Regeling vervallen per 01-01-2011

Financiële verordening gemeente Someren 2004

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2004

Intitulé

Financiële verordening gemeente Someren 2004

De raad van de gemeente Someren;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Someren van 29 oktober 2003

gelet op de artikelen 212, 213 en 213a van de Gemeentewet;;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende verordening:

Financiële verordening gemeente Someren 2004

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    Productgroep

  • iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen indirecte inhoudelijke verantwoordelijkheid heeft;

  • b

    Administratie

  • het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Someren en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c

    Financiële administratie

  • de financiële administratie is een onderdeel van de administratie en omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Someren, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1

      de financieel-economische positie;

    • 2

      het financiële beheer;

    • 3

      de uitvoering van de begroting;

    • 4

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • d

    Administratieve organisatie

  • het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van management en bestuur.

  • e

    Financieel beheer

  • het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Someren.

  • f

    Rechtmatigheid

  • het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • g

    Doelmatigheid

  • het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • h

    Doeltreffendheid

  • de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titel 1 Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2 Programmabegroting

  • 1

    De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast.

  • 2

    De raad stelt per programma vast:

    • -

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • -

      de te leveren goederen en diensten;

    • -

      de baten en lasten.

  • 3

    Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

  • 4

    De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid vast.

  • 5

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3 Producten

  • 1

    Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productenraming aan de programma´s. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan.

  • 2

    De onderverdeling van de programma´s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1

    Het college biedt een nota aan over de kaders (uitgangspunten) voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

  • 2

    De raad stelt deze nota uiterlijk ultimo juli vast.

Uitvoering

Artikel 5 Uitvoering begroting

  • 1

    Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2

    Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • -

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productenraming;

    • -

      de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • -

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 3

    Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma´s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

Beheersing en Interne controle

Artikel 6 Interne controle

  • 1

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel. Deze toetsing omvat niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur welke zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.

  • 2

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsprocessen of -onderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en draagt voorts zorg voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidieregelingen en andere regelingen waarop overdrachtsuitgaven zijn gebaseerd.

  • 3

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7 Tussentijdse rapportage

  • 1

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden (voorjaarsnota) en de eerste 8 maanden (najaarsnota) van het lopende boekjaar.

  • 2

    Voor de opleverdata van de tussenrapportages aan de raad geldt:

    • -

      de viermaands rapportage wordt ultimo juli van het lopende begrotingsjaar ter verantwoording aan de raad aangeboden

    • -

      de achtmaands rapportage wordt ultimo november van het lopende begrotingsjaar ter verantwoording aan de raad aangeboden

  • 3

    De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4

    De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten. In de rapportages wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:

    • -

      inkomsten uit de algemene uitkering;

    • -

      de renteontwikkeling op de kapitaalmarkt.

    • -

      Resultaten uit grondexploitatie

  • 5

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voorzover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      aankoop van onroerende zaken waarvan de koopsom per transactie groter is dan € 400.000

    • b.

      verkoop van onroerende zaken (uitgezonderd bouwgronden) waarvan de koopsom per transactie groter is dan € 100.000

Artikel 8 Jaarrekening

  • 1

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de productgroepen naar de productenrealisatie en naar de programmaverantwoording.

  • 2

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma´s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • -

      wat is bereikt;

    • -

      welke goederen en diensten zijn geleverd;

    • -

      wat de kosten zijn;

    • -

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 3

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma´s of de beleidsdoelen van de programma´s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Titel 2 Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 9 Financiële positie

  • 1

    Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2

    Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 3

    De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

Artikel 10 Waardering en afschrijving vaste activa

  • Het

    college biedt tenminste één keer per 4 jaar de (bijgestelde) nota vaste activabeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

    • 1

      Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

    • 2

      Kosten voor het afsluiten van geldleningen en kosten van agio en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

    • 3

      Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 (betreft totale investering en niet de individuele onderdelen) worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.

    • 4

      De materiele vaste activa zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten worden lineair afgeschreven

    • 5

      Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van: (inrichting) wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, riolen, groen en kunstwerken.

Artikel 11 Voorzieningen voor oninbare vorderingen

  • 1

    Voor de vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

Artikel 12 Reserves en voorzieningen

  • 1

    Het college biedt jaarlijks gelijktijdig met de in artikel 7 genoemde voorjaarsnota de (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

  • 2

    De nota behandelt:

    • a

      de vorming en vrijval van reserves

    • b

      de vorming en vrijval van voorzieningen

    • c

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en het op peil brengen van voorzieningen

Artikel 13 Kostprijsberekening

  • 1

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten meegenomen, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en de compensabele BTW.

Artikel 14 Financieringsfunctie

  • 1

    Het college stelt in het kader van de uitoefening van de financieringsfunctie regels op. Deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening worden ten minste één keer per vier jaar vastgelegd in een treasurystatuut.

  • 2

    Het college zendt het besluit treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 15 Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1

    Het college draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde.

  • 2

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd.

  • 3

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Titel 3 Paragrafen

Artikel 16 Lokale heffingen

  • 1

    Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen door de raad verstrekt het college aan de raad per verordening, waarin deze tarieven, heffingen en prijzen worden vastgelegd, de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde kosten van de erin genoemde door de gemeente verstrekte diensten.

  • 2

    Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing en de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk.

Artikel 17 Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1

    Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico´s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico´s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico´s in beeld en actualiseert de risico´s. Hierbij wordt speciale aandacht gegeven aan bijvoorbeeld:

    • -

      rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt

    • -

      resultaten uit grondexploitatie

    • -

      realisatie op begrote subsidieverwachtingen

    • -

      lopende en te verwachten claims van derden

    • -

      nog niet getaxeerde kosten van (vermoede) milieuverontreiniging

    • -

      Overschrijding openeinde regelingen en subsidies

    • -

      dreigend faillissement van verbonden partijen

    • -

      dreigend faillissement van derden bij wie borgstellingen, garanties, leningen of vorderingen uitstaan

  • 2

    Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico´s van materieel belang met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen.

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen

  • 2

    Het college biedt periodiek aan een onderhoudsplan wegen, een rioleringsplan, een nota groenbeheer, een nota beheer onderhoud gebouwen. Deze nota ‘s geven het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau.

Artikel 19 Financiering

  • Bij

    de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

    • a

      de kasgeldlimiet;

    • b

      de renterisico ‘s;

    • c

      de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte;

    • d

      de rentevisie;

    • e

      de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

  • 1

    Het college stelt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota bedrijfsvoering vast. De nota wordt ter kennisgeving aan de raad gezonden. In de nota wordt speciale aandacht geschonken aan de relatie tussen het gemeentelijk apparaat en de inwoners van de gemeente.

    • -

      In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

  • 2

    Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet en de uitputting van de bijbehorende budgetten.

Artikel 21 Verbonden partijen

  • 1

    In de begroting en de jaarstukken worden in de paragraaf verbonden partijen de verbonden partijen weergegeven. Daarnaast wordt in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

  • 2

    Indien er sprake is van nieuwe verbonden partijen of van wijzigingen in bestaande verhoudingen wordt het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat, het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente weergegeven.

  • 3

    Indien de kaders voor het beleid aangaande (nieuwe) participaties aan wijziging toe is, al dan niet in de vorm van het opstellen van een nota terzake, maakt het college daarvan melding in de paragraaf verbonden partijen in de begroting.

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1

    Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota grondbeleid ter vaststelling aan door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • -

      de relatie met de programma´s van de begroting,

    • -

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente,

    • -

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten,

    • -

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden,

    • -

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

  • 2

    In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name:

    • -

      een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma´s die zijn opgenomen in de begroting

    • -

      een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert

    • -

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie

    • -

      een onderbouwing van de geraamde winstneming

    • -

      de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico´s van de grondzaken

Artikel 23 Verstrekken subsidies

De begroting en de jaarstukken bevatten een overzicht van te verstrekken en verstrekte subsidies onder vermelding van de grondslag. Het college maakt daarin melding of het beleid of de subsidieverordening aan wijziging toe is, al dan niet in de vorm van het opstellen van een nota of een geactualiseerde subsidieverordening.

Titel 4 Financiële organisatie en administratie

Artikel 24 Administratie

  • 1

    De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a

      het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de productgroepen;

    • b

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut en maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, c.a.;

    • c

      het verschaffen van informatie aan de productverantwoordelijken voor het maken van kostencalculaties;

    • d

      het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 25 Financiële administratie

  • Het

    college draagt er zorg voor dat:

    • a

      de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

    • b

      de vereiste informatie wordt verstrekt aan het Rijk, de Provincie en de Europese Unie alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 26 Financiële organisatie

  • Het

    college draagt zorg voor en legt vast:

    • a

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de productgroepen

    • b

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleid- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d

      de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de productgroepen van de gemeente;

    • e

      de te maken afspraken met de productgroepen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • f

      de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de productgroepen.

Artikel 27 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 28 Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor en legt vast de interne regels voor de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en subsidies. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Someren.

Titel 5 Slotbepalingen

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 15 november 2003. De begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen voldoen reeds aan de bepalingen zoals opgenomen in deze verordening. Met de inwerkingtreding van deze verordening komt de huidige “Verordening organisatie financiële administratie en kasbeheer” te vervallen.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Someren”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Someren.
de raadsgriffier, De voorzitter,
A.P.M. de Kok A.P.M. Veltman

Toelichting op de artikelen van de financiële verordening

Algemeen

Hieronder volgen enkele inhoudelijke opmerkingen over de financiële verordening.

Het eerste hoofdstuk gaat over de begrotingscyclus. De raad stelt de kaders voor de uitvoering van de begroting. Hij doet dat vooral door het vaststellen van de programmabegroting en de beantwoording van de 3-w-vragen. Het college voert vervolgens de begroting uit en zorgt voor de beheersing van deze uitvoering. Vervolgens rapporteert het college aan de raad aan de hand van de bekende drie w-vragen. De raad bepaalt in de verordening een rolverdeling tussen de raad en het college en formuleert een aantal prestatie-eisen, bijvoorbeeld aan de interne controle van de rechtmatige besteding.

Het tweede hoofdstuk behandelt de financiële positie. Hier komen investeringen, reserves en voorzieningen, activering en afschrijving, financiering en kostprijsberekening aan de orde, onderwerpen die (in)direct van invloed zijn op de financiële positie van gemeenten. De artikelen in dit hoofdstuk voldoen aan het voorschrift dat de verordening in ieder geval regels stelt voor de kostprijsberekeningen, de waardering van activa en de treasuryfunctie.

In het derde hoofdstuk komen de paragrafen in de begroting en de jaarrekening aan de orde. Welke eisen stelt de raad aan de inhoud van de paragrafen in aanvulling op de eisen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten?

In de paragrafen wordt zo veel mogelijk verwezen naar onderliggende beleidsnota’s. Zo bevat de verordening zowel een grondnota als een paragraaf grondbeleid.

De paragrafen dienen als een planning en control-instrument voor de uitvoering van het grondbeleid zoals uiteengezet in de nota.

Het vierde hoofdstuk betreft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en de administratie. De raad moet er immers van op aankunnen dat de aansturing van de ambtelijke organisatie en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van en binnen de ambtelijke organisatie goed zijn vastgelegd. Bovendien moeten er administratieve systemen zijn die de uitvoering van de begroting, het inzicht in de financiële positie en de toepassing van de paragrafen ondersteunen. Deze systemen dienen tevens de rapportages en verantwoording van de ambtelijke organisatie aan het college en de rapportage van het college aan de raad te ondersteunen. De raad zal ook hiervoor kaders stellen. Overeenkomstig de doelstellingen van het dualisme gaat het dan vooral om prestatie-eisen waaraan het college moet voldoen en niet om de meer gedetailleerde uitvoeringsregels zelf.

Kort samengevat zijn de kenmerken van de financiële verordening:

  • De

    verordening regelt de relatie tussen raad en college, niet de relatie tussen college en ambtelijke organisatie;

  • De

    verordening sluit aan bij de opzet van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • De

    verordening werkt de duale taakverdeling tussen raad en college uit;

  • De

    verordening bevat belangrijke elementen van planning en control zowel voor de raad als voor het college.

De financiële verordening is als volgt ingedeeld.

Begroting en verantwoording

Programmabegroting

Producten

Kaders begroting

Uitvoering begroting

Interne controle

Tussentijdse rapportage en informatie

Jaarstukken

Financiële positie

Financiële positie

Waardering & afschrijving vaste activa

Waardering debiteuren en overige vorderingen

Reserves en voorzieningen

Kostprijsberekening

Financieringsfunctie

Registratie bezittingen en activa

Paragrafen

Lokale heffingen

Weerstandsvermogen en risicomanagement

Onderhoud kapitaalgoederen

Financiering

Bedrijfsvoering

Verbonden partijen

Grondbeleid

Verstrekking subsidies (geen paragraaf)

Financiële organisatie en administratie

Administratie

Financiële administratie

Financiële organisatie

Aanbesteding, overheidssteun en inkoop

Toelichting op de artikelen van de financiële verordening

Artikel 2 Programmabegroting

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.

In het Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995 was de indeling van de begroting in functies verplicht voorgeschreven. In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is dat niet meer zo. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Zo kan een gemeente programma's indelen naar doelgroepen, maatschappelijke relevantie, beleidstaken, hoofdfuncties, etc.. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling ten behoeve van een nieuwe raadsperiode gelden. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen.

Artikel 3 Producten

De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college - zoals geregeld in het Besluit begroting en verantwoording - een productraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en verantwoording een overzicht wil hebben van welke producten er bij de programma’s horen. Dit wordt geregeld in het eerste lid.

Artikel 4 Kaders begroting

De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige budgettaire kader zoals opgenomen in de voorjaarsnota. Dat vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.

Artikel 5 Uitvoering begroting

In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming. Lid 3 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting.

In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.

Artikel 6 Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid, zal kunnen voldoen.

<7">De verordening geeft in het eerste lid aan het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn echter jaarlijkse toetsingen nodig. In het tweede lid van artikel 6 wordt dit nader uitgewerkt.

<8">Het derde en vierde lid regelt dat het college op grond van de uitkomsten van de onderzoeken bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft en dat de raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht.

<9">De genoemde onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening

artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 7 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.

Artikel 7 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor minimaal twee tussenrapportages, waarbij de data integraal onderdeel uitmaken van de planning- en controlcyclus, die jaarlijks wordt vastgesteld.

In het tweede lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussenrapportages. In het derde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de tussenrapportages wil worden geïnformeerd. Om de gemeentelijke organisatie niet op te zadelen met een rapportagecircus is het natuurlijk wel zaak, dat de tussenrapportages niet te uitgebreid en overzichtelijk zijn.

De stand van zaken van - en prognose voor het lopende begrotingsjaar kan overigens naast de jaarstukken van het afgelopen jaar mede een belangrijke basis zijn voor het inzicht voor en het opstellen van de komende begroting.

Het vierde en vijfde lid gaan in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid in van het college door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen. Het haalt mogelijke misverstanden en politieke spanningen uit de lucht.

Voor verschillende privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen in de verordening limietbedragen worden ingevuld. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet, dat wil zeggen dat het college gehouden is de raad te informeren over het gebruik van collegebevoegdheden indien er om welke reden dan ook ingrijpende gevolgen zijn te verwachten. Een andere mogelijkheid voor de vormgeving van dit artikel is het uitdrukken van de limieten in percentages van het begrotingstotaal.

Het is natuurlijk wel zaak dat de limietbedragen in de verordening voldoende hoog zijn vastgesteld, zodat het college niet bij elke kleine zaak eerst de raad moet raadplegen. Hierdoor zou kostbare tijd van de raad en het college verloren gaan en de handelingsvrijheid van het college worden gefrustreerd. Iets wat de dualiseringsoperatie juist probeert te voorkomen. Voor het vast stellen van de limieten moet vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de gemeente.

De raad en het college zullen steeds moeten afwegen de kosten die aan de informatievoorziening is verbonden versus het nut, de toegevoegde waarde ervan. Al snel namelijk wordt er in de praktijk een overvloed aan informatie gevraagd.

Artikel 8 Jaarstukken

Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie. In het eerste lid wordt daarvoor een kwaliteitseis gesteld.

Het tweede lid is de tegenpool van artikel 2, lid 2.

Artikel 9 De financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd, dat de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert.

Artikel 10 Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Artikel 10 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio.

De materiele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nut.

Het eerste lid bepaalt, dat de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief lineair in 5 jaar worden afgeschreven. Er geldt een maximale afschrijvingstermijn van 5 jaar voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling en een maximale afschrijvingstermijn voor de kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio gelijk aan de looptijd van de lening.

Het tweede lid bepaalt, dat de kosten voor het afsluiten van geldleningen ineens ten laste van het resultaat worden gebracht.

In het derde lid is opgenomen, dat investeringen van totaal minder dan € 10.000, uitgezonderd gronden en terreinen, niet worden geactiveerd.

Het vierde lid geeft de afschrijvingswijze van de materiele vaste activa: lineair. De maat voor de afschrijvingstermijnen is de economische levensduur is. De afschrijvingstermijnen kunnen worden afgestemd op de specifiek gemeentelijke situatie.

Het vijfde lid geeft een opsomming van de activa van de gemeente, welke slechts een maatschappelijk en geen economisch nut hebben. Investeringen in vaste activa met alleen maatschappelijk nut mogen ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Activering van deze activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen. Het is de bedoeling dat de verordening een limitatieve opsomming geeft. In lid 5 is er voor gekozen om aan te geven welke soorten van activa het betreft. Meer gedetailleerd gaat het dan om de zaken als waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, riolen, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimten, parken en overig groen.

Artikel 11 Waardering oninbare vorderingen

Artikel 11 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen.

Artikel 12 Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.

Artikel 12 bepaalt, dat het college in een afzonderlijke paragraaf in de voorjaarsnota het beleid expliciteert. In deze paragraaf kan de raad kaders vaststellen voor de omvang van de reserves . Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen.

Artikel 13 Kostprijsberekening

In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Artikel 13, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling. De salariskosten van de burgemeester hoeven dus niet worden meegenomen voor de kostprijsberekening van de rioolrechten. Het toe te rekenen deel van de overhead van de gemeentelijke dienst waaronder het rioolbeheer valt moet dus wel worden meegenomen in de kostprijsberekening.

Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Veel gemeenten hanteren daarnaast het mechanisme van rentetoerekening over de reserves en de voorzieningen aan in gebruik zijnde kapitaalgoederen. Artikel 13, lid 2 van de modelverordening bepaalt, dat deze beide kosten ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs. Indien is gekozen voor het systeem van het toerekenen van bespaarde rente dan is het verplicht deze rente als lasten mee te nemen in de kostprijs.

Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.

Artikel 14 Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden.

Het eerste lid van het artikel draagt het college op een treasurystatuut op te stellen. De gemeente kent een door de gemeenteraad vastgesteld treasurystatuut. De uitvoeringsprotocollen in deze verordening zijn in overeenstemming met het treasurystatuut.

Artikel 15 Registratie bezittingen en activa

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 16 Lokale heffingen

Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In deze verordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financieel beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren.

Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen.

Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad dus de geraamde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig.

In afwijking van de voorgaande alinea is bij meer producten en diensten opgenomen in één verordening het mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening.

Voor inzicht in de hoogte van de baten in begrotingstechnische zin heeft de raad ook informatie nodig over de geraamde afzet in hoeveelheid. Het eerste lid regelt, dat het college de geraamde kostprijs per verordening en de geraamde hoeveelheden per product/dienst aan de raad verstrekt voor vaststelling van de heffingen, tarieven en prijzen.

Het tweede lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft de minimumeisen voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

  • de

    geraamde inkomsten;

  • het

    beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • een

    overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

  • een

    aanduiding van de lokale lastendruk;

  • een

    beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Daarnaast kan men bijvoorbeeld opnemen:

  • de

    kostendekkendheid van de rioolrechten, reinigingsheffing en afvalstoffenheffing;

  • de

    lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudens, meerpersoonshuishoudens en bedrijven;

  • het

    aantal en het bedrag aan kwijtscheldingen;

  • de

    waardeontwikkeling van onroerende zaken in de gemeente.

Artikel 17 Weerstandsvermogen

Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd, of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren.

De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Waar gewerkt wordt vallen spaanders. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.

Het eerste lid van artikel 17 eist dat het college in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s. Ieder college kan zelf invulling geven hoever hij met deze regels wil gaan. Conform het tweede lid moet het college de risico’s kwantificeren en aan de hand ervan het gewenste weerstandscapaciteit bepalen.

Het lid regelt over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk:

een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

een inventarisatie van de risico’s;

het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;

Voor de speciale aandacht in de paragraaf kan men denken aan een opsomming van de risico’s zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 18 stelt de raad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting wordt ingegaan op de stand van zaken en kan de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten. Zoals nu al te doen gebruikelijk wordt in lid 2 geregeld dat periodiek onderhoudsplannen aan de raad worden voorgelegd.

Artikel 19 Financiering

De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 14. Artikel 19 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden zoals de samenstelling en omvang van het vreemde vermogen en van de uitzettingen en de liquiditeitspositie.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In het eerste lid van dit artikel is vastgelegd dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf bij de begroting wordt ingegaan op tijdelijke en actuele onderwerpen.

Het tweede lid regelt verder dat het college rapporteert over de voortgang van de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid als bedoeld in artikel 213a van de Gemeentewet.

Artikel 21 Verbonden partijen

Artikel 21 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Het eerste lid regelt dat er een paragraaf verbonden partijen in de begroting en in de jaarstukken wordt opgenomen, waarin een overzicht van de verbonden partijen wordt weergegeven en dieper wordt ingegaan op wijzigingen terzake.

Artikel 21, lid 2 regelt over welke feiten aangaande het financiële beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de verbonden partijen. Wel schrijft het Besluit begroting en verantwoording enige feiten verplicht voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;

de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen.

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden.

Artikel 22 Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 22, eerste lid, regelt, dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen.

Het tweede lid van artikel 22 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het grondbeleid. Dit naast de verplichtingen die het Besluit begroting en verantwoording voorschrijft. Het besluit schrijft voor:

een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting;

een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

een onderbouwing van de geraamde winstneming;

de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken.

Artikel 23 Verstrekking subsidies

Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is geen paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen. Artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht vereist dat een subsidie slechts door een bestuursorgaan kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. Het voorschrift moet regelen voor welke activiteiten subsidies kunnen worden verstrekt. Voor incidentele gevallen met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar geldt het bovengenoemde vereiste niet. Gemeenteraden hebben in de regel op grond van deze wettelijke bepaling een subsidieverordening vastgesteld.

Artikel 23 regelt, dat in de begroting en de jaarstukken een overzicht van te verstrekken en verstrekte subsidies is opgenomen onder vermelding van de grondslag op basis waarvan een subsidie wordt toegekend.

Artikel 24 Administratie

In artikel 24 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college.

In het plan van aanpak invoering duale begroting, geaccordeerd in de raad van april 2003, staat dat eerst dient te worden voldaan aan de minimale wettelijke vereisten voor een productenraming. Vervolgens wordt aan de slag gegaan om het planning en control instrumentarium op een hoger peil te brengen. Een en ander geldt ook voor artikel 25, 26 en 27.

Artikel 25 Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 26 Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Met betrekking tot dit artikel verwijzen wij u tevens naar het door het college vastgelegde “Organisatiebesluit gemeente Someren”.

Artikel 27 Aanbesteding en inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 27 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidtoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

De inkoopsamenwerking met een aantal buurgemeenten, geaccordeerd in de raadsvergadering van september 2003, zal leiden tot aanpassing van een aantal interne regels op dit terrein.

Artikel 28 Subsidieverstrekking en steunverlening

Een andere (kwetsbare) activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van interne regels te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van het oude artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening. De wetgever heeft bepaald, dat de nieuwe verordening artikel 212 Gemeentewet bij alle gemeenten op het begrotingsjaar 2004 van toepassing moet zijn. De oude verordening blijft nog van kracht op de begroting en jaarrekening van 2003.

In het plan van aanpak duale begroting is door de raad besloten, dat middels een groeiproces wordt gestreefd naar een outputgerichte organisatie. In de bijlagen behorend bij dit besluit is een inventariserend overzicht opgenomen van onderwerpen, die op grond van de financiële verordeningen vorm en inhoud moeten worden gegeven.

Artikel 30 Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.

Vaststelling

De verordening moet binnen twee weken na vaststelling door de raad door het college naar gedeputeerde staten worden verzonden (artikel 214 Gemeentewet).