Regeling vervallen per 16-05-2013

Beleidsregels Bijzondere bijstand en Armoedebeleid Stadskanaal 2009

Geldend van 29-11-2012 t/m 15-05-2013

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere bijstand en Armoedebeleid Stadskanaal 2009

Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal

overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand  (WWB) en het gemeentelijk armoedebeleid; gelet op de bepalingen in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht , artikel 7, lid 1 sub b  en artikel 35 van de Wet werk en bijstand , en mede gelet op het raadsbesluit van 20-04-2009, betreffende de vaststelling van de nota Armoedebeleid in Stadskanaal;

besluiten:

vast te stellen de volgende “Beleidsregels bijzondere bijstand en armoedebeleid Stadskanaal 2009”

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begrippen

Alle in deze beleidsregels genoemde begrippen hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand 

  • a.

    het college:

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

  • b.

    beleidsregel:

  • een beleidsregel zoals omschreven in artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht ;

  • c.

    kinderen:

  • ten laste komende kinderen zoals bedoeld in de Wet werk en bijstand ;

  • d.

    draagkracht:

  • het deel van het inkomen en vermogen waaruit de kosten (deels) kunnen worden voldaan;

  • e.

    inwoner:

  • de persoon die is ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie en bovendien feitelijk zijn woonplaats in de gemeente Stadskanaal heeft, in de zin van artikel 10 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek ;

  • f.

    ondersteuning:

  • individuele bijzondere bijstand en generieke inkomensondersteuning.

Artikel 2 Inkomen en vermogen

  • 1.

    Het in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald aan de hand van het inkomen op het moment van de aanvraag. Bij onregelmatige inkomsten is het gemiddelde inkomen in de drie maanden voorafgaande aan de maand van aanvraag bepalend.

  • 2.

    Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 sub h  en artikel 33 lid 5 van de Wet werk en bijstand  niet tot het draagkrachtinkomen van belanghebbende gerekend.

  • 3.

    Inkomsten uit arbeid van inwonende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h van de Wet werk en bijstand ) worden niet vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor het minderjarige kind zelf.

  • 4.

    De langdurigheidstoeslag wordt niet als inkomen aangemerkt.

  • 5.

    Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 van de Wet werk en bijstand  niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend.

Artikel 3 Bepaling aanspraak op basis van inkomen en vermogen

  • 1.

    Voor alle aanvragen wordt de hoogte van de vergoeding bepaald na toepassing van een draagkrachtberekening.

  • 2.

    Voor aanvragen voor individuele bijzondere bijstand geldt dat een draagkrachtloos inkomen wordt bepaald op 120% van de geldende bijstandsnorm.

  • 3.

    Voor aanvragen voor categoriale bijzondere bijstand geldt dat een draagkrachtloos inkomen wordt bepaald op 110% van de geldende bijstandsnorm.

  • 4.

    Het draagkrachtinkomen bedraagt 50% van de draagkracht uit inkomen op jaarbasis.

  • 5.

    Wanneer het vermogen hoger is dan het bescheiden vrij te laten vermogen wordt 100% van het vermogen als draagkracht in aanmerking genomen.

Artikel 4. Drempelbedrag

Het in artikel 35 tweede lid van de Wet werk en bijstand  genoemde drempelbedrag wordt niet toegepast op de regelingen zoals genoemd in de bijzondere bijstand en armoedebeleid.

Paragraaf 2 Individuele en categoriale bijzondere bijstand

Artikel 5 Bijzondere bijstand

Aan inwoners wordt bijzondere bijstand verstrekt als ze niet beschikken over middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.

Artikel 6 Ingangsdatum bijzondere bijstand

De ingangsdatum van incidentele en periodieke bijzondere bijstand ligt maximaal zes weken vóór de datum van aanvraag.

Artikel 7 Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkrachtperiode periodieke en incidentele bijzondere bijstand is in beginsel drie jaar, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere kosten zijn/worden gemaakt.

  • 2.

    Bij een nieuwe verstrekking in de vastgestelde draagkrachtperiode kan de laatst bepaalde draagkracht worden gehanteerd.

Artikel 8 Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen (witgoed)

  • 1.

    Aan inwoners wordt bijzondere bijstand voor duurzame goederen verstrekt in de vorm van borgtocht of leenbijstand.

  • 2.

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt één keer per kalenderjaar om niet verstrekt indien de inwoner 36 maanden voorafgaande aan de aanvraag een inkomen op 110 % bijstandsniveau heeft en het de vervanging betreft van de duurzame gebruiksgoederen van de witgoedregeling.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming is vastgesteld op maximaal € 250,00 per huishouden per twee kalenderjaren op basis van gemaakte kosten.

  • 4.

    De aanvraag kan in elk kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 9 Chronisch zieken gehandicapten en ouderen

  • 1.

    Aan inwoners wordt een tegemoetkoming voor kosten die samenhangen met ziekte of gebrek verstrekt.

  • 2.

    Voorwaarden voor aanspraak op de regeling zijn dat de inwoner gedurende 36 maanden voorafgaande aan de aanvraag een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm heeft en

    • a.

      ouder is dan 65 jaar, of

    • b.

      langer dan 6 maanden geïndiceerde zorg heeft, of

    • c.

      een voorziening is toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning , of

    • d.

      een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft met een percentage van 80 tot 100%, of

    • e.

      chronisch ziek is.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt € 100,00 per persoon per kalenderjaar indien sprake is van twee of meer rechthebbenden op één adres wordt de tegemoetkoming op 150% vastgesteld

  • 4.

    De aanvraag kan in elk kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 10 Collectieve ziektekosten

  • 1.

    Inwoners kunnen deelnemen aan een collectieve ziektekostenregeling van zorgverzekeraar Menzis.

  • 2.

    Voorwaarden voor aanspraak op de regeling zijn dat de inwoner gedurende 36 maanden voorafgaande aan de aanvraag een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm heeft en bij ziektekostenverzekeraar Menzis heeft afgesloten:

    • a.

      een basis- en

    • b.

      aanvullende- en

    • c.

      tandartsverzekering.

  • 3.

    De aanvraag kan gedurende het kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 11 PC-regeling

  • 1.

    Aan inwoners wordt een tegemoetkoming voor een computer + applicaties verstrekt.

  • 2.

    Voorwaarden voor aanspraak op de regeling zijn dat de inwoner:

    • a.

      gedurende 36 maanden voorafgaande aan de aanvraag een inkomen heeft op maximaal 110% bijstandsniveau en

    • b.

      een ten laste komend kind heeft, die onderwijs volgt vanaf groep 7 van de basisschool en de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt.

  • 3.

    De vergoeding bedraagt eenmalig maximaal € 500,00 per zeven kalenderjaren voor een computer en applicaties op basis van gemaakte kosten.

  • 4.

    De aanvraag kan in elk kalenderjaar worden ingediend.

Paragraaf 3 Overige regelingen

Artikel 12 Sociaal Participatiefonds

  • 1.

    Aan inwoners kan in beginsel een tegemoetkoming in de kosten voor onderwijs, educatie, sport, cultuur en recreatie worden verstrekt.

  • 2.

    Voorwaarden zijn dat:

    • a.

      de kosten zijn voor uitgaven sociale participatie.

    • b.

      de kosten aantoonbaar zijn;

    • c.

      belanghebbende gedurende maximaal 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag een inkomen heeft van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3.

    De tegemoetkoming is per kalenderjaar maximaal:

    • a.

      een basistegemoetkoming € 100,00 per huishouden;

    • b.

      een bedrag van € 70,00 per persoon per huishouding;

    • c.

      een bedrag van € 100,00 per kind jonger dan 18 jaar en het voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding volgt.

  • 4.

    De aanvraag kan in elk kalenderjaar worden ingediend.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 13 Indexering

Het college verhoogt of verlaagt jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze beleidsregels geldende bedragen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Overgangsbepaling

  • 1.

    Een aanvraag ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit en van toepassing zijnde op de vigerende periode van dit besluit moet worden behandeld als een nieuwe aanvraag over de van toepassing zijnde periode.

  • 2.

    Indien de nieuwe aanvraag leidt tot recht op een lagere tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming op grond van de eerdere regeling gehandhaafd.

  • 3.

    Voor de rechthebbenden regeling SPF in 2009 met een hoger vermogen dan de norm WWB , exclusief vermogen in eigen woning, geldt een overgangsregeling van vijf jaar. In 2010 maximaal 80% vergoeding, 2011 maximaal 60% vergoeding, 2012 maximaal 40% vergoeding en in 2013 maximaal 20% van de regeling SPF 2009.

Artikel 16 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand en armoedebeleid Stadskanaal 2009.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking één dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2009.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 8 september 2009.
De secretaris, De burgemeester,
J.J.J. van Huffelen B.A.H. Galama