Regeling vervallen per 21-02-2024

Erfgoedverordening Stede Broec 2011

Geldend van 17-03-2011 t/m 20-02-2024

Intitulé

Erfgoedverordening Stede Broec 2011

Onderwerp:

Vaststelling van de Erfgoedverordening Stede Broec 2011

Intrekking van de Erfgoedverordening Stede Broec 2009

De raad der gemeente Stede Broec;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders gedateerd 17 februari 2011’;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende

Erfgoedverordening Stede Broec 2011

Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

monument:

  • 1.

    zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

  • 2.

    terrein en/of water dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak, als bedoeld onder 1;

  • 3.

    complex van zaken, terreinen en/of wateren, dat van belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde en wegens de samenhang tussen de zaken, terreinen en/of wateren;

beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument als bedoeld in onderdeel a, dat in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening als zodanig is aangewezen, geen monument betreffende dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of op grond van de Provinciale Monumentenverordening van de provincie Noord-Holland;

gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de in overeenstemming met deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken, terreinen en/of wateren en complexen;

beschermd rijksmonument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ;

beschermd provinciaal monument: onroerend monument, dat in overeenstemming met de bepalingen van de Monumentenverordening Noord-Holland op de monumentenlijst van de provincie Noord-Holland is vermeld;

Erfgoedcommissie: de op basis van artikel 15, eerste lid van de Monumentenwet 1988 ingestelde commissie, met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Erfgoedverordening en het cultuurhistorische beleid;

archeologieregime: niveau van bescherming (rijks, provinciaal of gemeentelijk) van een bekend archeologisch terrein of van een archeologisch waardevol gebied, waar in een bepaalde mate archeologische waarden worden verwacht, vastgelegd via het archeologiecriterium;

archeologisch waardevol gebied: gebied, aangegeven op de gemeentelijke beleidskaart met thema “Cultuurhistorie en Archeologie” uit de Milieutoets bij bestemmingsplannen, waarvan is vastgesteld dat er in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

archeologiecriterium: de omvang (oppervlakte en diepte) van de grondroerende werkzaamheden in de bodem, zijnde de ondergrens van werkzaamheden waarbij rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden;

gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart, zijnde de gemeentelijke beleidskaart met thema “Cultuurhistorie en Archeologie” uit de Milieutoets bij bestemmingsplannen, waarop archeologische en cultuurhistorische monumenten en waardevolle gebieden zijn aangegeven, onder vermelding van het archeologieregime en archeologiecriterium;

bureauonderzoek: het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, omvattende de aard en de omvang, de datering, gaafheid en conservering en de relatieve kwaliteit daarvan;

inventariserend veld onderzoek: door middel van waarnemingen in het veld verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de archeologische verwachting , geformuleerd in het bureauonderzoek;

programma van eisen: door een blijkens het beroepsregister daartoe gekwalificeerd archeoloog op basis van het selectiebesluit opgesteld programma, waarin probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats worden gegeven alsmede formulering van de daaruit af te leiden eisen met betrekking tot het uit te voeren werk;

plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het Programma van Eisen denkt te gaan beantwoorden;

definitief opgravend onderzoek: definitieve archeologische ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvragen en het behalen van de onderzoeksdoelstelling;

selectiebesluit: een gemotiveerd besluit van het bevoegd gezag tot het al dan niet behouden van een bepaalde archeologische waarde, gebaseerd op een selectieadvies en leidend tot het al dan niet, of onder voorwaarden, verlenen van een vergunning;

eigenaar: de natuurlijke of rechtspersoon die in de kadastrale registers is ingeschreven als eigenaar, dan wel als erfpachter of opstalhouder;

stads- of dorpsgezicht: de waardevolle verschijningsvorm van een gebied, in zijn stedenbouwkundige en architectonische samenhang, zoals deze wordt gevormd door groepen van zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten, dijken, bruggen, vaarten, sloten en andere wateren, die met één of meer monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het eigen karakter van het geheel;

beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezichten, die overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening Stede Broec 2009 zijn aangewezen als beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten;

beeldbepalend pand: pand dat in een bestemmingsplan voor een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht als zodanig is aangemerkt en dat, naast de beschermde monumenten in het als zodanig aangewezen gebied, als referentie dient voor het waardevol geachte beeld van de bebouwing in het dorpsgezicht;

karakteristiek pand: pand dat in een bestemmingsplan als zodanig is aangemerkt en dat van cultuurhistorische waarde wordt geacht op grond van typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, beeldbepalende onderdelen, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid;

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stede Broec;

bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2: Het gebruik van het beschermd gemeentelijk monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het beschermd monument.

Hoofdstuk 2: De aanwijzing van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 3: Aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de Erfgoedcommissie.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen beschermd monument betreffen, dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

Artikel 4: Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5: Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De Erfgoedcommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na verzending van het adviesverzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de Erfgoedcommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6: Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7: Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.

Artikel 8: Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, de aanwijzing wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3 tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als bedoeld in lid 2 achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9: Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 2 van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd, onder vermelding van de datum van intrekking van de aanwijzing.

Hoofdstuk 3: De instandhouding van beschermde gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10: Instandhoudingsbepaling

  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een beschermd gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1:

    • a.

      af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 11: De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden digitaal of analoog in tweevoud ingediend.

Artikel 12: Termijnen advies

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Erfgoedcommissie voor advies.

  • 2.

    Binnen 6 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Erfgoedcommissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14: Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4: Beschermde rijksmonumenten

Artikel 15: Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de Erfgoedcommissie.

  • 2.

    De Erfgoedcommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn, wordt de Erfgoedcommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 5: De instandhouding van beschermde terreinen en/of wateren

Artikel 16: Instandhoudingsbepaling

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      in een beschermd monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of in een archeologisch waardevol gebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem te verstoren, behoudens de normale onderhoudswerkzaamheden en archeologisch onderzoek door een daartoe gekwalificeerde archeoloog;

    • b.

      aanwezige (delen van) fundamenten of andere, met de archeologische structuren verband houdende zaken af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • c.

      zich met een metaaldetector te bevinden op beschermde monumenten en op de terreinen, die door de raad zijn aangewezen als terreinen met een metaaldetectorverbod.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a.

      in het vigerende bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent de archeologische monumentenzorg;

    • b.

      in een besluit over een ruimtelijke procedure als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening door het college voorschriften zijn opgenomen omtrent de archeologische monumentenzorg;

    • c.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een beschermd monument of van een archeologisch waardevol gebied, als aangegeven op de gemeentelijke beleidskaart met thema “Cultuurhistorie en Archeologie” uit de Milieutoets bij bestemmingsplannen, waarop archeologische en cultuurhistorische monumenten en waardevolle gebieden zijn aangegeven;

    • d.

      een bureauonderzoek en eventueel een archeologisch onderzoeksrapport is overgelegd (indien nader archeologisch onderzoek door het college wordt geëist), waarin de archeologische waarde van het terrein en/of de wateren in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn;

      • de aanwezige archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of:

      • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd.

Artikel 17: Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Stede Broec inventariserend veld onderzoek en/of definitief opgravend onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, sub h van de Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen, als bedoeld in artikel 1, onder m van deze verordening, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek;

    • b.

      de verstoorder, voorafgaand aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1, onder n van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen.

  • 2.

    In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3.

    Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak voldoet aan het programma van eisen en eventuele nader gestelde regels, vraagt het college advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.

Hoofdstuk 6: De bescherming van gemeentelijke dorpsgezichten

Artikel 18: Aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht

  • 1.

    De raad kan op voordracht van het college een deel of delen van de gemeente aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Voordat de raad over de aanwijzing een besluit neemt, dient het college het advies van de Erfgoedcommissie over deze aanwijzing aan de raad te overleggen.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen, dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of artikel 8 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

Artikel 19: Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De Erfgoedcommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na verzending van het adviesverzoek van het college.

  • 2.

    De raad beslist binnen 16 weken na ontvangst van het advies van de Erfgoedcommissie, maar in ieder geval binnen 24 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 20: Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 21: Registratie op de gemeentelijke lijst beschermde dorpsgezichten

  • 1.

    De raad registreert het beschermde dorpsgezicht op de gemeentelijke lijst beschermde dorpsgezichen.

  • 2.

    De gemeentelijke lijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de op een kaart aangegeven gebiedsbegrenzing en een beschrijving van kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gebied met de daarin begrepen cultuurhistorische waarden.

Artikel 22: Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    De raad trekt een aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht niet in en voert een dorpsgezicht niet af van de lijst beschermde dorpsgezichten dan na de Erfgoedcommissie te hebben gehoord.

  • 2.

    Indien de raad de aanwijzing intrekt, is artikel 19 van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken indien toepassing wordt gegeven aan artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 8 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

  • 4.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke lijst beschermde dorpsgezichten geregistreerd, onder vermelding van de datum van intrekking van de aanwijzing.

Artikel 23: Bestemmingsplan

  • 1.

    Ter bescherming van een op de lijst geplaatst dorpsgezicht stelt de raad een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

  • 2.

    Bij het besluit tot aanwijzing bepaalt de gemeenteraad in hoeverre een geldend bestemmingsplan als beschermend plan in de zin van het eerste lid kan worden aangemerkt.

  • 3.

    Voorzover in een gebied dat is aangewezen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht nog geen bestemmingplan als bedoeld in dit artikel van kracht is, is het verboden bouwwerken en andere werken te plaatsen, op te richten, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen zonder schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag.

  • 4.

    Op de behandeling van aanvragen om vergunning zijn de artikelen 11 en 12 van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Geen vergunning als bedoeld in het derde lid is vereist voor bouwwerken, waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), of het op grond van de WABO vastgestelde Besluit Omgevingsrecht geen bouwvergunning is vereist.

Artikel 24: Verbodsbepalingen

  • 1.

    Het is verboden bouwwerken die gelegen zijn in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht te beschadigen of vernielen.

  • 2.

    Het is verboden in een beschermd dorpsgezicht zonder schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      bouwwerken te verstoren, te plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      bouwwerken te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • c.

      onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfafscheidingen – niet zijnde een bouwwerk – en straatmeubilair te wijzigen.

  • 3.

    Op de behandeling van aanvragen om vergunning zijn de artikelen 11 en 12 van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De vergunning kan, ingeval van afbraak als bedoeld in het tweede lid, worden geweigerd indien een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan worden verleend voor een nieuw op te richten bouwwerk, doch deze nog niet is aangevraagd.

  • 5.

    De vergunning kan, ingeval van afbraak als bedoeld in het tweede lid, worden aangehouden indien de vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor een nieuw op te richten bouwwerk is aangevraagd, doch op die aanvraag nog niet is beslist. De aanhouding duurt totdat onherroepelijk op die aanvraag is beslist.

Hoofdstuk 7: Aanwijzing van beeldbepalende en/of karakteristieke panden

Artikel 25: De aanwijzing tot beeldbepalend of karakteristiek pand

  • 1.

    De raad kan op voordracht van het college panden aanwijzen als beeldbepalend pand, indien gelegen binnen een beschermd dorpsgezicht, of als karakteristiek pand, indien niet binnen een beschermd dorpsgezicht gelegen.

  • 2.

    Voordat de raad over de aanwijzing een besluit neemt, dient het college het advies van de Erfgoedcommissie over deze aanwijzing aan de raad te overleggen.

Artikel 26: Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

De Erfgoedcommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na verzending van het adviesverzoek van het college. De raad beslist binnen 16 weken na ontvangst van het advies van de Erfgoedcommissie, maar in ieder geval binnen 24 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 27: Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 25, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 28: Registratie op de gemeentelijke lijst beeldbepalende en karakteristieke panden

De raad registreert het beeldbepalende of karakteristieke pand op de gemeentelijke lijst beeldbepalende en karakteristieke panden. De gemeentelijke lijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het beeldbepalende of karakteristieke pand.

Artikel 29: Intrekken van de aanwijzing

De raad trekt een aanwijzing van een beeldbepalend of karakteristiek pand niet in en voert het pand niet af van de lijst beeldbepalende en karakteristieke panden dan na de Erfgoedcommissie te hebben gehoord. Indien de raad de aanwijzing intrekt, is artikel 26 van overeenkomstige toepassing. De intrekking wordt op de gemeentelijke lijst beeldbepalende en karakteristieke panden geregistreerd, onder vermelding van de datum van intrekking van de aanwijzing.

Hoofdstuk 8: Overige bepalingen

Artikel 30: Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:

    • a.

      de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

    • b.

      de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

    • c.

      de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

    • d.

      de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder d;

    • e.

      een aanwijzing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 31: Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met de artikelen 10, 16, 17 en 24 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 32: Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 9: Slotbepalingen

Artikel 33: Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening Stede Broec 2009, vastgesteld op 11 juni 2009, wordt ingetrokken op de datum waarop artikel 35 toepassing vindt.

Artikel 34: Overgangsrecht

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening Stede Broec 2009.

Artikel 35: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 36: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Stede Broec 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Stede Broec, gehouden op 3 maart 2011.

De raadsgriffier, De voorzitter,