Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening op de Woonvaartuigen

Geldend van 01-01-1994 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening op de Woonvaartuigen

De Raad der gemeente Stadskanaal;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d.10 december 1993, nr. R 4409;

gelet op artikel 149 van de gemeentewet en op artikel 31 van de Wet op Woonwagens en Woonschepen 1918 (Stb. 492) ;

[De Wet op de Woonwagens en Woonschepen 1918 (Stb. 492) is in 1999 ingetrokken. Op grond van artikel 88 van de Huisvestingwet mag de gemeenteraad geen regels stellen die leiden tot een algeheel verbod van het in gebruik nemen van een woonschip op een ligplaats.]:

besluit:

onder intrekking van de verordening d.d. 24 mei 1993 vast te stellen de volgende:

Verordening op de Woonvaartuigen.

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • A.

    Woonvaartuig:

  • hiertoe behoren woonschepen en woonarken.

  • B.

    Woonschip:

  • een vaartuig dat aan romp en opbouw herkenbaar is als schip en dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt, danwel tot woning is bestemd.

  • C.

    Woonark:

  • een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt, danwel tot woning is bestemd.

  • D.

    Rechthebbende:

  • degene die de beschikking heeft over het woonvaartuig krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, of daarover enige feitelijke macht uitoefent.

  • E.

    Toekomstig rechthebbende:

  • een gegadigde voor een woonvaartuigenligplaats, die niet de beschikking heeft over een woonvaartuig.

  • F.

    Inspectie:

  • onderzoek aan een woonvaartuig naar de eisen van artikel 6 van deze verordening.

  • G.

    Woonvaartuigenlocatie:

  • een door de Raad aangewezen gedeelte van openbaar water, bestemd tot ligplaats voor een met name genoemd aantal bewoonde woonvaartuigen.

  • H.

    Ligplaatsenkaart:

  • een door de Raad aan deze verordening gehechte kaart, waarop is aangegeven waar de woonvaartuigenlocaties zijn gesitueerd en waarop tevens is aangegeven hoeveel woonvaartuigen maximaal per woonvaartuigenlocatie ligplaats mogen innemen of hebben.

  • I.

    College:

  • het College van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 2: Wijze van meten

De in deze verordening genoemde maten worden uitwendig gemeten, daar waar zij het grootst zijn, met dien verstande dat masten, ra's en schoorsteenpijpen bij een meting buiten beschouwing blijven.

Artikel 3: Verbodsbepalingen

  • 1.

    Het is verboden met een bewoond woonvaartuig ligplaats in te nemen of te hebben in strijd met, danwel op andere plaatsen dan is aangegeven op de ligplaatsenkaart.

  • 2.

    Het is een vaartuig, niet zijnde een woonvaartuig, verboden ligplaats in te nemen of te hebben op een woonvaartuigenlocatie, met uitzondering van een open bootje in gebruik bij een ligplaatsvergunninghouder, tenzij dit bootje het vaarverkeer hindert of in gevaar brengt.

  • 3.

    Het is verboden ligplaats in te nemen of te hebben op een woonvaartuigenlocatie met een woonvaartuig dat niet voldoet aan de in artikel 6 gestelde eisen.

  • 4.

    Het is verboden ligplaats te hebben op een woonvaartuigenlocatie met een woonvaartuig dat niet wordt bewoond door de rechthebbende.

  • 5.

    Het is verboden met een woonvaartuig ligplaats in te nemen of te hebben op een woonvaartuigenlocatie zonder of in afwijking van een ligplaatsvergunning.

  • 6.

    In bijzondere gevallen kan het College ontheffing verlenen van de leden twee tot en met vijf van dit artikel. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. De ontheffing kan voor een bepaalde termijn worden verleend.

Artikel 4: Ligplaatsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een ligplaatsvergunning als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, wordt door der meerderjarige rechthebbende of toekomstig rechthebbende schriftelijk ingediend bij het College.

  • 2.

    Bij de aanvraag dient door de rechthebbende te worden overgelegd:

    • a.

      twee recente kleurenfoto's van het woonvaartuig: één schuin vanaf de voorkant van de stuur- of bakboordzijde, één schuin vanaf de achterkant van de andere zijde;

    • b.

      een bewijs van verzekering van het woonvaartuig met betrekking tot risicodekking voor minimaal wrak- en opruimingswerk;

    • c.

      een uittreksel van de inschrijving van het woonvaartuig in de Openbare Registers bij het Kadaster, indien het betreft een teboekgesteld woonvaartuig;

    • d.

      een bewijs van recht op het woonvaartuig, indien aanwezig.

  • 3.

    Het College kan nadere regels stellen omtrent de indiening nadere regels stellen omtrent de indiening van de aanvraag en de daarbij over te leggen bescheiden. [ "nadere regels stellen omtrent de indiening" moet éénmaal verwijderd worden. ]

  • 4.

    Het College kan aan de vergunning voorschriften verbinden. De vergunning kan tijdelijk worden verleend, doch tenminste voor een periode van twaalf weken.

  • 5.

    De vergunning is persoonlijk, niet overdraagbaar, gebonden aan het woonvaartuig en aan de toegewezen ligplaats.

  • 6.

    De vergunning wordt gesteld ten name van de aanvrager, danwel op aanvraag mede ten mede ten name van de op het woonvaartuig duurzaam met aanvrager samenwonende meerderjarige personen; de vergunning vermeldt het ligplaatsnummer, alsook het eventuele registratie-nummer van het woonvaartuig.

  • 7.

    In bijzondere gevallen kan het College vrijstelling verlenen van het bij of krachtens de leden een, twee en drie van dit artikel bepaalde.

Artikel 5: Beoordeling van de aanvraag

  • 1.

    Op de aanvraag van een ligplaatsvergunning wordt negatief beslist indien:

    • a.

      op de woonvaartuigenlocatie geen ligplaats beschikbaar is, danwel een ligplaats beschikbaar is, doch gegadigden zijn geplaatst op een door het College aan te houden wachtlijst;

    • b.

      de verzoeker geen rechthebbende is;

    • c.

      het woonvaartuig niet voldoet aan de eisen in artikel 6 gesteld;

    • d.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het woonvaartuig niet uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt zal worden voor bewoning;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat niet voldaan zal worden aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

  • 2.

    Indien op de aanvraag op grond van het vorige lid , onder a negatief wordt beslist, wordt de naam van de aanvrager op diens verzoek door het College op een of meer der locatiegebonden wachtlijsten geplaatst.

  • 3.

    Indien op de aanvraag op grond van het eerste lid, onder b negatief wordt beslist, stelt het College de aanvrager alvorens te beslissen op de aanvraag, een redelijke termijn, waarbinnen de beschikking over een woonvaartuig kan worden verkregen.

  • 4.

    Indien de aanvraag op grond van het eerste lid, onder c zal worden afgewezen, stelt het College de verzoeker in staat binnen redelijke termijn het woonvaartuig in overeenstemming te brengen met de eisen, alvorens te beslissen op de aanvraag.

  • 5.

    In bijzondere gevallen kan het College beslissen in afwijking van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 6: Eisen

  • 1.

    Het woonvaartuig dient te voldoen aan de volgende afmetingseisen:

    • a.

      in de lengte minimaal 15 meter en maximaal 23 meter;

    • b.

      in de breedte vanaf de beschoeiing maximaal 5 meter;

    • c.

      in de hoogte maximaal 4 meter boven de waterlijn, tenzij het aanzien van de gemeente of andere omstandigheden plaatselijk een geringere maat noodzakelijk maken.

  • 2.

    In het kader van de veiligheid en de volksgezondheid dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      het woonvaartuig dient op een deugdelijke wijze te zijn afgemeerd;

    • b.

      de afstand van een woonvaartuig ten opzichte van een belendend vaartuig, bouwwerk, of ander werk dient minimaal 2 meter te bedragen;

    • c.

      het woonvaartuig dient op een deugdelijke wijze vanaf de wal bereikbaar te zijn. Indien het woonvaartuig slechts door middel van een loopplank kan worden bereikt, dient deze minimaal 55 centimeter breed te zijn, en te zijn voorzien van een (gesloten) leuning;

    • d.

      het woonvaartuig dient lekvrij en waterdicht te zijn;

    • e.

      de constructie van het woonvaartuig dient voldoende sterkte, stabiliteit en stijfheid te hebben;

    • f.

      een olievoorraadtank dient van een overdekte lekbak te zijn voorzien;

    • g.

      het woonvaartuig dient te voldoen aan de voorschriften bij of krachtens de Brandbeveiligingsverordening gegeven;

    • h.

      het woonvaartuig dient te zijn verzekerd met risicodekking voor minimaal wrak- en opruimingswerk.

  • 3.

    Het woonvaartuig dient geschikt te zijn voor bewoning.

  • 4.

    Het woonvaartuig dient zowel op zichzelf, als in relatie tot de directe omgeving waarin het zich bevindt, te voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Artikel 7: Wachtlijsten

  • 1.

    Indien het aantal gegadigden voor een ligplaats het aantal vrije ligplaatsen overtreft, stelt het College per woonvaartuigenlocatie een lijst op van de gegadigden voor een ligplaats.

  • 2.

    De rangorde op de wachtlijsten wordt bepaald door de datum van ontvangst van de in artikel 5, eerste lid, onder a bedoelde aanvraag met dien verstande dat:

    • a.

      een ligplaatsvergunninghouder voorrang heeft;

    • b.

      een in sociaal en/of economisch opzicht aan de gemeente gebonden gegadigde voorrang heeft;

    • c.

      het College in bijzondere gevallen en met redenen omkleed kan afwijken van de rangorderegels als hierboven bepaald.

  • 3.

    Een ligplaatsvergunninghouder kan op diens aanvraag worden geplaatst op de in het eerste lid genoemde wachtlijsten.

  • 4.

    Een gegadigde kan, indien kennelijk geen prijs meer wordt gesteld op toekenning van een ligplaats, door het College van de wachtlijst worden afgevoerd.

  • 5.

    Indien een ligplaats op een bepaalde woonvaartuigenlocatie vrij komt zendt het College per brief met bericht van ontvangst, aan de hoogst geplaatste gegadigde op desbetreffende wachtlijst, een uitnodiging tot het bij hem indienen van een hernieuwde aanvraag om een ligplaatsvergunning.

  • 6.

    Aan een op grond van het derde lid van dit artikel op de wachtlijst geplaatste vergunninghouder zendt het College, indien de ligplaats van voorkeur vrijkomt, per brief met bericht van ontvangst, een kennisgeving van voorwaardelijke toekenning van de vrijgekomen ligplaats. Het schrijven bevat tevens een uitnodiging tot het bij hem indienen van een wijzigingsaanvraag in de zin van artikel 16, tweede lid. De leden drie en vier van artikel 8 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Het indienen van een wijzigingsaanvraag maakt de voorwaardelijke toekenning van de ligplaats definitief.

Artikel 8: Hernieuwd verzoek

  • 1.

    Op een hernieuwde aanvraag als bedoeld in artikel 7, vijfde lid zijn de bepalingen van artikel 4, leden twee en drie en artikel 5, overeenkomstig van toepassing.

  • 2.

    De hernieuwde aanvraag kan niet worden afgewezen op grond van artikel 5, eerste lid, onder a.

  • 3.

    Indien de hernieuwde aanvraag niet binnen drie weken na de datum van het bericht van ontvangst van de in artikel 7 bedoelde brief is ingediend, wordt aangenomen dat kennelijk geen prijs meer wordt gesteld op de ligplaatsvergunning.

  • 4.

    Met indiening van een hernieuwde aanvraag vervallen de plaatsen van de aanvrager op de wachtlijsten.

Artikel 9: Vergoeding

  • 1.

    Voor de reservering en het gebruik van een, aan een rechthebbende of toekomstig rechthebbende toegewezen ligplaats, is een, door de Gemeenteraad vast te stellen, vergoeding verschuldigd.

  • 2.

    Het College kan nadere regels stellen, met betrekking tot de wijze van betaling, het vervallen van de betalingstermijnen, het tijdstip der betaling en de indexatie van de vergoeding.

Artikel 10: Gebruik bermen

  • 1.

    Het is verboden de tot de woonvaartuigenlocaties behorende oeverstroken en taluds te gebruiken of in gebruik te nemen, anders dan een doelmatig gebruik van de ligplaatsvergunning vereist.

  • 2.

    Het is verboden de tot de woonvaartuigenlocaties behorende oeverstroken en taluds te gebruiken of in gebruik te nemen op een wijze die het verkeer op de openbare vaar- of rijwegen in gevaar brengt of hindert.

  • 3.

    Behoudens het bepaalde in artikel 4, derde lid van het Bestemmingsplan Woonschepenlocaties in de kernen Stadskanaal - Musselkanaal, kan het College van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

Artikel 11: Gebruik generator

  • 1.

    Het is verboden op een woonvaartuigenlocatie electriciteit op te wekken met gebruikmaking van generatoren.

  • 2.

    Het College kan bij uitzondering een tijdelijke ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 12: Riolering

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijk afvalwater en/of faecaliën in het openbaar water te lozen.

  • 2.

    De ligplaatsvergunninghouder is verplicht het woonvaartuig aan te (doen) sluiten op de gemeentelijke riolering.

  • 3.

    Het College kan nadere regels stellen omtrent het (doen) aansluiten van het woonvaartuig op de gemeentelijke riolering.

Artikel 13: Afmeren

  • 1.

    De door of namens het College gegeven aanwijzingen met betrekking tot het afmeren van een woonvaartuig op een woonvaartuigenlocatie, dienen in acht genomen te worden.

  • 2.

    Het is verboden een woonvaartuig op een woonvaartuigenlocatie af te meren aan een of meer bomen.

Artikel 14: Inspectie

  • 1.

    De inspectie wordt door, namens, of in opdracht van het College uitgevoerd.

  • 2.

    Rechthebbenden zijn verplicht medewerking te verlenen aan de inspectie van het woonvaartuig.

  • 3.

    De kosten, voortvloeiend uit de inspectie uitgevoerd door derden, komen ten laste van de rechthebbende.

  • 4.

    Het College kan in een bijzonder geval bepalen, dat een deel van de kosten genoemd in het vorige lid voor zijn rekening zal komen.

Artikel 15: Bouwen en verbouwen

  • 1.

    Het is verboden op een woonvaartuigenlocatie zonder vergunning van het College een woonvaartuig te verbouwen of te doen verbouwen, danwel te vergroten of te doen vergroten.

  • 2.

    Het verbod in het vorige lid is niet van toepassing indien er sprake is van kleine reparaties tot het normale onderhoud behorende, of verbouwingen van ondergeschikte betekenis.

  • 3.

    Het College kan aan de vergunning, genoemd in het eerste lid, voorschriften verbinden.

Artikel 16: Wijziging ligplaatsvergunning

  • 1.

    Indien een ligplaatsvergunninghouder het in de vergunning vermelde woonvaartuig vervangt door een ander woonvaartuig, of indien de overige gegevens vermeld in de vergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie, dient de vergunninghouder bij het College vooraf een aanvraag in om de vergunning te wijzigen.

  • 2.

    Een ligplaatsvergunninghouder die een andere woonvaartuigligplaats in gebruik wenst te nemen dan in de vergunning staat vermeld, dient bij het College vooraf een aanvraag in te dienen om de vergunning in dier voege te wijzigen.

  • 3.

    Op de aanvraag tot wijziging van de vergunning bij vervanging van het woonvaartuig is het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onder c, overeenkomstig van toepassing.

Artikel 17: Intrekking ligplaatsvergunning

Het College is bevoegd een ligplaatsvergunning in te trekken, indien blijkt dat:

  • a.

    de vergunning is verleend ten gevolge van een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken;

  • b.

    het woonvaartuig niet meer voldoet aan de in artikeI 6 gestelde eisen;

  • c.

    het woonvaartuig niet meer wordt bewoond door de vergunninghouder;

  • d.

    de vergunninghouder de bepalingen van deze verordening schendt;

  • e.

    er een achterstand van zes maanden is ontstaan in de voldoening van de vervallen liggelden.

Artikel 18: Vervallen ligplaatsvergunning

  • 1.

    De ligplaatsvergunning vervalt van rechtswege, zodra het gebruik van de ligplaats door ontruiming wordt beëindigd.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet in het geval, dat er sprake is van een tijdelijke beëindiging van het gebruik, mits:

    • a.

      de vergunninghouder voorafgaand aan de ontruiming de krachtens artikel 21 aangewezen ambtenaren van de tijdelijke beëindiging van het gebruik op de hoogte heeft gesteld, en

    • b.

      de ligplaats binnen twaalf weken na de dag van de ontruiming weer in gebruik zal worden genomen.

  • 3.

    Het College kan in bijzondere gevallen de in het tweede lid, onder b genoemde termijn verlengen.

Artikel 19: strafbepaling

Overtreding van de artikelen in deze verordening en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 20: Opsporing

Met de opsporing van de in artikel 19 strafbaar gestelde feiten en gedragingen zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het College aangewezen ambtenaren.

Artikel 21: Toezicht naleving

Het toezicht op de naleving van deze verordening wordt opgedragen aan de daartoe door het College aangewezen ambtenaren.

Artikel 22: Binnentreding

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van de bepalingen van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten medewerken, de last verstrekt alle woonvaartuigen alsmede alle erven en terreinen die toegang verschaffen tot een woonvaartuig, desnoods tegen de wil van de eigenaar of gebruiker, te allen tijde binnen te treden of te betreden zulks, voor wat betreft de binnentreding van het woonvaartuig zelf, met inachtneming van het bepaalde bij de wet van 31 augustus 1853 (Stb. 83).

[ De wet van 31 augustus 1853 is vervallen per 1 oktober 1994 en vervangen door de Algemene wet op het binnentreden ]

Artikel 23: Overgangsbepalingen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de volgende leden kunnen de bepalingen van artikel 3, leden een, drie en vijf niet worden tegengeworpen aan diegenen, die ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening een ligplaats in gebruik hebben op grond van (stilzwijgende) toestemming van het College, indien en voorzover die bepalingen in strijd zijn met hun rechten uit die toestemming voortvloeiend.

  • 2.

    Woonvaartuigen van de in het vorige lid genoemde rechthebbenden dienen binnen anderhalf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de eisen van artikel 6, tweede, derde en vierde lid te voldoen.

  • 3.

    Aan de in het eerste lid genoemde rechthebbenden dient binnen anderhalf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling en met inachtneming van de voorgaande leden een ligplaatsvergunning in de zin van artikel 3, vijfde lid, te worden verleend.

  • 4.

    De leden een en twee van artikel 12 treden in werking op een nader door het College te bepalen tijdstip.

Artikel 24: Inwerkingtreding en titel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1994.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Woonvaartuigenverordening".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 20 december 1993.
De Raad voornoemd,
De Secretaris, De Voorzitter,

Bijlagen

Woonschepenligplaatsenkaart, deel1 (geldig sinds 01-01-1994; PDF-bestand; grootte: 99.67 kB)

Woonschepenligplaatsenkaart, deel2 (geldig sinds 01-01-1994; PDF-bestand; grootte: 105.36 kB)

Locatie 1, 2 en 3 (geldig sinds 01-01-1994; PDF-bestand; grootte: 183.47 kB)