Regeling vervallen per 01-01-2011

Bezoldigingsregeling 1999

Geldend van 01-01-2000 t/m 31-12-2010

Intitulé

Bezoldigingsregeling 1999

Burgemeester en Wethouders van Stadskanaal;

gelet op het delegatiebesluit d.d. 31 augustus 1998;

gelet op de verkregen overeenstemming in de commissie voor georganiseerd overleg;

gelet op artikel 125, lid 2, van de ambtenarenwet, alsmede op artikel 3:1 van de collectieve arbeidsvoorwaarden regeling van de gemeente Stadskanaal;

besluit:

  • a.

    vast te stellen de volgende "bezoldigingsregeling";

  • b.

    in te trekken de bezoldigingsregeling van 26 januari 1998.

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      CAR

    • collectieve arbeidsvoorwaarden regeling gemeente Stadskanaal;

    • b.

      UWO

    • uitwerkingsovereenkomst gemeente Stadskanaal;

    • c.

      ambtenaar

    • 1. de ambtenaar in de zin van artikel 1:1, sub a van de CAR;

    • 2. de werknemer in de zin van artikel 2:5:1 van de UWO;

    • d.

      bijlage IIa

    • bijlage IIa als bedoeld in artikel 3:1, lid 3, sub b van de CAR;

    • e.

      salarisschaal

    • de in het kader van deze bezoldigingsregeling voor een betrekking of voor een aantal betrekkingen tezamen ter bepaling van het salaris geldende opklimmende reeks van bedragen, daaronder mede begrepen de bedragen welke gelden ter verhoging van het salaris als gevolg van uitloopperiodieken;

    • f.

      functieschaal

    • de met toepassing van het systeem van functiewaardering bepaalde salarisschaal;

    • g.

      aanloopschaal

    • de naastlagere salarisschaal van de functieschaal;

    • h.

      hogere schaal

    • de naasthogere salarisschaal van de functieschaal;

    • i.

      salaris

    • het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR, onverminderd het bepaalde in artikel 4a:3 van de CAR;

    • j.

      salarisanciënniteit

    • de tijd die in aanmerking komt voor de vaststelling van het salaris van de ambtenaar op een hoger bedrag dan het geldende minimumbedrag van de salarisschaal, waarin hij is ingedeeld;

    • k.

      salarisnummer

    • een aanduiding, bestaande uit een getal, die in een schaal is vermeld;

    • l.

      maximumsalaris

    • het hoogste bedrag van een salarisschaal, dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen, zonder uitloopperiodieken;

    • m.

      periodiek

    • het verschil tussen twee opeenvolgende bedragen in een salarisschaal;

    • n.

      uitloopperiodiek

    • de boven het maximumsalaris toe te kennen verdere periodieke verhogingen als aangegeven bij de salarisschalen in bijlage IIa;

    • o.

      bezoldiging

    • het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen - niet zijnde onkostenvergoedingen - als omschreven in deze bezoldigingsregeling, alsmede het bedrag van de waarnemingstoelage;

    • p.

      toelagen

    • alle toelagen waarop ingevolge of krachtens deze regeling aanspraak bestaat;

    • q.

      volledige betrekking

    • een betrekking waarvan de formele arbeidsduur gemiddeld 36 uur per week bedraagt;

    • r.

      functie

    • het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het bevoegd gezag is opgedragen;

    • s.

      functiewaardering

    • het door burgemeester en wethouders op methodische wijze naar zwaarte rangordenen van functies.

  • 2.

    Onder de in deze regeling vermelde mannelijke uitdrukkingsvorm wordt tevens begrepen de vrouwelijke uitdrukkingsvorm.

Artikel 2 Aanvang/einde bezoldiging

  • 1.

    Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag, waarop de aanstelling ingaat. Indien in de beschikking van benoeming geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2.

    Een verhoging van het salaris gaat in met de eerste dag van de maand waarin overeenkomstig de overige bepalingen van deze regeling de aanspraak zal ontstaan.

  • 3.

    Het recht op bezoldiging eindigt met ingang van de dag, waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Uitbetaling

  • 1.

    De bezoldiging wordt per maand uitbetaald

  • 2.
    • a.

      Wanneer het salaris en de toelagen moeten worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal van de desbetreffende kalendermaand.

    • b.

      Wanneer het salaris en de toelagen moeten worden berekend per uur wordt het bedrag per uur vastgesteld door het bedrag per maand te delen door 156.

Artikel 4 Salarisschaal

De salarissen van de ambtenaren, wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen, opgenomen in bijlage IIa.

Artikel 5 De voor de ambtenaar geldende schaal

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bepalen de voor de ambtenaar geldende salarisschaal. Het systeem van functiewaardering vormt daarvoor de basis. Burgemeester en wethouders stellen hiervoor een procedureregeling vast.

  • 2.

    Voor de indeling van de ambtenaar in de functieschaal, de aanloopschaal of een hogere schaal, stellen burgemeester en wethouders nadere regels vast.

Artikel 6 Salaris bij aanstelling

  • 1.

    Bij aanstelling kennen burgemeester en wethouders de ambtenaar het salaris toe dat in de voor hem geldende salarisschaal is vermeld bij salarisnummer 0.

  • 2.

    Van het bepaalde in het vorige lid kan worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

Artikel 7 Salaris bij onvolledige werktijd

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris bij een volledige werktijd.

Artikel 8 Periodieke verhogingen

  • 1.

    Het salaris van de ambtenaar wordt jaarlijks verhoogd tot het in de schaal naasthogere bedrag, indien hij naar het oordeel van burgemeester en wethouders zijn functie op tenminste een voldoende wijze vervult. Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 van de CAR/UWO zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van de periodieke slarisverhoging.

  • 2.

    Het salaris van de ambtenaar kan worden verhoogd tot een in de schaal hoger vermeld bedrag (extra periodiek), indien hij naar het oordeel van burgemeester en wethouders structureel blijk geeft van uitstekende functievervulling.

  • 3.

    Vervult de ambtenaar zijn functie naar het oordeel van burgemeester en wethouders op een onvoldoende wijze, dan blijft salarisverhoging achterwege.

  • 4.

    Voor de ambtenaar die naar het oordeel van burgemeester en wethouders zijn functie op tenminste een goede of uitstekende wijze vervult, wordt het salaris, wanneer het maximumsalaris is bereikt, verhoogd met de uitloopperiodieken als aangegeven in de betreffende schaal, met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 5 van het beloningsreglement.

  • 5.

    Burgemeester en Wethouders stellen voor de toepassing van dit artikel nadere regels vast.

Artikel 9 Inpassing bij toekenning van een hogere schaal

  • 1.

    De ambtenaar voor wie een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt ingeschaald op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal. Het salarisverschil dient in ieder geval 75% te bedragen van het salarisverschil dat de ambtenaar zou hebben ontvangen bij een periodieke verhoging in zijn oude schaal. Indien het salarisverschil geen 75% is, wordt de ambtenaar in de nieuwe schaal ingedeeld op het bedrag dat direct volgt op het naasthogere bedrag.

  • 2.

    Wanneer de ambtenaar in zijn oude schaal het maximumsalaris ontvangt wordt voor de berekening als bedoeld in lid 2, onder periodieke verhoging verstaan: het verschil tussen periodiek 10 en 11 van de oude schaal.

Artikel 10 Gratificaties

  • 1.

    Aan de ambtenaar die een uitzonderlijke prestatie heeft geleverd kan een gratificatie worden toegekend.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen voor de toepassing van dit artikel nadere regels vast.

Artikel 11 Toelage onregelmatige dienst

  • 1.

    Aan de ambtenaar, voor wie een salarisschaal geldt, met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 en die anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op tijden als bedoeld in artikel 3:3 van de CAR, wordt een toelage toegekend.

  • 2.

    De toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

    • b.

      40% voor de uren op zaterdag tussen 6 en 22 uur;

    • c.

      40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

    • d.

      65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de UWO, met dien verstande, dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris behorende bij het maximum van salarisschaal 6.

  • 3.

    Voor de in het vorige lid onder a. genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 19 uur.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen, die het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 12 Beëindiging onregelmatige dienst

  • 1.

    Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 11, een blijvende verlaging ondergaat, die tenminste 3% bedraagt van het salaris, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij eerstgenoemde toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 2 jaar zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder, wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 11, een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, mits hij eerstgenoemde toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaar zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van zestig jaar bereikt en hij, onmiddellijk vóór de aanvang van die toelage, gedurende tenminste 10 jaar zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in artikel 11 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    Voor de toepassing van de vorige leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor de toepassing van dit artikel nadere regels vaststellen.

Artikel 13 Aanvulling tot minimumloon

  • 1.

    Indien en voor zover het salaris van de ambtenaar in een volledige betrekking, minder bedraagt dan het met zijn leeftijd overeenkomende bedrag krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, wordt hem een toelage verleend tot dat bedrag.

  • 2.

    Voor de ambtenaar met een onvolledige werktijd, wordt deze toelage op een evenredig deel daarvan vastgesteld.

Artikel 14 Arbeidsmarkttoeslag

  • 1.

    Aan een functie die op de arbeidsmarkt als schaars wordt aangemerkt kan een toeslag worden verbonden.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders stellen voor de toepassing van dit artikel nadere regels vast.

Artikel 15 Algemene salariswijzigingen

  • 1.

    Indien van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden bericht is ontvangen dat in de gemeentelijke salarissen een wijziging wordt aangebracht als gevolg van een bindend arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector gemeenten, wordt door burgemeester en wethouders met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de salarissen van de ambtenaren.

  • 2.

    Van de wijziging bedoeld in het vorige lid geven burgemeester en wethouders kennis aan de Raad.

Artikel 16

Voor toepassing van hoofdstuk 7 van de CAR/UWO wordt de vergoeding voor onregelmatige dienst, de overgangstoeslage onregelmatige dienst en de prestatiebeloning als bedoeld in artikel 8, lid 2 en 4; artikel 10 en artikel 14 van de bezoldigingsregeling slecht geacht te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie kalendermaanden, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand is toegekend aan die vergoeding of beloning. Voor zover de ambtenaar op even bedoelde datum minder dan drie kalendermaanden zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.

Artikel 17 Overgangsregeling

Garantie- en functietoelagen

  • 1.

    De reeds toegekende garantie- en functioneringstoelagen worden geacht te zijn toegekend op grond van de "bezoldigingsregeling 1999". De ambtenaar die nog niet de volledige functioneringstoelage ontvangt, blijft ingeval van voortdurend uitstekend presteren en met inachtneming van het maximumbedrag zoals deze voor 1 januari 1998 van toepassing was, aanspraak maken op de nog toe te passen jaarlijkse uitbouw.

  • 2.

    Bij indeling in een salarisschaal met een hoger maximumsalaris worden deze toelagen geïncorporeerd.

  • 3.

    Bij toekenning van de uitloopperiodieken worden de garantietoelage en de functioneringstoelage uitbetaald voorzover deze het bedrag van de uitloopperiodieken te boven gaan.

  • 4.

    Algemene salariswijzigingen worden op deze toelagen toegepast.

Overgang naar de nieuwe salarisstructuur

  • 5.

    De ambtenaar die op basis van de bezoldigingsregeling 1998 is ingedeeld in een salarisschaal opgenomen in bijlage II, wordt per 1 januari 1999 in dezelfde salarisschaal geplaatst van bijlage IIa van de bezoldigingsregeling 1999.

  • 6.

    De inpassing vindt zo mogelijk op hetzelfde bedrag plaats. Indien dit niet mogelijk is, vindt inpassing plaats op het naasthogere bedrag van de voor hem geldende salarisschaal van bijlage IIa. Voorzover per 1 januari 1999 op grond van de bezoldiginsregeling 1998 recht bestaat op een periodieke verhoging, vindt de inpassing in de nieuwe salarisstructuur plaats na toekenning van deze periodieke verhoging.

Artikel 18 Onvoorziene gevallen

Voor de gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kan door burgemeester en wethouders een bijzondere regeling worden getroffen.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: "bezoldigingsregeling 1999".

  • 2.

    De "bezoldigingsregeling 1998" vastgesteld op 26 januari 1998, vervalt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1999.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in onze vergadering van 2 februari 1999.
Burgemeester en wethouders
K.J. Havinga J.J. Stavast
loco-secretaris burgemeester