Regeling vervallen per 24-12-2013

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2013

Geldend van 28-12-2012 t/m 23-12-2013

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2013

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 september 2012,nummer 2012/85h;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2013.

(Verordening rioolheffingSteenwijkerland 2013).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak;

  • b.

    voor de toepassing van deze verordening wordt als één onroerende zaak aangemerkt:

    • 1.

      een gebouwd eigendom;

    • 2.

      een ongebouwd eigendom;

    • 3.

      een gedeelte van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan, die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

    • 5.

      een geheel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan of in onderdeel 4 bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;

    • 6.

      het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom, van een in onderdeel 3 bedoeld gedeelte daarvan, van een in onderdeel 4 bedoeld samenstel of van een in onderdeel 5 bedoeld geheel;

  • c.

    een roerende zaak is gelijk aan een onroerende zaak in de zin van onderdeel b;

  • d.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • e.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • f.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

  • g.

    woning: een woning in de zin van artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet, of een (recreatie)woonschip;

  • h.

    boerderij: een niet woning, zijnde een samenstel van een woning en bedrijfsonderdelen of een samenstel van bedrijfsonderdelen, die in het kader van agrarische bedrijfsvoering wordt ingezet.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam “rioolheffing” wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kostendie voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel, niet zijnde een gedeelte als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 3, voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Vervallen

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel, verhoogd met een vast bedrag indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

  • 2. Het gebruikersdeel voor woningen en boerderijen wordt geheven naar een vast bedrag per perceel, verhoogd met een vast bedrag indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

  • 3. Het gebruikersdeel voor niet-woningen, niet zijnde boerderijen, wordt geheven naar een vast bedrag per perceel, verhoogd met een bedrag, geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

  • 4. Het aantal kubieke meters water, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, wordt bij afwezigheid van een verbruiksperiode voor het perceel in geval van nieuwbouw of verbouw, of als er in de verbruiksperiode geen water naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt, het aantal kubieke meters afvalwater gesteld op 500 m3, tenzij aannemelijk is dat er meer dan 500 m3 wordt afgevoerd. In de laatste situatie zal de gebruiker worden verplicht een aangifte in te vullen. In dat geval wordt de belastingschuld voor het eerste belastingjaar vastgesteld aan de hand van het waterverbruik in het eerste jaar.

  • 6. Indien gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie voorzien zijn van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 7. Indien wordt aangetoond dat toegevoerd of opgepompt water niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd en indien deze hoeveelheid ten minste 20% van de toegevoerde of opgepompte hoeveelheid water bedraagt, wordt de op voet van het vierde lid bepaalde hoeveelheid afgevoerd water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid water.

  • 8. Indien voor de direct of indirect op de gemeentelijke riolering aangesloten percelen in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters niet de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven, wordt de verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de respectievelijke gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van de waterleidingmaatschappij en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgegaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van beschikbare gegevens.

  • 9. Een belastingplichtige, welke de voor de berekening van de heffing in aanmerking te nemen hoeveelheid water niet of niet uitsluitend van een waterleidingbedrijf heeft afgenomen, is verplicht jaarlijks aangifte te doen van de hoeveelheid op andere wijze toegevoerd of opgepompt water.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het eigenarendeel bedraagt per perceel

    € 37,36

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt verhoogd met

    € 105,68

    indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

  • 3.

    Het gebruikersdeel bedraagt per perceel

    € 30,38

  • 4.

    Het in het derde lid genoemde bedrag wordt voor woningen en boerderijen verhoogd met

    € 79,57

    indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

  • 5.

    Het in het derde lid genoemde bedrag wordt, indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, voor niet-woningen, niet zijnde boerderijen, verhoogd met:

    1.

    bij een hoeveelheid water van 500 m3 of minder

    € 79,57

    2.

    bij een hoeveelheid water van meer dan 500 m3 tot en met 2.500 m3

    € 79,57

    vermeerderd met € 0,71 per m3 vanaf 500 m3;

    3.

    bij een hoeveelheid water van meer dan 2.500 m3 tot en met 20.000 m3

    € 1.499,57

    vermeerderd met € 1,46 per m3 vanaf 2.500 m3;

    4.

    bij een hoeveelheid water van meer dan 20.000 m3

    € 27.049,57

    vermeerderd met € 0,71 per m3 vanaf 20.000 m3.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 9A Vrijstellingen

  • 1. Het eigenarendeel wordt niet geheven van percelen waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Het gebruikersdeel wordt niet geheven van percelen waarvan de gemeente de gebruiker is.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt met betrekking tot het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen als genoemd in het eerste lid.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening rioolheffing Steenwijkerland 2012”, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2011, nummer 2011/99i, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing Steenwijkerland 2013”.

Ondertekening

De raad voornoemd,
de griffier, A. ten Hoff
de voorzitter, M.A.J. van der Tas