Regeling vervallen per 21-07-2011

Verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de onttrekking van woonruimte

Geldend van 24-01-2008 t/m 20-07-2011

Intitulé

Verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de onttrekking van woonruimte

De raad der gemeente Stede Broec;

gelezen het voorstel van 16 juli 2007 gedateerd16 juli 2007;

gelet op Artikel 149 van de Gemeentewet en Artikel 2 van de Huisvestingswet;

b e s l u i t:

vast te stellen de: verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de onttrekking van woonruimte

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • b.

    corporatie: toegelaten instelling als bedoeld in Artikel 70 van de Woningwet of een gemeentelijk woningbedrijf;

  • c.

    economische binding: het daaromtrent in Artikel 1, lid 1, sub l, van de Huisvestingswet bepaalde;

  • d.

    eigenaar: het daaromtrent in Artikel 1, lid 2, van de Huisvestingswet bepaalde;

  • e.

    gebruiksoppervlakte: het totaal van de tussen omsluitende wanden gelegen vloeroppervlakte van de ruimten in een woonruimte

  • f.

    publicatie woningaanbod: het periodiek openbaar gemaakt of aan woningzoekenden toegezonden aanbod van voor verhuur beschikbaar komende woonruimte, waarop elke woningzoekende of de woningzoekende waaraan het aanbod is toegezonden op eigen initiatief kan reageren;

  • g.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer per¬sonen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren

  • h.

    huur/inkomenstabel: de door burgemeester en wethouders vast te stellen tabel, waarin de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij tenminste en ten hoogste toegestane inkomen is opgenomen;

  • i.

    huurprijs: het daaromtrent in Artikel 1, sub 1, sub j, van de Huisvestingswet bepaalde;

  • j.

    huurprijsgrens: de aftoppingsgrenzen zoals bedoeld in Artikel 20, lid 2, van de Wet op de huurtoeslag;

  • k.

    huurwoning: een woonruimte waarvoor de gebruiker een vergoeding is verschuldigd, of ten aanzien waarvan de gebruiker een huurovereenkomst is aangegaan;

  • l.

    inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in Artikel 14, lid 1 van de Wet op huurtoeslag; inschrijfduur: de termijn dat een woningzoekende van tenminste 18 jaar, die niet zelfstandig een in de regio gelegen huurwoning bewoont, bij een verhuurder staat ingeschreven voor een voor verhuur beschikbaar komende woning;

  • m.

    klachtencommissie: de commissie als bedoeld in Artikel 4, lid 2, van de Huisvestingswet;

  • n.

    koopprijsgrens: de door burgemeester en wethouders vast te stellen grens;

  • o.

    leegstaan: het daaromtrent in Artikel 1, lid 1, sub i, van de Huisvestingswet bepaalde;

  • p.

    maatschappelijke binding: het daaromtrent in Artikel 1, lid 1, sub m, van de Huisvestingswet bepaalde;

  • q.

    onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in Artikel 30, lid 1, van de Huisvestingswet;

  • r.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning;

  • s.

    regio: de gemeenten die zijn gelegen in het gebied van het voormalige Samenwerkingsorgaan Westfriesland;

  • t.

    standplaats: een standplaats als bedoeld in Artikel 1, lid 1, sub h, van de Woningwet;

  • u.

    starter: een huishouden dat na verhuizing, hoofdbewoner wordt en nieuw gevormd is, zoals iemand die voor het eerst zelfstandig gaat wonen of na een relatieverbreking;

  • v.

    urgentiecommissie: de door burgemeester en wethouders aan te wijzen commissie die burgemeester en wethouders adviseert ter zake van Artikel 10;

  • w.

    woonduur: de onafgebroken periode gedurende welke een woningzoekende de huidige in de regio gelegen huurwoning zelfstandig bewoont en op dat adres ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA);

  • x.

    woonruimte: het daaromtrent in Artikel 1, lid 1, sub b, van de Huisvestingswet bepaalde;

  • y.

    woonwagen: als bedoeld in Artikel 1, lid 1, sub e, van de Woningwet.

Hoofdstuk 2 Verdeling van huurwoningen

Paragraaf 2 Huurprijsgrens

Artikel 2

  • 1.

    Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten in eigendom van een corporatie met een huurprijs beneden de huurprijsgrens.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de toepassing van deze verordening mede van toepassing is op verhuurders van huurwoningen, niet zijnde een corporatie, met een huurprijs beneden de huurprijsgrens.

Artikel 3

In afwijking van het bepaalde in Artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:

  • a.

    woonruimten, bestemd voor inwoning, als bedoeld in Artikel 6, lid 1, van de Huisvestingswet;

  • b.

    zorg en aanleunwoningen, die als zodanig zijn aangemerkt door burgemeester en wethouders, waarvoor de toewijzing via een indicatie van de indicatiecommissie als bedoeld in Artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geschiedt;

  • c.

    onzelfstandige woonruimten;

  • d.

    ligplaatsen voor een woonschip;

  • e.

    standplaatsen voor een woonwagen.

    Paragraaf 3 Huisvestingsovereenkomst

Artikel 4

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen met de in hun gemeente werkzame corporatie(s) een overeenkomst afsluiten als bedoeld in Artikel 4, lid 1, van de Huisvestingswet.

  • 2.

    Indien burgemeester en wethouders gebruik maken van het bepaalde in lid 1 wordt een klachtencommissie ingesteld met inachtneming van het bepaalde in Artikel 4, lid 2, van de Huisvestingswet.

    Paragraaf 4 Lokaal maatwerk

Artikel 5

  • 1.

    Op lokaal niveau kan de woonruimteverdeling, nadere invulling krijgen. Het lokaal maatwerk is aanvullend op de regels van deze Verordening.

  • 2.

    Afspraken in het kader van lid 1 worden vastgelegd in de in Artikel 4, lid 1, bedoelde overeenkomst(en);

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in overleg met de corporatie, als onderdeel van lokaal maatwerk als bedoeld in lid 1, voorschriften in de overeenkomst opnemen over:

  • -

    de grootte van het huishouden in relatie tot de grootte van de woonruimte;

  • -

    het inkomen van het huishouden in relatie tot de huurprijs van de woning.

    Paragraaf 5 Vraag en aanbod

Artikel 6

  • 1.

    De corporatie dient haar voor verhuur vrijkomende woonruimte door publicatie of toezending aan woningzoekenden aan te bieden, onder vermelding van in ieder geval:

  • a.

    het adres van de woonruimte;

  • b.

    het woningtype;

  • c.

    de huurprijs van de woonruimte;

  • d.

    de voorwaarde waaraan woningzoekende moeten voldoen om voor toewijzing van de woonruimte in aanmerking te komen;

  • e.

    de wijze waarop en de termijn waarbinnen woningzoekenden op het gepubliceerd woningaanbod kunnen reageren;

  • f.

    de eigenaar of verhuurder van de woonruimte;

  • 2.

    De voorwaarden bedoeld in lid 1, sub d, behoeven vooraf instemming van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Inschrijven als woningzoekende is noodzakelijk indien geen woonduur wordt opgebouwd. Bij toepassing van het distributiesysteem is inschrijven voor de toewijzing van woonruimte altijd noodzakelijk. Woonduur wordt uitsluitend toegekend indien bij vertrek de woning leeg en voor verhuur wordt achtergelaten. Er kan uitsluitend een beroep op woonduur worden gedaan als de woningzoekende bij de verhuurder staat geregistreerd.

  • 4.

    De corporatie dient de woningzoekende die voor een overeenkomstig lid 1 aangeboden woonruimte in aanmerking komt te selecteren uit de woningzoekenden die op de betreffende te huur aangeboden woonruimte hebben gereageerd en aan de in lid 1, sub d, bedoelde voorwaarden voldoen.

    De corporatie dient daarbij de volgende volgordecriteria in acht te nemen:

  • a.

    de woningzoekende met respectievelijk de langste woonduur c.q. inschrijfduur;

  • b.

    bij toepassing van de volgordecriteria als bedoeld in sub a zijn, voor wat betreft de woonduur, de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie bepalend;

  • c.

    bij de toewijzing van een aangeboden woonruimte wordt geen onderscheid gemaakt tussen woonduur en inschrijfduur.

  • a.

    Door of namens burgemeester en wethouder wordt zorggedragen voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

  • b.

    Het bepaalde onder sub a heeft eveneens betrekking op woningzoekenden, die een beroep kunnen doen op de woonduurregeling.

  • c.

    Voor zover dat verplicht is gesteld dient de inschrijving of registratie zoals bedoeld onder sub a jaarlijks te worden verlengd.

  • d.

    Voor de inschrijving als bedoeld onder sub a of de verlenging als bedoeld onder sub c kunnen door burgemeester en wethouders, of indien de inschrijving namens burgemeester en wethouders plaatsvindt, onder goedkeuring van burgemeester en wethouders, inschrijvingskosten c.q. kosten voor verlening van de inschrijfduur worden vastgesteld.

  • 6.

    Woningzoekenden die een huurwoning in de regio leeg en voor verhuur beschikbaar achterlaten en waarvan de huidige huur is gelegen beneden de op basis van Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar en waarvan de huur van de aangeboden woning boven de op basis van de Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar is gelegen, ontvangen, in aanvulling op de feitelijke situatie, een extra woonduur van vijf jaar.

  • 7.

    De eigenaren van woonruimte dienen openbaar bekend te maken:

  • a.

    de woonduur en/of inschrijfduur van de woningzoekende aan wie de woonruimte is toegewezen, alsmede de woningen die met urgentie zijn toegewezen;

  • b.

    de woningen die niet overeenkomstig lid 1 zijn toegewezen;

  • c.

    het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing, indien overeenkomstig het bepaalde in lid 9, de woonruimte wordt toegewezen op basis van het distributiesysteem.

  • 8.

    Indien de woonruimte een aangewezen specifieke seniorenwoning betreft,worden in afwijking van het bepaalde in lid 4, geen inschrijf- c.q. woonduurjaren opgebouwd, indien betrokkene de leeftijd van 50 jaar nog niet heeft bereikt.

  • 9.

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de corporatie afwijking toestaan van het bepaalde in lid 1 tot en met 3, indien aannemelijk wordt gemaakt dat toewijzing van woonruimte plaats vindt met inachtneming van het bepaalde in de huisvestingsovereenkomst, zoals bedoeld in Artikel 4.

  • 10.

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de corporatie, in afwijking van het bepaalde in lid 1, akkoord gaan met toewijzing van woonruimte op basis van het distributiesysteem. Indien deze toestemming wordt verleend dient de corporatie de voor verhuur vrijkomende woonruimte schriftelijk aan te bieden aan een woningzoekende die daarvoor op grond van de in lid 4 genoemde volgordecriteria en de overige van toepassing zijnde voorwaarden in aanmerking komt. De corporatie kan daarbij kiezen voor een meervoudige aanbieding.

  • 11.

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de corporatie afwijking

  • 12.

    toestaan van het bepaalde in lid 4 indien, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, bijzondere omstandigheden zich verzetten tegen toewijzing van de woonruimte.

    Paragraaf 6 Melding van leegstaan en de Leegstandwet

Artikel 7

Zodra het leegstaan van woonruimte langer duurt dan twee maanden is de corporatie verplicht daarvan melding te doen aan burgemeester en wethouders.

Artikel 8

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de aanvrager een vergunning op grond van de Leegstandwet voor tijdelijke verhuur indien het bepaalde in de Leegstandwet zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    De aanvraag van een vergunning als bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De beslissing op de aanvraag wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de aanvrager.

  • 4.

    In de vergunning als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    de woonruimte waarop zij betrekking heeft;

  • b.

    de naam van degene aan wie de vergunning is verstrekt;

  • c.

    het tijdvak waarvoor de vergunning is verstrekt;

  • d.

    de huurprijs waartegen de woonruimte ten hoogste mag worden verhuurd.

    Paragraaf 7 Urgentie

Artikel 9

De gemeenteraad stelt een urgentiecommissie in die burgemeester en wethouders bindend advies uitbrengt omtrent de urgentie van de woningzoekende.

Artikel 10

  • 1.

    De woningzoekende kan een aanvraag indienen tot het verlenen van urgentie bij de toewijzing van passende woonruimte.

  • 2.

    De aanvraag zoals bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij de corporatie en gericht aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het verlenen van urgentie als bedoeld in lid 1 houdt in het verlenen van een extra woonduur of inschrijfduur van vier jaar.

  • 4.

    Urgentie kan worden verleend aan woningzoekenden die voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    medisch: medisch geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met medische omstandigheden permanent ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun woonsituatie. Er kan alleen een beroep worden gedaan op deze omstandigheid indien bij de aanvraag een verklaring wordt overgelegd van een professionele medische, psychiatrische en/of sociale hulpverleningsinstantie, zonodig aangevuld met een advies van de GGD;

  • b.

    sociaal: sociaal geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met sociale of psychische omstandigheden ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun huidige woonsituatie. Er kan alleen een beroep worden gedaan op deze omstandigheid indien dit blijkt uit een proces-verbaal van de politie, zo mogelijk aangevuld met gegevens van justitie en/of een professionele sociale hulpverleningsinstantie en indien gewenst een advies van de corporatie;

  • c.

    economisch en maatschappelijk: economisch en maatschappelijk geïndiceerden zijn woningzoekenden die beschikken over een economische of maatschappelijke binding. Van een dergelijke omstandigheid kan sprake zijn indien door het aanvaarden van een werkkring in de regio de woonwerk afstand onoverkomelijk is waarbij tevens van invloed zijn: de spanning op de arbeidsmarkt, de financiële mogelijkheden van de aanvrager, de gepleegde inspanningen van de werkgever en het belang van de regionale samenleving;

  • d.

    echtscheiding/verbreken samenleving: zijn woningzoekenden die van echt scheiden of hun samenwoning verbreken. Urgentie op deze grond kan uitsluitend aan één gewezen partner worden verleend en uitsluitend, indien:

  • a.

    de woningzoekende op grond van de wet of een rechterlijke uitspraak geheel met de zorg voor zijn minderjarige kind(eren) is belast;

  • b.

    er aantoonbaar een poging is gedaan om het huur/kooprecht van de huidige woning te behouden en dit niet is geslaagd.

  • e.

    financieel: financieel geïndiceerden zijn woningzoekenden die buiten hun schuld te maken hebben met een grote inkomensachteruitgang door acute en/of onvoorziene omstandigheden waardoor de huidige woonruimte niet langer betaalbaar is;

  • f.

    leefbaarheid: hieronder vallen woningzoekenden met ernstige relationele problemen met buren of buurt, waardoor sprake is van een acuut woonprobleem, waarbij de woningzoekende, de verhuurder en hulpverlenende instantie alles in het werk hebben gesteld de situatie weer leefbaar te maken. Er kan alleen een beroep worden gedaan op deze omstandigheid indien dit blijkt uit een proces-verbaal van de politie, zo mogelijk aangevuld met gegevens van justitie en/of een professionele hulpverleningsinstantie en indien gewenst een advies van de corporatie.

  • 5.

    Urgentie kan uitsluitend worden verleend aan woningzoekenden die ingezetenen zijn, dan wel beschikken over een economische of maatschappelijke binding, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in Artikel 13c, lid 1, van de Huisvestingswet en over de Nederlandse nationaliteit beschikken dan wel in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel in Nederland en buiten hun schuld in een dusdanige situatie verkeren dat zij op korte termijn andere woonruimte behoeven en naar verwachting bij toepassing van de in Artikel 6, lid 4, bedoelde volgordecriteria niet binnen die termijn andere woonruimte zullen krijgen en hun betreffende situatie niet op andere wijze kunnen oplossen.

  • a.

    De in lid 3 bedoelde urgentie geldt voor een termijn van vier maanden;

  • b.

    b. Indien de woningzoekende met een urgentie zoals bedoeld in lid 3, niet binnen de vastgestelde termijn woonruimte heeft gevonden, wordt binnen een termijn van vier maanden eenmalig een passende woonruimte aangeboden. Deze laatstgenoemde termijn kan worden verlengd met vier maanden indien geen passend aanbod beschikbaar is gekomen;

  • c.

    Bij de woningaanbieding zoals bedoeld onder sub b wordt geen rekening gehouden met specifieke woonwensen zoals wijkvoorkeur en woningtype;

  • d.

    Indien het woningaanbod zoals bedoeld onder sub b wordt geweigerd vervalt de op basis van het derde lid toegekende urgentie.

  • 7.

    In afwijking van het bepaalde onder lid 6 wordt, indien het distributiemodel van toepassing is, aan een woningzoekende met een urgentie, binnen een termijn van maximaal 8 maanden eenmalig een passende woonruimte aangeboden. Het bepaalde in lid 6, sub c en d, is daarbij van toepassing.

  • 8.

    De termijn zoals bedoeld in lid 6 kan eenmalig met 4 maanden

    worden verlengd.

Artikel 11

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op de in Artikel 10, lid 2, bedoelde aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag en de daarbij over te leggen bescheiden en brengen de beslissing ter kennis van de aanvrager;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in lid 1 voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 12

  • 1.

    Burgemeester en wethouders trekken een urgentieverklaring in, indien:

  • a.

    aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentie niet meer wordt voldaan;

  • b.

    de urgentie is verstrekt op grond van gegevens waarvan de houder van de urgentie wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • c.

    de houder van de urgentie daarom verzoekt.

  • 2.

    De urgentieverklaring vervalt automatisch indien de houder van de urgentie na de afgifte van de urgentie zelfstandige woonruimte in gebruik heeft genomen.

  • 3.

    De urgentieverklaring vervalt indien de termijn waarvoor zij is verstrekt is verstreken.

Hoofdstuk 3 Bijzondere woonvormen

Paragraaf 8 Standplaatsen voor woonwagens en huurwoonwagens

Artikel 13

  • 1.

    Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders een standplaats in gebruik te nemen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen toestemming voor het in gebruik nemen van een standplaats en/of een huurwoonwagen, welke is toegewezen overeenkomstig het bepaalde in Artikel 15.

Artikel 14

  • 1.

    Burgemeester en wethouders leggen een register van standplaatszoekenden en/of huurwoonwagenzoekenden aan.

  • 2.

    De standplaatszoekenden en/of huurwoonwagenzoekenden worden opgenomen in het register bedoeld in lid 1 onder vermelding van de gegevens die nodig zijn om de volgorde als bedoeld in Artikel 15 te bepalen.

  • 3.

    De standplaatszoekenden en/of huurwoonwagenzoekenden ontvangen schriftelijk bericht van de inschrijving.

  • 4.

    De inschrijving als standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende vervalt indien:

  • a.

    de standplaatszoekende een door burgemeester en wethouders toegewezen standplaats en/of woonwagen heeft aanvaard;

  • b.

    de standplaatszoekende tweemaal een door burgemeester en wethouders aangeboden standplaats en/of woonwagen zonder geldige reden heeft geweigerd;

  • c.

    de standplaatszoekende en/of woonwagenzoekende andere woonruimte heeft geaccepteerd.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in lid 4, sub b en c, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de inschrijving niet te doen vervallen, indien de standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende naar hun oordeel aannemelijk maakt, dat er sprake is van bijzondere medische en/of sociale omstandigheden, welke het weigeren van de standplaats c.q. het accepteren van de huurwoonwagen, rechtvaardigen.

  • 6.

    De standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende wordt binnen 4 weken na het vervallen van de inschrijving daarvan in kennis gesteld.

Artikel 15

  • 1.

    Burgemeester en wethouders wijzen een standplaats en/of een woonwagen, zoals bedoeld in Artikel 1, toe aan een standplaatszoekende op basis van de prioriteiten:

  • a.

    eerste prioriteit hebben standplaats- en/of woonwagenzoekenden, die bloed- of aanverwanten zijn tot en met de derde graad van degenen die met toestemming van burgemeester en wethouders een standplaats innemen op het woonwagencentrum waartoe de toe te wijzen standplaats behoort c.q. woonruimte hebben betrokken maar hechten aan terugkeer naar het woonwagencentrum waartoe de toe te wijzen standplaats behoort;

  • b.

    tweede prioriteit hebben standplaats- en/of woonwagenzoekenden die een standplaats innemen op het woonwagencentrum waartoe de toe te wijzen standplaats en/of woonwagen behoort en in aanmerking willen komen voor een andere standplaats en waarbij de standplaats die wordt verlaten leeg wordt opgeleverd en voor verhuur beschikbaar komt;

  • c.

    derde prioriteit hebben de overige standplaats- en/of woonwagenzoekenden.

  • 2.

    De onderlinge volgorde van standplaats- en/of woonwagenzoekenden met dezelfde prioriteit wordt bepaald door de datum van inschrijving in het register van standplaats- en/of woonwagenzoekenden met dien verstande dat de kandidaat die het langst staat ingeschreven de hoogste prioriteit heeft.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders wijzen slechts een woonwagenstandplaats toe indien de standplaatszoekende kan aantonen dat daarop binnen een termijn van 3 maanden na het aangaan van de huurovereenkomst, een woonwagen zal worden geplaatst. Op verzoek kunnen burgemeester en wethouders deze termijn met 3 maanden verlengen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen slechts een huurwoonwagen toewijzen indien aan betrokkene tevens een standplaats is of kan worden verstrekt.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1 indien er naar hun oordeel sprake is van bijzondere medische en/of sociale omstandigheden van de standplaats- en/of woonwagenzoekende.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen burgemeester en wethouders een standplaats toewijzen indien vanwege de uitvoering van herstructureringsplannen de huidige standplaats niet in stand kan blijven;

  • 7.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen burgemeester en wethouders een standplaats toewijzen indien sprake is van een standplaatsruil.

Hoofdstuk 4 Klachten

Paragraaf 9 Klachtencommissie

Artikel 16

  • 1.

    De gemeenteraad stelt een klachtencommissie in, waar woningzoekenden een klacht kunnen indienen met betrekking tot het (niet) inschrijven als woningzoekende bij de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte en woon-wagenstandplaatsen, het (niet) toewijzen van een woning door de gemeente respectievelijk de corporatie en de behandeling door de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte in het algemeen, voor zover deze behandeling betrekking heeft op de uitvoering van de op basis van Artikel 4 afgesloten overeenkomst.

  • 2.

    De commissie verricht haar taak onafhankelijk van de gemeente en de eigenaren van woonruimte. Voor zover het betreft klachten waarvoor geen voorzie¬ning ingevolge de Algemene wet bestuursrecht open staat en die het gevolg zijn van activiteiten van de corporatie op basis van de huisvestingsovereenkomst, doet de commissie bindende uitspraken. Indien andere zaken aan de commissie worden voorgelegd, strekt de uitspraak van de commissie bur¬gemeester en wethouders tot advies.

  • 3.

    De samenstelling, procedure van benoeming en werkwijze van de com¬missie wordt bij apart besluit door de gemeenteraad geregeld.

Hoofdstuk 5 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Paragraaf 10 Onttrekking, samenvoeging en omzetting van woonruimte

Artikel 17

  • 1.

    Het verbod als bedoeld in Artikel 30 van de Huisvestingswet is van toepassing op:

  • a.

    ingeval van onttrekking: alle zelfstandige woonruimte;

  • b.

    ingeval van samenvoeging of omzetting van huurwoningen: woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens;

  • c.

    ingeval van samenvoeging of omzetting van koopwoningen: woonruimte met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen al dan niet onder voorwaarden een onttrekkingsvergunning verlenen.

    toelichting:

    Onder zelfstandige woonruimte als bedoeld in lid 1 wordt verstaan een woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat gebruik gemaakt moet worden van wezenlijke voorzieningen die buiten de

    woonruimte zijn gelegen. Onder omzetting wordt verstaan het wijzigen van een zelfstandige woonruimte in een niet-zelfstandige woonruimte.

Artikel 18

  • 1.

    Voor het verkrijgen van een onttrekkingsvergunning moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

    optie:

  • 2.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag worden leges in rekening gebracht.

  • 2.

    De aanvraag moet inhouden:

  • a.

    naam en correspondentieadres van de aanvrager en tevens van de eigenaar indien deze niet de aanvrager is;

  • b.

    indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam en correspondentieadres;

  • c.

    gegevens over de huidige situatie:

  • -

    het adres van de woning;

  • -

    de huur- of koopprijs

  • -

    het aantal kamers

  • -

    de gebruiksoppervlakte

  • -

    de staat van onderhoud;

  • d.

    gegevens over de beoogde situatie:

  • -

    de bestemming;

  • -

    de bouwtekening / bouwvergunning;

  • -

    het compensatievoorstel;

  • -

    de gronden waarop de aanvraag berust;

  • e.

    gegevens bij voorgenomen samenvoeging:

  • -

    de verwachte huur- of koopprijs;

  • -

    de naam van de toekomstige bewoner;

  • -

    de omvang van het huishouden van de toekomstige bewoner.

  • 3.

    Bij een aanvraag moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

  • a.

    een of meer tekeningen waaruit blijkt de plattegrond op schaal (1:100) van iedere verdieping van het gebouw, alsmede de verdieping of verdiepingen waarop de aanvraag betrekking heeft, met een aanduiding van de beoogde bestemming;

  • b.

    een situatietekening, schaal 1:1000, waaruit de situering blijkt van het gebouw ten opzichte van de in de nabijheid gelegen bouwwerken;

  • c.

    een berekening van het aantal vierkante meters van de samen te voegen woonruimten voor en na de samenvoeging.

Artikel 19

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om een onttrekkingsvergunning binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in lid 1 voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3.

    Indien de onttrekkingsvergunning wordt gevraagd ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf dan kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.

  • 4.

    Indien de onttrekkingsvergunning wordt gevraagd ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of paramedici dan kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen.

Artikel 20

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 31 van de Huisvestingswet, de onttrekkingsvergunning indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad en/of het belang van de leefbaarheid van de woonomgeving.

  • 2.

    Indien een aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend indien:

  • a.

    de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens, of;

  • b.

    bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de woonbestemming gehandhaafd blijft en de na samenvoeging ontstane woonruimte passend is voor het huishouden van de eigenaar-bewoner, of;

  • c.

    de aanvraag om een onttrekkingsvergunning geschiedt door een verhuurder/beheerder voor een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passend woont.

  • 3.

    De passendheid zoals bedoeld in lid 2, sub b en c, wordt beoordeeld aan de hand van het daaromtrent in of op basis van deze verordening bepaalde.

  • 4.

    Er bestaat uitsluitend grond voor het verlenen van medewerking indien het vigerende bestemmingsplan of een in voorbereiding zijnde ruimtelijke plan zich daartegen niet verzet.

  • 5.

    Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat er grond bestaat voor het verlenen van medewerking, wordt de onttrekkingsvergunning verleend, indien voldoende compensatie als bedoeld in Artikel 21 wordt geboden en overigens aan de door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 21

  • 1.

    Compensatie voor de onttrekking, samenvoeging of omzetting kan worden geboden door:

  • a.

    het toevoegen aan de woonruimtevoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de woonruimte die als gevolg van de onttrekking, samenvoeging of omzetting verloren gaat;

  • b.

    door betaling van een financiële compensatie waarbij de volgende bedragen per vierkante meter te onttrekken vloeroppervlak woonruimte van toepassing zijn:

  • -

    in geval van onttrekking aan de woonbestemming € 150,-- ;

  • -

    in geval van samenvoeging van woonruimte of het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte € 75,--. Het vloeroppervlak als bedoeld in sub b, wordt gesteld op het gezamenlijke oppervlak van kamers en andere vertrekken, keukens, badkamer, doucheruimte, hal en andere verkeersruimten en inpandige bergingen.

  • 2.

    Bij de bepaling van het vloeroppervlak zoals bedoeld onder lid 1, sub b tellen zolderruimten slechts mee indien deze bereikbaar zijn via een vaste trap en indien de vloer begaanbaar is.

  • 3.

    Het vloeroppervlak als bedoeld in lid 1, sub b, wordt vastgesteld op de bij inwendige meting bevonden oppervlakte, met een minimale hoogte van 1.50 meter boven de vloer.

  • 4.

    De compensatiegelden als bedoeld in lid 1, sub b, komen ten goede aan een door de gemeenteraad in te stellen fonds dat uitsluitend wordt aangewend binnen het kader van de volkshuisvesting.

  • 5.

    Bij de als compensatie toe te voegen woonruimte als bedoeld in lid 1, sub a, dient door de aanvrager om een onttrekkingsvergunning binnen 4 weken na ontvangst van de vergunning een waarborgsom te worden betaald dan wel een bankgarantie te worden verstrekt, die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in de onttrekkingsvergunning gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen.

  • 6.

    Bij de als compensatie toe te voegen woonruimte als bedoeld in lid 1, sub a, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning de voorwaarde verbinden, dat binnen 12 maanden na de dag van verzending van het besluit de compensatie daadwerkelijk moet hebben plaatsgevonden.

  • 7.

    De waarborgsom als bedoeld in lid 5 wordt aan de vergunninghouder terugbetaald binnen 8 weken nadat aan burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld dat de compensatie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Indien gekozen is voor een bankgarantie zoals bedoeld in lid 5 wordt de werking daarvan per gelijke datum beëindigd.

  • 8.

    De waarborgsom als bedoeld in lid 5 vervalt aan het in lid 4 genoemde fonds indien de compensatie als bedoeld in lid 1, sub a, niet voldoet aan de in de vergunning vermelde voorwaarden, dan wel de compensatie niet binnen de gestelde termijn daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Indien gekozen is voor een bankgarantie zoals bedoeld in lid 5 dient het daarin genoemde bedrag per omgaande te worden betaald.

  • 9.

    Burgemeester en wethouders kunnen beslissen tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van compensatie:

  • a.

    in gevallen, genoemd in Artikel 20, lid 2, sub b;

  • b.

    bij samenvoeging, indien de eigenaar-bewoner een eigen investering doet ten behoeve van noodzakelijk bouwkundig herstel. Daarbij geldt dat de vrijstelling ten hoogste 50% van de noodzakelijke investering bedraagt.

Artikel 22

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen voor een tijdelijke woonruimteonttrekking alleen een onttrekkingsvergunning indien de aanvrager aantoont dat een situatie bestaat die een tijdelijke woonruimteonttrekking rechtvaardigt en waarbij vast staat dat die woonruimteonttrekking niet langer dan vijf jaar zal duren.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders nemen in de vergunning een termijn op, waarna de onttrekking moet zijn beëindigd. Deze termijn bedraagt ook na verlenging niet meer dan 5 jaar.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de onttrekkingsvergunning voor tijdelijke woonruimteonttrekking de voorwaarde van financiële compensatie verbinden. Deze compensatie bedraagt 10% van de compensatie als bedoeld in Artikel 21, lid 1, sub b, vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor de tijdelijke onttrekkingsvergunning is verleend.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de onttrekkingsvergunning voor tijdelijke woonruimteonttrekking tevens de voorwaarde verbinden dat de vergunninghouder een waarborgsom stort dan wel een bankgarantie verstrekt. De hoogte van de waarborgsom c.q. bankgarantie is gelijk aan de compensatie als bedoeld in lid 3.

  • 5.

    De waarborgsom als bedoeld in lid 4 wordt aan de vergunninghouder terugbetaald binnen 8 weken nadat de onttrekking binnen de termijn als bedoeld in lid 2 is beëindigd. Ten aanzien van een eventueel afgegeven bankgarantie is het bepaalde in Artikel 21, lid 8, van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    De waarborgsom als bedoeld in lid 4 vervalt aan het in Artikel 21, lid 4, genoemde fonds indien de onttrekking niet binnen de termijn als bedoeld in lid 2 is beëindigd. Ten aanzien van een eventueel afgegeven bankgarantie is het bepaalde in Artikel 21, lid 9, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23

Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming tot onttrekking op verzoek van degene op wiens naam de toestemming is gesteld of van zijn rechtverkrijgende, overschrijven op naam van een ander dan degene op wiens naam de toestemming is gesteld.

Hoofdstuk 6 Verdeling van Koopwoningen

Paragraaf 11 Toewijzing nieuwbouw koopwoningen

Artikel 24

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten voor nieuwbouw koopwoningen met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.

Artikel 25

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen eigenaren van voor verkoop vrijkomende nieuwbouwwoningen beneden de koopprijsgrens verplichten deze woningen aan te bieden aan woningzoekenden die zijn opgenomen in een door burgemeester en wethouders bij de houden register van koopwoningzoekenden. Burgemeester en wethouders bepalen daarbij de koopprijsgrens en de volgorde waarin de woningzoekenden voor de betreffende woningen in aanmerking komen.

  • 2.

    Het inkomen van het huishouden moet in een naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijke verhouding staan tot de koopprijs van de in lid 1 bedoelde categorieën. In dit verband stellen burgemeester en wethouders een inkomens/kooptabel vast.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen, ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 vast: welke categorieën koopwoningen vallen onder het bepaalde in lid 1; de categorieën en de onderlinge volgorde van mensen die in aanmerking komen voor toewijzing van een koopwoning, waaronder het percentage dat in aanmerking komt voor toewijzing aan starters.

  • 4.

    Starterswoningen worden, in aanvulling op het bepaalde in de leden 2 en 3, uitsluitend toegewezen aan starters of aan huishoudens die een woning achterlaten beneden de huurgrens voor jongeren in de Wet op de huurtoeslag.

  • 5.

    Indien een koopwoning zoals bedoeld in lid 1 niet wordt toegewezen op de wijze zoals bedoeld in lid 3 kunnen burgemeester en wethouders het verschil tussen de verlaagde grondprijs en de reguliere grondprijs bij de betrokken ondernemer terugvorderen.

  • 6.

    Ten aanzien van het bepaalde in de leden 1 en 2 plegen burgemeester en wethouders vooraf overleg met de ondernemers die koopwoningen realiseren in de aangewezen categorieën.

Hoofdstuk 7 Overgangs-, straf-, slot- en overige bepalingen

Paragraaf 12 Overleg bij wijziging

Artikel 26

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de ingevolge de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Paragraaf 13 Handhaving en strafbepalingen

Artikel 27

Overtreding van het bepaalde in Artikel 7, 13 en 17 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie, zoals bedoeld in Artikel 23, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 28

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij Artikel 27 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in Artikel 141 van het wetboek van Strafvordering en de in Artikel 75 van de Huisvestingswet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in lid 1 genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in Artikel 77 van de Huisvestingswet.

    Paragraaf 14 Slotbepalingen

Artikel 29

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

  • 2.

    Het gestelde in het eerste lid is eveneens van toepassing indien op grond van Artikel 4 van de Huisvestingswet de uitvoering van de paragrafen 5, 7 en 8 is overgedragen aan eigenaren van woonruimte en/of standplaatsen.

Artikel 30

  • 1.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij een rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte richtinggevend is.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in deze verordening afwijken of afwijking daarvan toestaan ten behoeve van experimenten die in het belang zijn van de volkshuisvesting.

Artikel 31

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens de paragrafen 5, 7 en 8 van deze verordening te mandateren aan eigenaren van woonruimte en/of standplaatsen.

Artikel 32

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening gemeente Stede Broec 2007.

Artikel 33

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag van de openbare bekendmaking.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt, met inachtneming van het bepaalde in lid 3, de Huisvestingsverordening gemeente Stede Broec 2002.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 blijven de Artikelen 5 tot en met 11 van de Huisvestingsverordening gemeente Stede Broec 2002 in stand totdat burgemeester en wethouders met de corporatie lokaal maatwerk heeft vastgelegd in een huisvestingsovereenkomst zoals bedoeld in Artikel 5 van deze verordening.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

    van de gemeente Stede Broec, gehouden op 6 december 2007.

    De raadsgriffier, De voorzitter,