Regeling vervallen per 01-01-2007

gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Stadskanaal 2006 (Vvg)

Geldend van 01-03-2006 t/m 31-12-2006

Intitulé

gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Stadskanaal 2006 (Vvg)

De raad van de gemeente Stadskanaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 december 2005, nr. R 6375;

gelet op artikel 2 van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), Stb. 1993, nr. 545 en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, Stb. 1993, 610;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de volgende:

"gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Stadskanaal 2006 (Vvg)" en deze met ingang van 1 maart 2006 in werking te laten treden. De gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten (Vvg), zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 29 september 2003, in te trekken.

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Voorziening:

  • een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel.

  • b.

    Inkomen:

  • 1. het bruto-inkomen van de gehandicapte, indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, leden 2 t/m 7 van de Wvg;

  • 2. het gezamenlijk bruto-inkomen van de ouders of pleegouders van de gehandicapte, indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, leden 2 t/m 7 van de Wvg;

  • 3. het gezamenlijk bruto-inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot, indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, leden 2 t/m 7 van de Wvg;

  • verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering.

  • c.

    Norminkomen:

  • de bijstandsnorm genoemd in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand (WWB), omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, nadat deze bijstandsnorm:

    • a.

      voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is en die niet in een inrichting verblijft, eerst is verhoogd met de toeslag, genoemd in artikel 25, tweede lid van die wet, en

    • b.

      voor een belanghebbende die niet ingevolge de Ziekenfondswet verplicht is verzekerd, eerst is verhoogd met de in een kalenderjaar door de belanghebbende verschuldigde premie van een met de verplichte ziekenfondsverzekering overeenkomende ziektekostenverzekering, nadat deze premie is verminderd met een bedrag, gelijk aan de nominale premie die in een kalenderjaar verschuldigd zou zijn bij verplichte ziekenfondsverzekering.

  • d.

    Woonwagen:

  • voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

  • e.

    Standplaats:

  • een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

  • f.

    Woonschip:

  • elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van één of meer personen.

  • g.

    Ligplaats:

  • een door de gemeente aangewezen ligplaats die door een woonschip wordt ingenomen.

  • h.

    Hoofdverblijf:

  • de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres, indien de gehandicapte met een briefadres is ingeschreven.

  • i.

    Gemeenschappelijke ruimte:

  • gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang tot de woning te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de gehandicapte gebruik moet kunnen maken.

  • j.

    Woningaanpassing:

  • ingreep die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte en waarvan de kosten een bedrag van € 45.378,00 niet te boven gaan.

  • k.

    Financiële tegemoetkoming:

  • een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening.

  • l.

    Forfaitaire vergoeding:

  • een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

  • m.

    Gemaximeerde vergoeding:

  • een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

  • n.

    Voorziening in natura:

  • een voorziening die in bruikleen of eigendom wordt verstrekt.

  • o.

    Normbedrag:

  • een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding.

  • p.

    Bruikleen:

  • bruikleen als bedoeld in boek 7A, Titel 13, Afdeling 1, artikel 1777 van het Burgerlijk Wetboek.

  • q.

    Langdurig noodzakelijk:

  • zes maanden of langer.

  • r.

    Wet:

  • de Wet voorzieningen gehandicapten.

  • s.

    Besluit financiële tegemoetkomingen:

  • nadere regels als bedoeld in artikel 8.5 van deze verordening, waarin door burgemeester en wethouders de hoogte van de financiële tegemoetkomingen zijn vastgesteld, alsmede richtlijnen met betrekking tot de eigen bijdrage (bij woningaanpassingen).

  • t.

    Verstrekkingenbesluit:

  • nadere regels als bedoeld in artikel 8.5 van deze verordening, waarin door burgemeester en wethouders de te verstrekken Wvg-voorzieningen beleidsmatig worden vastgelegd.

Artikel 1.2 Beperkingen

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2.

    In afwijking op hetgeen in het eerste lid onder a is gesteld, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van het gebruik van een collectief vervoerssysteem, als bedoeld in artikel 3.1 onder a.

  • 3.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is; welke voorzieningen als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt, is vermeld in artikel 3.11 van het Verstrekkingenbesluit;

    • b.

      voorzover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

    • c.

      voorzover de ondervonden belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 1.3 Financiële tegemoetkomingen

Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast overeenkomstig het bepaalde in het "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten".

[ Bedoeld wordt het "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten 2006" ]

Artikel 1.4 Bruikleen

  • 1.

    Een op grond van deze verordening toegekende voorziening, kan in bruikleen worden verstrekt indien dit, ter beoordeling van de gemeente, op grond van financiële en praktische overwegingen als adequaat dient te worden aangemerkt en in redelijkheid van belanghebbende kan worden verlangd.

  • 2.

    Een voorziening die op grond van deze verordening in bruikleen is verstrekt, kan na afloop van de bruikleenperiode, op basis van een afgesloten bruikleenovereenkomst, in eigendom worden overgedragen.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het tweede lid, vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.

HOOFDSTUK 2: WOONVOORZIENINGEN

Paragraaf 1. Algemene omschrijving

Artikel 2.1 Type woonvoorzieningen

De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening, kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

  • a.

    verhuizing en inrichting;

  • b.

    woningaanpassing;

  • c.

    woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en woontechnische aard;

  • d.

    onderhoud, keuring en reparatie;

  • e.

    tijdelijke huisvesting;

  • f.

    huurderving;

  • g.

    verwijderen van voorzieningen.

Artikel 2.2 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening, als bedoeld in artikel 2.1 onder b, maar uiterlijk binnen vijftien maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. Deze gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring, dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

  • 2.

    De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

  • 3.

    De tegemoetkoming in de kosten, genoemd in artikel 2.1 onder b, d, f en g, wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte of aan een door de eigenaar aangewezen derde. Degene aan wie de financiële tegemoetkoming in de kosten, genoemd in artikel 2.1 onder b, wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

  • 4.

    De tegemoetkoming in de kosten, zoals genoemd in artikel 2.1 onder a, c en e, wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien:

    • a.

      niet reeds zonder hun toestemming een begin is gemaakt met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft;

    • b.

      de door hen aangewezen personen toegang is verleend tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

    • c.

      aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing;

    • e.

      de aanpassing is verricht door een aannemersbedrijf met vergunning, als bedoeld in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958 (Stb. 1969, 490) en nadien gewijzigd.

Artikel 2.3 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Paragraaf 2. Het recht op een woonvoorziening

Artikel 2.4 Het primaat van de verhuizing

  • 1.

    Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening, als bij artikel 2.1, lid 1 onder a genoemd, in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening, als bij artikel 2.1 aanhef en onder b en c genoemd, in aanmerking worden gebracht, indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

  • 3.

    Een woonvoorziening, als bedoeld bij artikel 2.1 aanhef en onder b, wordt niet toegekend, indien de te verwachten kosten van de woningaanpassing meer bedragen dan € 4.538,00 en een voorziening, als bedoeld in artikel 2.1 aanhef onder a, redelijkerwijs is te realiseren, onverlet het bepaalde in artikel 8.1 van de Vvg.

Paragraaf 3. Voorwaarden bij verlening van woonvoorzieningen

Artikel 2.5 Hoofdverblijf

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten, indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid, kan een financiële tegemoetkoming worden verleend voor het aanpassen van één woonruimte, indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    De financiële tegemoetkoming, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat de gemeente, waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt.

  • 5.

    De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een maximum van € 2.000,00.

Artikel 2.6 Vaststellen van de financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Indien burgemeester en wethouders instemmen met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming, stellen zij deze tegemoetkoming vast overeenkomstig het in het "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten" bepaalde.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders doen degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, hiervan mededeling onder vermelding van de wijze van uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

Artikel 2.7 Frequentie van woningvoorzieningen

Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 2.1 onder a, b en c, alleen wanneer er een noodzaak tot verhuizing is.

Paragraaf 4. Beperking in de verlening van woonvoorzieningen

Artikel 2.8 Weigering woonvoorziening

De aanvraag voor een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 2.1, wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    indien de gehandicapte niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders.

Artikel 2.9 Het verwerven van grond

Voorzover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1 onder b, betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals aangegeven in bijlage I van deze verordening.

Artikel 2.10 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van bepaalde voorzieningen in een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft.

Paragraaf 5. Aanpassingen van woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Artikel 2.11 Aanpassen woonwagens

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan woonwagens, indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond;

  • d.

    de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

Artikel 2.12 Aanpassen woonschepen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip, indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 2.13 Levensduur woonwagens en woonschepen

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet ten minste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 1.000,00.

Artikel 2.14 Aanpassen binnenschepen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze, omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992 en

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van ten minste vijftien ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan twaalf personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Paragraaf 6. Verhuis- en inrichtingskosten

Artikel 2.15 Vergoeding verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, als bedoeld in artikel 2.1 onder a, verstrekken aan:

    • a.

      de gehandicapte;

    • b.

      een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a.

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben verleend;

    • b.

      de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      de gehandicapte verhuist vanuit of naar een woonruimte, die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • d.

      de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-inrichting of een bejaardenoord;

    • e.

      in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden;

    • f.

      de gehandicapte niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

Paragraaf 7. Facultatieve woonvoorzieningen

Artikel 2.16 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie (zoals aangegeven in bijlage II van deze verordening) als bedoeld in artikel 2.1 onder d, indien:

  • a.

    de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel het Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten (BGSHG) of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten (RGSHG) is verleend;

  • b.

    de woonvoorziening betrekking heeft op:

    • -

      stoelliften;

    • -

      rolstoel- of sta-plateauliften;

    • -

      woonhuisliften;

    • -

      hefplateauliften;

    • -

      balansliften;

    • -

      plafondliften;

    • -

      mechanische of waterdrukbadliften;

    • -

      toiletten met onderspoel- en föhninrichting;

    • -

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • -

      elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;

  • c.

    de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

Artikel 2.17 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen, die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a.

      zijn huidige woonruimte;

    • b.

      de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte;

    • c.

      de financiële tegemoetkoming, als bedoeld onder a en b, wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximum van zes maanden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting, als de gehandicapte redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

  • 3.

    In de onder a bedoelde gevallen kan alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten worden verleend, als deze kosten gemaakt werden in verband met het:

    • a.

      tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of

    • c.

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

Artikel 2.18 Kosten in verband met huurderving

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.800,00 is aangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

Paragraaf 8. Anti-speculatie

Artikel 2.19 Anti-speculatiebeding

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient eventueel gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.

  • 2.

    De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    • voor het eerste jaar : 100% van de meerwaarde;

    • voor het tweede jaar : 80% van de meerwaarde;

    • voor het derde jaar : 60% van de meerwaarde;

    • voor het vierde jaar : 40% van de meerwaarde;

    • voor het vijfde jaar : 20% van de meerwaarde.

HOOFDSTUK 3: VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening, kan bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • b.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1.

      een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

    • 2.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • 3.

      een open elektrische buitenwagen;

    • 4.

      een ander verplaatsingsmiddel;

  • c.

    een tegemoetkoming of een vergoeding in de kosten van:

    • 1.

      aanpassing van een eigen auto;

    • 2.

      gebruik van een bruikleenauto;

    • 3.

      gebruik van een taxi of een eigen auto;

    • 4.

      gebruik van een rolstoeltaxi;

    • 5.

      aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel en/of

    • 6.

      medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer;

  • d.

    accessoires op de vervoersvoorziening.

Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1.

    Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening, als in artikel 3.1 onder a vermeld, in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek:

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2.

    Bij de toepassing van lid 1 kan een verstandelijke handicap, indien de individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven, worden aangemerkt als een aantoonbare beperking van ziekte of gebrek.

  • 3.

    Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening, als in artikel 3.1 onder b en c vermeld, in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid onmogelijk maken.

  • 4.

    Voor de bij artikel 3.1 onder b, sub 2, 3 en 4 en onder c, sub 5 genoemde voorzieningen geldt, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoerssysteem, als bedoeld in artikel 3.1 onder a, verstrekt kunnen worden.

  • 5.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding, als bedoeld in artikel 3.1 onder c, sub 2, 3 en 4, kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte.

  • 6.

    Voorzover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding voor een individuele voorziening toegekend.

  • 7.

    Indien het inkomen, zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b, hoger is dan 1½ keer het norminkomen, wordt geen financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 3.1 onder a en artikel 3.1 onder c, sub 2 t/m 4 en d, dan wel een vervoersvoorziening in natura, als bedoeld in artikel 3.1 onder b, sub 1, verstrekt.

  • 8.
    • a.

      Indien het recht op deelname aan een systeem van collectief vervoer, als bedoeld in artikel 3.1 onder a, is toegekend, wordt van de gerechtigde binnen het vastgestelde zoneringsgebied een betaling gevraagd op basis van het door de contractpartners vast te stellen vervoertarief.

    • b.

      Het zoneringsgebied, als bedoeld onder a van dit artikellid, bedraagt voor de Wvg-pashouder zes Ov-zones. Buiten het vastgestelde vervoergebied is Winschoten (centrum/ziekenhuis) als puntbestemming tegen hetzelfde tarief bereikbaar. Andere puntbestemmingen zijn niet aangewezen, zolang het rijk de bovenregionale voorziening Valys handhaaft.

    • c.

      Vervoer over meer dan het toegestane maximum aantal Ov-zones is mogelijk. Voor deze zones betaalt de Wvg-pashouder een bijdrage die hoger is dan het door de contractpartners vast te stellen vervoertarief, met dien verstande dat maximaal het regulier tarief voor vervoer per taxi mag worden gevraagd.

    • d.

      De nadere uitwerking van deze tarieven vindt plaats in het "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten".

    • e.

      Bij de te verstrekken vervoersvoorziening ten aanzien van de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, wordt het aantal zones dat gereden kan worden per Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV-Taxiplus) tegen betaling van het lage tarief op jaarbasis gemaximeerd op 500.

  • 9.

    Indien het inkomen meer bedraagt dan 1½ keer het norminkomen, terwijl uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van een rolstoeltaxi, wordt het verschil tussen een taxikostenvergoeding en de vergoeding voor het gebruik van een rolstoeltaxi vergoed.

Artikel 3.3 Frequentie van autoaanpassingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassingen aan de auto, indien deze:

    • a.

      redelijk is aan te passen;

    • b.

      in goede staat verkeert en

    • c.

      in beginsel niet ouder is dan drie jaar.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor autoaanpassingen wordt voor een periode van zeven jaar toegekend. Wanneer binnen deze termijn een nieuwe aanvraag wordt ingediend voor eenzelfde aanpassing, wordt vergoeding verleend naar rato van de inmiddels verstreken tijd.

  • 3.

    Het gestelde in het tweede lid is niet van toepassing in geval van een calamiteit.

HOOFDSTUK 4: ROLSTOELEN

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening, kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

  • b.

    een sportrolstoel;

  • c.

    onderhoud, gebruik en reparatie;

  • d.

    accessoires.

Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel

  • 1.

    Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht, wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken, de loopafstand beperkt is en blijft tot maximaal honderd meter en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2.

    In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid, kan een gehandicapte in aanmerking voor een sportrolstoel worden gebracht, indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3 Bruikleen of eigendom

  • 1.

    Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt.

  • 2.

    In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid, vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitaire vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.

HOOFDSTUK 5: FINANCIËLE TEGEMOETKOMINGEN EN FORFAITAIRE, DAN WEL GEMAXIMEERDE VERGOEDINGEN

Artikel 5.1 Financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen

Het college van burgemeester en wethouders stelt de hoogte van financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast en neemt dit op in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten. [ "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten" moet zijn "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten 2006" ]

HOOFDSTUK 6: HET VERKRIJGEN VAN EEN VOORZIENING

Artikel 6.1 Aanvraagprocedure

Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend bij de gemeente door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 6.2 Gronden voor weigering

Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • a.

    voorzover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in de kosten die de aanvrager voor het moment van beschikken heeft gemaakt;

  • b.

    indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Artikel 6.3 Bijzondere bepalingen

  • 1.

    Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2.

    Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

HOOFDSTUK 7: VERPLICHTINGEN EN BEVOEGDHEDEN VAN RECHTHEBBENDE EN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Artikel 7.1 Inlichtingen, onderzoek en advies

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voorzover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door één of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vragen een daartoe door hen aangewezen adviesinstantie om advies, indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag die een gehandicapte betreft die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend in het kader van deze regeling en de voorziening naar verwachting een bedrag van € 2.270,00 te boven zal gaan;

    • b.

      de aanvraag betrekking heeft op ten minste twee van de drie terreinen woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen of rolstoelen;

    • c.

      burgemeester en wethouders dat overigens gewenst vinden;

  • 3.

    De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis op het niveau van een arts;

    • b.

      sociale kennis;

    • c.

      ergonomische kennis;

    • d.

      technische kennis.

  • 4.

    Bij een volgende aanvraag voor een voorziening hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid aan te geven, dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.

  • 5.

    Een gehandicapte is verplicht aan burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 7.2 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie op grond van deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      sprake is van oneigenlijk gebruik van een verstrekte vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1, onder a, b en c van deze verordening.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming, dan wel een gemaximeerde vergoeding, kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

  • 3.

    Indien burgemeester en wethouders besluiten tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een op grond van deze verordening genomen beschikking, is degene aan wie een voorziening in natura en/of een financiële of gemaximeerde vergoeding is verstrekt, verplicht tot terugbetaling van het uitbetaalde bedrag, dan wel tot restitutie van de verstrekte voorziening dan wel vergoeding van de waarde van de verstrekte voorziening, indien herstel in de oorspronkelijke staat niet mogelijk is, dan wel niet verwacht mag worden.

Artikel 7.4 Terugvordering van een ingetrokken voorziening

  • 1.

    Indien een voorziening is ingetrokken, kunnen burgemeester en wethouders een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of vergoeding geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een in bruikleen, huur of eigendom verstrekte voorziening, verstrekt in natura, terugvorderen. Betrokkene is dan gehouden de voorziening terug te geven om niet.

HOOFDSTUK 8: SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen / hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders advies vragen.

  • 3.

    Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van € 45.378,00 te boven gaat, het orgaan bedoeld in artikel 9a van de AWBZ de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening, gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders, ondanks het gestelde in artikel 1.1 onder j, besluiten tot verstrekking van deze voorziening.

Artikel 8.2 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8.3 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Artikel 8.4 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening

Het door de gemeente gevoerde beleid, wordt eenmaal per jaar geëvalueerd aan de hand van de benchmark Wvg en een verslag; indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft, wordt de verordening aangepast. Burgemeester en wethouders zenden hiertoe binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de verordening en vervolgens telkens na een jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 8.5 Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze verordening, gehoord het Cliëntenplatform Stadskanaal.

Artikel 8.6 Cliëntenparticipatie

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast met betrekking tot de cliëntenparticipatie.

Artikel 8.7 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten 2006 (Vvg).

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2006.

  • 3.

    De gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 29 september 2003, wordt per 1 maart 2006 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Stadskanaal op 19 december 2005.
De raad
de raadsgriffier, de voorzitter,

BIJLAGE I

Aantal m² waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 2.9 (het verwerven van grond)

Ingevolge artikel 2.9 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek, indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal vierkante meters dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, is per vertrek gemaximaliseerd (zie onderstaande tabel).

  • 1a.

    Aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

    Soort vertrek

    Aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

    Aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

    Woonkamer

    30

    6

    Keuken

    10

    4

    Eénpersoons slaapkamer

    10

    4

    Tweepersoons slaapkamer

    18

    4

    Toiletruimte

    2

    1

    Badkamer:

    – wastafelruimte

    2

    1

    – doucheruimte

    3

    2

    Entree/gang/hal

    5

    2

    Berging

    6

    4

  • 1b.

    Het aantal vierkante meters verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m².

BIJLAGE II

Maximale vergoeding van kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.16

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen, komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt (per 1 januari 2003):

Keuring

Keuring van liften

Beginkeuring

Kosten, exclusief BTW

Frequentie periodieke keuring

Kosten, exclusief BTW

Stoellift

Ja

€ 311,00

1 x per 4 jaar

€ 226,00

Rolstoelplateaulift

Ja

€ 311,00

1 x per 4 jaar

€ 226,00

Sta-plateaulift

Ja

€ 311,00

1 x per 4 jaar

€ 226,00

Woonhuislift

Ja

€ 482,00

1 x per 1,5 jaar

€ 276,00

Hefplateaulift

Ja

€ 489,00

1 x per 1,5 jaar

€ 280,00

Balansliften

*

*

1 x per 1,5 jaar

€ 81,00 per uur

* Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen zullen daarom nauwelijks nog voorkomen. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het Lifteninstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief van € 79,00.

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Lifteninstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor 2 (er komen twee personen), vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.

Onderhoud

Onderhoud van

Frequentie

Kosten, exclusief BTW

Stoellift

1 x per jaar

€ 156,00

Rolstoelplateaulift

1 x per jaar

€ 156,00

Sta-plateaulift

1 x per jaar

€ 156,00

Woonhuislift

2 x per jaar

€ 226,00

Hefplateaulift

2 x per jaar

€ 156,00

Balanslift

1 x per jaar

€ 156,00

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties, geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties, die meer dan één verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging, respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.