal zaken dingen bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.

Gemeenten kunnen hieraan deels tegemoetkomen door een glijdende schaal te hanteren. Afhankelijk van de maximale inkomensgrens kan de hoogte van de toeslag afhankelijk worden gemaakt van de hoogte van het inkomen. Bij een maximale grens van 120% van het sociaal minimum kan gekozen worden voor drie categorieën: 100%; 100-110% en 110-120%, waarbij het bedrag van de toeslag bij een hoger inkomen lager wordt.

Gelet op de bedoeling van de wetgever bij de totstandkoming van de langdurigheidstoeslag moet de hoogte van het bedrag voldoende hoog zijn. Daarom sluit de hoogte aan bij de huidige langdurigheidstoeslag. In de modelverordening werd voorgesteld om de hoogte van de toeslag vast te stellen op basis van een percentage van de voor de klant geldende bijstandsnorm. Dit voorstel volgend zouden wij te maken krijgen met maar liefst 8 verschillende langdurigheidstoeslagen. Dit is niet gewenst.

In deze verordening wordt aangesloten bij de huidige praktijk en zijn er drie toeslagen mogelijk.

Om de armoedeval te beperken wordt in deze verordening twee schalen gehanteerd.

De categorie tot 115% van de geldende hen bijstandsnorm ontvangt de volledige toeslag (100%) .De categorie met een inkomen van 115% tot 120% van de geldende bijstandsnorm ontvangt de helft van de toeslag (50%).

Langdurig

De huidige referte periode is vijf jaar. Door gemeenten is de afgelopen jaren aangegeven dat deze periode te lang is. Veeleer wordt gedacht aan 3 jaar, een periode waarvoor ook door het Nibud is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden minimaal worden.

Laag inkomen

Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren. Het ligt het meest voor de hand hierbij aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het eigen gemeentelijk armoedebeleid worden gehanteerd. In de meeste gevallen zal dit 110% van het sociaal minimum zijn, maar ook 120% komt voor.

Gelet op de bestaande minimaregelingen waarbij een grens getrokken wordt bij 115% is in deze verordening hierbij aangesloten. Echter om de armoede val terug te dringen kan de categorie met een inkomen tussen 115% en 120% in aanmerking komen voor de helft van de voor hen geldende toeslag.

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2

In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).

Artikel 3

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. In deze verordening wordt uitgegaan van een percentage van de bijstandsnorm (met eventuele maximale toeslag) Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB. De genoemde percentages zijn de huidige percentages wanneer de bedragen van de langdurigheidstoeslag worden afgezet tegen de bijstandsnormen.

Het tweede lid is geregeld dat naarmate het inkomen van betrokkene hoger wordt, de langdurigheidstoeslag lager wordt.

Artikel 7

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.