Regeling vervallen per 22-12-2010

Monumentenverordening

Geldend van 09-06-1994 t/m 21-12-2010

Intitulé

Monumentenverordening

De Raad der gemeente Stadskanaal;

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 20 mel 1994, nr. R 4524;

gelet op artikel 149 van de gemeentewet  en de artikelen 12  en 15 van de Monumentenwet 1988 ;

besluit:

  • a.

    de Monumentenverordening, vastgesteld bij zijn besluit van 20 december 1994, nr. 17 in te trekken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de sub b. genoemde verordening; [ "20 december 1994" moet zijn "20 december 1993" ]

  • b.

    vast te stellen de volgende MONUMENTENVERORDENING.

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    monumenten:

  • a. alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

  • b. terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.;

  • 2.

    gemeentelijke monumentenlijst:

  • de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

  • 3.

    beschermde gemeentelijke monumenten:

  • onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • 4.

    beschermde rl]ksmonumenten:

  • onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988  vastgestelde registers;

  • 5.

    kerkelijke monumenten:

  • onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • 6.

    monumenten commissie:

  • de door de Raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak Burgemeester en Wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988  en deze verordening.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2. BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN.

Paragraaf 1. De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders besluiten over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beslissing tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar.

  • 4.

    Burgemeester en Wethouders nemen binnen acht weken nadat de monumentencommissie is gehoord, een beslissing als bedoeld in het tweede lid. Zo spoedig mogelijk wordt de beslissing bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekendstaan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers, en indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 5.

    Burgemeester en Wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6.

    De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 7.

    Burgemeester en Wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbende in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gedaan, blijft overeenkomstig toepassing van artikel 3, leden 2 en 3, achterwege.

  • 8.

    Monumenten, die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 , worden door Burgemeester en Wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 9.

    Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 , worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 4

De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.

Artikel 5

  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen, te vernielen of af te breken.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders of in strijd met bij zodanige vregunning gestelde voorschriften: [ "vregunning" moet zijn "vergunning" ]

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsiert of in gevaar gebracht. [ "ontsiert" moet zijn "ontsierd" ]

Artikel 6

  • 1.

    Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5 moet worden ingediend bij Burgemeester en Wethouders.

  • 2.

    Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4. Awb  van toepassing.

  • 3.

    Een ieder kan zijn zienswijze over een in behandeling genomen aanvraag naar voren brengen.

  • 4.

    Burgemeester en Wethouders brengen de aanvraag en het verslag van de uitgebreide voorbereidingsprocedure terstond ter kennis van de monumentencommissie.

  • 5.

    Binnen acht weken na afloop van de termijn waarbinnen een ieder zijn zienswijze naar voren kan brengen brengt de monumentencommissie haar advies uit aan Burgemeester en Wethouders.

  • 6.

    Burgemeester en Wethouders beslissen op een aan- vraag om vergunning binnen twaalf weken na de indiening. Zij kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 7.

    Indien Burgemeester en Wethouders niet voldoen aan het zesde lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 8.

    Een vergunning blijft buiten werking gedurende vier weken na datum waarop zij bekend is gemaakt. Indien gedurende die termijn bezwaar is gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht , blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist, tenzij met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet  bestuursrecht op een desbetreffende aanvraag beslist wordt de schorsing op te heffen

Artikel 7

Burgemeester en Wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 8

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2.

    De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 9

De vergunning kan door Burgemeester en Wethouders worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 8 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

HOOFDSTUK 3. BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN.

Artikel 10

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de ingediende bezwaren aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van twee weken genoemd in artikel 12, lid 2, van de Monumentenwet .

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 4. SCHADEVERGOEDING.

Artikel 11

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van Burgemeester en Wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijk monumentelijst; [ "monumentelijst" moet zijn "monumentenlijst" ]

    • b.

      de weigering van Burgemeester en Wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    • c.

      voorschriften door Burgemeester en Wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijke monument;

    schadel lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de Gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. [ "schadel" moet zijn "schade" ]

  • 2.

    Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening  van overeenkomstige toepassing. [ de Wet op de Ruimtelijke Ordening  is per 01-07-2008 vervangen door de Wet ruimtelijke ordening  ]

HOOFDSTUK 5. STRAFBEPALINGEN.

ArtikeI 12

  • 1.

    Hij, die handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 5 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 6. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN.

ArtikeI 13

  • 1.

    De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering  genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door Burgemeester en Wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2.

    Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

ArtikeI 14

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten wordt zij bekend gemaakt op een nader door de gemeenteraad vast te stellen tijdstip.

  • 2.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten wordt zij bekend gemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2 van de Monumentenwet 1988 .

ArtikeI 15

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening".

Zij treedt in werking op 9 juni 1994.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 mei 1994.
De Raad voornoemd,
De secretaris, de voorzitter