Verordening op het burgerinitiatief gemeente Son en Breugel 2008

Geldend van 20-09-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening op het burgerinitiatief gemeente Son en Breugel 2008

VERORDENING OP HET BURGERINITIATIEF GEMEENTE SON EN BREUGEL 2008

De raad van de gemeente Son en Breugel;Gezien het voorstel van de voorzitter van de gemeenteraad van 20 mei 2008, bijlage nr.: 30 - 2008;Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :Vast te stellen de volgende “Verordening op het burgerinitiatief gemeente Son en Breugel 2008”:

 

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

  • 1 De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2 Ongeldig is het verzoek dat

    a. niet door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    b. een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

    c. niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

  • 1 Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van 16 jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2 Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

b. een vraag over het gemeentelijk beleid;

c. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

d. een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

e. een voorstel tot het nemen van een besluit over een zaak waarover korter dan 12 maanden voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit, waaronder niet wordt begrepen een principebesluit, is genomen.

Artikel 5

  • 1 Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2 Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3 Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 1. van deze verordening opgenomen model.

  • 4 Voor de indiening van de ondersteuningsverklaringen wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 2. van deze verordening opgenomen model.

Artikel 6

  • 1 De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

  • 2 Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3 Indien de raad het verzoek toewijst, bepaalt hij tevens voor welke vergadering van de raad het burgerinitiatiefvoorstel wordt geagendeerd en in welke raadscommissie het voorstel voordien aan de orde zal komen.

  • 4 Zowel tijdens de betreffende raadscommissievergadering als tijdens de raadsvergadering heeft de verzoeker of zijn plaatsvervanger de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten. De verzoeker wordt schriftelijk uitgenodigd voor de vergaderingen waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd door de voorzitter van de betreffende vergadering.

  • 5 Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 6 Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7

De voorzitter van de raad brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.

  • 2 Per laatstgenoemde datum vervalt de Verordening op het burgerinitiatief gemeente Son en Breugel 2002, vastgesteld door de raad op 31 oktober 2002.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 3 juli 2008.
De raad der gemeente Son en Breugel,
De griffier, mr. F. den Hengst                                                          
De voorzitter, drs. J.F.M. Gaillard
Aanpassing art. 4 sub e en aanpassing toelichting bij art. 4 sub e
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 20 september 2018.
De raad der gemeente Son en Breugel,
De griffier, Frans den Hengst
De voorzitter, Hans Gaillard

TOELICHTING OP DE VERORDENING OP HET BURGERINITIATIEF GEMEENTE SON EN BREUGEL 2002. 1

ARTIKEL 1

In de verordening is er voor gekozen de term "burgerinitiatiefvoorstel" te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend.In de door Vernieuwingsimpuls Dualisme en Lokale Democratie (een samenwerkingsverband tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten) opgestelde Handreiking tot invoering van burgerinitiatief zijn twee alternatieve begripsomschrijvingen opgenomen voor de invulling van de term "burgerintiatiefvoorstel". De eerste gaat er van uit dat een burger bij dit middel alleen concrete voorstellen kan indienen bij de gemeenteraad. Een voorbeeld hiervan is het voorstel om de winkels op bepaalde zondagen open op te stellen. Het tweede alternatief is ruimer. Deze biedt de mogelijkheid dat burgers een onderwerp aan de gemeenteraad aandragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd. Te denken valt hier aan de wens om over de problematiek in een bepaalde wijk in de raad te discussiëren.In de verordening is gekozen voor het tweede alternatief. De raad heeft hierbij overwogen dat deze variant ruimere mogelijkheden biedt voor de burger om een initiatiefvoorstel in te dienen. Bovendien laat deze omschrijving de mogelijkheid onverlet om tóch een concreet en uitgewerkt voorstel in te dienen.

ARTIKEL 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De hoogte van de benodigde steun kan bijvoorbeeld worden ontleend aan de drempels die in de Tijdelijke referendumwet worden gehanteerd bij het inleidend verzoek voor een raadgevend correctief referendum (artikel 4, tweede lid).Voor onze gemeente zou dat betekenen dat het burgerinitiatiefvoorstel door tenminste 125 kiesgerechtigden dient te worden ondersteund. Vanzelfsprekend staat het gemeenten vrij hun eigen drempels vast te stellen voor het burgerinitiatief. De omvang van de drempels zou van dien aard moeten zijn dat zij - zonder verhinderend te zijn - toch een zekere garantie biedt dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het schept duidelijkheid als in een regeling met betrekking tot het burgerinitiatief niet wordt gesproken van een percentage, maar van een absoluut minimum aantal initiatief-gerechtigden die het verzoek dienen te ondersteunen. Na een duidelijke toe- of afname van het aantal initiatiefgerechtigden, kan de raad dit aantal eenvoudig aanpassen.In de verordening is opgenomen dat het verzoek door ten minste 25 initiatiefgerechtigden moet worden ondersteund. De raad heeft hierbij overwogen dat er weliswaar een zekere drempel voor het indienen van een verzoek in acht dient te worden genomen, doch dat het aantal van 25 voldoende is.

ARTIKEL 3

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet.Het is, aldus eerdergenoemde Handreiking ook te overwegen om de categorie initiatiefgerechtigden uit te breiden door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar bijvoorbeeld zestien jaar. Jongeren kunnen op deze wijze betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dat moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.De raad hecht er aan ook jongeren in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van de mogelijkheden die het burgerinitiatief biedt. Omdat wel een leeftijd bereikt dient te zijn waarop men in zijn algemeenheid geacht kan worden voldoende beoordelings- en afwegingsvermogen te bezitten, is in de verordening uitgegaan van de minimumleeftijd van 16 jaar.

ARTIKEL 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop wordt bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen. Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken waarover recent nog door de raad een besluit is genomen, waaronder niet wordt begrepen een principebesluit, opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Met de in dit artikel genoemde term "principebesluit" wordt gedoeld op die onderwerpen die in het besluitvormingsproces van de raad nog lopende zijn en waarover de raad nog geen definitief besluit heeft genomen. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan de raad zelf bepalen welke termijn hij daarvoor geschikt acht.In de verordening is gekozen voor een termijn van 12 maanden. Deze termijn wordt door de raad tevens afdoende geacht om eventueel oneigenlijk gebruik van de mogelijkheden (bijvoorbeeld het maandelijks indienen van een verzoek over hetzelfde onderwerp) te voorkomen.

ARTIKEL 5

Het ligt het voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel bij de voorzitter van de raad te laten indienen. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden.Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven.Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.Gelet op het vorenstaande heeft de raad twee standaardformulieren vastgesteld, die (als bijlagen) onderdeel uitmaken van de verordening.

ARTIKEL 6

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wél bevoegd is.

In het derde lid is géén algemene termijn opgenomen waarbinnen een toegewezen verzoek op de raadsagenda zal worden geplaatst. De vereiste voorbereidingstijd kan immers van geval tot geval verschillen. Vandaar dat is bepaald dat de raad, bij toewijzing van een bepaald verzoek, tevens bepaalt in welke raadsvergadering dat bepaalde verzoek zal worden behandeld.Ter waarborging van een zorgvuldige voorbereidingsprocedure is tevens opgenomen dat een verzoek, voordat het behandeld wordt in de raad, geagendeerd wordt voor een, door de raad te bepalen, vergadering van een raadscommissie.

Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling zijn dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb).Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

ARTIKEL 7

De raad kan er voor kiezen om in een regeling over het burgerinitiatief de voorzitter van de raad te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.In de Wet dualisering gemeentebestuur wordt de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te stellen. De burgemeester kan er voor kiezen het verslag over het burgerinitiatief, opgesteld in de hoedanigheid van voorzitter van de raad, hierin op te nemen.

ARTIKEL 8

Met de inwerkingtreding van de nieuwe verordening komt de tot dan geldende verordening rond burgerinitiatiefvoorstellen te vervallen.