Regeling vervallen per 01-04-2013

Sociaal statuut gemeente Stadskanaal

Geldend van 17-04-2008 t/m 31-03-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2008

Intitulé

Sociaal statuut gemeente Stadskanaal

Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

overwegende dat het gewenst is regels te stellen met betrekking tot de personele gevolgen, verbonden aan organisatieveranderingen in de gemeentelijke organisatie;

gelet op de betreffende bepalingen in de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO);

gelet op de bereikte overeenstemming met de commissie voor georganiseerd overleg in de vergadering van 27 maart 2008;

besluiten:

vast te stellen het navolgende:

Sociaal statuut gemeente Stadskanaal 2008.

HOOFDSTUK 1

Artikel 1:1 Definities

In dit sociaal statuut wordt verstaan onder:

  • a.

    medewerker:

  • de ambtenaar in de zin van de CAR/UWO, alsmede de werknemer met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft afgesloten;

  • b.

    werkgever:

  • de gemeente Stadskanaal;

  • c.

    organisatiewijziging:

  • een inkrimping of wijziging van de werkzaamheden van de gemeente (of een onderdeel daarvan) of een wijziging van de laatst vastgestelde organisatiestructuur van de gemeente (of een onderdeel daarvan), die niet van tijdelijke aard is en die personele gevolgen met zich meebrengt;

  • d.

    privatisering:

  • organisatiewijziging die het gevolg is van de verzelfstandiging van een deel van de organisatie tot een nieuwe (privaatrechtelijke) rechtspersoon of de overdracht van een deel van de organisatie aan een derde (privaatrechtelijke) partij;

  • e.

    publiekrechtelijke taakoverheveling:

  • organisatiewijziging die het gevolg is van de overheveling van een deel van de organisatie naar een ander publiekrechtelijk orgaan;

  • f.

    personele gevolgen:

  • gevolgen voor de functie of de rechtspositie van de betrokken medewerkers;

  • g.

    salaris:

  • het voor de medewerker geldende bedrag van de aan de medewerker toegekende schaal als bedoeld in de CAR/UWO;

  • h.

    salarisperspectief:

  • de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het hoogste bedrag van de functieschaal (inclusief uitloopperiodieken) van de medewerker en eventueel schriftelijk vastgelegde extra individuele salarisafspraken;

  • i.

    toelage:

  • de toelage waarmee het salaris wordt vermeerderd ingevolge de Bezoldigingsregeling van de gemeente Stadskanaal;

  • j.

    bezoldiging:

  • het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de medewerker toegekende emolumenten en toelagen, niet zijnde onkostenvergoedingen;

  • k.

    functie:

  • het geheel van werkzaamheden dat de medewerker volgens zijn functiebeschrijving verricht;

  • l.

    functieboek:

  • een overzicht van alle functies in een nieuw vastgestelde organisatie, waarin per functie is vastgelegd:

    • -

      plaats in de nieuwe organisatie;

    • -

      omschrijving van de hoofdbestanddelen van de functie;

    • -

      functie-eisen;

    • -

      de (indicatieve) waardering.

  • m.

    ongewijzigde functie:

  • een functie die inhoudelijk gelijk of nagenoeg gelijk is aan de functie die de medewerker voor de organisatiewijziging vervulde;

  • n.

    passende functie:

  • een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die de medewerker redelijkerwijs in verband met zijn omstandigheden, capaciteiten en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde functieniveau als de oude functie, maar kan ook van een hoger niveau of maximaal één niveau lager zijn dan de oude functie;

  • o.

    geschikte functie:

  • een functie die niet valt onder het begrip passende functie, maar die de medewerker bereid is te vervullen;

  • p.

    CAR/UWO:

  • Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst voor de sector gemeenten;

  • q.

    georganiseerd overleg:

  • de commissie voor georganiseerd overleg zoals bedoeld in artikel 12:1 van de CAR/UWO;

  • r.

    ondernemingsraad:

  • de ondernemingsraad zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet op de ondernemingsraden;

  • s.

    sociaal plan:

  • nadere afspraken, gebaseerd op en aanvullend op dit sociaal statuut, met betrekking tot de personele gevolgen van een organisatiewijziging.

  • t.

    plaatsingscommissie:

  • de commissie die het college van burgemeester en wethouders adviseert over te nemen herplaatsingsbesluiten;

  • u.

    flankerende maatregelen:

  • faciliteiten voor medewerkers die niet (direct) herplaatsbaar zijn.

Artikel 1:2 Werkingssfeer hoofdstuk 1

Dit sociaal statuut is van toepassing op alle organisatiewijzigingen in de gemeentelijke organisatie, niet zijnde een organisatiewijziging als gevolg van een gemeentelijke herindeling.

Artikel 1:3 Bevoegdheid tot het nemen van het besluit tot organisatiewijziging

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het nemen van besluiten over de wijziging van de ambtelijke organisatie.

Artikel 1:4 Bevoegdheid tot het nemen van besluiten betreffende individuele ambtenaren

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het nemen van besluiten over wijziging van de aanstelling, overplaatsing en ontslag van ambtenaren, tenzij bij of krachtens wet anders is bepaald.

HOOFDSTUK 2

Artikel 2:1 Onderzoek naar organisatiewijziging

  • 1.

    Als de werkgever voornemens is de mogelijkheid en wenselijkheid van een organisatiewijziging te onderzoeken, worden de ondernemingsraad en de betrokken ambtenaren hier in een vroeg stadium van op de hoogte gesteld.

  • 2.

    Het tijdstip van kennisgeving is dusdanig, dat de ondernemingsraad zijn mening over het onderzoek kenbaar kan maken.

  • 3.

    De ambtenaren en de ondernemingsraad worden zo veel mogelijk betrokken bij de uitvoering van het onderzoek. Bovendien worden zij, indien mogelijk, tussentijds op de hoogte gehouden van de vorderingen van het onderzoek.

  • 4.

    De schriftelijke eindrapportage van het onderzoek wordt ter kennisneming toegezonden aan de ondernemingsraad en het georganiseerd overleg.

Artikel 2:2 Extern advies

Indien de werkgever voornemens is om over de wenselijkheid van de organisatiewijziging extern advies te vragen, wordt de ondernemingsraad om advies gevraagd over het verstrekken en formuleren van de adviesopdracht, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 2:3 Overleg over de personele gevolgen en maatregelen

  • 1.

    Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van de organisatiewijziging, wordt in het georganiseerd overleg overleg gevoerd over de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen maatregelen, zoals opgenomen in artikel 12:1:5, 2e lid van de CAR/UWO.

  • 2.

    Als het georganiseerd overleg van mening is dat de organisatiewijziging zodanig ingrijpende personele gevolgen met zich meebrengt dat hierover aanvullende afspraken moeten worden gemaakt, wordt door de werkgever een sociaal plan opgesteld. Over dit sociaal plan moet in het georganiseerd overleg overeenstemming worden bereikt.

  • 3.

    De leden van het georganiseerd overleg kunnen tussentijds bijeen worden geroepen dan wel schriftelijk worden geraadpleegd, wanneer de omstandigheden een versnelde procedure vereisen.

Artikel 2:4 Advies ondernemingsraad over organisatiewijziging

  • 1.

    Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van de organisatiewijziging, wordt de ondernemingsraad schriftelijk om advies gevraagd, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.

  • 2.

    De adviesaanvraag bevat een heldere omschrijving van het voorgenomen besluit, de beweegredenen van het besluit, de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen personele maatregelen.

  • 3.

    Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het nog van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

Artikel 2:5 Taakverdeling tussen ondernemingsraad en georganiseerd overleg

Ten aanzien van de medezeggenschap van ambtenaren en vakcentrales geldt het algemene uitgangspunt dat onderwerpen die gedurende het proces van organisatiewijziging aan bod komen, voor wat de formele besluitvorming betreft, primair door één orgaan worden behandeld.

Artikel 2:6 Kennisgeving en uitvoering besluit

  • 1.

    Als er een definitief besluit is genomen tot wijziging van de organisatie, wordt dit besluit zo spoedig mogelijk meegedeeld aan het georganiseerd overleg, de ondernemingsraad en de betrokken ambtenaren. Daarbij wordt tevens ingegaan op de personele gevolgen van het besluit.

  • 2.

    Als in het besluit wordt afgeweken van het advies van de ondernemingsraad, zal deze afwijking duidelijk worden gemotiveerd. De uitvoering van het besluit tot organisatiewijziging wordt in dit geval uitgesteld tot op zijn vroegst een maand nadat de ondernemingsraad van het besluit in kennis is gesteld, conform artikel 25, zesde lid, van de Wet op de ondernemingsraden.

HOOFDSTUK 3

Artikel 3:1 Werkingssfeer hoofdstukken 3 en 4

De hoofdstukken 3 en 4 zijn uitsluitend van toepassing op interne organisatiewijzigingen, niet zijnde privatiseringen en publiekrechtelijke taakoverhevelingen.

Artikel 3:2 Werkgelegenheid bij interne organisatiewijziging

Als gevolg van een organisatiewijziging zullen geen gedwongen ontslagen volgen, behoudens het bepaalde in de artikelen 3.6 en 6.1.

Artikel 3:3 Voorkeursvolgorde bij herplaatsing

  • 1.

    De werkgever hanteert, bij het nemen van besluiten ten aanzien van de ambtenaren die betrokken zijn bij de organisatiewijziging, de volgende voorkeursvolgorde: De medewerker met een vast dienstverband wordt eerst herplaatst op basis van de volgende uitgangspunten, vervolgens worden de ambtenaren met een tijdelijk dienstverband herplaatst op basis van de genoemde uitgangspunten:

    • a.

      de medewerker blijft zijn eigen, ongewijzigde functie vervullen;

    • b.

      de medewerker wordt overgeplaatst naar een passende functie binnen de gemeentelijke organisatie;

    • c.

      de medewerker wordt overgeplaatst naar een geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie;

    • d.

      de medewerker wordt, indien niet plaatsbaar als bedoeld onder a, b en c, al dan niet bovenformatief tijdelijk tewerkgesteld binnen de gemeentelijke organisatie.

  • 2.

    Herplaatsingsbesluiten als bedoeld in het eerste lid, onder b en c worden genomen met inachtneming van de herplaatsingsprocedure, zoals beschreven in hoofdstuk 4.

Artikel 3:4 Uitgangspunten herplaatsing

  • 1.

    Bij het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 3:3, eerste lid, onder b, c en d wordt met de volgende gegevens rekening gehouden:

    • a.

      de geschiktheid van de medewerker voor een functie, zoals die blijkt uit opleidings- en ervaringsgegevens, beoordelingsgesprekken en eventuele geschiktheidstesten;

    • b.

      de voorkeur van de medewerker voor bepaalde functies.

  • 2.

    De medewerker is verplicht om mee te werken aan gesprekken en tests die nodig zijn voor het verzamelen van gegevens als genoemd in het eerste lid, onder a. De kosten van eventuele tests zijn voor rekening van de werkgever.

Artikel 3:5 Belangstellingsregistratie

Voordat herplaatsingsbesluiten als bedoeld in artikel 3:3, eerste lid, onder b en c worden genomen, wordt de betrokken medewerker in de gelegenheid gesteld zijn voorkeur voor maximaal drie functies kenbaar te maken, waarbij de medewerker uit moet gaan van zijn eigen functie en/of het met betrekking tot zijn persoon opgesteld ontwikkeladvies.

Artikel 3:6 Verplichting medewerker

  • 1.

    De medewerker is verplicht, onverminderd het recht op bezwaar en beroep, een ongewijzigde of passende functie, die hem met inachtneming van de herplaatsingsprocedure is toegewezen, te aanvaarden.

  • 2.

    Wanneer de medewerker na herhaald en zorgvuldig overleg weigerachtig is ten aanzien van aanvaarding van een ongewijzigde of passende functie of niet meewerkt aan het vinden van een oplossing als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, kan het college van burgemeester en wethouders overgaan tot ontslag.

Artikel 3:7 Salarisgarantie

De medewerker die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie, behoudt recht op het salaris en het salarisperspectief, zoals die voor hem golden in de oude functie.

Artikel 3:8 Functiegebonden toelagen

  • 1.

    Voor de medewerker die wordt geplaatst in een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie, vervallen de functiegebonden toelagen.

  • 2.

    Aan de medewerker, wiens bezoldiging als gevolg van het vervallen van de functiegebonden toelagen een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende compensatie toegekend indien:

    • a.

      de blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging;

    • b.

      de medewerker deze toelagen gedurende ten minste twee jaar zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3.

    Deze compensatie kent het volgende verloop:

    • a.

      het eerste jaar na de overplaatsing ontvangt de medewerker 100% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

    • b.

      het tweede jaar na de overplaatsing ontvangt de medewerker 75% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

    • c.

      het derde jaar na de overplaatsing ontvangt de medewerker 50% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

    • d.

      het vierde jaar na de overplaatsing ontvangt de medewerker 25% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde in de vorige leden ontvangt de medewerker van vijftig jaar en ouder en/of de medewerker, die direct voorafgaande aan het vervallen van de functiegebonden toelagen, gedurende minimaal vijftien jaar deze toelage heeft genoten, een volledige compensatie van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de functiegebonden toelagen.

Artikel 3:9 Persoonsgebonden toelagen

De medewerker die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie, behoudt recht op zijn persoonsgebonden toelagen.

Artikel 3:10 Aanvullende scholing

De werkgever onderzoekt of het nodig is de medewerker, die is overgeplaatst naar een passende of geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie, bij of om te scholen voor het vervullen van zijn nieuwe functie. De kosten van de scholing zijn voor rekening van de werkgever. Voor zover de scholing tijdens werktijd plaatsvindt, worden de benodigde werkuren door de werkgever beschikbaar gesteld.

HOOFSTUK 4

Artikel 4:1 Herplaatsingsprocedure

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders roept een herplaatsingscommissie in het leven, die als taak heeft om de benodigde gegevens te verzamelen en om het college van burgemeesters en wethouders te adviseren over de te nemen herplaatsingsbesluiten, tenzij na overleg met en instemming van de ondernemingsraad wordt besloten hiervan af te zien.

  • 2.

    De herplaatsingscommissie is als volgt samengesteld:

    • a.

      twee vertegenwoordigers, aangewezen door het college (waaronder de gemeentesecretaris/algemeen directeur of diens vervanger);

    • b.

      twee vertegenwoordigers, aangewezen door de in de commissie voor georganiseerd overleg vertegenwoordigde ambtenarenorganisaties, niet zijnde personeelslid van de gemeente Stadskanaal of adviseur van de commissie voor georganiseerd overleg;

    • c.

      een onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht (portefeuillehouder p en o);

    • d.

      een personeelsadviseur en naar behoefte overige adviseurs, zoals een collegelid, adjunct-directeur en teammanager (deze hebben geen stemrecht).

  • 3.

    De herplaatsingscommissie wordt door het college van burgemeester en wethouders benoemd voor een bij de benoeming te bepalen termijn.

Artikel 4:2 Voorbereiding advies over herplaatsing

  • 1.

    De herplaatsingscommissie verzamelt alle volgens haar benodigde gegevens en stelt op basis van deze gegevens een voorgenomen advies op over de herplaatsing van de betrokken medewerker.

  • 2.

    De herplaatsingscommissie informeert de medewerker schriftelijk over haar voorgenomen advies aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 4:3 Bedenkingen tegen voorstel

  • 1.

    Indien de medewerker bedenkingen heeft tegen het voorgenomen advies van de commissie, kan hij deze binnen vijftien werkdagen gemotiveerd schriftelijk indienen bij de commissie.

  • 2.

    De medewerker kan tegelijk met het indienen van zijn bedenkingen, verzoeken om mondeling te worden gehoord door de commissie. De medewerker die hiertoe een verzoek indient, zal binnen veertien dagen worden gehoord. Van de hoorzitting wordt schriftelijk verslag opgemaakt.

Artikel 4:4 Advies over herplaatsing

1. Nadat de procedure, als bedoeld in artikel 4:3, is afgerond, adviseert de herplaatsingscommissie vervolgens het college van burgemeester en wethouders over de herplaatsing van de betrokken medewerkers.

Artikel 4:5 Herplaatsingsbesluiten

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt het besluit tot herplaatsing van de betrokken medewerker. De medewerker wordt onverwijld schriftelijk op de hoogte gesteld van dit besluit. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de medewerker zijn ingediend.

  • 2.

    De medewerker voor wie in de herplaatsingsprocedures geen passende of geschikte functie is gevonden, wordt onverwijld schriftelijk van dit besluit in kennis gesteld. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de medewerker zijn ingediend.

  • 3.

    De medewerker kan bezwaar en beroep aantekenen tegen de besluiten, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, conform de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 5

Artikel 5:1 Werkingssfeer hoofdstuk 5

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op privatiseringen en publiekrechtelijke taakoverhevelingen.

Artikel 5.2 Werkgelegenheid

  • 1.

    Uitgangspunt bij privatisering of overheveling van taken is, dat er geen gedwongen ontslagen zullen volgen.

  • 2.

    De werkgever treedt met de betrokken privaatrechtelijke of publiekrechtelijke instantie in overleg over de overname van de ambtenaren van het desbetreffende organisatieonderdeel. Gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Voordat de werkgever een besluit neemt over de overgang van een medewerker naar de betrokken privaatrechtelijke of publiekrechtelijke instantie, biedt hij de betrokkene de gelegenheid om zijn belangstelling kenbaar te maken voor passende functies die op dat moment vacant zijn of op korte termijn vacant worden in de gemeentelijke organisatie. De medewerker zal als interne kandidaat in de selectieprocedure worden betrokken en bij gebleken geschiktheid en gelet op het persoonlijke ontwikkelingsplan de voorkeur genieten.

Artikel 5:3 Sociaal plan

  • 1.

    Als het georganiseerd overleg van mening is dat de privatisering of taakoverheveling zodanig ingrijpende personele gevolgen met zich meebrengt dat hierover aanvullende afspraken moeten worden gemaakt, wordt door de werkgever een sociaal plan opgesteld. Dit plan regelt de overplaatsingsprocedure (inclusief de ontslag- en aanstellingsprocedure van het over te plaatsen personeel) en bevat rechtspositionele bepalingen. Over dit sociaal plan moet overeenstemming worden bereikt in het georganiseerd overleg.

  • 2.

    Er worden geen definitieve besluiten genomen ten aanzien van medewerkers voordat er overeenstemming is over het sociaal plan.

Artikel 5:4 Rechtspositievergelijking

  • 1.

    Indien de betrokken medewerkers overgaan naar een privaatrechtelijke of een andere publiekrechtelijke werkgever waarvoor een afwijkende rechtspositieregeling of CAO geldt, maakt de werkgever een vergelijking tussen de arbeidsvoorwaardenpakketten die van toepassing zijn op de gemeentelijke werkgever en de nieuwe werkgever.

  • 2.

    Indien uit de vergelijking blijkt dat het totaalpakket van arbeidsvoorwaarden (bestaande uit in ieder geval salaris, uitkeringen en toelagen, (pre)pensioen, vakantie, ziektekostenregeling en werkloosheidsuitkering) bij de nieuwe werkgever minder is dan het totaalpakket bij de gemeentelijke werkgever, worden in het sociaal plan nadere afspraken gemaakt over afbouw, behoud of compensatie van aanspraken.

  • 3.

    Het sociaal plan bevat in ieder geval de volgende garanties:

    • a.

      netto-garantie van het salaris op het moment van overgang en het bruto salarisperspectief;

    • b.

      medewerkers die een vaste aanstelling hebben, krijgen bij de nieuwe werkgever een vaste aanstelling dan wel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd.

HOOFDSTUK 6

Artikel 6:1 Flankerende maatregelen

  • 1.

    Een organisatieverandering kan tot gevolg hebben dat niet iedereen herplaatst kan worden in een passende of geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie dan wel, in het geval van privatisering en taakoverheveling, bij de nieuwe werkgever. Voor wie niet (direct) herplaatsbaar is, wordt dan gezocht naar mogelijkheden waarbij het flankerend beleid een aantal faciliteiten kan bieden. De werkgever en de medewerker zullen zich inspannen om gezamenlijk een oplossing te vinden. Deze faciliteiten worden in vier groepen onderverdeeld:

    • 1.

      faciliteiten interne mogelijkheden;

    • 2.

      faciliteiten bij het vinden van een nieuwe baan bij een andere werkgever;

    • 3.

      faciliteiten bij het starten van een eigen bedrijf;

    • 4.

      faciliteiten bij ontslag op eigen verzoek.

  • Ad 1. Bij het niet kunnen herplaatsen op een passende of geschikte functie, kunnen de volgende faciliteiten toegepast worden:

    • a.

      tijdelijke tewerkstelling binnen de gemeentelijke organisatie, al dan niet bovenformatief;

    • b.

      her-, om- en bijscholing;

    • c.

      een na de plaatsingsprocedure vrijgekomen passende functie binnen de gemeentelijke organisatie.

    De kosten voor her-, om- en bijscholing zijn voor rekening van de werkgever. Voor zover de scholing tijdens werktijd plaatsvindt, worden de benodigde werkuren door de werkgever beschikbaar gesteld.

  • Ad 2. Voor het vinden van een nieuwe baan bij een andere werkgever en het verlenen van bijstand om het solliciteren te vergemakkelijken, staan de volgende faciliteiten ter beschikking:

    • a.

      informatievoorziening over banen elders ten behoeve van ieder die wil solliciteren (kranten, tijdschriften, internet);

    • b.

      het bieden van faciliteiten in tijd en geld tot omscholing, indien voldoende aannemelijk kan worden gemaakt dat omscholing reële vooruitzichten biedt op een functie buiten onze gemeentelijke organisatie;

    • c.

      tijdelijke detachering als oriëntatiefase bij een andere organisatie. Detachering dient als zodanig onderdeel uit te maken van een re-integratieplan;

    • d.

      definitieve plaatsing bij een andere organisatie via een mobiliteitspool (bijvoorbeeld RuimBaan) met een terugkeergarantie van maximaal zes maanden;

    • e.

      het bieden van outplacement via een outplacementbureau. In sommige gevallen kan het voorkomen dat iemand, waarvoor geen passende of geschikte functie beschikbaar is, een plaatsing buiten de gemeentelijke organisatie prefereert boven een interne herplaatsing en ook vanuit de gemeente deze ambitie wordt ondersteund. In overleg kan een outplacementbureau worden ingeschakeld om de plaatsing te realiseren. De kosten zijn voor rekening van de werkgever;

    • f.

      voor sollicitaties wordt buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend;

    • g.

      de reiskosten bij sollicitaties te vergoeden op basis van de gemeentelijke regeling, indien en voor zover de mogelijk nieuwe werkgever geen vergoeding geeft;

    • h.

      tegemoetkoming verhuiskosten, indien de verandering van werkkring een gedwongen verhuizing met zich meebrengt en de nieuwe werkgever daarvoor geen c.q. een lagere tegemoetkoming verleent dan van toepassing is volgens hoofdstuk 18 van de CAR/UWO;

    • i.

      Indien de medewerker als bedoeld in het eerste lid een functie van ten minste een gelijke betrekkingsomvang accepteert buiten de gemeentelijke organisatie, vult de werkgever het brutosalaris gedurende minimaal één jaar aan tot aan het niveau van het brutosalaris dat de medewerker genoot, direct voorafgaand aan het ontslag. De medewerker die een functie accepteert met een kleinere betrekkingsomvang, ontvangt gedurende minimaal één jaar een aanvulling van zijn brutosalaris naar rato. Deze loonsuppletie kan worden afgekocht door een eenmalige afkoopsom.

  • Ad 3. De niet herplaatsbare medewerker, die een eigen zaak of bedrijf wil opzetten, kan bij ontslag op eigen verzoek in aanmerking komen voor toekenning van één jaar bruto bezoldiging. De aanvraag hiervoor dient vergezeld te gaan van een ondernemingsplan. Dit plan kan ter toetsing worden voorgelegd aan externe deskundigen.

  • Ad 4. Bij (gedeeltelijk) ontslag op eigen verzoek, zijn de volgende faciliteiten beschikbaar:

    • a.

      bij een ontslag op eigen verzoek is het mogelijk een afkoopsom toe te kennen. Deze uitkering bedraagt een 0,5 bruto jaarsalaris. Bij een verzoek om deeltijdontslag, kan deze regeling naar rato van de urenvermindering worden toegekend;

    • b.

      uitbetalen van de eerstkomende gratificatie ambtsjubileum naar rato van het aantal reeds opgebouwde overheidsdienstjaren (indien deze binnen vijf jaar bereikt zou worden), behalve wanneer een betrekking elders wordt aanvaard, waarin deze aanspraken op een gratificatie doorlopen;

    • c.

      ontheffing terugbetalingsverplichting van de eerder toegekende tegemoetkoming in verhuiskosten, als bedoeld in hoofdstuk 18 van de CAR/UWO;

    • d.

      ontheffing terugbetalingsverplichting studiekosten, als bedoeld in hoofdstuk 17 van de CAR/UWO;

    • e.

      ontheffing terugbetalingsverplichting ouderschapsverlof, als bedoeld in hoofdstuk 6 van de CAR/UWO;

    • f.

      ontheffing terugbetalingsverplichting in het kader van het cafetariamodel (PC- en fietsproject);

    • g.

      uitbetaling van het op de dag voorafgaande aan het ontslag resterende aantal verlofuren, inclusief vakantietoelage.

  • 2.

    Indien na 24 maanden is gebleken, dat geen structurele oplossing als bedoeld in het eerste lid kan worden gevonden, kan de medewerker eervol ontslag wegens reorganisatie worden verleend, als bedoeld in artikel 8:4 van de CAR. De bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringsregeling van de CAR, hoofdstuk 10a, is van toepassing, indien recht bestaat op een uitkering krachtens de WW. [ 'artikel 8:4' moet zijn 'artikel 8:3' ]

HOOFDSTUK 7

Artikel 7:1 Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin toepassing van het sociaal statuut zou leiden tot een onbillijke situatie voor een medewerker, kan het college van burgemeester en wethouders van het statuut afwijken in een voor de medewerker gunstige zin.

  • 2.

    In gevallen waarin het sociaal statuut niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders, gehoord het georganiseerd overleg.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders verstrekt de ondernemingsraad ter kennisname elk kwartaal een overzicht van de gevallen, waarbij gebruik is gemaakt van de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 7:2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: "Sociaal statuut gemeente Stadskanaal 2008".

Artikel 7:3 Inwerkingtreding

Dit sociaal statuut treedt in werking met ingang van 1 april 2008 en vervalt per 1 april 2013.

Ondertekening

Aldus besloten op 8 april 2008.
Burgemeester en wethouders
J.J.J. van Huffelen J.J. Stavast
secretaris burgemeester