Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en beeldbepalende en karakteristieke panden Stede Broec 2011

Geldend van 17-03-2011 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en beeldbepalende en karakteristieke panden Stede Broec 2011

De raad der gemeente Stede Broec;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders gedateerd 17 februari 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Stede Broec 2011;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en beeldbepalende en karakteristieke panden Stede Broec 2011

Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

monument:

  • 1.

    zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

  • 2.

    terrein en/of water dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak, als bedoeld onder 1;

  • 3.

    complex van zaken, terreinen en/of wateren, dat van belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde en wegens de samenhang tussen de zaken, terreinen en/of wateren;

    beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument als bedoeld in onderdeel a, dat in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening als zodanig is aangewezen, geen monument betreffende dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of op grond van de Provinciale Monumentenverordening van de provincie Noord-Holland;

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de in overeenstemming met deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken, terreinen en/of wateren en complexen;

    beeldbepalend pand: pand dat in een bestemmingsplan voor een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht als zodanig is aangemerkt en dat, naast de beschermde monumenten in het als zodanig aangewezen gebied, als referentie dient voor het waardevol geachte beeld van de bebouwing in het dorpsgezicht;

    karakteristiek pand: pand dat in een bestemmingsplan als zodanig is aangemerkt en dat van cultuurhistorische waarde wordt geacht op grond van typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, beeldbepalende onderdelen, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid;

    eigenaar: de natuurlijke of rechtspersoon die in de kadastrale registers is ingeschreven als eigenaar, dan wel als erfpachter of opstalhouder;

    bouwhistorisch onderzoek: onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument, in een schriftelijke rapportage vastgelegd;

    bouwkundig inspectierapport: een schriftelijke rapportage inclusief foto’s, waarin de bouwtechnische staat van het monument is vastgelegd en aanbevelingen worden gedaan voor te plegen onderhouds- en restauratiewerkzaamheden;

    casco: de hoofdstructuur van een bouwwerk, waaronder in ieder geval wordt begrepen: fundering, balkdragende muren, balklagen, vloeren, buitenmuren, kap, binnenpleisterwerk, buitenafwerking, ramen en kozijnen;

    onderhoud: periodieke werkzaamheden welke dienen om het monument als zodanig in stand te houden of toekomstige groot onderhoud of restauratie te voorkomen of uit te stellen;

    restauratie: werkzaamheden die voor het herstel van het monument noodzakelijk zijn en het normale onderhoud te boven gaan;

    cosmetica-onderhoud: onderhoudswerkzaamheden aan cultuurhistorisch waardevolle elementen van beeldbepalende en karakteristieke panden;

    cultuurhistorisch waardevolle elementen: elementen zoals voordeuren, glas-in-lood, kozijnen, luiken, makelaars, windveren, gevelstenen, stoepen, buitentrappen, gevelornamenten, hekwerken, siersmeedwerken en andere elementen, ter beoordeling door het college op basis van de redengevende omschrijving van het pand;

    Leidraad Brim Subsidiabele Instandhoudingskosten: leidraad voor de subsidiabele kosten van onderhoud en restauratie, opgesteld door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), als bijlage toegevoegd;

    subsidie: een geldelijke bijdrage van de gemeente in de subsidiabele kosten van onderhoud, restauratie en cosmetica-onderhoud van een gemeentelijk monument of beeldbepalend of karakteristiek pand;

    subsidiabele kosten: kosten die noodzakelijk zijn voor onderhoud en restauratie van een monument. Hieronder zijn niet begrepen de kosten die uitsluitend dan wel in overwegende mate worden gemaakt voor de verbetering van het wooncomfort.

    De berekening van de subsidiabele onderhouds- en restauratiekosten wordt gebaseerd op de Leidraad Brim Subsidiabele Instandhoudingskosten. Tot de subsidiabele kosten behoren onder andere:

  • -

    de aanneemsom;

  • -

    stelposten en verrekenposten;

  • -

    de risicoverzekering van loon- en materiaalprijsstijgingen;

  • -

    het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en overige naar het oordeel van burgemeester en wethouders relevante kosten;

  • -

    de legeskosten voor de bouwvergunning en de monumentenvergunning;

  • -

    de kosten voor een door het college vereist bouwhistorisch onderzoek of een (bouwkundig) inspectierapport door Monumentenwacht Noord-Holland of een deskundig bouwadviesbureau;

  • -

    een reservering voor noodzakelijk onvoorzien meerwerk, tot een maximum van 5% van de aanneemsom;

  • -

    de verschuldigde omzetbelasting, tenzij deze fiscaal verrekenbaar is.

    subsidieplafond: het bedrag dat krachtens deze verordening gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie;

    verlenen van subsidie: het besluit van het college dat de aanvrager een voorwaardelijke aanspraak verschaft op een subsidie voor de subsidiabele kosten van onderhoud en/of restauratie;

    vaststellen van subsidie: het besluit van het college, nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd, waarbij de hoogte van de verleende subsidie wordt vastgesteld;

    stabu-codering: gestandaardiseerde bestekssystematiek voor de woning- en utiliteitsbouw, door Stichting Stabu;

    instandhouding splan: meerjarenplan en meerjarenbegroting van de voorgenomen werkzaamheden om een gemeentelijk monument in goede staat van onderhoud te brengen en te houden.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stede Broec.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene

    bepalingen omgevingsrecht;

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2: Grondslag en werkingssfeer

  • 1.

    Aan de eigenaar van een gemeentelijk monument of beeldbepalend of karakteristiek pand kan een subsidie worden verleend als tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor onderhoud, restauratie of cosmetica-onderhoud, ter instandhouding van het monument, beeldbepalend of karakteristiek pand.

  • 2.

    Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend tussen 1 januari en 31 december van een kalenderjaar en worden op volgorde van binnenkomst behandeld en verleend voorzover het subsidieplafond strekt.

  • 3.

    De bepalingen in deze verordening gelden zowel voor de eigenaar aan wie subsidie wordt verleend als voor iedere opvolgende eigenaar van het gemeentelijke monument of beeldbepalend of karakteristiek pand.

  • 4.

    De subsidiebedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 5.

    De subsidie wordt berekend op basis van de subsidiabele kosten, met uitzondering van:

  • a.

    kosten waarvoor op grond van enige andere regeling in het kader van de monumentenzorg subsidie kan worden verleend. Indien op grond van enige andere regeling een subsidie kan worden verleend tot een lager bedrag dan de maximale gemeentelijke subsidie, dan wordt dit lagere bedrag op de gemeentelijke subsidie in mindering gebracht;

  • b.

    kosten die op grond van een verzekering worden gedekt.

  • 6.

    Indien de onderhouds- en/of restauratie- of cosmeticawerkzaamheden geheel of gedeeltelijk worden verricht door de eigenaar, anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf, al dan niet met hulp van derden zonder dat bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf, dan komen de kosten van zelfwerkzaamheid van de eigenaar en genoemde derden (“loonkosten”) niet in aanmerking voor subsidie en worden slechts de materiaal- en materieelkosten als subsidiabele kosten aangemerkt.

  • 7.

    Indien rekeningen en bewijzen van betaling betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij de eigenaar, dan dient tevens een verklaring van een registeraccountant of van een accountant-administratieconsulent te worden overgelegd, waaruit blijkt hoeveel uren door dat personeel is besteed aan subsidiabele werkzaamheden.

  • 8.

    Het college kan besluiten aanvullende subsidie te verlenen voor onvermijdelijk en onvoorzien meerwerk, dat zich openbaart ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden en dat de subsidiabele post onvoorzien (maximaal 5% van de aanneemsom) overstijgt. Een subsidieaanvraag voor onvermijdelijk meerwerk moet worden onderbouwd met een gespecificeerde kostenbegroting. De subsidiabele kosten met inbegrip van het onvoorziene meerwerk mogen de in artikel 4 (onderhoudssubsidie) en artikel 5 (restauratiesubsidie) en artikel 7 (cosmetica-subsidie) genoemde maxima niet te boven gaan. Indien het subsidieplafond al bereikt is in het betreffende kalenderjaar, dan wordt de aanvraag voor aanvullende subsidie, berekend over het onvermijdelijke meerwerk, overgeheveld naar het eerstvolgende kalenderjaar en op volgorde van binnenkomst behandeld en verleend, voorzover het subsidieplafond strekt en voorzover het totale subsidiebedrag inclusief de aanvullende subsidie de genoemde maxima niet te boven gaat.

  • 9.

    Voorzover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan het voorbehoud worden gemaakt dat voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Het voorbehoud vervalt, indien daarop niet binnen 4 weken na vaststelling of goedkeuring van de gemeentebegroting een beroep is gedaan.

Artikel 3: Vaststellen gemeentelijk budget en subsidieplafond

De gemeenteraad neemt jaarlijks, bij het vaststellen van de gemeentebegroting, een besluit waarin wordt aangegeven welk bedrag voor dat begrotingsjaar beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor onderhoud, restauratie en cosmetica-onderhoud van gemeentelijke monumenten. Dit subsidieplafond wordt aan het begin van het betreffende kalenderjaar algemeen bekend gemaakt via een publicatie.

Hoofdstuk 2: Hoogte subsidie voor onderhoud, restauratie en cosmetica-onderhoud

Artikel 4: Onderhoudssubsidie

  • 1.

    Het college kan aan de eigenaar van een gemeentelijk monument jaarlijks een subsidie verstrekken in de kosten van het onderhoud van het monument.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt 50% van de door het college vast te stellen subsidiabele onderhoudskosten, met een minimum subsidiebedrag van

    € 250,00 en een maximum subsidiebedrag van € 1.000,00.

  • 3.

    Het college kan aan de eigenaar van een gemeentelijk monument een subsidie verstrekken in de kosten van het onderhoud van het monument op basis van een 5-jarig instandhoudingsplan, opgesteld in het kalenderjaar van de subsidieaanvraag.

  • 4.

    De subsidie als bedoeld in het derde lid bedraagt 50% van de door het college vast te stellen subsidiabele onderhoudskosten, met een minimum subsidiebedrag van

    € 250,00 en een maximum subsidiebedrag van € 5.000,00.

Artikel 5: Restauratiesubsidie

  • 1.

    Het college kan aan de eigenaar van een gemeentelijk monument elke 5 jaar een subsidie verstrekken in de kosten van de restauratie van het monument.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt 50% van de door het college vast te stellen subsidiabele restauratiekosten, met een minimum subsidiebedrag van

    € 500,00 en een maximum subsidiebedrag van € 7.500,00.

Artikel 6: Bijzondere subsidiëring restauratie

  • 1.

    Het college kan aan de eigenaar van een gemeentelijk monument, waarvan het casco zich in een zodanig slechte staat bevindt dat het voortbestaan van het monument in gevaar is, subsidie verlenen in de kosten van de restauratie van het monument.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt een door het college nader vast te stellen percentage van de subsidiabele restauratiekosten, voor zover het subsidieplafond strekt.

  • 3.

    Voor de subsidie als bedoeld in het eerste lid zijn de artikelen 9 en verder van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7: Cosmeticasubsidie

1. Het college kan aan de eigenaar van een beeldbepalend of karakteristiek pand jaarlijks een subsidie verstrekken in de kosten van het cosmetica-onderhoud van het pand.

2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt 50% van de door het college vast te stellen subsidiabele cosmetica-onderhoudskosten, met een minimum subsidiebedrag van € 250,00 en een maximum subsidiebedrag van € 750,00.

Hoofdstuk 3: Aanvragen van subsidie

Artikel 8: Aanvraag onderhoudssubsidie en cosmeticasubsidie

  • 1.

    De aanvraag om een onderhoudssubsidie of cosmeticasubsidie moet bij het college worden ingediend door middel van het daartoe bestemde aanvraagformulier onderhoudssubsidie of cosmeticasubsidie.

  • 2.

    Bij het aanvraagformulier dienen de volgende stukken te worden overgelegd:

    • a.

      een gedetailleerde werkomschrijving van het uit te voeren onderhoud of cosmetica-onderhoud;

    • b.

      tekening(en) (schaal 1:100), waarop de werkzaamheden worden aangegeven;

    • c.

      een gespecificeerde begroting van de onderhoudskosten;

    • d.

      indien van toepassing voor de aanvraag: een 5-jarig instandhoudingsplan;

    • e.

      indien van toepassing: een opgave van de kosten voor de opstelling van een instandhoudingsplan; en:

    • f.

      alle overige stukken en gegevens die naar het oordeel van het college nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

  • 3.

    Het college kan de aanvrager verplichten nadere detailtekeningen te overleggen.

Artikel 9: Aanvraag restauratiesubsidie

  • 1.

    De aanvraag om een restauratiesubsidie moet bij het college worden ingediend door middel van het daartoe bestemde aanvraagformulier restauratiesubsidie.

  • 2.

    Bij het aanvraagformulier dienen de volgende stukken te worden overgelegd:

    • a.

      een gedetailleerde werkomschrijving of een bestek van de restauratiewerkzaamheden, met Stabu-codering;

    • b.

      tekening(en) (schaal 1:100, detailtekeningen schaal 1:50, 1:20, 1:10), waarop de restauratiewerkzaamheden worden aangegeven;

    • c.

      een gespecificeerde begroting van de restauratiekosten, met Stabu-codering, inclusief eventuele kosten architect, constructeur, planbegeleiding, overige kosten, legeskosten en dergelijke, volgens de Leidraad Brim Subsidiabele Instandhoudingskosten;

    • d.

      een kopie van het meest recente bouwkundig inspectierapport (bijvoorbeeld opgesteld door Monumentenwacht Noord-Holland of een deskundig bouwadviesbureau), op het moment van de subsidieaanvraag niet ouder dan 2 jaar;

    • e.

      een verklaring waaruit blijkt dat het monument verzekerd is voor (al dan niet gedeeltelijke) herbouw in geval van calamiteiten;

    • f.

      indien van toepassing: een opgave van de kosten voor de opstelling van een restauratieplan; en:

    • g.

      alle overige stukken en gegevens die naar het oordeel van het college nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

Hoofdstuk 4: Verlenen van subsidie

Artikel 10: Procedure beoordeling cosmetica-, onderhouds- en restauratiewerkzaamheden

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie is ontvankelijk als de aanvrager heeft voldaan aan het gestelde in artikel 8 en 9.

  • 2.

    Het college beoordeelt de aanvraag voor op basis van de Leidraad Brim Subsidiabele Instandhoudingskosten en op basis van de redengevende omschrijving van het pand.

  • 3.

    Het college besluit binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag over het verlenen van subsidie. De berekening van de subsidiabele kosten en de hierop gebaseerde hoogte van de voorlopige subsidie worden schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager.

  • 4.

    Het college kan zijn besluit eenmaal voor ten hoogste 8 weken verdagen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 5.

    Het college kan de aanvraag aanhouden tot het volgende kalenderjaar, indien de door de gemeenteraad voor enig jaar beschikbaar gestelde budgetten niet toereikend zijn om de aanvraag te honoreren. De aanvrager ontvangt direct mededeling van deze aanhouding.

  • 6.

    Aanvragen welke in overeenstemming met het gestelde in het vijfde lid zijn aangehouden tot het volgende kalenderjaar, worden voor wat betreft de werking van dit artikel geacht te zijn ontvangen op 1 januari van dit volgende kalenderjaar.

Artikel 11: Afwijzingsgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    er voor de werkzaamheden op grond van de Erfgoedverordening Stede Broec 2011 een vergunning wordt vereist, maar deze vergunning niet is verleend;

  • b.

    er voor de werkzaamheden op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning wordt vereist, maar deze vergunning niet is verleend;

  • c.

    met de uitvoering van de werkzaamheden het belang, genoemd in artikel 1, sub j, sub k en sub l, niet of niet in voldoende mate is gediend;

  • d.

    de kosten van de werkzaamheden niet in een redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

  • e.

    met het uitvoeren van de werkzaamheden is begonnen, voordat het college een besluit heeft genomen over de subsidieaanvraag;

  • f.

    de subsidiabele kosten van de (cosmetica-)onderhoudswerkzaamheden minder bedragen dan € 500,00;

  • g.

    de subsidiabele kosten van de restauratiewerkzaamheden minder bedragen dan

    € 1.000,00;

  • h.

    de werkzaamheden naar het oordeel van het college niet naar behoren zullen worden uitgevoerd;

  • i.

    een aanvraag onderhoudssubsidie of cosmeticasubsidie wordt ingediend in hetzelfde kalenderjaar, waarin een eerdere (cosmetica-)onderhoudssubsidie voor datzelfde gemeentelijke monument of beeldbepalende of karakteristieke pand is verleend;

  • j.

    een aanvraag restauratiesubsidie wordt ingediend, binnen 5 kalenderjaren vanaf het kalenderjaar, waarin een eerdere restauratiesubsidie voor datzelfde gemeentelijke monument is verleend;

  • k.

    in dezelfde kosten al uit andere hoofde subsidie tot eenzelfde of een hoger bedrag kan worden toegekend;

  • l.

    de eigenaar van het gemeentelijke monument of beeldbepalende of karakteristieke pand de bouwkundige staat van dit pand niet in goede stand houdt;

  • m.

    het gemeentelijke monument of beeldbepalende of karakteristieke pand, waarop de aanvraag betrekking heeft, niet is verzekerd onder een zogenaamde (uitgebreide) opstalverzekering, gebaseerd op de waarde van het monument;

  • n.

    ingeval uit het bouwkundige inspectierapport blijkt dat de uit te voeren werkzaamheden onvoldoende waarborgen bieden voor de duurzame instandhouding van het monument of beeldbepalende of karakteristieke pand.

Artikel 12: Voorwaarden

  • 1.

    De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de werkzaamheden worden aanbesteed in overeenstemming met door het college nader te stellen eisen;

    • b.

      binnen 13 weken na de subsidieverlening met de uitvoering van de werkzaamheden wordt begonnen;

    • c.

      de start van de werkzaamheden tenminste 1 week van tevoren wordt gemeld bij het college;

    • d.

      zonder toestemming van het college niet wordt afgeweken van het plan;

    • e.

      de werkzaamheden zijn afgerond binnen 1 jaar na de subsidieverlening;

    • f.

      aan de door het college met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

  • -

    toegang wordt verleend tot het monument;

  • -

    inzage wordt verleend in de op de werkzaamheden betrekking hebbende stukken;

  • -

    gegevens worden verstrekt over de uitvoering van de werkzaamheden;

  • -

    gelegenheid wordt gegeven om de gegevens te controleren met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden;

  • -

    nadere stukken en gegevens die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze verordening worden overgelegd.

  • 2.

    De termijn waarbinnen de werkzaamheden dienen te worden afgerond, kan door het college worden verlengd tot maximaal 2 jaar na datum subsidieverlening.

  • 3.

    Ingeval van onderhoudswerkzaamheden aan een gemeentelijk monument op basis van een 5-jarig instandhoudingsplan, dienen de werkzaamheden te zijn afgerond binnen 5 jaar na de subsidieverlening.

Artikel 13: planwijziging

  • 1.

    Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zich de noodzaak voordoet om van het plan waarvoor subsidie is verleend, af te wijken, dan is voor deze afwijking voorafgaande toestemming nodig van het college.

  • 2.

    Toestemming voor planwijziging wordt slechts verleend indien:

  • a.

    voldoende is aangegeven waarom de planwijziging noodzakelijk is;

  • b.

    een gespecificeerde begroting is ingediend van de kosten die verband houden met de wijziging;

  • c.

    door de wijziging geen strijd ontstaat met enige bepaling in deze verordening.

Hoofdstuk 5: Vaststellen van subsidie

Artikel 14: Gereedmelding

  • 1.

    Binnen 6 weken na afronding van de werkzaamheden wordt door de aanvrager een gereedmeldingsformulier overgelegd aan het college.

  • 2.

    Bij het gereedmeldingsformulier worden de volgende stukken overgelegd:

  • a.

    een overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden, inclusief eventueel meer- en minderwerk;

  • b.

    de originele nota’s en betalingsbewijzen.

Artikel 15: Uitbetaling

  • 1.

    Vaststelling van de definitieve subsidie vindt plaats nadat de werkzaamheden schriftelijk gereed zijn gemeld door de aanvrager en gecontroleerd en akkoord bevonden door het college.

  • 2.

    Het college besluit over de definitieve subsidie binnen 6 weken na de dag waarop de schriftelijke gereedmelding is ontvangen. Zij kunnen hun besluit eenmaal met ten hoogste 6 weken verdagen, indien dat noodzakelijk is in verband met de controle van werkzaamheden en/of overgelegde nota’s en betalingsbewijzen.

  • 3.

    De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de bij de verlening vastgestelde subsidiabele kosten van de werkzaamheden, inclusief eventueel goedgekeurd noodzakelijk meerwerk, of op basis van de werkelijke kosten, indien deze lager zijn.

  • 4.

    De aanvrager wordt schriftelijk in kennis gesteld van het besluit over de hoogte van het definitieve subsidiebedrag.

  • 5.

    De subsidie wordt uitbetaald binnen 4 weken nadat het college de subsidie heeft vastgesteld. Uitbetaling geschiedt uitsluitend op het rekeningnummer van de aanvrager dat is aangegeven op het subsidieaanvraagformulier.

Hoofdstuk 6: Wijzigen of intrekken van subsidie

Artikel 16: Intrekken of wijzigen van verleende subsidie

Het college kan de beschikking tot het verlenen van subsidie intrekken of ten nadele van de aanvrager wijzigen, indien:

  • a.

    de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend niet of niet in zijn totaliteit zijn uitgevoerd of zullen worden uitgevoerd;

  • b.

    de werkzaamheden worden uitgevoerd in afwijking van de oorspronkelijke werkomschrijving, bestek of tekeningen, zoals vastgelegd in artikel 8 en 9;

  • c.

    de aanvrager niet heeft voldaan aan de voorwaarden, welke zijn verbonden aan de subsidieverlening;

  • d.

    de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft overgelegd en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere subsidieverlening zou hebben geleid;

  • e.

    de subsidieverlening op een andere wijze onjuist was en de aanvrager dit wist of behoorde te weten;

  • f.

    met toepassing van artikel 2, negende lid een beroep wordt gedaan op het voorbehoud dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 17: Intrekken of wijzigen van vastgestelde subsidie

Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de aanvrager wijzigen en al betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen:

  • a.

    op grond van feiten of omstandigheden, waarvan het college bij de vaststelling van de subsidie redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager zou zijn vastgesteld, dan in de definitieve subsidiebeschikking;

  • b.

    indien de vaststelling van de subsidie onjuist was en de aanvrager dit wist of behoorde te weten;

  • c.

    indien de ontvanger van de subsidie na de vaststelling niet heeft voldaan aan de voorwaarden, welke zijn verbonden aan de subsidieverlening.

Hoofdstuk 7: Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 18: Bijzondere bepaling

Het college kan in bijzondere gevallen, in het belang van de monumentenzorg of de cultuurhistorische waarden, afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 19: Intrekken oude regeling

De subsidieverordening gemeentelijke monumenten en beeldbepalende en karakteristieke en beeldbepalende panden Stede Broec 2009, vastgesteld op 11 juni 2009, wordt ingetrokken op de datum waarop artikel 20 toepassing vindt.

Artikel 20: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 21: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en beeldbepalende en karakteristieke panden Stede Broec 2011”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Stede Broec, gehouden op 3 maart 2011.
De raadsgriffier, De voorzitter,