Regeling vervallen per 01-10-2016

Destructieverordening voor de gemeente Staphorst

Geldend van 26-05-1988 t/m 30-09-2016

Intitulé

Destructieverordening voor de gemeente Staphorst

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:- wet: Destructiewet;- directeur: de directeur van de kring Almelo van de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees;- aangifteplichtige: degene die als eigenaar of houder van destructiemateriaal ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen;- ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 5 der wet is verleend en in wiens krachtens artikel 10 der wet vastgestelde gebied de gemeente is gelegen;- destructor: inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot het door verwerking onschadelijk maken van destructiemateriaal, voor welke aan de ondernemer een vergunning is verleend, als bedoeld in artikel 5 va de wet;- destructiemateriaal: materiaal van dierlijke herkomst, bedoeld als in artikel 2 der wet;- destructiemateriaal A: doodgeboren slachtdieren, alsmede gestorven of in nood gedode slachtdieren, welke onbruikbaar moeten worden gemaakt voor voedsel voor mens en dier zonder dat een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet heeft plaatsgevonden;- destructiemateriaal B: destructiemateriaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b, f en h, der wet;- destructiemateriaal C: materiaal van dierlijke herkomst, dat na een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet voor destructie bestemd is en zich tot het tijdstip van ophalen door de ondernemer onder beheer of toezicht van de directeur bevindt.

Paragraaf 2 Aangifte, vervoer en bewaring door de aangifteplichtige

Artikel 2

  • 1 De aangifteplichtige doet van het hebben of houden van destructiemateriaal zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag, waarop dit materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte bij de directeur. De directeur regelt de uren binnen welke deze aangifte moet gescheiden.

  • 2 De aangifte geschiedt onder opgave van de soort en de hoeveelheid van het destructiemateriaal, alsmede van de plaats, waar het zich bevindt: de aangifte wordt in tweevoud opgemaakt.

  • 3 De directeur stelt met inachtneming van het bepaalde in artikel 12, tweede lid der wt een model van het aangifteformulier vast.

  • 4 Door of vanwege de directeur wordt een gewaarmerkt exemplaar van het ingevulde aangifteformulier verstrekt aan de aangifteplichtige.

Artikel 3

Het bepaalde in artikel 2, tweede en vierde lid, geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal B, indien de directeur ter zake van de aangifte van dat materiaal afwijkende regelen vaststelt.

Artikel 4

Het bepaalde in artikel 2 geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal C.

Artikel 5

Behoudens het bepaalde in artikel 15 is de aangifteplichtige ten aanzien van destructiemateriaal A gehouden:a. tot afgifte van het destructiemateriaal, zo spoedig mogelijk na de aangifte aan de intergemeentelijke voorcentralisatiedienst voor vervoer naar een centrale verzamelplaats, dan wel:b. tot het ter beschikking houden van het destructiemateriaal, afkomstig van gestorven dieren, geleden hebben aan of verdacht van een ziekte, waarop titel III der Veewet van toepassing is, alsmede tot het afgeven daarvan voor vervoer door of vanwege de ondernemer ter plaatse, waar dit destructiemateriaal zich bevindt, met inachtneming van de omtrent de bewaring van dat destructiemateriaal door de directeur gegeven aanwijzingen.

Artikel 6

  • 1 De aangifteplichtige is gehouden destructiemateriaal B en C te bwaren, ter beschikking te stellen en af te geven voor vervoer naar de destructor met inachtneming van de ter zake door de directeur gegeven aanwijzingen.

  • 2 Destructiemateriaal, genoemd in artikel 2, eerste lid, sub b, c, d of f der wet, alsmede dat, genoemd in artikel 2, tweede lid der wet, moet worden bewaard in daarvoor bestemde bakken, dan wel metalen confiscaatemmers, tenzij de directeur ter zake van de bewaring een andere regeling met de aangifteplichtige treft.

  • 3 De directeur kan ten aanzien van het bepaalde in dit artikel afwijkende regelen met betrekking tot destructiemateriaal B of C vaststellen.

Artikel 7

De aangifteplichtige is gehouden, zolang destructiemateriaal onder zijn berusting is, bederf of vermenging met andere stoffen tegen te gaan, zulks overeenkomstig door de directeur gegeven aanwijzingen.

Artikel 8

Aanwijzingen van de directeur omtrent de bewaring van destructiemateriaal, anders dan op grond van artikel 7, kunnen slechts strekken tot voorkoming van gevaar, schade of hinder voor de openbare gezondheid.

Paragraaf 3 Ophalen en vervoer van destructiemateriaal door of vanwege de ondernemer

Artikel 9

  • 1 De ondernemer is verplicht tot het ophalen van het destructiemateriaal van de plaats, waar dit zich ingevolge de bepalingen van deze verordening bevindt.

  • 2 Het ophalen geschiedt uiterlijk op de werkdag, volgende op die, waarop het destructiemateriaal is aangemeld, tenzij het betreft destructiemateriaal B of C, dat door de ondernemer, ingevolge een met de directeur getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

  • 3 De directeur kan ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid afwijkende regelen met betrekking tot destructiemateriaal B of C vaststellen.

Artikel 10

Het vervoer van destructiemateriaal binnen de gemeente dient langs de kortste weg plaats te vinden. De vervoerder is verplicht ervoor zorg te dragen, dat het vervoer geen sporen van het destructiemateriaal op de openbare weg nalaat.

Paragraaf 4 Overdracht

Artikel 11

  • 1 Ten dienste van de overdracht aan de ondernemer wordt destructiemateriaal A door of vanwege de directeur op de dag van aangifte dor middel van telecommunicatieapparatuur aangemeld bij de ondernemer, onder mededeling van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2 De aanmelding bij de ondernemer van destructiemateriaal B of C geschiedt door de directeur zo spoedig mogelijk, tenzij het betreft destructiemateriaal, dat door de ondernemer, ingevolge een met de directeur getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

Artikel 12

  • 1 De overdracht van destructiemateriaal geschiedt door inlading in een daarvoor bestemd vervoermiddel van de ondernemer.

  • 2 De ondernemer is verplicht de overdracht van destructiemateriaal B of C jaarlijks voor 1 maart, onder opgave van de totale hoeveelheid over het voorafgaande jaar, aan het gemeentebestuur alsmede aan de directeur te bevestigen.

Paragraaf 5 Dode honden en katten

Artikel 13 Nieuw Artikel

Omtrent de aangifte, het vervoer, het opalen en de overdracht van dode honden en katten, alsmede omtrent de afgifte daarvan aan een van gemeentewege aangewezen verzameldienst, kunnen burgemeester en wethouders na overleg met de directeur met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 van het Destructiebesluit (stb. 1958, 71), nader voorschriften geven.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 14

  • 1 De aanwijzing van materiaal, als bedoeld in artikel 2, derde lid, laatste alinea der wet, geschiedt door de burgemeester op voorstel van de directeur of de directeur gehoord; zij wordt onverwijld aan de eigenaar of houder meegedeeld.

  • 2 De directeur houdt aantekening van het ingevolge het eerste lid aangewezen destructiemateriaal.

Artikel 15

Indien de directeur dan wel de eigenaar of houder van destructiemateriaal A sectie van dit destructiemateriaal noodzakelijk of wenselijk acht, wordt de sectie verricht in een daartoe door de directeur aangewezen lokaliteit, dan wel in de daarvoor bestemde ruimte van de destructor.De eigenaar of houder is, indien de sectie niet aan de destructor geschiedt, verplicht het destructiemateriaal naar eerstgenoemde lokaliteit te vervoeren of te doen vervoeren.

Artikel 16

Deze verordening kan worden aangehaald als "Destructieverordening voor de gemeente Staphorst" en treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die van haar afkondiging. Op dat tijdstip vervalt de Destructieverordening, vastgesteld bij besluit van 26 maart 1985, goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Overijssel, afdeling 4, vmw., nr. 34140.