Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR623646
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR623646/1
Beleidsregel preventiemaatregelen overlast en openbare orde
Geldend van 26-04-2019 t/m heden
Intitulé
Beleidsregel preventiemaatregelen overlast en openbare ordeDe burgemeester van de gemeente Stede Broec,
gelezen het voorstel van de afdeling Bestuursondersteuning, team Openbare Orde en Veiligheid van 18 oktober 2016;
gelet op:
- –
De Algemene Plaatselijke Verordening;
- –
De Gemeentewet, in het bijzonder artikelen 172, 172a en 172b;
- –
De Algemene Wet Bestuursrecht, in het bijzonder artikel 4:81 en afdeling 5.3.2;
- –
De Wet Politiegegevens, in het bijzonder artikel 16, eerste lid onder d ten tweede;
overwegende
- –
dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid in zijn gemeente;
- –
dat de burgemeester, met het oog op de openbare orde en veiligheid, bevoegd is overtredingen van wettelijke voorschriften te beletten;
- –
dat de burgemeester de openbare orde en veiligheid in zijn gemeente wenst veilig te stellen;
voorts overwegende
- –
dat de burgemeester met het oog op een juiste, afgewogen en consequente toepassing van zijn bevoegdheden een beleidsregel wil vaststellen;
besluit:
tot het vaststellen van
Beleidsregel preventiemaatregelen overlast en openbare orde
Artikel 1 – Definities
Overlastgedrag: |
feitelijk gedrag, in strijd met een wettelijk voorschrift, waarmee de openbare orde en veiligheid wordt geschonden of in gevaar wordt gebracht. Dit ‘overlastgedrag’ wordt nader aangeduid in bijlage 1 van deze beleidsregel. |
Overlastgever: |
een natuurlijk persoon, al dan niet ingezetene van Stede Broec, die op het grondgebied van de gemeente Stede Broec overlastgedrag vertoont. |
Handhavingsmatrix: |
de handhavingsmatrix opgenomen in bijlage 3 van deze beleidsregel. |
Groepsverbod: |
het bevel bedoeld in Gemeentewet, artikel 172a, eerste lid, onderdeel b. |
Meldplicht: |
het bevel bedoeld in Gemeentewet, artikel 172a, eerste lid, onderdeel c. |
Begeleidingsplicht: |
het bevel bedoeld in Gemeentewet, artikel 172b, eerste lid. |
Dwangsom: |
de last onder dwangsom bedoeld in Algemene Wet Bestuursrecht, afdeling 5:3:2. |
Gedragsaanwijzing: |
de maatregel bedoeld in Wetboek van Strafvordering, artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a. |
Artikel 2 – Preventiemaatregelen
-
1. Indien ernstige vrees voor de openbare orde en veiligheid bestaat, kan de burgemeester preventiemaatregelen opleggen aan een overlastgever.
- a.
een preventieve dwangsom;
- b.
een groepsverbod;
- c.
een meldplicht;
- d.
een begeleidingsplicht (voor een minderjarig persoon beneden de 12 jaar);
- a.
-
2. De preventiemaatregelen, genoemd in het eerste lid, kunnen zowel afzonderlijk als in een combinatie worden toegepast.
-
3. De burgemeester legt geen preventiemaatregelen op die samenvallen met een van kracht zijnde gedragsaanwijzing.
Artikel 3 – Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
-
1. Overlastgedrag wordt geacht tot stand te zijn gekomen, als uit een proces-verbaal of andere schriftelijke verklaring van een bevoegde opsporingsambtenaar blijkt dat een overlastgever verantwoordelijk is voor een overtreding genoemd in bijlage 1 van deze beleidsregel.
-
2. Overlastgedrag wordt geacht herhaald te zijn, indien de betreffende overlastgever in de afgelopen twee jaar tenminste twee maal, waarvan één maal in het afgelopen jaar, overlastgedrag heeft vertoond.
-
3. Verstoring van de openbare orde en veiligheid wordt, in ieder geval, geacht te bestaan in geval van een overtreding genoemd in bijlage 1 van deze beleidsregel, gelet op het effect dat dit kan hebben op de openbare orde, op de veiligheid van personen en goederen, op het maatschappelijk verloop, op de rust en veiligheid, op het welbevinden van anderen, op de veiligheidsbeleving, of op de leefbaarheid.
Artikel 4 – De dwangsom
-
1. De hoogte van de dwangsom en de duur van de last (proeftijd) wordt bepaald door het schema in bijlage 2 van deze beleidsregel.
-
2. Indien de overlastgever minderjarig of onbekwaam is, kan de burgemeester de preventieve dwangsom opleggen aan degene die het gezag over de overlastgever heeft.
Artikel 5 – Groepsverbod
Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
- 1.
Indien een overlastgever in enig groepsverband overlastgedrag vertoonde, kan de burgemeester ter voorkoming van overlastgedrag deze overlastgever verbieden zich in enig groepsverband te begeven op een voor het publiek toegankelijke plaats met meer dan drie, ongeacht wie, andere personen.
- 2.
Bij zijn besluit een groepsverbod op te leggen, wijst de burgemeester de gebieden aan waarbinnen het groepsverbod geldt. Indien het overlastgedrag in groepsverband van de betrokkene niet tot één locatie is beperkt, zich verplaatst, of anderszins niet locatie gebonden is, kan de burgemeester met het oog op preventie en risicobeperking meerdere locaties of het gehele grondgebied van de gemeente Stede Broec aanwijzen.
Artikel 6 – Meldplicht
-
1. Bij zijn besluit een meldplicht te leggen, bepaald de burgemeester de tijdstippen en de plaats van de melding.
-
2. Een meldplicht voor een overlastgever die geen ingezetene van Stede Broec is, wordt zo mogelijk opgelegd in de gemeente waar de overlastgever woont. Geeft de burgemeester van de gemeente waar de overlastgever woont geen instemming, dan vindt de meldplicht plaats in Stede Broec.
Artikel 7 – Begeleidingsplicht overlastgevers, jonger dan 12 jaar (“12 minners”)
-
1. Indien een overlastgever jonger dan 12 jaar is, en in het afgelopen jaar minstens twee maal overlastgedrag in een groepsverband vertoonde, kan de burgemeester ter voorkoming van overlastgedrag een begeleidingsplicht opleggen aan degene die het gezag heeft over deze minderjarige.
-
2. De begeleidingsplicht houdt in dat degene die het gezag over de overlastgever heeft, ervoor moet zorgen dat de overlastgever zich tussen 20:00 uur ’s avonds en 06:00 uur ’s ochtends niet bevindt op een voor het publiek toegankelijke plaats tenzij deze wordt begeleid door de persoon die het gezag over de overlastgever heeft en/of door een andere in het besluit van de burgemeester aangewezen persoon.
Artikel 8 – Horen van de betrokkene
-
1. Alvorens een preventiemaatregel op te leggen, wordt de overlastgever waarop de burgemeester zijn besluit richt gehoord. Indien de overlastgever minderjarig of onbekwaam is, wordt tevens degene die het gezag over betrokkene heeft gehoord.
-
2. In afwijking op het eerste lid kan de burgemeester besluiten preventiemaatregelen op te leggen zonder de overlastgever eerst te horen, wanneer spoed vereist is. Van spoed is sprake wanneer de dreiging van overlastgedrag op korte termijn aanwezig en de preventiemaatregelen geen uitstel verdragen.
-
3. Betrokkene kan te kennen geven dat hij ervan afziet gehoord te worden. De burgemeester gaat ervan uit dat betrokkene niet gehoord wenst te worden, indien deze zich hiervoor niet beschikbaar stelt.
Artikel 9 – Ingaan, duur en uitbreiden van preventiemaatregelen
-
1. Bij zijn besluit een preventiemaatregel op te leggen, bepaalt de burgemeester een ingangsdatum. Indien feiten en omstandigheden aanleiding geven (bijvoorbeeld wanneer het overlastgedrag verband houdt met seizoenevenementen) kan de burgemeester een ingangsdatum tot één jaar na zijn besluit kiezen.
-
2. Een preventiemaatregel bedoeld in de artikelen 5 en 6 wordt opgelegd voor de duur van ten hoogste drie maanden en kan drie keer worden verlengd, telkens voor ten hoogste drie maanden.
-
3. De begeleidingsplicht bedoeld in artikel 7 wordt opgelegd voor een duur van ten hoogste drie maanden, en kan niet worden verlengd.
-
4. Een preventiemaatregel kan worden uitgebreid ten nadele van de betrokkene indien feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Artikel 10 – Opheffen van, en nieuwe preventiemaatregelen
-
1. De burgemeester kan een preventiemaatregel geheel of gedeeltelijk opheffen:
- –
wanneer feiten en omstandigheden aanleiding geven, en er naar de overtuiging van de burgemeester voldoende garantie is dat de overlastgever zich van overlastgedrag zal onthouden;
- –
wanneer het hoofd van de politieafdeling team Hoorn en/of de officier van justitie dit verzoekt met het oog op een belang van strafrechtpleging ten aanzien van de overlastgever.
- –
-
2. Indien ten aanzien van een overlastgever een gedragsaanwijzing van kracht wordt, heft de burgemeester opgelegde preventiemaatregelen op voor zover deze met de gedragsaanwijzing samenvallen.
-
3. Wanneer een opgelegde preventiemaatregel verstreken is, kan de burgemeester opnieuw tot preventiemaatregelen besluiten als overlastgedrag van de betrokkene daarvoor aanleiding geeft.
Artikel 11 – Samenloop van feiten
Wanneer een inbreuk op de openbare orde en veiligheid, bestaande uit één handeling of uit een voortgezette reeks van handelingen, valt in meer dan één van de bepalingen genoemd in bijlage 1 van deze beleidsregel, dan wordt deze inbreuk gezien als één uiting van.
Artikel 12 – Politie en Openbaar Ministerie (de “driehoek”)
-
1. De burgemeester informeert het hoofd van de politieafdeling team Hoorn en de officier van justitie als een preventiemaatregel wordt opgelegd of opgeheven.
-
2. De politie neemt relevante gegevens van de betrokken overlastgever in de politieregistratiesystemen op (bijvoorbeeld in de vorm van een “afspraak op persoon” of een “afspraak op locatie”).
-
3. Indien de politie constateert dat een persoon aan wie een preventiemaatregel is opgelegd overlastgedrag vertoont, maakt zij daarvan proces-verbaal op, en informeert zij de burgemeester.
-
4. De politie kan de burgemeester adviseren preventiemaatregelen op te leggen. In dat geval informeert de politie de burgemeester over alle haar bekende relevante feiten en omstandigheden betreffende de overlastgever en diens overlastgedrag.
-
5. Op verzoek van het hoofd van de politieafdeling team Hoorn en/of de officier van justitie ziet de burgemeester, indien een belang van strafrechtpleging dit noodzaakt, af van het opleggen van een preventiemaatregel.
Artikel 13 – Hardheid en bijzondere gevallen
-
1. Bij de toepassing van preventiemaatregelen kan de burgemeester afwijken van de handhavingsmatrix indien feiten of omstandigheden daarvoor reden geven. Bij het besluit preventiemaatregelen op te leggen, neemt de burgemeester eventuele bijzondere omstandigheden van de overlastgever in overweging.
-
2. Onder de in de tweede zin van het eerste lid bedoelde bijzondere omstandigheden wordt niet verstaan;
- –
het enkele feit dat een preventiemaatregel voor de overlastgever nadelig of ongewenst is;
- –
de normale maatschappelijke en economische verplichtingen van de overlastgever;
- –
omstandigheden die door schuld, door verwijtbaarheid, door keuze, of onder verantwoordelijkheid van de overlastgever tot stand kwamen en voor de overlastgever voorzienbaar behoorden te zijn.
- –
Artikel 14 – Ondersteuning en waarnemen van de burgemeester
Voor de uitvoering van deze beleidsregel kan de burgemeester zich terzijde laten staan of zich laten waarnemen door wethouders of ambtenaren van zijn gemeente, door ambtenaren van politie en/of door ambtenaren van een ander bestuursorgaan dat een wettelijke taak ten aanzien van een overlastgever heeft.
Artikel 15 – Bekendmaking, inwerkintreding, citeertitel
Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt in het Gemeenteblad en treedt in werking op de dag na bekendmaking. Zij wordt aangehaald als ‘Beleidsregel preventiemaatregelen overlast en openbare orde Enkhuizen 2016’.
Ondertekening
Aldus vastgesteld te Bovenkarspel, op 1 november 2016,
De burgemeester van Stede Broec,
M. Goldschmeding – Vlaar
Bijlage 1: Overlastgedrag / verstoring van de openbare orde
Overlastgedrag van:
Artikel 2.1 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Samenscholing en ongeregeldheden |
|
Artikel 2.26 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Ordeverstoring bij een evenement |
|
Artikel 2.31 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Verboden gedragingen |
|
Artikel 2.41 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Betreden gesloten lokaal of woning |
|
Artikel 2.44 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Vervoer inbrekerswerktuigen |
|
Artikel 2.44a |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Verbod vervoeren geprepareerde voorwerpen |
|
Artikel 2.47 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Hinderlijk gedrag openbare plaatsen |
|
Artikel 2.48 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Verboden drankgebruik |
|
Artikel 2.49 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Verboden gedrag in of bij gebouwen |
|
Artikel 2.50 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Verboden gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten |
|
Artikel 2.74 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Drugshandel op straat |
|
Artikel 4.8 |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Natuurlijke behoefte doen |
|
Artikel 131 |
Wetboek van Strafrecht |
Opruiing |
|
Artikel 138 |
Wetboek van Strafrecht |
Huisvredebreuk |
|
Artikel 139 |
Wetboek van Strafrecht |
Lokaalvredebreuk |
|
Artikel 141 |
Wetboek van Strafrecht |
Openlijke geweldpleging |
|
Artikel 157 |
Wetboek van Strafrecht |
Opzettelijke brandstichting / ontploffing |
|
Artikel 179 |
Wetboek van Strafrecht |
Ambtsdwang |
|
Artikel 180 |
Wetboek van Strafrecht |
Wederspannigheid |
|
Artikel 184 |
Wetboek van Strafrecht |
Negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel |
|
Artikel 239 |
Wetboek van Strafrecht |
Schending van de eerbaarheid |
|
Artikel 261 |
Wetboek van Strafrecht |
Belediging |
|
Artikel 267 |
Wetboek van Strafrecht |
Belediging ambtenaar in functie |
|
Artikel 284 |
Wetboek van Strafrecht |
Bedreiging |
|
Artikel 285 |
Wetboek van Strafrecht |
Bedreiging met geweld |
|
Artikel 285b |
Wetboek van Strafrecht |
Belaging |
|
Artikel 300 |
Wetboek van Strafrecht |
Eenvoudige mishandeling |
|
Artikel 302 |
Wetboek van Strafrecht |
Zware mishandeling |
|
Artikel 310 |
Wetboek van Strafrecht |
Eenvoudige diefstal |
|
Artikel 311, 4e of 5e lid |
Wetboek van Strafrecht |
Diefstal in vereniging, diefstal met braak |
|
Artikel 312 |
Wetboek van Strafrecht |
Diefstal met geweld |
|
Artikel 317 |
Wetboek van Strafrecht |
Afpersing |
|
Artikel 350 |
Wetboek van Strafrecht |
Vernieling |
|
Artikel 416 |
Wetboek van Strafrecht |
Opzetheling |
|
Artikel 417bis |
Wetboek van Strafrecht |
Schuldheling |
|
Artikel 420bis |
Wetboek van Strafrecht |
Witwassen |
|
Artikel 2 of 3 |
Opiumwet |
Verkopen, vervoeren of aanwezig hebben van harddrugs (*) |
|
Artikel 10a |
Opiumwet |
Voorbereidingshandelingen verkoop harddrugs |
|
Artikel 5 en 7 |
Algemeen Reglement Vervoer |
Verstoren van de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsgang in de trein / op het station |
|
Artikel 3 of 22, 1e lid onder c en d |
Spoorwegwet |
Verstoren van de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsgang in de trein / op het station |
|
Artikel 13, 22, 26 of 27 |
Wet Wapens en Munitie |
Bezitten, vervoeren of voorhanden hebben van een verboden wapen |
(*) Noot: overlastgedrag bestaande uit overtreding van Artikel 2 of 3 van de Opiumwet wordt niet in beschouwing genomen als de totale hoeveelheid drugs minder is dan die waarvoor het Openbaar Ministerie op grond van haar vervolgingsrichtlijnen sepot toepast.
Bijlage 2: Dwangsom
- 1.
De hoogte van dwangsommen bedraagt, tenzij de burgemeester met het oog op feiten en omstandigheden van de overlastgever en diens overlastgedrag anders besluit:
–
Voor de eerste overtreding
€ 750,-
–
Voor iedere afzonderlijke overtreding, volgend op de eerste overtreding
€ 1.500,-
- 2.
De preventieve dwangsommen worden, tot de duur van de last (proeftijd) is verstreken, opgelegd tot een maximum van € 15.000,-- is bereikt. Met het oog op feiten en omstandigheden van de overlastgever en diens overlastgedrag, kan de burgemeester tot een ander maximum besluiten.
- 3.
De proeftijd bedraagt 2 jaar tenzij de burgemeester, met het oog op feiten en omstandigheden van de overlastgever en diens overlastgedrag, tot een andere proeftijd van ten hoogste 5 jaar besluit. De proeftijd verstrijkt wanneer het onder 2. genoemde maximumbedrag is bereikt.
- 4.
Indien de dwangsom door een minderjarige overlastgever wordt verbeurd, worden de onder 1. genoemde bedragen met 50% verminderd. Minderjarigheid is van toepassing wanneer de betrokkene op het moment dat hij overlastgedrag begaat, de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. Wanneer de burgemeester een preventieve dwangsom oplegt voor een minderjarige, die vervolgens de dwangsom verbeurt door na zijn 18e verjaardag overlastgedrag te vertonen, wordt géén vermindering van 50% toegepast.
- 5.
De onder 1. genoemde bedragen voor de preventieve dwangsom gelden per 1 januari 2013. De bedragen worden ieder jaar per 1 januari aangepast met het consumentenprijsindexcijfer dat het Centraal Bureau voor de Statistiek voor het voorgaande kalenderjaar heeft vastgesteld (voor de eerste maal per 1 januari 2014).
Direct opleggen preventieve dwangsom, ter voorkoming van ernstige feiten:
Als ernstige vrees voor de openbare orde en veiligheid bestaat, kan de burgemeester besluiten een preventieve dwangsom op te leggen, ter voorkoming van overtredingen die de openbare orde en veiligheid op zeer ernstige en/of onomkeerbare wijze zullen schaden.
De opgelegde last en hoogte van de dwangsom worden dan door de burgemeester besloten aan de hand van de omstandigheden van het geval. De aanduiding van ‘overlastgedrag’ in bijlage 1 is hierbij niet van toepassing; de opgelegde last kan ook omvatten het beletten van andere overtredingen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl