Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening Jeugdhulp Stede Broec 2015

Geldend van 21-05-2015 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Stede Broec 2015

De raad van de gemeente Stede Broec,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 oktober 2014;

Gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, en 12.4, tweede lid, van de Jeugdwet;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Gelezen het advies van de Commissie Samenlevingszaken 14 oktober 2014;

gelet op de doelstellingen beschreven in het Regionaal Beleidskader ‘Zorg voor Jeugd’ 2014-2018 en de uitwerking daarvan in de notitie Lokale Transitie januari 2014;

overwegende dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen voor de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, de wijze van afstemming met andere voorzieningen, de wijze waarop een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

besluit vast te stellen:

Verordening Jeugdhulp Stede Broec 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet (op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen);

gesprek: het gesprek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening;

hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

individuele voorziening: de via een verleningsbeschikking toegankelijke op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

jeugdige: in de zin van de Jeugdwet;

ondersteuningsplan: het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

ouder: in de zin van de Jeugdwet;

overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de wet, zijn vrij toegankelijke voorzieningen waarvoor geen verleningsbeschikking van het college is vereist;

PGB: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

wet: Jeugdwet;

gebiedsteam: georganiseerd multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen of hun ouders afhandelt.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    Basishulp:

    • a.

      Informatie en (opvoed)advies: hulpverlening (via loket en online), voorlichting, cursussen en trainingen;

    • b.

      opvoed- en opgroeiondersteuning: opvoedondersteuning, schoolmaatschappelijk werk; jeugdgezondheidszorg maatwerk; jongeren- en gezinscoaching;

    • c.

      casusregie en intensieve begeleiding: inzet van informele hulp en zorg; intensieve begeleiding en casemanagement, gebiedsgerichte hulp bij jeugdcriminaliteit en –overlast

  • 2.

    Niet vrij toegankelijke hulp:

    Specialistische hulp: Pleegzorg, Specialistische jeugdzorg, Persoonlijke begeleiding, verzorging en kort verblijf; Jeugdzorg Plus, Crisishulp en –opvang en Advies- en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, Residentiële hulp (OTS voor 6-18 jaar), Ernstige enkelvoudige dyslexie, Drie milieus voorzieningen (voor 12-18 jarigen met ernstige gedragsproblematiek en IQ tussen 50 en 85), Specialistische Jeugd GGZ, Generalistische basis GGZ voor jeugdigen, Specialistische ambulante hulp, Landelijk georganiseerde jeugdhulp

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat de inzet van jeugdzorg nodig is.

  • 2. De huisarts, medische specialist en jeugdarts die een jeugdige of zijn ouder(s) behandelen, stellen het college in kennis van hun verwijzing. Het college draagt zorg voor een besluit over de te verlenen individuele voorziening.

  • 3. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9.

Hoofdstuk 2 Procedure via gebiedsteam

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdige en ouder(s) die behoefte hebben aan jeugdhulp kunnen het college verzoeken om toekenning van een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.

  • 2. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdige en ouder(s) die menen een beroep te kunnen doen op een overige voorziening kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening en stellen het college in kennis van hun verwijzing naar een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.

  • 5. Het college legt de te verlenen individuele voorziening dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 5.

Artikel 5 Vooronderzoek, registratie en gespreksvoorbereiding

  • 1. Het college registreert schriftelijk de ontvangst van een hulpvraag of een verwijzing zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 2. Het college verzamelt in overleg met de jeugdige of zijn ouder (s) alle voor het gesprek over de hulpvraag noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Hiertoe behoort in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1. van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3. Zo spoedig mogelijk nadat de gegevens zijn verzameld, maakt het college een afspraak voor een gesprek.

  • 4. Indien de gegevens van de jeugdige en zijn situatie voldoende bekend zijn, kan het college afzien van de in lid 2 bedoelde verzameling van gegevens.

  • 5. Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag, kan het college in overleg met de jeugdige of zijn ouder(s) afzien van een gesprek en volstaan met een onderzoeksverslag dat voor akkoord aan de jeugdige of zijn ouder (s) wordt voorgelegd en overeenkomstig artikel 7, vierde lid, wordt behandeld. Bij een niet voor akkoord getekend onderzoeksverslag is artikel 7, vijfde lid, van toepassing.

Artikel 6 Het gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek met deskundigen en de jeugdige en/ of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat;

    • 3.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouder (s) om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • c.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • f.

      de wijze waarop de individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen, en de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de jeugdige of zijn ouder (s) conform artikel 8.1.6 van de wet in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouder (s) over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken en indien van toepassing doorgeven aan derden.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouder(s) afzien van een gesprek.

Artikel 7 Gespreksverslag of ondersteuningsplan

  • 1. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, waarin het oordeel van het college over de wenselijkheid van een individuele of overige voorziening wordt vastgelegd.

  • 2. Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van een individuele voorziening, wordt ter zake een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouder (s) een schriftelijke weergave van het gesprek en, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.

  • 4. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouder (s) worden aan het verslag en/of ondersteuningsplan toegevoegd.

Artikel 8 Aanvraag individuele voorziening

  • 1. Jeugdige en ouder (s) kunnen een aanvraag indienen om een individuele voorziening bij het college.

  • 2. Een voor akkoord ondertekend verslag van het gesprek en, in voorkomend geval, een ondertekend ondersteuningsplan kan door het college als complete aanvraag voor een individuele voorziening worden beschouwd.

  • 3. Een niet voor akkoord ondertekend verslag van het gesprek of ondersteuningsplan wordt door het college als een aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd, tenzij de jeugdige of zijn ouder (s) hebben aangegeven geen aanvraag te wensen.

Artikel 9 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      Welke de te treffen voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      Wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      Welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de voorziening verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      Welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welke individuele voorziening het PGB kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      hoe de feitelijke betaling ten laste van het PGB plaatsvindt;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouder (s) daarover in de beschikking geïnformeerd.

Hoofdstuk 3 Afweging en voorwaarden individuele voorziening

Artikel 10 Regels voor PGB

  • 1. Het college verstrekt een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1. van de wet.

  • 2. De hoogte van een PGB wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een PGB wordt vastgesteld. In de regio wordt gekozen voor drie varianten: PGB voor zorgaanbieder, voor ZZP-er en voor het sociale netwerk.

Artikel 11 Toekenning individuele voorzieningen

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag en plan, zoals bedoeld in artikel 7, vierde lid, wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouder (s) of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk gebruik te maken van een overige voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk gebruik te maken van een andere voorziening;

  • 2. Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, is afgegeven;

  • 3. Conform artikel 8. 1.1 van de wet verstrekt het college alleen een individuele voorziening in de vorm van een PGB;

    • a.

      als de jeugdige of zijn ouder (s), al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, de bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      als de jeugdige of zijn ouder (s) overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

    • c.

      als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit is;

    • d.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die door de jeugdige of zijn ouder (s) zijn aangegeven, na is te gaan of de voorziening noodzakelijk is en als goedkoopste adequate voorziening aan te merken valt

    • e.

      als de jeugdige of zijn ouder(s) de kosten die uitstijgen boven de kostprijs van de naar het oordeel van het college adequate individuele voorziening in natura, zelf willen bekostigen;

  • 4. Degene aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de individuele voorziening uitsluitend betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk indien deze persoon:

    • a.

      voor zijn diensten niet meer krijgt betaald dan in artikel 9, derde lid, onder c vastgestelde bedrag;

    • b.

      niet heeft aangegeven dat de zorg aan de ontvanger van het PGB hem te zwaar valt;

    • c.

      het PGB niet zal gebruiken voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers, en

    • d.

      op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het PGB heeft uitgeoefend bij diens besluitvorming.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 12 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouder (s) op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouder (s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouder (s) niet langer op de individuele voorziening of op het PGB zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het PGB niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouder (s) niet meer voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het PGB, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouder(s) de individuele voorziening of het PGB niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten PGB.

  • 4. Een besluit tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 13 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel;

  • 2. Het college stelt indien nodig bij nadere regeling de aanvullende kwaliteitsregels voor aanbieders van jeugdhulp vast.

    Vertrouwenspersoon

  • 3. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 4. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon

Artikel 14 Klachtenregeling

Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouder (s) afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Stede Broec 2015

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van oktober 2014,
De griffier, de voorzitter,