beleidsregels voor bovengrondse tanks kleiner dan 5000 liter voor de opslag van brandbare vloeistoffen

Geldend van 01-02-2011 t/m heden

Intitulé

beleidsregels voor bovengrondse tanks kleiner dan 5000 liter voor de opslag van brandbare vloeistoffen

 

1. Het besluit van 11 april 2005 om op artikel 4.5.2 van de CPR 9-6 niet te handhaven indien aan de in de nota gestelde voorwaarden wordt voldaan, in te trekken

2. Daarvoor in de plaats het besluit te nemen om op artikel 4.1.2. en 4.5.2. van de PGS 30 niet te handhaven indien bij een bovengrondse tank voor de opslag van brandbare vloeistoffen met een inhoud van minder dan 5.000 liter en die behoort bij een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. de tank voldoet wel aan de overige voorwaarden van de PGS 30;

2. de tank, alsmede de lekbak bij een enkelwandige tank, is geheel voorzien van een doelmatige verflaag;

3. gemorste vloeistof wordt direct uit de lekbak verwijderd;

4. in de lekbak mogen, met uitzondering van K3-vloeistoffen in embaPage, voor zover dit geen gevolgen heeft voor de capaciteit van de opvangvoorziening, geen andere materialen zijn opgeslagen;

5. de tank moet uiterlijk in goede staat verkeren, hetgeen inhoudt dat onder andere geen putvormige corrosie zichtbaar is en de tank niet mag zijn ingedeukt.;

6. een logboek van de tank wordt bijgehouden waarin tenminste de volgende informatie is opgenomen:

- data van reparaties e.d.;

- de resultaten van controles op water in de tank en de maatregelen na het constateren van water;

- data en bevindingen van lekdichtheidsbeproevingen;

- installatiecertificaat (bij tanks die na 2000 zijn geplaatst).

Ondertekening

Steenbergen 21 december 2010.
Burgemeester en wethouders van Steenbergen,
de loco secretaris, de burgemeester,