Regeling vervallen per 08-06-2021

Uitvoeringsregels van het college van burgemeester en wethouders van Stede Broec houdende beleidsregels omtrent jeugdhulp (Uitvoeringsregels jeugdhulp Stede Broec 2020)

Geldend van 05-01-2021 t/m 07-06-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Uitvoeringsregels van het college van burgemeester en wethouders van Stede Broec houdende beleidsregels omtrent jeugdhulp (Uitvoeringsregels jeugdhulp Stede Broec 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stede Broec,

gelet op:

overwegende:

dat het noodzakelijk is om uitvoeringsregels vast te stellen over de wijze waarop het college omgaat met de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van zijn bevoegdheden in het kader van de Jeugdwet;

besluit vast te stellen:

Uitvoeringsregels jeugdhulp Stede Broec 2020

Artikel 1 Vaststelling beleidsregels

De Uitvoeringsregels jeugdhulp Stede Broec 2020 zijn opgenomen in bijlage 1.

Artikel 2 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels Jeugdhulp Gemeente Stede Broec 2017 worden ingetrokken.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden gepubliceerd in het Gemeenteblad en treden in werking op 1 januari 2020.

Artikel 4 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Uitvoeringsregels jeugdhulp Stede Broec 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Stede Broec op 15 december 2020.

de secretaris,

A. Huisman

de burgemeester,

R.A.P. Wortelboer

Bijlage 1: Uitvoeringsregels Jeugdhulp Stede Broec 2020

Hoofdstuk 1. Inleiding

Artikel 1. Doel en grondslag van de uitvoeringsregels

De Uitvoeringsregels Jeugdhulp Gemeente Stede Broec 2020, (hierna: uitvoeringsregels) bevatten de uitvoeringsregels voor de uitvoering van de Jeugdwet door de gemeente. Zij vormen het sluitstuk van de lokale regelgeving op het gebied van de wet.

In deze uitvoeringsregels legt het college uit hoe het gebruikt maakt van de verschillende bevoegdheden die het in dit verband heeft en hoe het diverse wettelijke omschrijvingen interpreteert. Dit bevordert de uniformiteit van het gemeentelijk handelen. En bovendien draagt het bij aan de transparantie bij de uitvoering van de wet en de rechtszekerheid voor de inwoners. Altijd moet echter in het achterhoofd worden gehouden dat de Jeugdwet, een individuele benadering veronderstelt en dat de toepassing van de uitvoeringsregels, zeker waar het de verstrekking van een individuele voorziening of pgb betreft, wordt afgestemd op de individuele situatie van de jeugdige.

Artikel 2. VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind

Volgens het internationaal Verdrag inzake de Rechten van het kind moet een land er voor zorgen dat alle wetten en regels zo worden aangepast dat zij voldoen aan de eisen die het verdrag stelt. Kinderrechten zijn er voor alle kinderen, ongeacht hoe oud ze zijn, waar ze vandaan komen of hoe ze eruit zien. Ongeacht of ze gedocumenteerd zijn of niet. Tussen kinderen mag niet gediscrimineerd worden.

Met het invoeren van de Jeugdwet in 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor het inzetten van de benodigde jeugdhulp.

Voor de gemeente betekent dit dat alle kinderen recht hebben op toegang tot passende jeugdhulp wanneer zij dat nodig hebben. Kinderen en hun ouders/verzorgers dienen actief te worden betrokken bij de besluitvorming rond de inzet van jeugdhulp en de invulling en beoordeling van de kwaliteit van de jeugdhulp. Alles moet erop gericht zijn het kind op te laten groeien in een veilige gezinsomgeving. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor kinderen die niet thuis kunnen opgroeien.

Gemeenten dienen hun jeugdhulpplicht zorgvuldig in te vullen. Hierbij dient de hulpvraag van het kind altijd centraal te staan. Kinderen hebben recht op passende jeugdhulp en een zorgvuldige afweging van hun belangen.

Een besluit tot jeugdhulp moet voldoen aan de zorgvuldigheids- en motiveringseisen die gelden op grond van de Algemene wet bestuursrecht en het moet duidelijk zijn waar men bezwaar en beroep aan kan tekenen.

Eigen kracht

Artikel 3. Eigen kracht

Eén van de bekendste en belangrijkste uitgangspunten bij de introductie van zowel de Wmo 2015 als de Jeugdwet is de eigen kracht, de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de burger. Van burgers wordt op de eerste plaats verwacht dat ze kijken wat ze zelf kunnen doen om hun situatie te verbeteren. En wat hun netwerk hierin kan betekenen. Pas als dat geen of onvoldoende oplossing biedt, is de gemeente mogelijk aan zet. De invulling van het begrip ‘eigen kracht’ heeft de wetgever vooral aan gemeenten overgelaten.

De belangrijkste bepaling over ‘eigen kracht’ in de Jeugdwet is de jeugdhulpplicht (artikel 2.3). Deze bepaalt dat het college slechts een voorziening hoeft te treffen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn. Over wanneer die eigen mogelijkheden al dan niet toereikend zijn, heeft de wetgever verder niets bepaald. Ook in de parlementaire geschiedenis valt op dat de wetgever in algemeenheden blijft hangen en nergens echt concreet wordt. De kern is dat ouders op de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen. Hebben zij zelf mogelijkheden om de problemen het hoofd te bieden, dan is een voorziening niet nodig.

Bij een vraag om jeugdhulp moet die eigen kracht van ouders goed onderzocht worden. Het gaat om: de behoefte en mogelijkheden van de jeugdige, de voor hem benodigde ondersteunings-intensiteit en de duur daarvan, de mogelijkheden, draagkracht en belastbaarheid van ouders, de samenstelling van het gezin en de woonsituatie en het belang van ouders om te voorzien in een inkomen.

De vraag of sprake is van voldoende eigen probleemoplossend vermogen, staat helemaal los van de vraag in welke vorm de voorziening wordt verstrekt. Als er voldoende eigen kracht is, hoeft op grond van artikel 2.3 Jeugdwet geen voorziening te worden verstrekt. Dan kom je dus ook niet toe aan de vraag welke verstrekkingsvorm het meest passend is, zorg in natura of een pgb.

Een tweede belangrijke vraag is hoe de financiële draagkracht van ouders meespeelt in de beoordeling van eigen kracht. Beoordeeld moet worden wanneer de financiële situatie dusdanig is dat niet langer gesproken kan worden van voldoende eigen kracht. Als er onvoldoende eigen kracht is vanwege de financiële situatie, moet beoordeeld worden tot welk niveau gecompenseerd wordt. Een passende voorziening die getroffen wordt moet leiden tot een niveau dat het gezin weer voldoende eigen probleemoplossend vermogen heeft. De in te zetten voorziening lijkt op die manier toch het karakter te krijgen van een inkomensvoorziening.

Ouders zijn wettelijk verplicht om hun kind te verzorgen en op te voeden (artikel 1:247 BW). Dat houdt onder andere in dat zij verantwoordelijk zijn voor het geestelijke en lichamelijke welzijn van hun kind.

Als uit de aard van de benodigde hulp blijkt dat de ouder het beste hulp kan bieden en dit tot gevolg heeft dat hij niet of minder zal kunnen werken, moet dit in de beoordeling meegenomen worden.

Beoordelingskader jeugdhulp en eigen kracht:

  • 1.

    Vaststellen van de hulpvraag.

  • 2.

    Vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn.

  • 3.

    Aard en omvang bepalen van de noodzakelijke hulp.

  • 4.

    Eigen mogelijkheden van ouders en/of het sociale netwerk onderzoeken en beoordelen of deze toereikend zijn om zelf de hulp te bieden.

Onafhankelijke cliëntondersteuning

Artikel 4. Onafhankelijke cliëntondersteuning

De mogelijkheid van cliëntondersteuning in verband met jeugdhulp is geregeld in de Wmo2015. Het college moet ervoor zorgen dat cliëntondersteuning beschikbaar is voor alle inwoners als algemene voorziening vanuit de Wmo 2015.

Anders dan bij de Wmo 2015 is er voor het college geen verplichting om de jeugdige en zijn ouders te wijzen op de gratis onafhankelijke cliëntondersteuning, maar het ligt wel voor de hand om deze informatie te verstrekken. De cliëntondersteuning is onafhankelijk en helpt bij het verduidelijken van de hulpvraag, het maken van keuzes en het organiseren van de juiste hulp. Ook draagt de cliëntondersteuning bij aan een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

Cliëntondersteuners zijn onafhankelijk en objectief. Een cliëntondersteuner kan meedenken met cliënt maar mag of zal zelf geen beslissing nemen over een aanvraag voor ondersteuning of voor een voorziening.

Inwoners met een ondersteuningsvraag kunnen een beroep doen op een cliëntondersteuner. Dit kan een vrijwilliger en/of een professional zijn. Deze kan helpen bij het formuleren van de hulpvraag en ondersteunend zijn bij het vinden van de weg in de toegang en zo nodig de verdere zorg en ondersteuning. Een cliëntondersteuner helpt de weg te vinden naar de oplossingen en als dat nodig is daarbij een gerichte aanspraak te doen op de gemeente.

Vertegenwoordiger

Artikel 5. Vertegenwoordiger

In de Jeugdwet is het begrip vertegenwoordiger bedoeld voor de jeugdigen die vanwege hun leeftijd of om andere redenen een andere persoon, vaak een van de ouders, namens hen moeten laten optreden.

Deze vertegenwoordiger kan zijn plaats innemen bij bijvoorbeeld het indienen van de aanvraag.

In het maatschappelijk verkeer zijn er diverse vormen van wettelijke vertegenwoordigers, zoals de curator, de bewindvoerder, de mentor, de ouders en de (gezins)voogd. Voorts zijn er persoonlijk vertegenwoordigers, zoals familieleden, beroepsgroepen, bureaus en overige natuurlijke en rechtspersonen.

Een persoonlijk vertegenwoordiger kan alleen als vertegenwoordiger optreden als deze expliciet door de ouders en/of de jeugdige zelf is gevolmachtigd.

De wettelijk en persoonlijk vertegenwoordigers zijn niet per definitie de vertegenwoordiger in het kader van de Jeugdwet. Wanneer er sprake is van een (aanvraag voor een) pgb, zowel binnen de Wmo 2015 als de Jeugdwet, zijn nadere eisen en voorwaarden gesteld aan degene die de rol van pgb-vertegenwoordiger op zich neemt.

In de Jeugdwet is het begrip vertegenwoordiger niet gedefinieerd. In het kader van de Jeugdwet zal veelal sprake zijn van een wettelijk vertegenwoordiger in de zin van een bij gerechtelijke beschikking aangestelde vertegenwoordiger of een door cliënt zelf aangewezen gevolmachtigde.

Het college ziet er op toe dat de vertegenwoordiger ook werkelijk de belangen van de cliënt vertegenwoordigt. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan het college een gemachtigde (waarmee de vertegenwoordiger vaak gelijk gesteld wordt) weigeren als tegen die gemachtigde ernstige bezwaren bestaan.

Vertrouwenspersoon

Artikel 6. Vertrouwenspersoon

De ondersteuning van de vertrouwenspersoon is vooral gericht op het kunnen uitoefenen van rechten door jeugdigen, ouders en pleegouders (artikel 4.1.1 Besluit Jeugdwet). De vertrouwenspersoon geeft informatie en advies aan jeugdigen en (pleeg)ouders over hun (rechts)positie binnen de jeugdhulp en ondersteunt hen bij bemiddeling. Hij kan ook helpen bij het formuleren, indienen en afhandelen van klachten over de jeugdhulp of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering. Op verzoek van cliënten kan de vertrouwenspersoon tevens aanwezig zijn bij gesprekken tussen een cliënt en de hulpverlener (Nota van toelichting Besluit Jeugdwet).

De functie van de vertrouwenspersoon wordt uitgevoerd door de Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) en geldt voor alle vormen van jeugdhulp, uitgezonderd de jeugd GGZ intramuraal. Het Ministerie van VWS blijft verantwoordelijk voor het vertrouwenswerk voor het intramurale deel van de jeugd-ggz.

Artikel 7. Informeren cliënten over beschikbaarheid vertrouwenspersoon

Het college (in het kader van zijn toegangstaak), de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling moet de jeugdige of (pleeg)ouder tijdig informeren over de beschikbaarheid van een vertrouwenspersoon.

De vertrouwenspersonen die de Minister van VWS inzet zijn niet de enige personen die als vertrouwenspersonen cliënten kunnen ondersteunen. Het staat jeugdigen, ouders en pleegouders vrij iemand anders te vragen om hen als vertrouwenspersoon te ondersteunen. Deze persoon dient wel over een verklaring omtrent het gedrag te beschikken en dient daarnaast beroepsmatig (niet incidenteel als vrijwilliger) als vertrouwenspersoon te werken.

“Alleen vertrouwenspersonen die aan deze voorwaarden voldoen, maken aanspraak op de wettelijke rechtspositie die waarborgt dat de vertrouwenspersoon in de gelegenheid wordt gesteld zijn ondersteunende werk uit te voeren en daarvoor de benodigde informatie verkrijgt van de gemeente, jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of Veilig Thuis. De voorwaarde dat iemand beroepsmatig of niet incidenteel als vertrouwenspersoon dient op te treden, vormt een kwalitatieve waarborg en voorkomt tevens dat een familielid van een cliënt zich als zijn vertrouwenspersoon opwerpt om gebruik te kunnen maken van de bedoelde rechtspositie. Dat is ongewenst omdat in veel situaties de familieleden zelf deel uitmaken van de problematiek rond de te ondersteunen persoon, alsmede van de aanpak daarvan.” (TK 2018-2019 35070, nr. 3, p. 19 Mvt wijziging Jeugdwet centraliseren vertrouwenswerk jeugd)

Hoofdstuk 2. Informatie, advies en ondersteuning zonder individuele voorziening

Artikel 8. De rol van Stichting Welzijn Stede Broec

Het streven is de benodigde ondersteuning zo lokaal en dichtbij mogelijk aan te bieden aan de inwoners en samen tot een plan van aanpak te komen. Het uitgangspunt is dat de inwoner zelf de regie blijft houden.

Stichting Welzijn Stede Broec is een team van professionals met verschillende kennis en ervaring. Er wordt ondersteuning geboden aan inwoners van de gemeente, met name waarbij sprake is van problemen op verschillende gebieden tegelijk.

De kennis van Stichting Welzijn Stede Broec betreft jeugd- en opvoedproblematiek, bemoeizorg, licht verstandelijke beperkingen, psychiatrie en verslaving, veiligheid.

Inwoners kunnen terecht voor informatie en advies. Wanneer dit niet voldoende is, kan verdere ondersteuning geboden worden, indien nodig ook op individueel niveau. De inwoner en zijn of haar gezin staan hierbij centraal en er wordt gewerkt met de methode 1 gezin – 1 plan. Stichting Welzijn Stede Broec kijkt naar het versterken van de eigen kracht en het eigen netwerk. Er wordt ook daadwerkelijk ondersteuning geboden middels een hulpverleningstraject. In de verordeningen voor zowel de Jeugdwet als de Wmo is ook aangegeven dat Stichting Welzijn Stede Broec als algemene voorziening de eerste aangewezen hulpvorm is voordat een aanvraag voor individuele specialistische hulp toegekend wordt op grond van de Jeugdwet of Wmo.

Bij een eventuele aanvraag of melding zal altijd eerst gekeken worden of de hulpvraag middels hulp van Stichting Welzijn Stede Broec kan worden opgelost. Hier is geen toekenningsbeschikking van de gemeente voor nodig en dit is dan ook de reden dat de rol van Stichting Welzijn Stede Broec niet uitvoerig in de verordening beschreven staat. Er is slechts een vermelding dat het oplossen van een hulpvraag middels Stichting Welzijn Stede Broec de eerst aangewezen voorkeur is, conform de bedoeling van de wetgever.

Wanneer er wel gekozen wordt voor een individueel traject waarbij een gemeentelijke toekenningsbeschikking nodig is wordt bezien waar het zwaartepunt ligt voor wat betreft de coördinatie en contact rondom de inwoner en het gezin en de in te zetten hulp. Blijft Stichting Welzijn Stede Broec bemoeienis houden met de inwoner, dan kan de aanbieder van de ondersteuning en hulp de voortgang bespreken met de contactpersoon van Stichting Welzijn Stede Broec.

Het beoordelen van het uiteindelijke resultaat van de inzet van de aanbieder wordt echter altijd gedaan door een consulent van de gemeente aangezien de gemeente contractpartner is van de aanbieder.

Stichting Welzijn Stede Broec is zonder verwijzing toegankelijk voor inwoners van Stede Broec voor advies en hulp.

Hoofdstuk 3. Vaststellen hulpvraag en inzetten van voorzieningen

Artikel 9. Vaststellen van de hulpvraag

Het contact met een jeugdige, zijn ouders en/of het gezin kan op verschillende manieren tot stand komen, namelijk via een afspraak, telefonisch, contactformulier (schriftelijk of digitaal). Het is mogelijk dat de inwoner en/of jeugdige/het gezin direct antwoord op de vraag heeft gekregen en er geen aanvullend gesprek of vraagverheldering nodig is. Bij aanvullende vragen of een vraag van derden, dan wordt er overlegd met de inwoner en/of er wordt een afspraak gemaakt.

Perspectiefplan

Artikel 10. Perspectiefplan

Het perspectiefplan is het document waarin wordt vastgelegd welk perspectief de inwoner/gezin met behulp van de ondersteuning wil bereiken. Het maakt duidelijk welke doelen worden gesteld, wat daarin prioriteit heeft en welke concrete (deel)resultaten daaraan gekoppeld zijn. Het perspectiefplan wordt bij voorkeur opgesteld door inwoner/gezin zelf, waar nodig met ondersteuning vanuit de jeugdconsulent, het gebiedsteam of een onafhankelijke cliëntondersteuner.

De gemeente gaat in samenwerking met de regio Westfriesland werken met arrangementen gericht op herstel of duurzame hulpverlening wanneer een individuele voorziening noodzakelijk is.

Vanuit het oogpunt van de inwoner/het gezin moet helder worden belegd waar de regieverantwoordelijkheid ligt op het moment dat het gezin niet zelf in staat is deze regie te voeren. Dit is het daadwerkelijk komen tot één plan met één regisseur, en dit wordt vastgelegd in een perspectiefplan. Uitgangspunt is dat de inwoner/het gezin zelf de regierol voor de eigen hulpvraag op zich neemt, tenzij de inwoner/het gezin hiertoe niet in staat is of er sprake is van een onveilige situatie als het om een jeugdige gaat. In dat geval ligt de regie bij iemand uit het netwerk, Stichting Welzijn Stede Broec, de jeugdconsulent of bij een aanbieder, al naar gelang de situatie en de op dat moment binnen het gezin werkzame professional. De regisseur zorgt ervoor dat er integrale dienstverlening verleend wordt aan inwoner, jeugdige of gezin.

Wanneer er sprake is van de noodzaak om jeugdhulp na in te zetten, dan is de aanbieder die de jeugdhulp aanbiedt verantwoordelijk voor het behalen van de ondersteuningsdoelen (het resultaat). Deze aanbieder is de hoofdaannemer. Deze aanbieder is hoofdverantwoordelijk voor de resultaten gekoppeld aan een arrangement en het perspectiefplan.

Artikel 11. Werken met een perspectiefplan

Het arrangement is in feite een samenstelling van ondersteuning die nodig is om de inwoner/het gezin te ondersteunen bij het bereiken van het door henzelf geformuleerde perspectief. Het gaat om een onderling samenhangend pakket van informele ondersteuning, algemene en individuele voorzieningen. Een randvoorwaarde voor deze werkwijze is een integrale benadering, waarin het perspectief centraal staat, zodat de juiste resultaten daarvoor geformuleerd kunnen worden. Het perspectiefplan is een belangrijk instrument voor deze werkwijze.

Bij het eerste contact wordt door de jeugdige en zijn ouders of een medewerker van de toegang het eerste deel van een perspectiefplan ingevuld.

Artikel 12. Het perspectiefplan vermeldt in ieder geval

  • de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige/het gezin op alle leefgebieden;

  • de te behalen resultaten geformuleerd vanuit de jeugdige/het gezin;

  • bijdrage aan het te behalen resultaat vanuit het eigen netwerk;

  • bijdrage aan het te behalen resultaat vanuit het Stichting Welzijn Stede Broec;

  • indien van toepassing de bijdrage aan het te behalen resultaat door jeugdhulpaanbieder;

  • wijze waarop de jeugdige/het gezin, Stichting Welzijn Stede Broec en jeugdhulpaanbieder contact met elkaar;

  • onderhouden over de te behalen resultaten;

  • wijze waarop en wanneer er geëvalueerd wordt.

Alle informatie in een perspectiefplan en de eventuele verwijzing is inzichtelijk voor de inwoner/het gezin.

Het perspectiefplan is een dynamisch document. Een resultaat op basis waarvan specialistische hulp kan worden ingezet, wordt vastgelegd en dient als basis waarop een behandelplan wordt opgesteld.

In eerste instantie wordt altijd gekeken naar de eigen mogelijkheden en of een algemene voorziening aan de hulpvraag kan voldoen. Als dat mogelijk is, eindigt hier het traject met het perspectiefplan. De jeugdige en/of zijn ouders worden hierover geïnformeerd. Een eventuele aanvraag om een individuele voorziening wordt afgewezen omdat de hulpvraag opgelost kon worden zonder inzet van een individuele voorziening.

Artikel 13. Afspraak jeugdige of gezin en de jeugdhulpaanbieder

Tussen de jeugdhulpaanbieder die als hoofdaannemer fungeert en de jeugdige en zijn ouders worden afspraken gemaakt over hoe de resultaten uit het perspectiefplan bereikt worden. De jeugdhulpaanbieder zorgt dat dit deel (deel 3) van het perspectiefplan wordt gevuld met de gemaakte afspraken. Dit deel behelst de concrete acties en afspraken die gemaakt worden om de resultaten te behalen. De jeugdige en zijn ouders weten dan precies welke zorg zij daadwerkelijk kunnen verwachten. Het perspectiefplan wordt ondertekend door de jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of zijn ouders en wordt beschouwd als afronding van een onderzoek naar het recht op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet. Het perspectiefplan wordt onderdeel van de beschikking met een verwijzing daartoe omdat daar concreet in staat op welke hulp de jeugdige kan rekenen. De rechtsbescherming is hiermee geborgd.

Artikel 14. Directe verwijzing en het perspectiefplan

Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders door een huisarts, medisch specialist, jeugdarts danwel een rechter of gecertificeerde instelling verwezen wordt naar jeugdhulp wordt een perspectiefplan opgesteld door de jeugdhulpaanbieder en de jeugdige. De verwijzing naar een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet wordt in dit geval vertaald naar een arrangement. Op basis van het perspectiefplan wat ontvangen wordt van de jeugdhulpaanbieder na de verwijzing kan een keuze gemaakt worden voor het inzetten van een arrangement zodat aan de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders voldaan wordt.

Uiteraard met inachtneming van het eventuele beroepsgeheim van de verwijzer én de privacy van de jeugdige en/of zijn ouders kan op deze manier het resultaat bepaald worden en wordt beoordeeld hoe de zorgleverancier de resultaten behaald heeft na het inzetten van het traject.

Artikel 15. Proces na toewijzing individuele jeugdhulp

De jeugdige, zijn ouders, Stichting Welzijn Stede Broec of de jeugdconsulent en de jeugdhulpaanbieder hebben regelmatig contact over de voortgang, conform de afspraken in het perspectiefplan.

Tijdens de afronding en evaluatie wordt besproken of de doelen behaald zijn. De beleving van de jeugdige en/of zijn ouders zijn hierbij leidend.

Als de resultaten niet zijn behaald, dan wordt besproken wat het vervolgtraject wordt.

Het college blijft verantwoordelijk voor de uitvoering voor de wet en is opdrachtgever voor de jeugdhulpaanbieder.

Individuele voorzieningen: Arrangementen

Artikel 16. Arrangementen

Vanaf 1 januari 2020 wordt in de regio West-Friesland door alle gemeenten voor jeugdhulp een andere bekostiging van kracht. De bestaande producten zijn vervangen door een indeling in een tiental profielen passend bij de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige/het gezin. Voorafgaand aan een verwijzing naar een specialistische jeugdhulpaanbieder wordt eerst met de jeugdige/het gezin bepaald welke resultaten behaald zouden moeten worden. Afhankelijk daarvan zet de jeugdhulpaanbieder binnen het gekozen profiel een bepaalde intensiteit voor de behandeling of begeleiding in. Dit ‘arrangement’ omvat dan alles wat nodig is om de gewenste resultaten te behalen.

Waarom deze nieuwe opzet?

De Westfriese gemeenten hebben besloten om de toewijzing van jeugdhulp eenvoudiger en meer resultaatgericht te maken. De visie hierbij is dat de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige/het gezin leidend moet zijn. In de nieuwe opzet coördineert één jeugdhulpaanbieder in één arrangement alle gewenste behandeling en/of begeleiding. Dit arrangement is erop gericht dat de gestelde resultaten zoals beschreven in het perspectiefplan worden bereikt. Om deze resultaten te behalen kan de jeugdhulpaanbieder eventueel via onderaanneming samenwerkingspartners inzetten om op onderdelen bij te dragen aan het gewenste maatwerk.

De nieuwe bekostiging geldt voor het grootste deel van de specialistische jeugdhulp te weten: de sectoren geestelijke gezondheidszorg GGZ, lichtverstandelijke beperking (LVB) en jeugd- en opvoedhulp. Pleegzorg wordt bekostigd uit een vast pleegzorgtarief per etmaal. Ernstig Enkelvoudige Dyslexie (EED) wordt bekostigd volgens een vaste trajectprijs voor diagnose en behandeling. Dit wordt op dezelfde manier toegewezen als arrangementen gericht op herstel en specialistische jeugdhulp segment B. De behandeltrajecten EED kunnen maximaal drie keer ingezet worden. Elk behandeltraject omvat maximaal 20 behandelingen.

Een arrangement bestaat uit een ondersteuningsprofiel en een intensiteit. In een ondersteuningsprofiel wordt het gebied van de hulpvraag beschreven en een intensiteit geeft een zwaarte in het zorgaanbod weer.

Er kan niet meer dan één arrangement worden ingezet. De jeugdhulpaanbieder dient binnen het arrangement alles in te zetten wat nodig is voor het bereiken van de beoogde resultaten.

De jeugdconsulent kiest het ondersteuningsprofiel op basis van de geïnventariseerde te behalen resultaten.

De jeugdhulpaanbieder geeft in het perspectiefplan aan welke intensiteit nodig is om de resultaten te bereiken. Bij de intensiteit hoort een tarief. Dit zijn prijsafspraken tussen de jeugdhulpaanbieder en de gemeente. In de toekenningsbeschikking komt zowel het ondersteuningsprofiel als de intensiteit te staan. Dit biedt echter weinig houvast voor een jeugdige en/of zijn ouders. In de afspraken die opgenomen zijn in het perspectiefplan staat echter waar de jeugdige en/of zijn ouders concreet recht op hebben. Omdat dit perspectiefplan onderdeel wordt van de toekenning van de individuele voorziening biedt dit voldoende rechtsbescherming aan de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 17. Ondersteuningsprofielen

Ondersteuningsprofiel 1

behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren van jeugdigen en verbeteren van gezinscommunicatie

toelichting

In dit profiel zijn er zowel problemen bij de invulling van het ouderschap als problemen bij de jeugdige, die met elkaar samenhangen en elkaar beïnvloeden. De ouders van deze jeugdige hebben problemen in de relatie met elkaar. Vaak zijn de ouders gescheiden. Over de opvoeding zijn ze het vaak niet eens en ze beschikken over ontoereikende opvoedvaardigheden. De jeugdige kampt met psychosociale problemen. Jeugdige vertoont vaak gedragsproblemen, maar heeft ook emotionele problemen, loyaliteitsproblemen en problemen op school.

gewenst resultaat

De ouders beschikken over toereikende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders zijn eensgezind over de aanpak en zijn in staat tot afstemming, los van eigen opvoedstijl en eventuele echtscheidingssituatie. De jeugdige functioneert leeftijdsadequaat thuis, op school en buitenshuis.

Ondersteuningsprofiel 2

behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden ouders plus hulp vanwege kind-eigen problematiek

toelichting

In dit profiel is er sprake van een jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen, waarbij de ouders behoefte hebben aan/onvoldoende beschikken over de opvoedvaardigheden die nodig zijn. Er is geen sprake van zware gezinsproblematiek of problemen in de relatie tussen de ouders. Er is vaak onenigheid tussen de ouders over de opvoedingsaanpak en de probleemaanpak van de jeugdige. De problemen van de jeugdige zijn goed beïnvloedbaar door het pedagogische handelen van de ouders, zodat het versterken van het opvoedkundig handelen van de ouders en hun ouderschap effectief kan zijn (versterken eigen kracht ouders).

gewenst resultaat

De ouders beschikken over toereikende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders werken als ouders goed samen in de opvoeding van hun kinderen. De ontwikkeling en het gedrag van de jeugdige laat positief herstel zien thuis, op school en buitenshuis.

Ondersteuningsprofiel 3

behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden van ouders met een beperking

toelichting

In dit profiel is er sprake van een jeugdige, die één of twee ouders met een ziekte, of lichamelijke of verstandelijke beperking heeft. Hierdoor hebben zij vaak problemen met het bieden van voldoende ondersteuning, bescherming en verzorging van hun kind(eren). Het gaat hier ook om psychiatrische problemen. Ook hebben de ouders vaak ontoereikende opvoedvaardigheden en vraag naar handvatten voor de opvoeding. De jeugdige kampt meestal met gedragsproblemen, doch kan er ook sprake zijn van ontwikkelingsproblemen en andere kind-eigen factoren. Belangrijke aandachtspunten in de hulp die geboden wordt zijn netwerkversterking, veiligheid, stimuleren van de ontwikkeling en het welbevinden van de jeugdige.

gewenst resultaat

De ouder(s) doet(n) wat in zijn(hun) vermogen ligt in de opvoeding van zijn(hun) kinderen. Het netwerk om het gezin ondersteunt waar dit nodig is. De jeugdige functioneert leeftijdsadequaat, thuis, op school en buitenshuis. Hij zit goed in zijn vel. Hij heeft steunfiguren om zich heen, waar hij terecht kan om zijn emoties over de gezinssituatie te delen.

Ondersteuningsprofiel 4

behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden voor ouders met eigen problematiek plus hulp voor de jeugdige(n) bij zijn/haar ontwikkeling

toelichting

In dit profiel is er sprake van jeugdigen die één of twee ouders hebben met psychi(atri)sche problemen, waarbij er vaak sprake is van een problematische thuissituatie (zoals het niet kunnen ondersteunen, beschermen of verzorgen van de jeugdige, het gebruik van middelen of verslaving). Ook is er veelal sprake van een problematische relatie tussen de ouders. Belangrijke aandachtspunten in de hulp die geboden wordt, zijn zowel het versterken van de eigen kracht van de ouders (los van de beperkingen), netwerkversterking, als ook de veiligheid, ontwikkeling en het welbevinden van de jeugdige. Wat betreft de jeugdige is er sprake van ontwikkelings-, gedrags- en emotionele problemen, die zowel kind-eigen als ook contextueel bepaald kunnen zijn. Deze behoeven ook zorg, zodat de jeugdige zich zo optimaal mogelijk kan ontwikkelen, los van mogelijke beperkingen.

gewenst resultaat

De ouder(s) staat(n) in zijn(hun) eigen kracht als opvoeder, los van de persoonlijke problemen en beperkingen. Om het gezin is een steunend netwerk aanwezig, dat bijspringt en aanvult waar en wanneer dit nodig is. Daar waar dit niet haalbaar is gebleken, is er voor de jeugdige een veilige en stimulerende opvoedsituatie gevonden. De ontwikkelings-, gedrags- en emotionele problemen zijn grotendeels verdwenen en de jeugdige kan zich weer leeftijdsadequaat ontwikkelen binnen zijn mogelijkheden thuis, op school en buitenshuis. De jeugdige voelt zich weer beter in zijn vel.

Ondersteuningsprofiel 5

behoefte aan verminderen problematiek en verbeteren van functioneren jeugdige(n); hulp en behandeling voor jeugdige

toelichting

Bij de jeugdige in dit profiel is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen door kind-eigen problematiek (psychiatrische stoornis, verstandelijke beperking, somatische stoornis, ontwikkelingsstoornis, syndromale afwijkingen). Deze problematiek is van invloed op zijn ontwikkeling en kan gepaard gaan met disfunctioneren in meerdere levens- en ontwikkelingsgebieden. Deze jeugdige vraagt door zijn problematiek om specifieke opvoedvaardigheden van ouders en kan door de problematiek het ouderschap en de draaglastdraagkracht verhouding van hun ouders sterk beïnvloeden, evenals het gezinsfunctioneren. Belangrijke aandachtspunten in de hulp zijn het doorbreken van de ontwikkelingsstagnatie, het reduceren van klachten gerelateerd aan de kindeigen problematiek, het versterken van de opvoedvaardigheden en ouderschap van de ouders (eigen kracht) en het verhogen van de kwaliteit van leven van de jeugdige, los van de aanwezige beperkingen.

gewenst resultaat

De kind-factoren zijn dusdanig beïnvloed dat de jeugdige zich zo leeftijdsadequaat mogelijk ontwikkelt en functioneert, gebruik makend van zijn sterke kanten. De lijdensdruk van de jeugdige is sterk verminderd, hij voelt zich prettig in zijn leefomgeving. Ouders en andere betrokkenen hebben inzicht in de kind eigen factoren van de jeugdige, weten zijn gedrag te hanteren en zijn ontwikkeling optimaal te stimuleren (versterking eigen kracht ouders).

Ondersteuningsprofiel 6

behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor jeugdige(n), rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid jeugdigen

toelichting

In dit profiel gaat het om een jeugdige die opgroeit in een multi-probleem gezin. Er is sprake van gezinnen waarbij één of beide ouder(s) eigen problematiek hebben, doch daarnaast is er ook sprake van ontoereikende opvoedvaardigheden, financiële problemen, huisvestingsproblemen, relationele problemen. De ouders zijn niet altijd in staat om hun kinderen voldoende zorg, bescherming en ondersteuning te bieden. Bij de jeugdige is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen. Er kan sprake zijn van angst- en stemmingsproblemen, hechtingsproblemen, traumatische ervaringen en cognitieve beperkingen. Bij deze gezinnen zijn vaak meerdere zorgverleners uit verschillende domeinen betrokken, waardoor zorgcoördinatie een belangrijke plaats in de geboden hulp inneemt.

gewenst resultaat

De ouders hebben regie over de opvoeding van hun kinderen weer in handen genomen en weten waar ze terecht kunnen voor hulp en ondersteuning. Er is een steunend netwerk om het gezin heen aanwezig. Er is een plan in uitvoering voor alle problemen die zich in de gezinssituatie voordoen. Alle betrokken zorgverleners voeren samen met de ouders dit plan in samenhang uit. Door de gezamenlijke aanpak zijn de problemen van de jeugdige verminderd en functioneert hij beter thuis, op school en buitenshuis. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zijn sterke kanten. De jeugdige maakt een gezonde positieve en veilige ontwikkeling door binnen zijn vermogen waarin acceptatie van blijvende kind problematiek een onderdeel kan zijn. De ouders beschikken over toereikende en bij jeugdige passende opvoedvaardigheden om op eigen kracht en eigen regie de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders werken als ouders goed samen in de opvoeding van hun kinderen en maken gebruik van een goed steunnetwerk.

Ondersteuningsprofiel 7

behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking van de jeugdige

toelichting

In dit profiel heeft de jeugdige een beneden gemiddelde intelligentie. Het betreft een jeugdige met een licht verstandelijke beperking (LVB) of zwaardere verstandelijke beperking (VG). Dit vraagt om extra hulp, ondersteuning en bescherming. Het vraagt van ouders naast de basis opvoedvaardigheden ook specifieke opvoedvaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Extra aandachtspunt is ook de draagkracht-draaglastverhouding van de ouders en het gezin (invloed op de overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de ouders/gezin kan ingezet worden.

gewenst resultaat

De ouders hebben goed zicht op de sterke kanten en de beperkingen van hun kind en hoe dit van invloed is op zijn ontwikkeling. Zij weten hoe zij hun kind kunnen stimuleren in zijn ontwikkeling en welke opvoedkundige aanpak effectief is. Zij weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om overbelasting te voorkomen. De jeugdige weet indien mogelijk, waar zijn sterke kanten liggen en beseft dat hij beperkingen heeft. Hij functioneert overeenkomstig zijn mogelijkheden thuis, op school en buitenshuis. Hij voelt zich goed in zijn vel en heeft een reëel toekomstbeeld voor ogen. Hij voelt zich prettig in zijn leefomgeving.

Ondersteuningsprofiel 8

behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek van de jeugdige

toelichting

In dit profiel hebben de jeugdigen een beneden gemiddelde intelligentie. Het betreft jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (LVB) of zwaardere verstandelijke beperking (VG). Hierdoor vragen zij om extra zorg, ondersteuning en bescherming. Daarnaast is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen in brede zin. Er is sprake van problemen op meerdere ontwikkelingsgebieden en levensdomeinen. De verstandelijke beperking kan voorkomen in combinatie met psychische en psychiatrische problematiek/stoornissen, waarbij het één het ander kan beïnvloeden en versterken (over en weer). Dit vraagt om extra zorg, ondersteuning en specialistische behandeling en begeleiding.

gewenst resultaat

De klachten die samenhangen met de beneden gemiddelde intelligentie in combinatie met de ontwikkelings- en gedragsproblemen, zijn verminderd. Er is sprake van minder lijdensdruk en herstel van functioneren, thuis en buitenshuis. De jeugdige weet, indien mogelijk, waar zijn sterke kanten liggen en maakt daar gebruik van. Hij voelt zich prettig in zijn leefomgeving. De ouders beschikken over kennis en opvoedkundige vaardigheden die nodig zijn om de ontwikkeling positief te stimuleren. Zij weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om overbelasting te voorkomen.

Ondersteuningsprofiel 9

behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking en/of niet-aangeboren hersenletsel van de jeugdige

toelichting

In dit profiel is er bij de jeugdige sprake van een lichamelijke beperking en/of niet-aangeboren hersenletsel. Deze aandoeningen zijn van invloed op de ontwikkeling van de jeugdige in meer of mindere mate, op meerdere ontwikkelingsgebieden en leefdomeinen. Dit vraagt om extra ondersteuning, in de vorm van begeleiding en/of verpleging. Naast de basale opvoedvaardigheden, vraagt dit van de ouders ook specifieke opvoedvaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Dit kan hoge eisen stellen aan het ouderschap en de ouderrelatie. Extra aandachtspunt is ook de draagkracht-draaglastverhouding van de ouders en het gezin (invloed op overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de ouder(s)/het gezin kan ingezet worden.

gewenst resultaat

De jeugdige maakt zo goed mogelijk gebruik van zijn sterke kanten. Hij ontwikkelt zich positief thuis en buitenshuis, binnen zijn mogelijkheden. Hij ontwikkelt een positief zelfbeeld en voelt zich prettig in zijn leefomgeving. De ouders bieden de hulp en ondersteuning die hun kind nodig heeft, zo nodig met behulp van anderen. Zij weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om overbelasting te voorkomen.

Ondersteuningsprofiel 10

behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor 0 tot 6 jarige(n) binnen het gezin (rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid van het jonge kind)

toelichting

In dit profiel is er sprake van complexe problemen die van invloed zijn op de kwaliteit van de ouder-kindrelatie. Dit zijn complexe kind-, ouder- en omgevingsfactoren, zoals:

  • Gezinnen met jonge kinderen (0-6 jaar), waarbij sprake is van instabiele opvoedingsomgeving en/ of onvoldoende pedagogische vaardigheden, Bijvoorbeeld ouders met psychische problematiek, onverwerkt trauma, LVB, verslaving, tienermoeders;

  • Omgevingsfactoren als huiselijk geweld, sociaal isolement, financiële en/of huisvestingsproblemen, werkloosheid, migratie etc.;

  • Kind factoren zoals een huilbaby, ernstige voedings- of slaapproblemen, een ontwikkelingsachterstand, emotionele- en gedragsproblemen, traumatische medische complicaties, syndromale afwijkingen, meervoudige beperkingen. Deze jonge kinderen vragen van de ouders naast de basale opvoedvaardigheden ook specifieke opvoedvaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Dit kan hoge eisen stellen aan het ouderschap en de ouderrelatie.

Extra aandachtspunt is ook de draagkracht-draaglastverhouding van de ouders en het gezin (invloed op overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de ouder(s)/het gezin kan ingezet worden. Vaak zijn bij complexe problematiek diverse hulpverleners betrokken en dit vraagt om juiste coördinatie en samenwerking. Al deze factoren beïnvloeden elkaar over en weer. Het zeer jonge kind is nog totaal afhankelijk van de ouder/verzorger, waardoor deze factoren zowel de ontwikkeling van het brein beïnvloeden, als de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en daarmee de hechting, meer nog dan bij oudere kinderen.

gewenst resultaat

Het jonge kind maakt een gezonde, positieve en veilige ontwikkeling door binnen het vermogen van het kind, waarin acceptatie van blijvende kind problematiek een onderdeel kan zijn. De ouders beschikken over toereikende en bij het kind passende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht en eigen regie de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders werken als ouders goed samen in de opvoeding van hun kinderen, en maken gebruik van een goed steunnetwerk. Zowel leerkrachten en groepsleidsters weten hoe zij het kind optimaal kunnen stimuleren in de ontwikkeling. De ontwikkeling en het gedrag van het jonge kind laat positief herstel zien thuis, op het kinderdagverblijf, de voorschool, op school en buiten.

Artikel 18. Herstel of duurzaam arrangement

Het uitgangspunt is dat het in te zetten arrangement gericht is op herstel. Het gaat immers om hulp vallend onder de Jeugdwet. Zou er in het geheel geen perspectief zijn op herstel dan is de WLZ van toepassing. Niettemin is er ook onder de Jeugdwet wel een accentverschil aan te brengen tussen:

  • hulp gericht op duidelijke ontwikkeldoelen, waarbij er voor de jeugdige/het gezin nog een uitgesproken ontwikkelperspectief is en

  • hulp gericht op stabilisatie, dat wil zeggen het behouden en versterken van de eigen zelfredzaamheid en het vergroten van sociale participatie, rekening houdend met eventuele beperkingen van de jeugdige/het gezin.

Eventueel kan na een hersteltraject een vervolg worden ingezet op duurzame begeleiding. Dit is voornamelijk aan de orde bij de profielen 5, 7, 8 en 9.

Extra componenten

Artikel 19. Extra componenten

In de toekenning van jeugdhulp is het mogelijk één arrangement te kiezen waarbinnen de jeugdhulpaanbieder alle zorg levert om het resultaat te behalen. Er zijn echter extra componenten die aanvullend op het arrangement toegekend kunnen worden. Dit dient wel in het perspectiefplan meegenomen en gewogen te worden. Het extra component maakt dan deel uit van de toekenning.

Artikel 19a. ThuisPLUS

Wanneer gedurende een bepaalde periode in een traject gericht op herstel extra intensieve ambulante begeleiding en/of dagbesteding nodig is, kan boven het arrangement ThuisPLUS worden ingezet, aanvullend aan het ondersteuningsprofiel. Het is aan de jeugdhulpaanbieder om aan te geven of de ThuisPLUS component noodzakelijk is. De jeugdconsulent bepaalt of het ThuisPLUS component ingezet mag worden. Voorwaarde voor deze inzet is dat de methode is beschreven in het perspectiefplan.

Artikel 19b. Vervoer

De Jeugdwet hanteert het uitgangspunt eigen kracht. Dat betekent concreet het volgende voor het vervoer in de praktijk:

1. Vervoer door ouders/verzorgers dan wel eigen netwerk

De begeleiding van jeugdigen is in beginsel de verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers. In de praktijk komt het vaak voor dat ouders werken of zorg dragen voor meerdere kinderen en dit als reden aanvoeren waarom zij niet voor begeleiding van het vervoer van hun kind kunnen zorgen. Dit kan echter nog gezien worden als eigen kracht. Van iedere ouder wordt verwacht dat zij kinderen van en naar school/clubs e.d. brengen. De beperking van een kind maakt niet dat ouders deze verplichting niet meer hebben.

Zijn de mogelijkheden van ouders/verzorgers dan wel eigen netwerk ontoereikend om het vervoer zelf te regelen, kan gezocht worden naar een oplossing.

2. Vervoer door jeugdhulpaanbieder

Binnen de regio Westfriesland zijn de tarieven berekend op het aanbieden van jeugdhulp exclusief vervoer. Deze berekening gaat er vanuit dat de ouders/verzorgers of het netwerk het vervoer regelt. Alleen in uitzonderingsgevallen, waarin de ouders/het netwerk de jeugdige niet zelf kunnen vervoeren, kan de jeugdhulpaanbieder dit regelen. Hierbij gaat het wel om vervoer binnen de regio Westfriesland. De jeugdhulpaanbieders regelen het vervoer in overleg met de jeugdige/gezin en ontvangen hiervoor een extra component bovenop het arrangement. Voorwaarde voor deze inzet is dat de methode is beschreven in het perspectiefplan.

3. Vervoer buiten de regio en rolstoelvervoer

Voor vervoer buiten de regio Westfriesland en rolstoelvervoer waarin de ouders/het netwerk de jeugdige niet zelf kunnen vervoeren wordt gezocht naar een oplossing. In beginsel blijven ouders zelf verantwoordelijk voor het vervoer. Al bij een afgegeven indicatie blijkt dat de jeugdige niet op de locatie kan komen omdat ouders dit niet kunnen regelen, bestaat een verplichting voor het treffen van een voorziening hiervoor.

Artikel 19c. Verblijf

Alle arrangementen zijn ambulant. Is voor het bereiken van de beoogde resultaten nodig dat de jeugdige tijdelijk in een voorziening verblijft, dan kan een verblijfscomponent worden toegevoegd aan het gekozen arrangement. Hier wordt een bepaalde duur voor afgesproken. De behandeling en/of begeleiding worden vanuit het arrangement bekostigd.

Artikel 19d. Medicatiecontrole

Na beëindiging van een arrangement kan medicatiecontrole worden ingezet wanneer slechts de medicatiecontrole nodig is. Medicatiecontrole kan ook als extra component worden ingezet.

Artikel 20. Voorzieningen uit het landelijk transitiearrangement

Indien er een zeer specialistische voorziening nodig is, die niet ingekocht is via de gemeenten in West-Friesland is het mogelijk een voorziening in te zetten die landelijk is ingekocht via het Landelijk Transitie Arrangement. Indien uit onderzoek blijkt dat het nodig dat naast deze voorziening nog jeugdhulp ingezet wordt, kan een arrangement toegewezen worden. Eventueel wordt hier advies over ingewonnen bij het Regionale Adviesteam HS. Wel dient er aandacht besteed te worden aan de afstemming van de in te zetten hulp door de jeugdhulpaanbieders onderling. Dit moet opgenomen worden in het perspectiefplan.

Individuele voorzieningen die buiten een arrangement vallen

Artikel 21. Dyslexiezorg

Voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstige enkelvoudige dyslexie kan een voorziening worden aangevraagd in de vorm van onderzoek en/of behandeling. Voor de dyslexiezorg is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget aan te vragen.

Dyslexiezorg kan ook ingezet worden vanuit de school van de jeugdige.

Artikel 22. Pleegzorg

Er kan een beschikking afgegeven worden voor (tijdelijke) plaatsing van een kind in een pleeggezin. Wanneer er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling of voogdij) kunnen gecertificeerde instellingen op basis van een machtiging van de kinderrechter een aanmelding voor pleegzorg doen. De gemeente geeft een beschikking af, ongeacht of er sprake is van een vrijwillig dan wel een gedwongen kader. Aan een pleegzorgplaatsing ligt altijd een gemeentelijke beschikking ten grondslag, tenzij er sprake is van een crisisplaatsing.

Individuele voorzieningen:

Hoogspecialistische jeugdhulp

Artikel 23. Regionaal Adviesteam HS

Het Regionaal Adviesteam HS richt zich op het uitbrengen van mulitidisciplinaire professionele adviezen voor de langere termijn. In dit team hebben mensen zitting namens de gemeenten die hun expertise inzetten voor het uitbrengen van deze adviezen. De adviezen die het Regionaal Adviesteam HS uitbrengt over het inzetten van specialistische jeugdhulp hebben betrekking op de inhoud en het effect van de beoogde hulpverlening.

Het Regionaal Adviesteam HS kan worden ingezet voor:

  • Algemeen advies en consultatie bij bepalen ondersteuningsbehoefte

  • Advies bij vastgelopen zorgtrajecten en/of meerdere hulpverleners

  • Advies over in te zetten diagnostiek

  • Inhoudelijk advies over passende hulp- of zorgvorm

Voor situaties waarbij sprake is van hoogcomplexe problematiek en langdurige zorgtrajecten wordt het Regionaal Adviesteam HS ingezet.

Stichting Welzijn Stede Broec of de jeugdconsulenten kunnen het Regionaal Adviesteam HS inschakelen voor consultatie; de experts hebben een adviserende rol, maar geen mandaat voor toewijzing. Het Regionaal Adviesteam HS bestaat uit een vast multidisciplinair kernteam van specialisten. Eventueel kunnen andere professionals of deskundigen toegevoegd worden voor een speciale casus op grond van hun expertise.

Artikel 24. Toekenning van hoogspecialistische jeugdhulp

Wanneer sprake is van een aanvraag of noodzaak tot het inzetten van hoogspecialistische jeugdhulp wordt in alle gevallen advies gevraagd van het Regionaal Adviesteam HS. De consulent onderzoekt, eventueel in samenwerking met Stichting Welzijn Stede Broec de situatie van de jeugdige en legt dit voor aan het Regionaal Adviesteam HS.

Ook wanneer de verwijzing naar hoogspecialistische jeugdhulp gedaan wordt door een (huis)arts of een rechter wordt de situatie beoordeeld door het Regionaal Adviesteam.

Altijd wordt bekeken of de gevraagde voorziening de juiste is en tot gewenste resultaten leidt.

Het Regionaal Adviesteam HS heeft bij een directe verwijzing niet de taak om de verwijzing zelf te beoordelen. Dit is immers bij wet geregeld. Het advies richt zich op het inzetten van de jeugdhulp. Het adviesteam beoordeelt of de verwijzing opgelost kan worden binnen een arrangement of dat hoogspecialistische jeugdhulp de oplossing is voor de hulpvraag.

Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget

Artikel 25. Persoonsgebonden budget (pgb)

Als iemand een persoonsgebonden budget wil hebben, wordt in eerste instantie het onderzoek gedaan naar de hulpvraag. Dat betekent dat ook wanneer er sprake zou kunnen zijn van een pgb, degene die het onderzoek uitvoert te allen tijde het recht heeft, om in het belang van het onderzoek, de jeugdige en zijn ouders zonder aanwezigheid van derden te spreken.

De mogelijke uitvoerder van de ondersteuning wordt in het stadium van het onderzoek naar aanleiding van de hulpvraag niet betrokken bij het onderzoek, tenzij dit noodzakelijk is in het kader van de vraagverheldering.

Een pgb aanbieder komt derhalve in beginsel pas concreet in beeld nadat het perspectiefplan is opgesteld, en het de wens is van de cliënt de verstrekking van de ondersteuning te laten plaatsvinden in de vorm van een pgb.

Als tot de conclusie wordt gekomen dat ondersteuning nodig is, kan de jeugdige en/of zijn ouders aangeven dat zij de verstrekking van de ondersteuning middels (het toegelichte aanbod in) zorg in natura wil ontvangen, of dat zij zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod niet passend is in hun situatie en dat geopteerd wordt voor het zelf inkopen via een pgb.

Het uitgangspunt is dat iemand óf kiest voor Zorg in Natura, óf -daar waar mogelijk- voor een pgb.

De benodigde zorg wordt dan of via een gecontracteerde aanbieder verleend, of via een derde. Een combinatie van ZIN en pgb is in principe niet mogelijk.

Wanneer een aanbod voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb overeenkomt met het aanbod van een gecontracteerde aanbieder, zal het college dit onder de aandacht van de jeugdige en/of zijn ouders brengen. Immers, de kwaliteit van de met het pgb ingekochte ondersteuning moet minimaal voldoen aan de eisen die het college stelt aan de door haar gecontracteerde aanbieders.

Wanneer de jeugdige en zijn ouders het perspectiefplan ontvangen heeft moet er een pgb-plan opgesteld worden.

Dit pgb-plan wordt getoetst door een namens het college gemandateerde medewerker. Daarbij wordt beoordeeld of de omschreven ondersteuning in het pgb-plan van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van de in het perspectiefplan opgenomen doelen. Voorts wordt getoetst op (wettelijke) verlenings- en weigeringsgronden en de pgb-vaardigheid.

In het pgb-plan wordt gemotiveerd waarom er voor een pgb gekozen wordt, op welke manier de doelen uit het perspectiefplan behaald worden, bij wie de ondersteuning wordt ingekocht, hoe deze wordt georganiseerd, hoe de kwaliteit is gewaarborgd. Ook moet er een financieel overzicht, begroting of een offerte bijgevoegd worden.

In dit plan legt de jeugdige en/of zijn ouders en, indien van toepassing, de vertegenwoordiger de pgb-verklaring af. Met het indienen van het pgb-plan wordt verklaard dat het pgb op verantwoorde wijze beheerd zal worden. Dit houdt onder andere in dat men zich bewust is van de verantwoordelijkheid die de rol van budgethouder, dan wel vertegenwoordiger voor het pgb, inhoudt.

Na het opstellen van het pgb-plan wordt er een gesprek ingepland met de jeugdige en/of zijn ouders. Wanneer er sprake is van een vertegenwoordiger, dient deze ook aanwezig te zijn bij het gesprek.

Artikel 26. Pgb-vaardigheden

Een budgethouder dient in staat te zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Het beheren van een pgb is geen simpele en ook geen vrijblijvende taak. Met een pgb neemt een gezin zelf de regie in handen over zijn ondersteuning. De jeugdige en/of zijn ouders moeten zelf zorgverleners inhuren, goede afspraken maken, zorgverleners aansturen, zorgdragen voor tijdige declaratie van ondersteuning, de administratie bijhouden, bijdragen aan tijdige en correcte betaling door de Sociale verzekeringsbank (of het college) via het zogeheten trekkingsrecht, op basis van declaraties en zorgovereenkomsten. De jeugdige en/of zijn ouders zijn er primair zelf verantwoordelijk voor dat de kwaliteit van de ondersteuning die hij inhuurt voldoende is. Ook dient hij zelf zorg te dragen voor vervanging tijdens ziekte en verlof. Derhalve is het belangrijk dat de budgethouder, of in voorkomende gevallen diens vertegenwoordiger, voldoende in staat is het pgb te beheren en zijn belangen te behartigen.

Het college acht een persoon niet in staat de aan een pgb verbonden taken verantwoord te kunnen uitvoeren, als sprake is van de hieronder genoemde omstandigheden. Deze omstandigheden geven het signaal aan de beoordelaar dat dóór de omstandigheden, iemand niet in staat wordt geacht zelf een pgb te kunnen beheren. In het perspectiefplan (en eventueel in de afwijzende beschikking) dient de beoordeling goed onderbouwd en gemotiveerd te worden.

Mocht iemand alsnog een pgb wensen, dan dient er een vertegenwoordiger te zijn die de aan het pgb verbonden taken kan uitvoeren. De vertegenwoordiger dient ook te voldoen aan de gestelde eisen en wordt eveneens getoetst op de onderstaande aspecten.

Bij de beoordeling van pgb-vaardigheid zou gebruik gemaakt kunnen worden van de pgb-test zoals deze wordt aangeboden door Per Saldo. Voor deze test kan iemand niet slagen of zakken en de uitslag op zich kan dan ook geen reden zijn om een pgb af te wijzen. De test is bedoeld om cliënt meer inzicht te geven in de mate waarin cliënt beschikt over de vaardigheden die noodzakelijk zijn om een pgb te beheren.

Relevante omstandigheden met betrekking tot de pgb-vaardigheid:

a. Problematische schuldenproblematiek

Problematische schuldenproblematiek maakt de kans groot en aannemelijk dat iemand voor het beheren van een pgb belangrijke financiële vaardigheden en verantwoordelijkheden ontbeert. Het is daarom niet wenselijk dat iemand, zolang hij zijn financiële zaken niet goed en zelfstandig op orde heeft, zelf een pgb beheert.

Signalen die kunnen wijzen op problematische schulden bij de jeugdige en /of zijn ouders (of zijn vertegenwoordiger), zijn bijvoorbeeld dat de men zelf aangeeft dat er (verwijtbare) schulden zijn, het gezin in de schuldsanering zit of onder bewindvoering staat.

b. Ernstige verslavingsproblematiek

Ernstige verslavingsproblematiek maakt dat men vanwege de verslaving niet in staat is regie te voeren over zijn eigen leven, laat staan over een pgb. Ook de omstandigheid van een problematische ex-verslaving of de omstandigheid dat de cliënt bezig is de verslaving de baas te worden maakt dat de cliënt minder in staat geacht wordt om regie te voeren over zijn eigen leven, of over een pgb. Bij vermoedens van ernstige verslaving kan daar in het onderzoek nader onderzoek naar gedaan worden, bijvoorbeeld door het opvragen van een onafhankelijk medisch advies.

Signalen die kunnen wijzen op verslavingsproblematiek bij de beoogde budgethouder, zijn bijvoorbeeld dat dit onderdeel is van de melding en uit het onderzoek komt, of dat tijdens het onderzoek verslaving gerelateerd gedrag vertoond wordt.

c. Aangetoonde fraude begaan in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag

Wanneer een beoogde budgethouder eerder frauduleus heeft gehandeld, op welk terrein dan ook, is het aannemelijk dat de verleidingsrisico’s bij het verstrekken van een pgb te groot zijn.

Dit geldt te meer indien de jeugdige en/of zijn ouders, dan wel vertegenwoordiger, dan wel het bedrijf waar de vertegenwoordiger werkt, eerder betrokken is geweest bij pgb-fraude.

d. Een aanmerkelijke verstandelijke beperking

Een indicatie voor een verstandelijke beperking is een (zeer) laag IQ. Tevens zijn er beperkingen in de sociale aanpassing die- zonder ondersteuning- participatie in de weg staan. Er is vaak sprake van moeite met concentratie en aandacht en een laag zelfbeeld; soms zijn er bijkomende lichamelijke problemen danwel een kwetsbare gezondheid.

Een pgb-test zoals Per Saldo aanbiedt zou meer informatie hierover kunnen bieden.

e. Een ernstig psychiatrisch ziektebeeld

Bij GGZ-problematiek die in ernstige mate aanwezig is, is de kans groot dat het vrijwel onmogelijk is voor de cliënt om op stabiele en consistente wijze de regie te kunnen voeren over een pgb. Met name de beoordeling of de geleverde zorg doeltreffend en professioneel is, zal ingewikkeld zijn. Dat maakt dat er een verhoogd risico is op niet wenselijke afhankelijkheidsrelaties tussen de cliënt en de pgb-aanbieder. Een aanbod van zorg in natura past vaak beter in het (zorg)belang van de jeugdige en/of zijn ouders.

f. Vastgestelde blijvende cognitieve stoornis

Wanneer een beoogde budgethouder een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis heeft, is het aannemelijk dat men daarmee de regie over het welzijn van de jeugdige en/of zijn ouders niet in de hand heeft.

Voorbeelden van blijvende cognitieve stoornissen zijn de diverse vormen van dementie en de ziekte van Korsakov.

g. Het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal, in woord en geschrift

Het beheren van een pgb is niet mogelijk wanneer iemand de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Het voldoende kunnen begrijpen (en dus kunnen lezen) van alle voorwaarden en eisen ten aanzien van een pgb, zijn niet mogelijk bij een onvoldoende beheersing van het Nederlands. Ook het opstellen en afsluiten van bijvoorbeeld zorgovereenkomsten, is dan buiten bereik. Hiervan afgeleid kan tevens worden gesteld dat men voldoende kennis dient te hebben van de Nederlandse samenleving, zodat men bijvoorbeeld de vraag kan beantwoorden wat de SVB is en doet in relatie tot het pgb.

h. Twijfels op andere gronden over de pgb-vaardigheid.

Er kunnen, naast de eerder genoemde omstandigheden, ook twijfels zijn op andere gronden over de pgb-vaardigheid van de jeugdige, zijn ouder(s), dan wel vertegenwoordiger, waardoor sterk de indruk bestaat dat iemand niet in staat is om een pgb te beheren. Een beslissing hieromtrent dient goed onderbouwd en gemotiveerd worden.

Artikel 27. Vertegenwoordiger pgb

Iemand kan (of moet) zich, laten vertegenwoordigen in de uitoefening van het budgethouderschap. Een derde wordt dan gemachtigd om voor hem de taken, verbonden aan het pgb, uit te voeren. De vertegenwoordiger dient pgb-vaardig te zijn.

Uitgangspunt is dat degene die de cliënt vertegenwoordigt, de belangen van de cliënt centraal stelt.

Deze vertegenwoordiger kan niet de uitvoerder zijn van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht. De vertegenwoordiger mag geen financiële relatie hebben met de uitvoerder van de ondersteuning. Hierdoor wordt immers een objectieve beoordeling van wat noodzakelijk is voor de cliënt, en de aansturing van de werkzaamheden bemoeilijkt. Dit kan ten koste gaan van het bereiken van de gewenste resultaten. Zo mag de vertegenwoordiger bijvoorbeeld niet betaald worden door de aanbieder van de zorg voor de desbetreffende cliënt. Dit geldt ook voor een pgb conform het informele tarief, wanneer bijvoorbeeld een familielid de hulp verleent. Het uitgangspunt is dat er geen belangenverstrengeling mag ontstaan doordat deze informele hulp twee taken in zich verenigt, namelijk van hulpverlener en beheerder van het pgb.

In uitzonderlijke gevallen kan hier van worden afgeweken, wanneer dit, gezien de situatie van de jeugdige en/of zijn ouder(s), de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.

Dit kan aan de orde zijn wanneer de jeugdige en/of zijn ouders geen andere keuze kunnen maken, de kwaliteit van de verleende ondersteuning voldoende gewaarborgd is en het beheer van het pgb. In deze gevallen wordt de looptijd van de verstrekking beperkt of wordt frequent tussentijds te onderzocht hoe de ondersteuning en het beheer van het pgb verlopen.

Artikel 28. Informele ondersteuning

Een jeugdige en/of zijn ouders hebben de keuze om de ondersteuning in te kopen bij een professionele hulpverlener/organisatie of ondersteuning te betrekken van een persoon of organisatie behorende tot het informele circuit of een combinatie daarvan. De gemeente toetst of een professioneel hulpverlener voldoet aan de daarvoor gestelde kwaliteitseisen als opgenomen in de nadere regels jeugdhulp. Om de kwaliteit te kunnen wegen bij de inzet van het pgb via een persoon uit het sociaal netwerk, weegt het college of dit tot gelijkwaardig of beter resultaat leidt in vergelijking met de inzet van een professional.

Aan de geboden ondersteuning door pgb-aanbieders worden bepaalde kwaliteitseisen gesteld. In eerste instantie is de budgethouder ervoor verantwoordelijk om toe te zien op de kwaliteit van de geleverde ondersteuning. Echter, het college heeft als verstrekker van de indicatie en het budget ook een rol. Er dient beoordeeld te worden of de pgb-aanbieder voldoet aan de kwaliteitscriteria van professioneel of informeel pgb-hulpverlener. Ook kan het college de geboden ondersteuning periodiek toetsen aan gestelde kwaliteitseisen. Tijdens deze toets wordt gecontroleerd of de geboden ondersteuning uit het pgb-plan uitgevoerd wordt en of de gestelde doelen behaald worden.

Voor zowel voor professionele als informele pgb-aanbieders, gelden, naast de overige kwaliteitseisen de volgende voorwaarden:

  • De zorgverlener/-aanbieder biedt hulp die veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verleend.

  • De zorgverlener/-aanbieder werkt actief en integraal samen met andere zorgverleners/-aanbieders in het belang van de cliënt.

  • De zorgverlener/-aanbieder werkt aantoonbaar aan de doelen van het perspectief- en pgb-plan.

  • De zorgverlener/-aanbieder is bij de gemeente niet bekend vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving of uitvoeringsregels, misleiding en/of fraude.

Artikel 29. Besteding pgb in het buitenland

Het is niet mogelijk een pgb in het buitenland, of elders in Nederland, te besteden, tenzij hiervoor expliciet vooraf toestemming is gegeven door het college. De cliënt heeft een inlichtingenplicht en moet de gemeente vooraf toestemming vragen.

Hoofdstuk 5. Kwaliteit van de geleverde zorg

Artikel 30. Kwaliteit

De jeugdhulpaanbieders die de arrangementen bieden via Zorg in Natura zijn bij het contracteren al gecontroleerd op de benodigde kwaliteit van de te leveren zorg.

Voor jeugdhulpaanbieder die op basis van een persoonsgebonden budget jeugdhulp willen aanbieden gelden gelijke kwaliteitseisen:

  • De jeugdhulpaanbieder voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Jeugdwet en alle overige relevante wet- en regelgeving.

  • Er is sprake van cliënt- en/of ouderparticipatie.

  • Er is een klachtenregeling die voldoet aan de wettelijk daaraan gestelde eisen en de jeugdhulpaanbieder handelt daarnaar.

  • De jeugdhulpaanbieder beschikt over een kwaliteitssysteem waarin resultaten worden vastgelegd en waarbij deze resultaten worden ingezet om te komen tot verbeteringen in de werkwijze en op grond waarvan mogelijk innovatieve manieren van werken kunnen worden ontwikkeld.

  • De jeugdhulpaanbieder volgt geldende en toekomstige herzieningen van - standaarden, richtlijnen, best practices, veelbelovende of evidence based methodes en implementeert deze in zijn werkwijze. Het gaat hierbij om interventies:

    • -

      die zijn opgenomen in de databestanden Effectieve Jeugd Interventies van het Nederlands Jeugd Instituut;

    • -

      die erkend zijn door het Landelijk Kenniscentrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie;

    • -

      die zijn opgenomen in de databestanden van het Kennisnet LVB Jeugd;

    • -

      die in lijn zijn met landelijke en/of internationale richtlijnen;

    • -

      waarvan op andere manieren is vastgesteld dat zij bewezen effectief zijn.

  • Indien noodzakelijk wordt beredeneerd en transparant afgeweken.

  • De jeugdhulpaanbieder werkt mee aan inspecties van de Inspectie Jeugdhulp en de Toezichthouder Wmo en geeft opvolging aan aanbevelingen die hieruit naar voren komen.

  • De jeugdhulpaanbieder sluit (voor zover van toepassing) aan op verplichte systemen voor melding en verwijzing, zoals de Verwijsindex Risicojongeren, bij voorkeur via Verwijsindex Noord-Holland en eventuele cliëntvolgsystemen.

  • Het in te zetten personeel van de jeugdhulpaanbieder, welke beroepsmatig in contact kan komen met jeugdigen of ouders aan wie jeugdhulp wordt geboden, beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG, niet ouder dan zes maanden) bij indiensttreding. De organisatie monitort de personeelsleden op hun doen en laten, gerelateerd aan de geldende eisen voor de VOG. De VOG voor het in te zetten personeel hoeft niet met de offerte meegezonden te worden.

  • Het in te zetten personeel van de jeugdhulpaanbieder houdt zich aan de meldplicht voor calamiteiten en de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

  • Het in te zetten HBO en WO geschoold personeel van de jeugdhulpaanbieder, welke beroepsmatig in contact kan komen met jeugdigen of ouders aan wie jeugdhulp wordt geboden, is BIG-geregistreerd of is geregistreerd bij Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).

  • Het in te zetten ondersteunend MBO geschoold personeel werkt altijd onder verantwoordelijkheid van een medewerker met een BIG- of SKJ-registratie.

  • De jeugdhulpaanbieder is cultuursensitief: bij de benadering van ouder(s), pleegouders en kind, behandeling en/ of in te zetten methodieken wordt rekening gehouden met de religieuze- en of culturele achtergrond van ouder(s), pleegouders en kind, tenzij er redenen zijn om hiervan af te wijken.

  • De jeugdhulpaanbieder draagt zorg voor een goede samenwerking met de professionals in Stichting Welzijn Stede Broec van de gemeente en andere relevante actoren. Onder een goede samenwerking wordt in ieder geval verstaan onderlinge afstemming tussen personeel de jeugdhulpaanbieder en de overige betrokkenen of te betrekken professionals over de samenwerking en de cliënt(en), met in achtneming van de privacywetgeving en eventuele andere privacy-protocollen van de gemeente.

  • De jeugdhulpaanbieder beschikt, voor zover dit voor het specifieke aanbod vereist is, over een geldige licentie die is verbonden aan de methodiek of het programma dat hij aanbiedt en voldoet gedurende de uitvoering van de opdracht aan de vereisten die aan deze licenties zijn gesteld, inclusief het op tijdig bijscholen van het personeel.

  • De Wet Normering Topinkomens is van toepassing, inclusief het bijbehorende overgangsrecht voor zittende bestuurders.