Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2012

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2012

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

HOOFDSTUK 2. BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 2. Regels rond verstrekking

HOOFDSTUK 2A. EIGEN BIJDRAGEN, EIGEN AANDEEL EN ALGEMEEN GEBRUIKELIJK

Artikel 2a. Eigen bijdrage voor woonvoorzieningen

Artikel 2b. Eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen

Artikel 2c. Eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden

Artikel 2d. De algemeen gebruikelijke verhuiskostenvoorziening

Artikel 2e. De algemeen gebruikelijke auto of met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten

Artikel 2f. De algemeen gebruikelijke voorziening bij hulp bij het huishouden

Artikel 2g. Vaststellen netto inkomen

Artikel 2h. Overige kosten voortvloeiend uit de handicap

Artikel 2i. Overgangsbepaling

HOOFDSTUK 3. WOONVOORZIENINGEN

Artikel 3. Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

Artikel 3a. Terugbetaling bij verkoop

Artikel 4. Vaststelling persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

Artikel 5. Verantwoording persoonsgebonden budget

HOOFDSTUK 4. HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 6. Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

Artikel 7. Vaststelling persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

Artikel 8. Verantwoording persoonsgebonden budget

HOOFDSTUK 5. VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 9. Rolstoelvoorziening in natura

Artikel 10. Vaststelling persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen

Artikel 11. Verantwoording persoonsgebonden budget

HOOFDSTUK 6. HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 12. Keuze hulp bij het huishouden in natura

Artikel 13. Omvang van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Artikel 14. Uitbetaling van een persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Artikel 15. Verantwoording persoonsgebonden budget

Artikel 16. Eigen bijdrage

HOOFDSTUK 7. HET VERKRIJGEN VAN EEN VOORZIENING EN HET MOTIVEREN VAN BESLUITEN

Artikel 17. Samenhangende afstemming

Artikel 18. Citeertitel en inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland,

gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland, besluit vast te stellen het volgende:

Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2012

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. inkomen

    bruto inkomen in het kader van de vaststelling van de eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten van een voorziening: het inkomen als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, 450);

  • aa. netto inkomen

    netto inkomen in het kader van de vaststelling dat bepaalde kosten indirect algemeen gebruikelijk worden geacht in relatie tot het inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 2g. van dit Besluit;

  • b. eigen bijdrage

    een bijdrage die bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager blijft;

  • c. forfaitaire vergoeding

    een bijdrage ineens die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;

  • d. gemaximeerde vergoeding

    een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt;

  • e. normbedrag

    een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding;

  • f. overige begrippen

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, verordening en de Abw;

  • g. verordening

    verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland

HOOFDSTUK 2. BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 2. Regels rond verstrekking

  • 1. Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden:

    • a.

      het ernstige vermoeden bestaat dat de persoon ten behoeve van wie het persoonsgebonden

      budget is bedoeld problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget

      en er geen mogelijkheid tot een zaakwaarnemer is;

    • b.

      het ernstige vermoeden bestaat dat de persoon ten behoeve van wie het persoonsgebonden

      budget is bedoeld niet kan voldoen aan lopende financiële verplichtingen dan wel er sprake

      is van onder bewind- of curatele stelling;

    • c.

      bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget, de aanvrager het budget niet heeft

      besteed aan de voorziening waarvoor dit budget was toegekend;

    • d.

      indien in de persoon gelegen bezwaren hiertoe aanleiding geven;

    • e.

      indien doelmatigheidsoverwegingen hiertoe aanleiding geven;

  • 4. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een persoonsgebonden budget.

  • 5. Het persoonsgebonden budget kan achteraf worden teruggevorderd bij gebleken misbruik of

    onverantwoord gebruik van het toegekende persoonsgebonden budget.

HOOFDSTUK 2A. EIGEN BIJDRAGEN, EIGEN AANDEEL EN ALGEMEEN GEBRUIKELIJK

Artikel 2a. Eigen bijdrage voor woonvoorzieningen

  • 1. De aan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) te betalen eigen bijdrage voor in natura of als persoonsgebonden budget verleende woonvoorzieningen is verschuldigd gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken.

  • 2. Vaststelling en inning van de in het vorige lid bedoelde eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) conform de door de gemeente afgegeven parameters overeenkomstig artikel 4.1, eerste lid van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, 450).

  • 3. De in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage is verschuldigd voor een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard (woningaanpassing).

  • 4. De in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage is niet verschuldigd voor een voorziening voor:

    • -

      verhuizing en inrichting;

    • -

      het bezoekbaar maken van een woning;

    • -

      onderhoud, keuring en reparatie van een lift of andere mechanische installatie in een woning;

    • -

      tijdelijke huisvesting;

    • -

      huurderving;

    • -

      het verwijderen van voorzieningen;

    • -

      een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard.

Artikel 2b. Eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen

  • 1. De aan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) te betalen eigen bijdrage voor in natura verleende vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 30, eerste lid onder a tot en met c (een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen, een ander verplaatsingsmiddel), is verschuldigd gedurende de looptijd van de voorziening.

  • 2. De aan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) te betalen eigen bijdrage voor als persoonsgebonden budget verleende vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 30, eerste lid onder a tot en met c (een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen, een ander verplaatsingsmiddel) en artikel 30, tweede lid onder e tot en met i (a t/m d betreft collectief vervoer en vervoerskostenvergoedingen), is verschuldigd maximaal 39 perioden van 4 weken.

  • 3. Vaststelling en inning van de in het eerste en tweede lid bedoelde eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) conform de door de gemeente afgegeven parameters overeenkomstig artikel 4.1, eerste lid van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, 450).

Artikel 2c. Eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden

  • 1. De aan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) te betalen eigen bijdrage voor in natura of als persoonsgebonden budget verleende hulp bij het huishouden is verschuldigd gedurende de looptijd van de voorziening.

  • 2. Vaststelling en inning van de in het vorige lid bedoelde eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) conform de door de gemeente afgegeven parameters overeenkomstig artikel 4.1, eerste lid van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, 450).

Artikel 2d. De algemeen gebruikelijke verhuiskostenvoorziening

Voorzieningen voor verhuizing als bedoeld in artikel 11 onder a van de Verordening zijn in principe algemeen gebruikelijk.

Meerkosten verband houdende met de beperking van de aanvrager hebben een cumulatief karakter en drukken zwaar op een inkomen van minder dan 150% van de bijstandsnorm.

Indien het netto inkomen van de aanvrager minder bedraagt dan 150% van de bijstandsnorm kunnen de kosten van verhuizing als bedoeld in art. 11 onder a voor vergoeding in aanmerking komen.

Bij een netto inkomen van meer dan 150% van de bijstandsnorm kunnen alleen aantoonbare cumulatieve meerkosten die verband houden met de beperking meegewogen worden in de beoordeling van de aanvraag. Indien het netto inkomen als gevolg daarvan daalt tot minder dan 150% van bijstandsnorm kan de aanvrager voor vergoeding van de gevraagde kosten in aanmerking komen.

Artikel 2e. De algemeen gebruikelijke auto of met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten

Voorzieningen als vervoer zoals bedoeld in artikel 30, lid 2 onder a en b (gebruik collectief vervoer, taxi of eigen auto, lid c betreft rolstoeltaxi en valt hier buiten) van de Verordening zijn in principe algemeen gebruikelijk.

Meerkosten verband houdende met de beperking van de aanvrager hebben een cumulatief karakter en drukken zwaar op een inkomen van minder dan 150% van de bijstandsnorm.

Indien het netto inkomen van de aanvrager minder bedraagt dan 150% van de bijstandsnorm kunnen de kosten van vervoer als bedoeld in artikel 30, lid 2 onder a en b, voor vergoeding in aanmerking komen.

Bij een netto inkomen van meer dan 150% van de bijstandsnorm kunnen alleen aantoonbare cumulatieve meerkosten die verband houden met de beperking meegewogen worden in de beoordeling van de aanvraag. Indien het netto inkomen als gevolg daarvan daalt tot minder dan 150% van bijstandsnorm kan de aanvrager voor vergoeding van de gevraagde kosten in aanmerking komen.

Artikel 2f. De algemeen gebruikelijke voorziening bij hulp bij het huishouden

Voorzieningen als 2 uur huishoudelijke hulp per week, zoals bedoeld in artikel 39 onder b en c (hulp bij het huishouden in natura en persoonsgebonden budget) van de Verordening zijn in principe algemeen gebruikelijk.

Meerkosten verband houdende met de beperking van de aanvrager hebben een cumulatief karakter en drukken zwaar op een inkomen van minder dan 150% van de bijstandsnorm.

Indien het netto inkomen van de aanvrager minder bedraagt dan 150% van de bijstandsnorm kunnen de kosten van vervoer als bedoeld in artikel 39 onder ben c, voor vergoeding in aanmerking komen.

Bij een netto inkomen van meer dan 150% van de bijstandsnorm kunnen alleen aantoonbare cumulatieve meerkosten die verband houden met de beperking meegewogen worden in de beoordeling van de aanvraag. Indien het netto inkomen als gevolg daarvan daalt tot minder dan 150% van bijstandsnorm kan de aanvrager voor vergoeding van de gevraagde kosten in aanmerking komen.

Artikel 2g. Vaststellen netto inkomen

  • 1. Het netto inkomen wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      Loontrekkenden of uitkeringsgerechtigden, inclusief ouderen met alleen een AOW uitkering:

      nettoloon op loonstrookje of uitkeringsspecificatie, vermeerderd met vakantietoeslag en de fiscale heffingskortingen voor zover deze niet zijn vrijgelaten.

    • b.

      Zelfstandigen:

      inkomen volgens de belastingopgave van het laatst verstreken kalenderjaar minus verschuldigde inkomstenbelasting (forfaitair percentage conform artikel 6 lid 2 Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004).

    • c.

      Ouderen met een pensioen:

      netto inkomsten, inclusief AOW uitkering, vermeerderd met vakantietoeslag en de fiscale heffingskortingen voor zover deze niet zijn vrijgelaten.

  • 2. Bij de vaststelling van het netto inkomen wordt het inkomen uit vermogen in aanmerking genomen voorzover dit vermogen het bedrag van vrijstelling sparen en vermogen per volwassene volgens de inkomstenbelasting (€ 21.139 per volwassene in 2012) te boven gaat. Bij de vaststelling van het netto inkomen uit vermogen wordt conform de regels in box 3 van de inkomstenbelasting uitgegaan van het door de belastingdienst veronderstelde rendement (4% in 2012) verminderd met de vermogensrendementsheffing (1,2% in 2012).

  • 3. Op het inkomen van een bewoner van een AWBZ instelling wordt de eigen betaling welke de bewoner verschuldigd is ingevolge de artikelen 4 en 14 van het Bijdragebesluit zorg in mindering gebracht.

  • 4. De periode waarover het netto inkomen wordt vastgesteld is de kalendermaand waarin de aanvraag voor de voorziening is gedaan.

  • 5. In afwijking van het vierde lid wordt het inkomen, ingeval dit maandelijks in hoogte varieert, vastgesteld over de periode van 3 maanden voorafgaande aan de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend en gemiddeld naar een bedrag per maand.

Artikel 2h. Overige kosten voortvloeiend uit de handicap

  • 1. Het netto inkomen wordt als volgt berekend:

    Bij de vaststelling van het inkomen als bedoeld in artikel 2g. van dit besluit wordt indien aan de orde rekening gehouden met overige kosten voortvloeiend uit de handicap voor zover deze:

    • a.

      niet vanuit andere regelingen geheel of gedeeltelijk worden vergoed;

    • b.

      niet algemeen gebruikelijk zijn;

    • c.

      geen betrekking hebben op eigen bijdragen voor Wmo- en/of AWBZ voorzieningen;

    • d.

      gemaakt zijn in het kalenderjaar waarin de aanvraag voor de voorziening is gedaan.

  • 2. De persoon met beperkingen dient de overige kosten voortvloeiend uit de handicap aannemelijk te maken.

  • 3. Het bepaalde in de voorgaande leden wordt niet toegepast indien het inkomen lager is dan 150% van de bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 2d t/m 2f van dit Besluit.

Artikel 2i. Overgangsbepaling

Ten aanzien van de belanghebbende die op 1 juli 2012 in het bezit is van een tegemoetkoming in de kosten van vervoer en/of 0 tot 2 uren hulp bij het huishouden krachtens de Verordening en bij wie na herindicatie het recht op deze voorziening vervalt op grond van het bepaalde in artikel 2e en 2f van dit Besluit geldt dat de uitstaande voorziening niet eerder dan 3 maanden na de datum van het besluit tot intrekking wordt ingenomen.

HOOFDSTUK 3. WOONVOORZIENINGEN

Artikel 3. Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1. De hoogte van de door burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming bedraagt:

    • a.

      voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11, onder a, juncto artikel 16 van de verordening (verhuis- en herinrichting), een forfaitaire vergoeding van € 2.782,00.

    • b.

      voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 onder b van de verordening (bouwkundige of woontechnische woonvoorziening), 100 procent (100%) van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • c.

      voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 onder c van de verordening (woonvoorziening niet-bouwkundige en woontechnische aard), 100 procent (100 %) van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • d.

      voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 14, lid 2 van de verordening (bezoekbaar maken van een woonruimte) een maximumbedrag van € 2.782,00.

    • e.

      voor een woonoorziening als bedoeld in artikel 20 van de verordening, 100 procent (100 %) van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 2. De hoogte van de door burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      onderhoud en keuring van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 onder d, juncto artikel 24 van de verordening zal het bedrag als bedoeld in Bijlage II niet te boven gaan;

    • b.

      reparatie van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 onder d, juncto artikel 24 van de verordening, bedraagt 100 % van de kosten van de reparatie.

  • 3. De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11, onder e, juncto artikel 25 van de verordening (tijdelijke huisvesting), bedraagt:

    • a.

      de werkelijke kosten van de kale huur (minus huurtoeslag) als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte (dubbele woonlasten);

    • b.

      de werkelijke kosten als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 4. De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 11, onder f, juncto artikel 26 van de verordening (huurderving) bedraagt maximaal het bedrag van de laatstgenoten kale huur.

Artikel 3a. Terugbetaling bij verkoop

Het bedrag als genoemd in artikel 28a. lid 1 van de Verordening bedraagt € 25.000,--.

Artikel 4. Vaststelling persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor roerende woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de kostprijs, exclusief inkoopvoordeel, van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

  • 3. Een woningaanpassing in de vorm van een traplift wordt in beginsel alleen in natura of als een financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 5. Verantwoording persoonsgebonden budget

De budgethouder dient ten behoeve van de verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget binnen zes weken na de realisatie van de woonvoorziening, op verzoek van het college gegevens en/of facturen te overleggen, waaruit blijkt, dat conform het programma van eisen een compenserende voorziening is gerealiseerd.

HOOFDSTUK 4. HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 6. Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 30, lid 2, sub e, f en i van de verordening (aanpassing eigen auto, aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel en aanpassing van onder 30, lid 1 genoemde voorzieningen) bedraagt 100 procent (100%) van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de te verstrekken voorzieningen.

  • 2. De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 30, lid 2, sub a, b en c van de verordening (gebruik van het collectief vraag afhankelijk vervoer (Regio Taxi), (eigen)auto, taxi, of rolstoeltaxi) is gelijk aan de werkelijk gemaakte vervoerskosten tot een maximumbedrag van:

    • a.

      de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van het collectief vraag afhankelijk vervoer (Regio Taxi), een (eigen) auto en/of een taxi wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte tot een maximum normbedrag van € 340,-- per jaar; (WAS: € 519,00 PER JAAR)

    • b.

      de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte tot een maximum normbedrag van € 1.503,00 per jaar;

  • 3. De vergoeding bij gebruikmaking van een (eigen) auto bedraagt € 0,19 (WAS: € 0,29) per door de gehandicapte afgelegde kilometer tot maximaal de onder het vorige lid genoemde jaarvergoeding.

  • 4. De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor personen verblijvende in een verzorgingstehuis of een gelijkwaardige huisvesting, wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte tot een maximum van 70% van het gemaximeerde normbedrag.

    • a.

      De financiële tegemoetkoming wordt na toekenning op basis van bevoorschotting uitbetaald per kwartaal en dient aangewend te worden voor de bekostiging van vervoer.

    • b.

      Een ieder die een financiële tegemoetkoming toegekend heeft gekregen, dient achteraf over de besteding er van verantwoording te kunnen afleggen. Hiervoor dient belanghebbende op verzoek van het college te overleggen:

      • -

        opgave van het aantal door hem/haar afgelegde kilometers en/of

      • -

        betalingsbewijzen van de gemaakte vervoerskosten met het collectief vraagafhankelijk vervoer en/of (rolstoel)taxi.

    • c.

      Het bedrag dat niet is aangewend voor de bekostiging van vervoer kan door het college worden teruggevorderd.

    • d.

      Het college controleert steekproefsgewijs de besteding van de verstrekte financiële tegemoetkomingen in de vervoerskosten.

  • 5. De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor gehandicapten aan wie een andere vervoersvoorziening voor de korte afstand of een persoonsgebonden budget voor de aanschaf hiervan is of wordt toegekend naast de financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten, wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte tot een maximum van 50% van het gemaximeerde normbedrag.

  • 6. De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor gehandicapten aan wie een andere vervoersvoorziening voor de korte afstand of een persoonsgebonden budget voor de aanschaf hiervan is of wordt toegekend naast de financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten, wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte tot een maximum van 50% van het gemaximeerde normbedrag.

  • 7. De vergoeding van de kosten van de door het college te verlenen voorzieningen in natura als bedoeld in artikel 29, onder b van de verordening is een volledige tegemoetkoming in de bruikleenkosten van de te verstrekken voorziening in natura. De onderhouds- en reparatiekosten zijn hierbij inbegrepen.

Artikel 7. Vaststelling persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 30 eerste lid en tweede lid, onder e t/m i van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de kostprijs, exclusief inkoopvoordeel, van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld na indicatiestelling en verstrekt voor een periode van 5 jaar.

  • 3. De uitbetaling van het persoonsgebonden budget vindt plaats na het overleggen van een pro forma-nota, waaruit blijkt dat een compenserende voorziening is besteld, conform het programma van eisen.

  • 4. Een vergoeding in de kosten van gebruik van een eigen auto, taxi, rolstoeltaxi en/of collectiefsysteem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, als bedoeld in artikel 30, lid 2, onder a, b, c en d van de verordening wordt uitsluitend als een financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 8. Verantwoording persoonsgebonden budget

De budgethouder dient ten behoeve van de verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget binnen zes weken na de realisatie van de vervoersvoorziening, op verzoek van het college gegevens en/of facturen te overleggen, waaruit blijkt, dat conform het programma van eisen een compenserende voorziening is aangeschaft.

HOOFDSTUK 5. VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 9. Rolstoelvoorziening in natura

De vergoeding van een door het college in bruikleen te verstrekken rolstoel is een volledige tegemoetkoming in de bruikleenkosten. De onderhouds- en reparatiekosten zijn hierbij inbegrepen.

Artikel 10. Vaststelling persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen als bedoeld in artikel 34 onder a en b van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de kostprijs, exclusief inkoopvoordeel, van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld na indicatiestelling en verstrekt voor een periode van 5 jaar.

  • 3. De uitbetaling van het persoonsgebonden budget vindt plaats na het overleggen van een pro forma-nota, waaruit blijkt dat een compenserende voorziening is besteld, conform het programma van eisen.

  • 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor individuele aanpassingen wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten in overleg met de gemeente.

Artikel 11. Verantwoording persoonsgebonden budget

De budgethouder dient ten behoeve van de verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget binnen zes weken na de realisatie van de rolstoelvoorziening, op verzoek van het college gegevens en/of facturen te overleggen, waaruit blijkt, dat conform het programma van eisen een compenserende voorziening is aangeschaft.

HOOFDSTUK 6. HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 12. Keuze hulp bij het huishouden in natura

Bij hulp bij het huishouden in natura kiest de aanvrager één van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders en gaat hiermee een zorgovereenkomst aan.

Artikel 13. Omvang van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats:

Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per uur bedraagt: het uurtarief voor een alfahulp op grond van het met de zorgaanbieder afgesloten convenant, exclusief service- en bemiddelingskosten (€ 12,52 per uur in 2012).

Artikel 14. Uitbetaling van een persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De betaling van het toegekende persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging wordt na toekenning op basis van bevoorschotting als volgt uitbetaald:

  • 1.

    persoonsgebonden budget tot € 1.250,00 op jaarbasis in één keer;

  • 2.

    persoonsgebonden budget tussen € 1.250,00 en € 5.000,00 op jaarbasis: per half jaar;

  • 3.

    persoonsgebonden budget tussen € 5.000,00 en € 25.000,00 op jaarbasis: per kwartaal.

Artikel 15. Verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget dient aangewend te worden voor de bekostiging van hulp in het huishouden en daarmee noodzakelijk verbonden kosten.

  • 2. Een ieder die een persoonsgebonden budget toegekend heeft gekregen, dient achteraf over de besteding er van verantwoording te kunnen afleggen. Hiervoor dient de budgethouder op verzoek van het college te overleggen:

    - een afschrift van de overeenkomst met de zorgverlener;

    - bewijs van betaling aan zorgverlener.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording verschuldigd is. Over 1,5% van het persoonsgebonden budget met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1.250,00 jaar hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.

  • 4. Het college controleert steekproefsgewijs de besteding van de verstrekte persoonsgebonden budgetten.

HOOFDSTUK 7. HET VERKRIJGEN VAN EEN VOORZIENING EN HET MOTIVEREN VAN BESLUITEN

Artikel 17. Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 46 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of

    gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 18. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2012.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 27 maart 2012.

waarnemend secretaris, drs. D.L.W. Zielhuis

de burgemeester, M.A.J. van der Tas

BIJLAGE I

Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven in gevolge artikel 18 “het verwerven van grond” van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

Ingevolge artikel 18 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

  • 1.a

    Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

Soort

m2

m2

woonkamer

30

6

keuken

10

4

zit- slaapkamer

18

8

eenpers.slp.kr

10

4

tweepers.slp.kr

18

4

toiletruimte

2

1

badkamer

- wastafelruimte

3

1

- doucheruimte

3

2

- badruimte

5

3

entree/gang/hal

5

2

berging

6

4

  • 1.b

    Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m2.

  • 1c.

    Het aantal m² verharding ten behoeve van de aanleg van een nieuw terras dan wel aanpassing van een bestaand terras direct bij een woonruimte, dat ten hoogste voor de financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 6 m².

BIJLAGE II

Tarieven liften (prijspeil per 1-1-2006)

Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie van liften ingevolge artikel 24 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning juncto artikel 3 lid 2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    Stoelliften (het Liftinstituut spreekt van traplift)

  • b.

    Rolstoelliften (het Liftinstituut spreekt van traplift)

  • c.

    Woonhuisliften (met kooi)

  • d.

    Staplateaulift of hefplateauliften (het Liftinstituut spreekt van een platformlift zonder schacht tot maximaal 1.80 meter hoogte)

  • e.

    Balansliften (worden niet meer gemaakt)

  • f.

    De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    Elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

Wij geven hieronder de vergoeding van kosten weer voor keuring van soorten liften in woningen en trappenhuizen zoals ze bij de uitvoering van de Wmo te verwachten zijn. Vergoedingen voor onderhoud en reparatie worden niet meer weergegeven. Indien u daarvoor toch een maximum wilt opnemen, kunt u een prijsopgave vragen bij het de onderhoudsfirma(‘s) aan de hand van het soort reparatie dat zich volgens u voordoet, daar een maximum bij bepalen wat de gemeente zou willen verstrekken en de voorrijkosten erbij tellen (€ 40,50 per keer). Alleen de werkelijk gemaakte kosten voor de keuring van de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming; dat kunt u het beste in correspondentie naar cliënten vermelden.

In de tabel staan de kosten bij de benamingen van de liften weergegeven zoals hierboven omschreven bij a tot en met e.

Keuring van liften

Kosten beginkeuring

excl. btw

Kosten periodieke keuring

excl. btw

Kosten onderhoud

excl. btw

inclusief voorrijkosten

Stoellift (a)

295,60

216,20 (1 keer per 4 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

Rolstoellift (b)

295,60

216,20 (1 keer per 4 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

Woonhuislift (c)

456,60

263,40 (1 keer per 1,5 jaar)

886,60 (want 2 keer per jaar)

Staplateaulift (d)

463,20

267,20 (1 keer per 4 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

Hefplateaulift (d)

463,20

267,20 (1 keer per 1,5 jaar)

886,60 (want 2 keer per jaar)

Balansliften (e)

76,50 per uur (1 keer per 1,5 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor 2 (er komen 2 personen) vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

De bovengemelde bedragen dienen jaarlijks te worden verhoogd met het prijsindexcijfer.