Re-integratieverordening Participatiewet Stadskanaal 2018

Geldend van 01-05-2018 t/m heden

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet Stadskanaal 2018

De raad van de gemeente Stadskanaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 april 2018, nr. Z-17-037910/D/18/107131;

gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vijfde en zevende lid van de Participatiewet;

gezien het advies van de Participatieraad;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient vast te stellen over:

besluit:

vast te stellen de navolgende "Re-integratieverordening Participatiewet Stadskanaal 2018".

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begrippen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

    • b.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

    • c.

      grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

    • d.

      korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

    • e.

      wet: Participatiewet;

    • f.

      onder kwetsbare werknemer wordt verstaan de persoon die:

      • 1.

        voorafgaand aan de indienstneming gedurende 12 maanden geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden;

      • 2.

        geen startkwalificatie bezit;

      • 3.

        ouder is dan 50 jaar, of

      • 4.

        alleenstaande ouder is;

    • g.

      onder uiterst kwetsbare werknemer wordt verstaan

      • 1.

        de persoon die voorafgaand aan de indienstneming gedurende 24 maanden geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden, of

      • 2.

        ouder is dan 60 jaar;

    • h.

      onder de gehandicapte medewerker wordt verstaan de persoon die

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

HOOFDSTUK 2. BELEID EN FINANCIËN

Artikel 2.1 Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1.

    Het college kan de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 3.2, 3.3 en 3.5 aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2.

    Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 10d Participatiewet) of gebruikmaakt van de voorziening beschut werk (artikel 10b Participatiewet). Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

Artikel 2.2 Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

HOOFDSTUK 3. VOORZIENINGEN

Artikel 3.1 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsnota en nadere regels/beleidsregels vaststellen waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen - waaronder ondersteunde voorzieningen - het college in ieder geval zal aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college kan een voorziening beëindigen als:

Artikel 3.2 Werkstage

  • 1.

    Het college kan een persoon een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep; en

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid.

  • 2.

    Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3.

    Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 4.

    In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkstage,

    • b.

      de maximale duur van de werkstage, en

    • c.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 3.3 Sociale activering

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover nog niet de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

  • 2.

    Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 3.4 Scholing

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2.

    Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      het gaat de krachten of bekwaamheden van de persoon niet te boven, en

    • b.

      het draagt bij aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de persoon.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 3.5 Participatieplaats

  • 1.

    Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden en de begeleiding worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

Artikel 3.6 Participatievoorziening beschut werk

  • 1.

    Om de in artikel 10b, eerste lid van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken kunnen de volgende niet limitatieve voorzieningen gericht op de arbeidsinschakeling worden aangeboden:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken;

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 2.

    Voor zover nodig worden aan personen - van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid van de wet - de niet limitatief volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

    • a.

      arbeidsmatige dagbesteding als bedoeld binnen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning;

    • b.

      sociale activering als bedoeld in artikel 3.3 van deze verordening;

    • c.

      scholing als bedoeld in artikel 3.4 van deze verordening;

    • d.

      persoonlijke ondersteuning als bedoeld in artikel 3.8 van deze verordening;

Artikel 3.7 Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

  • b.

    van achttien tot zevenentwintig jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 3.8 Persoonlijke ondersteuning

  • 1.

    Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

  • 2.

    Persoonlijke ondersteuning wordt in ieder geval geboden als de werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet en op grond van de verordening loonkostensubsidie Stadskanaal ontvangt.

Artikel 3.9 Premies

Het college kan premies verstrekken aan hen die betaald dan wel onbetaald werk verrichten. Het college legt de voorwaarden voor de verstrekking van de premies in nadere regels vast. De te verstrekken premies zijn bedoeld om het werken lonend te maken. Het college verstrekt in ieder geval de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid van de wet, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 3.10 Nadere regels en beleidsregels premiebeleid

Het college stelt nadere regels op voor een:

  • 1.

    participatieplaats als bedoeld in artikel 3.5 van deze verordening en artikel 10a zesde lid van de wet;

  • 2.

    premie deeltijdwerk;

  • 3.

    premie onbetaald werken met behoud van uitkering;

  • 4.

    uitstroompremie.

Artikel 3.11 Loonkostensubsidie gemeentelijk beleid

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die met een kwetsbare, uiterst kwetsbare of gehandicapte werknemer (niet vallend onder artikel 10d van de wet) een arbeidsovereenkomst sluit.

  • 2.

    Het college kan een loonkostensubsidies verstrekken aan een werkgever die – op verzoek van het college - met een tot de doelgroep behorende persoon een arbeidsovereenkomst sluit gericht op het opdoen van werkervaring en het bevorderen van arbeidsinschakeling.

  • 3.

    De loonkostensubsidie bedraagt ten hoogste 50% van het minimum (jeugd)loon gedurende maximaal 12 maanden.

  • 4.

    De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

  • 5.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college nadere regels stellen over de subsidies.

Artikel 3.12 Voorzieningen Arbeidsmarkt regio

Het college kan voorzieningen ontwikkeld in samenwerking met de Arbeidsmarkt regio (Werk in Zicht) inzetten ten behoeve van de doelgroep.

Artikel 3.13 Maatwerkvoorziening (experimenten)

  • 1.

    Het college kan ter bevordering van arbeidsre-integratie van (zeer) kwetsbare personen uit de doelgroep maatwerkvoorzieningen aanbieden aan werkgevers of werknemers.

  • 2.

    Het college kan met een werkgever een overeenkomst sluiten over een pakket voorzieningen gericht op re-integratie ten behoeve van de arbeidsinschakeling van een of meer personen die behoren tot de doelgroep. Dit pakket kan bestaan uit verschillende voorzieningen zoals die in de verordening of de krachtens deze verordening genomen uitvoeringsbesluiten zijn vastgelegd.

  • 3.

    Het college kan tot maximaal twaalf maanden na uitstroom voorzieningen bieden gericht op nazorg aan een werkgever die een persoon die behoort tot de doelgroep in dienst neemt voor het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een vergoeding verstrekken van kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn in het kader van de voorziening waarvan die persoon gebruik maakt. De vergoeding bedraagt ten hoogste de werkelijk gemaakte kosten.

  • 5.

    Het college stelt middels nadere regels kaders vast waarbinnen de maatwerkvoorzieningen (experimenten) van dit artikel kunnen worden uitgevoerd.

  • 6.

    Het college evalueert jaarlijks de inzet van maatwerkvoorzieningen.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.1 Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van het bepaalde bij of krachtens deze verordening indien toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 4.2 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Re-integratieverordening Participatiewet Stadskanaal 2015 wordt ingetrokken op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2.

    Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening Participatiewet Stadskanaal 2015, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit deze verordening voor de duur:

    • a.

      van twaalf maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld onder a.

  • 3.

    Het college kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

  • 4.

    De Re-integratieverordening Participatiewet Stadskanaal 2015 blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 4.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2018.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet Stadskanaal 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 april 2018.
De raad
de heer K. Willems de heer G. Borgesius
raadsgriffier plv. voorzitter