Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen,

gelet op artikel 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelen en de artikel 1.3., artikel 1.4. artikel 2.2, onder b, artikel 2.4, artikel 3.8, artikel 3.14, artikel 3.15, artikel 3.17, artikel 4.2, artikel 4.5, artikel 5.4, artikel 6.3, artikel 6.4 en artikel 7.2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Besluit

vast te stellen het volgende:

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet:

  • Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    College:

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen;

  • c.

    Ondersteuningsvrager:

  • personen met een aantoonbare beperking of een chronisch psychisch probleem en personen met een psychosociaal probleem of diens wettelijke vertegenwoordiger.

  • d.

    Compenseren:

  • het treffen van een voorziening, die de beperkingen van een ondersteuningsvrager bij het kunnen participeren in de maatschappij zo veel mogelijk opheft en waarbij wordt uitgegaan van de zelfredzaamheid van de ondersteuningsvrager;

  • e.

    Zelfredzaamheid:

  • het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financieel vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • f.

    Maatschappelijke participatie:

  • normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • g.

    Voorziening:

  • een voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging, een vervoersvoorziening, een woonvoorziening of een rolstoelvoorziening;

  • h.

    Algemene voorziening:

  • een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een ondersteuningsvrager ondervindt;

  • i.

    Individuele voorziening:

  • een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • j.

    Voorziening in natura:

  • een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • k.

    Persoonsgebonden budget:

  • een geldbedrag waarmee de ondersteuningsvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en dit Besluit te stellen regels van toepassing zijn;

  • l.

    Budgethouder:

  • een ondersteuningsvrager, dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, aan wie ingevolge de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het College verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • m.

    Financiële tegemoetkoming:

  • een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsvrager waar over de besteding verantwoording afgelegd dient te worden aan het College;

  • n.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten:

  • een door het College vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van dit Besluit van toepassing zijn;

  • o.

    Algemeen gebruikelijk:

  • naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de ondersteuningsvrager behorend;

  • p.

    Meerkosten:

  • kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor de ondersteuningsvrager als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • q.

    Besparingsbijdrage:

  • een door de ondersteuningsvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de ondersteuningsvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • r.

    Een voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging:

  • een voorziening gericht op het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van dat huishouden van een ondersteuningsvrager dan wel van de leefeenheid waartoe deze persoon behoort;

  • s.

    Gebruikelijke zorg:

  • de normale, dagelijkse ondersteuning die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;

  • t.

    Mantelzorg:

  • langdurige ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij het verlenen van ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit een sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten elkaar overstijgt. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen;

  • u.

    Woningaanpassing:

  • ingreep van bouw- of woontechnische aard die is gericht op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een ondersteuningsvrager ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte. Tevens vallen hieronder de aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten die noodzakelijk zijn om de individuele woning van de ondersteuningsvrager te kunnen bereiken.

  • v.

    Gemeenschappelijke ruimte:

  • gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de ondersteuningsvrager vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken; en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de ondersteuningsvrager gebruik moet kunnen maken;

  • w.

    Hoofdverblijf:

  • de woonruimte waar de ondersteuningsvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de ondersteuningsvrager in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven;

  • x.

    Tweede verblijf:

  • de woonruimte in de gemeente Steenbergen waar de ondersteuningsvrager regelmatig verblijft naast zijn hoofdverblijf in een AWBZ-inrichting

  • y.

    Woonwagen:

  • voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

  • z.

    Standplaats:

  • een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

  • aa.

    Woonschip:

  • schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;

  • bb.

    Ligplaats:

  • een door het College aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen;

  • cc.

    Geaccepteerde offerte:

  • iedere offerte, waarvan de totaalprijs minder bedraagt, dan wel gelijk is aan de kostprijs van de voorziening in natura, zoals is overeengekomen tussen de gemeente en de leverancier van de voorzieningen in natura;

  • dd.

    Norminkomen:

  • het inkomen als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet Werk en Bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar;

  • ee.

    Bruto persoonsgebonden budget:

  • het totaal vastgestelde persoonsgebonden budget inclusief de eigen bijdrage;

  • ff.

    Netto persoonsgebonden budget:

  • het totaal vastgestelde persoongebonden budget minus de eigen bijdrage.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen inzake persoonsgebonden budget

Artikel 2.1. verstrekking persoonsgebonden budget.

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de ondersteuningsvrager, die tevens voor de voorziening een indicatie heeft.

Artikel 2.2. Besteding persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget wordt alleen besteed aan de inkoop van de volgende individuele voorzieningen, waarvoor de budgethouder een beschikking heeft ontvangen:

    • a.

      huishoudelijke verzorging;

    • b.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard;

    • c.

      woonvoorzieningen in de vorm van onderhoud, keuring en reparatie;

    • d.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • e.

      een open elektrische buitenwagen;

    • f.

      een ander verplaatsingsmiddel;

    • g.

      een rolstoel;

    • h.

      een sportrolstoel.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget wordt alleen besteed aan die individuele voorziening, waarvoor het budget is toegekend.

Artikel 2.3 Langdurig adequaat

Een verstrekking als persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen vindt niet plaats wanneer uit onderzoek duidelijk is geworden dat een voorziening niet langdurig adequaat is.

Artikel 2.4 Ingangsdatum en datum van beëindiging

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget wordt verleend met ingang van de dag waarop op de aanvraag van de ondersteuningsvrager is beschikt.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget eindigt met ingang van de dag dat het indicatiebesluit zijn geldigheidsduur verliest of de voorziening in eigendom is verworden of de huur van de voorziening is geëindigd.

Artikel 2.5 Vaststelling

De eigen bijdrage wordt vastgesteld met inachtneming van de leden van het artikel 3.2. van dit besluit.

Artikel 2.6 Verantwoording

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het College vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Hoofdstuk 3 Voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging

Artikel 3.1. Omvang van de huishoudelijke verzorging

De omvang van de voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen per week. Voor huishoudelijke verzorging, type 1 wordt een bedrag van maximaal € 14,50 per uur gerekend. Voor huishoudelijke verzorging type 2, wordt een bedrag van maximaal € 22,50 per uur gerekend.

Artikel 3.2. Omvang eigen bijdrage

  • 1.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jongeren dan 65 dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.137,00 dat bovenop dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 2.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.162,00 dat bovenop dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 3.

    Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810,00 dat bovenop dit bedrag betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 4.

    Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 19.837,00 dat boven op dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 5.

    De eigen bijdrage zal niet meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

  • 6.

    Het inkomen van de ondersteuningsvrager, zoals in de leden 1 tot en met 4 wordt genoemd, wordt vastgesteld aan de hand van de bepalingen uit artikel 4.2. van de AMvB;

Artikel 3.3 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van huishoudelijke verzorging plaats door middel van het beschikbaar stellen van een bedrag per uur. Dit bedrag bestaat uit 75% van het bedrag, welke voor huishoudelijke verzorging in natura, op grond van artikel 3.1. van dit besluit is vastgesteld.

  • 2.

    Bij het verlenen van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging worden de ondersteuningsvrager de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de ondersteuningsvrager gebruikt het budget uitsluitend voor de betaling van huishoudelijke verzorging, als bedoeld in artikel 2.2. onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • b.

      de huishoudelijke verzorging die de ondersteuningsvrager inkoopt, is kwalitatief verantwoord;

      • c.

        de ondersteuningsvrager sluit een schriftelijke overeenkomst met de zorgverlener of zorgverlenende instantie, waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

        • 1.

          declaraties voor de verleende huishoudelijke verzorging worden niet betaald, wanneer zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de ondersteuningsvrager zijn ingediend.

        • 2.

          Een declaratie van een zorgverlener bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal fiscaal nummer en de naam en het adres van de zorgverlener en wordt door de zorgverlener ondertekend;

        • 3.

          Een declaratie van een zorgverlenende instantie bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen en de naam en het adres van de zorgverlenende instantie en wordt, namens de zorginstantie getekend.

Artikel 3.4. Verantwoording persoonsgebonden budget

Over het bedrag van 1,5% van het netto persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging, met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1.250,00 per jaar hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.

Artikel 3.5. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget wordt inclusief de eigen bijdrage betaald. De eigen bijdrage dient de ondersteuningsvrager te voldoen aan het CAK.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1. Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en (her)inrichting

De financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting als bedoeld onder artikel 3.2, tweede lid, onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijk ondersteuning bedraagt: € 2.725,00

Artikel 4.2. Hoogte financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken tweede verblijf

De financiële tegemoetkoming in de kosten verbonden aan het bezoekbaar maken van een tweede verblijf, zoals bedoeld onder artikel 3.7, vierde lid van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt: € 1.361,34

Artikel 4.3 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing

De financiële tegemoetkoming voor de woningaanpassing, als bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onder b van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt:

  • 1.

    Een volledige vergoeding van de in aanmerking komende kosten minus het eigen aandeel.

  • 2.

    Het eigen aandeel bestaat voor een ongehuwde ondersteuningsvrager uit een bedrag van € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat wanneer zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.137,00 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.137,00, vermenigvuldigd met 39 perioden van vier weken.

  • 3.

    Het eigen aandeel bestaat voor de gehuwde ondersteuningsvrager uit een bedrag van € 23,80 per vier weken met dien verstande dat wanneer het inkomen meer bedraagt dan € 20.810,00 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 20.810,00 vermenigvuldigd met 39 perioden van vier weken;

  • 4.

    Het inkomen van de ondersteuningsvrager, zoals in de leden 2 en 3 wordt genoemd, wordt vastgesteld aan de hand van de bepalingen uit artikel 4.2. van de AmvB;

  • 5.

    De eigen bijdrage voor de huishoudelijke verzorging, welke aan de hand van artikel 3.2. van dit besluit is vastgesteld, wordt op het eigen aandeel in mindering gebracht.

  • 6.

    Het eigen aandeel bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 4.4. uitbetaling financiële tegemoetkoming

Artikel 4.5 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering

  • 1.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering, conform artikel 3.2. lid 2 onder b Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is afhankelijk van de leeftijd van de te vervangen vloerbedekking;

    • a.

      indien de te vervangen vloerbedekking 0 tot 2 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 100% van de goedkoopst adequate voorziening;

    • b.

      indien de te vervangen vloerbedekking 2 tot 4 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 75% van de goedkoopst adequate voorziening;

    • c.

      indien de te vervangen vloerbedekking 4 tot 6 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 50% van de goedkoopst adequate voorziening;

    • d.

      indien de te vervangen vloerbedekking 6 tot 8 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 25% van de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget is gelijk aan de bedragen, welke in het eerste lid onder a, b, c en d van dit artikel zijn vastgesteld.

Artikel 4.6 Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie ex artikel 3.2. lid 1 onder b van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

  • 1.

    Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie van de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:

    • a.

      Rolstoelen;

    • b.

      Rolstoel- of sta-plateauliften;

    • c.

      Woonhuisliften

    • d.

      Hefplateauliften;

    • e.

      Balansliften;

    • f.

      De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • g.

      Elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

  • 2.

    De vergoeding van de gemaakte kosten uit het eerste lid worden gebaseerd op de door VROM/VNG jaarlijks verstrekte richtbedragen;

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget is gelijk aan de bedragen, welke in het tweede lid van dit artikel zijn vastgesteld;

  • 4.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget geschiedt door middel van het overleggen van een bewijsstuk van de aanschaf van de voorziening of bij huur van de voorziening, het overleggen van een huurovereenkomst.

Artikel 4.7 Roerende woonvoorziening

  • 1.

    De kosten voor een roerende woonvoorziening, als bedoeld in artikel 3.2, lid 1onder a van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, worden volledig vergoed.

  • 2.

    De verstrekking kan zowel in natura, in een financiële tegemoetkoming, als in een persoonsgebonden budget geschieden.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming zijn gelijk aan de kosten, welke in de door het College geaccepteerde offerte staan vermeld;

  • 4.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget geschiedt door middel van het overleggen van een bewijsstuk van de aanschaf van de voorziening of door middel van het overleggen van een huurovereenkomst bij huur van de voorziening.

Artikel 4.8 Anti-speculatiebeding

1. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het College hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.

2. De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

  • -

    Voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

  • -

    Voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde;

  • -

    Voor het derde jaar 80% van de meerwaarde;

  • -

    Voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde;

  • -

    Voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde;

  • -

    Voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde;

  • -

    Voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde;

  • -

    Voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde;

  • -

    Voor het negende jaar 20% van de meerwaarde;

  • -

    Voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde in alle gevallen minus het percentage van de kosten dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Hoofdstuk 5 vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Verstrekking collectief aanvullend vervoer

  • 1.

    Het College verstrekt aan de ondersteuningsvrager, die ergonomische belemmeringen ervaart bij het gebruik van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 4.3 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning recht op gebruik van de Deeltaxi binnen het vastgestelde vervoersgebied. Binnen het interne vervoersgebied kan onbeperkt worden gereisd. Binnen het externe vervoersgebied kan alleen vanuit het interne vervoersgebied naar de plaats van bestemming worden gereisd en vice versa. Het aantal ritten dat kan worden gemaakt is onbeperkt. De rechthebbende betaalt per zone een bedrag gelijk aan het openbaar vervoertarief overeenkomstig de landelijke strippenkaart. De meerkosten van het collectief aanvullend vervoer worden vergoed.

  • 2.

    Het College verstrekt aan de ondersteuningsvrager geen vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 4.1. onder a, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, indien het inkomen van de ondersteuningsvrager meer bedraagt dan 1,5 x het norminkomen.

Artikel 5.2 Gemaximeerde financiële tegemoetkoming voor het gebruik van (bruikleen)auto en (rolstoel)taxi

Artikel 5.3 Normbedragen in geval van meerkosten ten opzichte van algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1.

    Wanneer een driewielfiets of tandem of scootmobiel wordt verstrekt, worden slechts de meerkosten ten opzichte van een gewone fiets of tandem verstrekt.

  • 2.

    Bij toekenning van een driewielfiets of tandem of scootmobiel wordt op de toe te kennen voorziening een bedrag in mindering gebracht, als zijnde het normbedrag van een algemeen gebruikelijke fiets en voor een tandem welke gelden i.h.k.v. de bijzondere bijstandsverlening

Artikel 5.4. Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een vervoersvoorziening, niet zijnde een individuele vervoersvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4.2, lid 2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde (100%) van het bedrag, zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte, die ten minste de kosten van de voorziening, reparatie, onderhoud en verzekering bevat verminderd met de normbedragen uit artikel 5.3. lid 2 van dit Besluit.

Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorziening

Artikel 6.1 Rolstoel

Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een rolstoelvoorziening, niet zijnde een sportvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde (100%) van het bedrag, zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte, indien deze van toepassing zijn, die tenminste de kosten van de voorziening, reparatie, onderhoud en verzekering bevat.

Artikel 6.2. Sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.449,81welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1. Aanpassingen van bedragen

De genoemde bedragen zullen worden aangepast indien veranderingen in indexeringen daartoe aanleiding geven.

Artikel 7.2. Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als: “Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning”.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Ondertekening

Secretaris, Burgemeester,

Bijlage 1

De hoogte van de vergoeding als bedoeld in hoofdstuk artikel 5.2. lid 1 onder a en b van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning:

Vervoersvoorzieningen vanaf -1-2006

Na indexering conform b&w besluit:

Individuele taxikosten/eigen auto:

Inkomensklasse

Per Jaar

Kwartaal

Tot 1,1

€ 996,34

€ 249,08

1,1 – 1,2

€ 960,13

€ 240,03

1,2 – 1,3

€ 924,33

€ 231,08

1,3 – 1,4

€ 894,54

€ 223,63

1,4 – 1,5

€ 858,74

€ 214,68

1,5 – 1,6

€ 808,01

€ 202,--

1,6 – 1,7

€ 581,43

€ 145,35

1,7 – 1,8

€ 512,82

€ 128,20

1,8 – 1,9

€ 447,25

€ 111,81

1,9 – 2,0

€ 375,69

€ 93,92

Inkomensklasse

Per jaar

Per kwartaal

Tot 1,1

€ 1494,52

€ 373,63

1,1 – 1,2

€ 1440,20

€ 360,05

1,2 – 1,3

€ 1386,55

€ 346,63

1,3 – 1,4

€ 1341,81

€ 335,45

1,4 – 1,5

€ 1288,12

€ 322,03

1,6 – 1,7

€ 872,49

€ 218,12

1,7 – 1,8

€ 769,28

€ 192,32

1,8 – 1,9

€ 670,91

€ 167,72

1,9 – 2,0

€ 563,55

€ 140,88