Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland, wijziging 2016

Geldend van 04-12-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland, wijziging 2016

De gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec;

Gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 september 2015;

Overwegende dat:

Als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 januari 2015 de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland aangepast moet worden voor 1 januari 2016;

Besluiten:

de Gemeenschappelijke regeling "Recreatieschap Westfriesland" als volgt te wijzigen zodat deze nadien als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. Ingesteld wordt een openbaar lichaam genaamd Recreatieschap Westfriesland.

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Stede Broec.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Algemeen bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 5;

  • 2.

    Dagelijks bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 13;

  • 3.

    Gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • 4.

    Lichaam: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 1;

  • 5.

    Samenwerkingsgebied: het grondgebied van de deelnemende gemeenten;

  • 6.

    Centrumgemeente: de gemeente Stede Broec, onderdeel uitmakend van de SED organisatie.

Hoofdstuk II TAAK EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 3

Het lichaam heeft tot taak de behartiging van de belangen van de openluchtrecreatie en het landschap in het samenwerkingsgebied. Het zal deze taak onder meer behartigen door:

  • 1.

    de vaststelling en uitvoeren van het recreatieve beleid, met name van het Landschapsplan Westfriesland en het Natuur- en Recreatieplan Westfriesland;

  • 2.

    het beheren van de bestaande recreatieterreinen en voorzieningen.

Artikel 4

Aan het algemeen bestuur van het Lichaam worden toegekend de bevoegdheden, zowel van regeling als van bestuur, die de wet aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente toekent met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken, met inbegrip van:

  • 1.

    de bevoegdheid om in overleg met de deelnemende gemeenten verordeningen vast te stellen, door strafbepalingen en/of bestuursdwang te handhaven;

  • 2.

    de bevoegdheid verordeningen vast te stellen tot heffing van rechten als bedoeld in artikel 228 en 229 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk III ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 5

  • 1. Het Lichaam heeft een algemeen bestuur.

  • 2. Aan het algemeen bestuur komen in het kader van deze regeling alle taken en bevoegdheden toe, tenzij deze uitdrukkelijk aan een ander orgaan zijn opgedragen.

Artikel 6

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat per deelnemende gemeente uit één lid, dat door de gemeenteraad uit de colleges van burgemeester en wethouders wordt aangewezen. De gemeenteraad wijst tevens uit het college van burgemeester en wethouders een of meer personen aan die als plaatsvervangend lid kunnen optreden. Aan een plaatsvervangend lid komt dezelfde rechten toe als aan het lid dat hij vervangt.

  • 2. Voor de stemverhouding wordt uitgegaan van gewogen en gekwalificeerde meerderheid. Dit houdt in dat om een besluit te kunnen nemen een meerderheid van aantal gemeenten die een meerderheid van het aantal inwoners in Westfriesland vertegenwoordigen, benodigd is.

  • 3. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners van de deelnemende gemeenten, als bedoelt in het voorgaande lid, worden aangehouden de per 1 januari van elk jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 7

  • 1. Behalve in de gevallen als waarin de Wet gemeenschappelijke regelingen dit al heeft bepaald en onverminderd het bepaalde in artikel 12 eindigt het lidmaatschap van het algemeen bestuur.

    • .

      indien de gemeenteraad welke het lid heeft aangewezen besluit de deelneming aan deze regeling te beëindigen;

    • .

      tussentijds op eigen verzoek;

  • 2. Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt, wordt ten spoedigste, doch in elk geval binnen twee maanden een nieuw lid aangewezen.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur, aftredend ingevolge het bepaalde in het eerste lid sub b, blijven als zodanig fungeren tot dat de in het tweede lid bepaalde aanwijzingen hebben plaatsgevonden.

  • 4. Hij, die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is aangewezen, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 8

Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is het gestelde in artikel 22 van Wet gemeenschappelijke regelingen onverkort van toepassing.

Artikel 9

(vervallen)

Artikel 10

  • 1. Indien een of meer leden van de gemeenteraad inlichtingen verlangen van een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door deze gemeenteraad, wordt een daartoe strekkend verzoek schriftelijk ingediend bij de voorzitter van die gemeenteraad.

  • 2. Dit verzoek moet kort en duidelijk geformuleerd zijn.

  • 3. Het verzoek om inlichtingen mag alleen betrekking hebben op de belangen ter behartiging waarvan deze gemeenschappelijke regeling is getroffen.

  • 4. De voorzitter als bedoeld in het eerste lid brengt het verzoek onmiddellijk ter kennis van het lid van het algemeen bestuur waarvan inlichtingen worden verlangd.

  • 5. Binnen 30 dagen na de ontvangst dient het lid van het algemeen bestuur dit verzoek om inlichtingen schriftelijk te beantwoorden en deze beantwoording in te dienen bij de desbetreffende gemeenteraad. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden geeft het betrokken lid van het algemeen bestuur de voorzitter voornoemd daarvan gemotiveerd bericht.

Artikel 11

De gemeenteraad kan besluiten dat het door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur zich mondeling dan wel schriftelijk dient te verantwoorden voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. De gemeenteraad stelt daarbij tevens de termijn vast waarbinnen deze verantwoording moet plaatsvinden.

Artikel 12

De gemeenteraad is bevoegd het door hem aangewezen lid in het algemeen bestuur tussentijds ontslag te verlenen wanneer het lid verzuimt te voldoen aan het gestelde in de artikelen 10 en 11 van deze regeling dan wel anderszins het vertrouwen van de gemeenteraad hebben verloren. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 Gemeentewet van toepassing.

Hoofdstuk IV DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 13

  • 1. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur wordt benoemd in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, de voorzitter inbegrepen.

Artikel 14

  • 1. Het dagelijks bestuur kan in een reglement van orde regelen de verdeling van de portefeuilles, de verantwoordelijkheden van de portefeuillehouders, de wijze waarop, indien nodig, wordt vergaderd, de oproeping voor de vergadering en al het nodige om goed te kunnen functioneren.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur, aftredend als lid van het algemeen bestuur ingevolge het bepaalde in artikel 7, eerste lid, sub b, blijven als zodanig fungeren totdat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde benoemingen hebben plaatsgehad.

Artikel 15

(vervallen)

Artikel 16

  • 1. Indien een of meer leden van het algemeen bestuur inlichtingen verlangt/verlangen van het dagelijks bestuur, dient/dienen hij/zij daartoe een schriftelijk verzoek bij de voorzitter in.

  • 2. De gevraagde inlichtingen worden verstrekt binnen 30 dagen nadat het daartoe strekkende verzoek is ontvangen. Indien dit niet binnen deze termijn kan plaatsvinden dan krijgt het algemeen bestuur daarvan gemotiveerd bericht.

  • 3. Het verzoek alsmede de daarop verstrekte inlichtingen worden door de voorzitter onverwijld aan de leden van het algemeen bestuur meegedeeld.

  • 4. In de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling als bedoeld in het voorgaande lid geeft het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur de gelegenheid ter zake nadere mondelinge inlichtingen aan het dagelijks bestuur of aan een of meer leden van het dagelijks bestuur te vragen.

  • 5. Tijdens de vergadering als bedoeld in het voorgaande lid kunnen het dagelijks bestuur of een of meer leden van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur worden verzocht zich te verantwoorden aangaande het beleid dat is of wordt gevoerd ten aanzien van het onderwerp waarover inlichtingen zijn gevraagd.

  • 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van toepassing.

Artikel 17

  • 1. Door een of meer leden van de raden van de aan de regeling deelnemende gemeenten kan/kunnen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter schriftelijk inlichtingen worden gevraagd aangaande de belangen waarvan de behartiging bij of krachtens deze gemeenschappelijke regeling aan het Lichaam is opgedragen.

  • 2. De gevraagde informatie wordt binnen een termijn van 30 dagen verstrekt. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden geeft het betrokken bestuursorgaan de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht.

  • 3. De vragen met de antwoorden worden door het betrokken bestuursorgaan onverwijld aan de raden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten en aan de vragensteller meegedeeld.

Hoofdstuk V CENTRUMGEMEENTE

Artikel 18

  • 1. De centrumgemeente is belast met de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het Lichaam alsmede met de aansturing van de organisatie en het dagelijks beheer van de projecten binnen de in de artikelen 3 en 4 vermelde taken en bevoegdheden van het Lichaam.

  • 2. De met de in lid 1 gepaard gaande kosten zullen jaarlijks in de begroting van het Recreatieschap worden opgenomen en worden verrekend op basis van het gestelde in artikel 23 van deze regeling.

  • 3. De artikelen 56, 57 en 58 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VI VOORZITTER

Artikel 19

  • 1. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter en benoemt deze als zodanig. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn niet afkomstig uit dezelfde gemeente.

  • 2. De aanwijzing van de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter geschiedt voor de duur van de zittingsperiode van het algemeen bestuur. Hij blijft in functie tot het moment waarop overeenkomstig het in het eerste dan wel vierde lid bepaalde in zijn opvolging is voorzien.

  • 3. De overige leden van het dagelijks bestuur, in een bepaalde volgorde aan te wijzen, vervangen de voorzitter bij diens, afwezigheid of ontstentenis.

  • 4. Indien het voorzitterschap van het algemeen bestuur tussentijds beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur in eerstvolgende vergadering bijeen met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde een nieuwe voorzitter.

Artikel 20

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. Hij tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. Hij vertegenwoordigt het Lichaam in- en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente, die partij is in een geding waarbij het Lichaam betrokken is, oefent een ander lid van het dagelijks bestuur, door dit bestuur aan te wijzen, deze bevoegdheid uit.

  • 4. Diegene, die bevoegd is het Lichaam in en buiten rechte te vertegenwoordigen als bedoeld in het derde lid, kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde toevertrouwen.

Artikel 21

(vervallen)

Hoofdstuk VII COMMISSIES

Artikel 22

Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

Hoofdstuk VIII FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 23

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt een ontwerpbegroting vast.

  • 2. Uiterlijk 15 april en 8 weken voordat de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, zendt het dagelijks bestuur deze toe aan de raden.

  • 3. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 4. De raden beraadslagen over de ontwerp-begroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 5. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 23a

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. In de begroting wordt aangegeven de naar raming voor elke deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage per inwoner.

  • 3. Voor de berekening van de in het voorgaand lid bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is, volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingsgegevens.

  • 4. Na vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

Artikel 23b

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De raden kunnen binnen zes weken na toezending van de jaarrekening het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken.

  • 3. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij de jaarrekening, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening aan gedeputeerde staten binnen twee weken na vaststelling hiervan, maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling aan de raden.

Artikel 24

  • 1. Met betrekking tot de regels op het gebied van administratie en het beheer van vermogenswaarden is de betreffende verordening van de centrumgemeente van toepassing.

  • 2. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.

  • 3. Met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden is de betreffende verordening van de centrumgemeente van toepassing. Deze regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

  • 4. Indien bij de uitvoering van de in lid 1 en 3 bedoelde verordeningen mocht blijken dat deze niet volledig dan wel inadequaat toepasbaar zijn, kan het algemeen bestuur, na overleg met het college van de centrumgemeente, besluiten aan de bepalingen uit deze verordeningen specifieke bepalingen toe te voegen en/of bepalingen uit die verordeningen niet van toepassing te verklaren of eigen beleid op te stellen.

Hoofdstuk IX GARANTIEBEPALINGEN

Artikel 25

  • 1. De deelnemende gemeenten staan gezamenlijk garant voor de tijdig en volledige betaling van rente en aflossing, boeten en kosten van door het dagelijks bestuur onder goedkeuring van het algemeen bestuur gesloten en af te sluiten kasgeldleningen, langlopende geldleningen en in rekening courant opgenomen kredieten, voor zover ter zake door andere overheidsorganen geen garantie is of wordt gegeven.

  • 2. Het is het eerste lid bedoelde garant staan door de deelnemende gemeenten geschiedt op basis van de per 1 januari van dat jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Hoofdstuk X HET PERSONEEL

Artikel 26

  • 1. Het Lichaam kan noch op basis van een publiekrechtelijke arbeidsverhouding, noch op basis van een privaatrechtelijke arbeidsverhouding personen in dienst nemen.

  • 2. Het personeel is in dienst van de centrumgemeente.

Artikel 27

  • 1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur wijzen ten behoeve van de uitvoering van hun taken een secretaris aan, die geen deel uitmaakt van het algemeen bestuur, noch van het dagelijks bestuur.

  • 2. De secretaris is aanwezig bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. De secretaris heeft in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur geen stemrecht.

  • 4. De secretaris heeft een adviserende rol en is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de Voorzitter in alles, wat hun taak betreft, behulpzaam.

  • 5. De secretaris als bedoeld in het eerste lid maakt verslagen van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 6. De secretaris ondertekent mede alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

Hoofdstuk XI TOETREDING EN UITTREDING

Artikel 28

  • 1. Over een verzoek tot toetreding door andere dan aan de vigerende gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland deelnemende gemeenten besluit het algemeen bestuur bij ten minste drie kwart meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. In dat besluit kan de toetreding afhankelijk worden gesteld van de voldoening aan bepaalde voorwaarden door de gemeente die tot de regeling wenst toe te treden.

  • 2. Terstond na de toetreding wijst de raad van de toetredende gemeente het lid en één of meer plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur aan.

Artikel 29

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van haar organen aan het algemeen bestuur.

  • 2. Uittreding kan, behoudens door het algemeen bestuur toe te stane afwijking, slechts plaatsvinden per 1 januari van het jaar volgend op dat waarin het besluit tot uittreding is genomen.

  • 3. Na ontvangst van de besluiten als bedoeld in het eerste lid verleent het dagelijks bestuur aan een in overleg met de uittredende gemeente aan te wijzen deskundige opdracht om een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten. Daarbij wordt tevens een afkoopsom berekend als bijdrage in ander relevante kosten. De kosten van dit plan komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 4. Nadat het in het voorgaande lid bedoelde plan door het algemeen bestuur is vastgesteld, is de uittredende gemeente gehouden om binnen een termijn van zes maanden na de goedkeuring van dit plan de daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen aan het lichaam te voldoen. Eerst na de voldoening hiervan is de uittredende gemeente van haar financiële verplichtingen jegens de overig gemeenten en het lichaam ontslagen.

Hoofdstuk XII WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 30

  • 1. Zowel het de leden van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur, de colleges van de deelnemende gemeenten als de raden kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen.

  • 2. Wijziging van de regeling, daaronder mede verstaan aanvulling met of schrapping van woorden of bepalingen, vindt plaats bij eensluidend besluit van twee derde van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, waarin tenminste de helft van het aantal inwoners van het grondgebied woont, met dien verstande dat voor wijziging van de belangen, vermeld in artikel 3, de instemming is vereist van de bestuursorganen van elk der deelnemende gemeenten.

  • 3. Voor zover de wijziging betrekking heeft op een verordenende bevoegdheid regelt het algemeen bestuur de gevolgen van wijziging voor de algemeen verbindende voorschriften.

Artikel 31

  • 1. De regeling wordt opgeheven, wanneer de raden en/of de Colleges van Burgemeester en Wethouders van tenminste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten waarin tenminste tweederde deel van de bevolking van het grondgebied woonachtig is daartoe besluiten.

  • 2. In geval van opheffing van de regeling regelt het algemeen bestuur de financiële gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt niet vastgesteld dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten zijn gehoord.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het voorziet tevens in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel van het Recreatieschap.

  • 5. De algemeen verbindende voorschriften die krachtens de regeling zijn uitgevaardigd, vervallen door de opheffing van de regeling. Zij behouden hun rechtskracht voor besluiten onder de werking van deze voorschriften genomen.

  • 6. Alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam gaan bij de vereffening over naar de deelnemers aan de regeling, naar evenredigheid van de grootte van hun bijdrage aan de gemeenschappelijke regeling in het jaar voorafgaande aan de opheffing.

  • 7. Het openbaar lichaam blijft voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

Hoofdstuk XIII OVERGANGS-, SLOT-, EN CITEERARTIKEL

Artikel 32

Ten aanzien van de archiefbescheiden van het Lichaam zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, alsmede die omtrent het toezicht daarop zoals die voor de SED organisatie zijn of nader zullen worden vastgesteld van overeenkomstige toepassing, tenzij het Lichaam hier zelf in heeft voorzien.

Artikel 33

  • 1. Geschillen omtrent de toepassing van deze regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van één of meer gemeenten en het bestuur van het openbaar lichaam Recreatieschap Westfriesland worden beslist door een geschillencommissie;

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke personen, die in onderling overleg tussen partijen worden benoemd. Elk der partijen benoemt een lid. Het derde lid, tevens voorzitter van de geschillencommissie, wordt benoemd op voordracht van beide partijen;

  • 3. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de benoeming, wordt de bemiddeling ingeroepen van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

  • 4. De wijze van behandeling van het geschil wordt door de geschillencommissie geregeld;

  • 5. De geschillencommissie doet haar uitspraak in de vorm van een zwaarwegend advies.

Artikel 34

Het gemeentebestuur van Stede Broec draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot wijziging, toe - en uittreding aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

Artikel 35

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. De regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 36

Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Recreatieschap Westfriesland.

Ondertekening

Aldus besloten in de raad van de gemeente d.d.
De griffier, De voorzitter,
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d.
De burgemeester, De secretaris,