Regeling vervallen per 31-01-2017

Beleidsplan "Werk voor wie werken kan", reïntegratiebeleid gemeente Steenwijkerland

Geldend van 01-01-2005 t/m 30-01-2017

Intitulé

Beleidsplan "Werk voor wie werken kan", reïntegratiebeleid gemeente Steenwijkerland

1.Inleiding

Per 1 januari 2004 is de WWB (Wet werk en bijstand) van kracht. Deze wet vervangt de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet Financiering Abw, IOAW en IOAZ (WFA), de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) en het Besluit I/D-banen.

Uitgangspunt van de WWB is dat iedere Nederlandse burger wordt geacht zelfstandig in zijn bestaan te kunnen voorzien door middel van arbeid. Als dit niet mogelijk is én er geen andere voorzieningen beschikbaar zijn, is het de taak van de overheid om hem te helpen met het zoeken naar werk. Zolang met werk nog geen zelfstandig bestaan mogelijk is, kan een beroep worden gedaan op inkomensondersteuning.

Het motto wordt nog meer dan voorheen “werk boven inkomen (uitkering)”.

Om aan dit motto gevolg te kunnen geven, krijgen gemeenten volledige financiële verantwoordelijkheid en meer beleidsvrijheid over de uitvoering van de bijstand. Het Rijk verschaft gemeenten een vast budget dat bestaat uit een inkomensdeel en een werkdeel. Het inkomensdeel is bestemd voor de financiering van de bijstandsuitkeringen inclusief de langdurigheidstoeslag. Middelen die de gemeente overhoudt op dit inkomensdeel zijn vrij besteedbaar. Tekorten moeten ook door de gemeente zelf worden aangevuld.

Het werkdeel dient te worden ingezet voor reïntegratie van uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers, alsmede voor de gesubsidieerde arbeid. In tegenstelling tot het inkomensdeel is het werkdeel niet vrij besteedbaar. Dit moet ingezet worden voor reïntegratieactiviteiten.

Voor de uitvoering van het werkdeel kunnen gemeenten gebruikmaken van alle mogelijke in te zetten instrumenten. De wijze waarop dit plaatsvindt en de vorm waarin voorzieningen gericht op werk worden ingezet, valt onder de beleidsvrijheid van de gemeenten. Hiervoor gelden geen nadere uitvoeringsvoorschriften.

Het door de gemeente gevoerde reïntegratiebeleid waarvoor zij de verantwoordelijkheid draagt moet uiterlijk 1 januari 2005 worden vastgelegd in een door de gemeenteraad vast te stellen reïntegratieverordening.

In deze notitie wordt een aantal strategische keuzes voorgelegd die de basis moeten gaan vormen voor de reïntegratieverordening. De volgende onderwerpen worden achtereenvolgens behandeld:

- de consequenties van deze wet op het gebied van reïntegratie (hoofdstuk 2);

- visie op reïntegratie (hoofdstuk 3);

- analyse van het uitkeringsbestand (hoofdstuk 4);

- reïntegratie rechten en plichten (hoofdstuk 5);

- premies (hoofdstuk 6);

- doelgroepen en prioriteiten (hoofdstuk 7);

- reïntegratie activiteiten en inzet van voorzieningen (hoofdstuk 8);

- gesubsidieerde arbeid en werken met behoud van uitkering (hoofdstuk 9);

- financiering (hoofdstuk 10);

- samenvatting beslispunten ( hoofdstuk 11).

2. Consequenties Wet werk en bijstand op gebied van reïntegratie

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gevolgen van de WWB ten aanzien van reïntegratie.

2.1 Arbeidsplicht

Cliënten ouder dan 18 jaar en jonger dan 65 jaar zijn vanaf het moment van melden verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden en gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening. Er worden in de wet geen eisen gesteld aan regulier werk ten aanzien van de aard, de omvang en de beloning.

Categoriale ontheffingen vervallen. Wel is het zo dat voor alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar geldt dat er een evenwicht gevonden dient te worden tussen de door de ouder gewenste invulling van de wettelijke zorgplicht voor kinderen en de in de WWB verwoorde plicht tot arbeidsinschakeling.

Gemeenten dienen ervoor te zorgen dat er adequate voorzieningen worden aangeboden die een combinatie van betaalde arbeid en zorg voor kinderen mogelijk maakt.

2.2 Aanspraak op ondersteuning

Naast een verantwoordelijkheid van gemeenten om voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan te bieden, is ook de aanspraak van de cliënt op ondersteuning door de gemeente bij reïntegratie opgenomen. Het gaat hierbij niet om de aanspraak op een specifieke voorziening, maar om de aanspraak om door de gemeente geholpen te worden bij reïntegratie. Dit recht geldt ook voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers.

2.3 Reïntegratieverordening

De wet bepaalt dat het door de gemeente gevoerde beleid ten aanzien van reïntegratie van de doelgroepen waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt, wordt vastgesteld in een door de gemeenteraad vast te stellen verordening. In deze verordening dient de gemeente expliciet aandacht te schenken aan een evenwichtige aanpak van de verschillende in de wet genoemde groepen, en de doelgroepen daarbinnen. De gemeente dient tevens aandacht te besteden aan de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

2.4 Maatregelenverordening

De vaststelling van de hoogte van de uitkering hangt niet alleen af van de toepasselijke uitkeringsnorm en de beschikbare middelen van de cliënt, maar ook van de mate waarin de persoon de opgelegde verplichtingen nakomt. Tot nu toe is deze koppeling vormgegeven middels het zogeheten boeten- en maatregelenbeleid. Dit is met de invoering van de WWB komen te vervallen.

In de WWB geeft de gemeente bij aanvang van de uitkeringssituatie aan wat de opgelegde verplichtingen zijn en wat de directe gevolgen zijn voor de uitkering indien betrokkene een of meerdere verplichtingen niet nakomt. Deze gevolgen worden door de gemeente zelf bepaald en dienen te worden verwoord in een maatregelenverordening.

2.5 Uit- en aanbesteding

Met de inwerkingtreding van SUWI worden reïntegratieactiviteiten in beginsel uitgevoerd door de private reïntegratiemarkt. De bepalingen van SUWI gelden tevens voor de WWB, wat betekent dat zoveel mogelijk reïntegratieactiviteiten moeten worden uitbesteed.

Bij het uitbesteden dienen de aanbestedingsregels te worden gevolgd zoals omschreven in het Besluit SUWI.

Het vorenstaande is nog niet van toepassing op de huidige I/D- en WIW-verplichtingen. Ook met de I/D-regeling en WIW-regeling vergelijkbare voorzieningen hoeven in de eerste 3 kalenderjaren na invoering van de WWB niet uit- en aanbesteed te worden.

De WWB schrijft voor het jaar 2004 voor dat 70% van het reïntegratiebudget uitbesteed en ook aanbesteed moet worden. Van het nog resterende deel is de eerste € 100.000,00 vrijgesteld van de uitbestedingsplicht en van het restant dan nog eens 30%.

2.6 Budget werkdeel

Het Rijk stelt een macrobudget voor het werkdeel vast. Dit macrobudget is geoormerkt en dient ter financiering van de reïntegratieactiviteiten die gemeenten inzetten bij de uitvoering van hun reïntegratietaak. Het betreft een 100% vast budget, waaruit ook verplichtingen in het kader van de I/D-regeling en de WIW-regeling betaald moeten worden.

Het Rijk hanteert bij de vaststelling van de bestede middelen het kasstelsel. Bij de vaststelling van de besteding van het werkdeel betrekt het Rijk alleen de kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt in het betreffende begrotingsjaar. Het budgetoverschot, zijnde het positieve verschil tussen het budget en de gemaakte kosten, vloeit terug naar het Rijk. Wel wordt de mogelijkheid geboden om een bepaald bedrag van het budget mee te nemen naar het volgende begrotingsjaar.

3. Visie op reïntegratie

Het eigen risico dat de WWB met zich brengt, dwingt de gemeente Steenwijkerland ertoe het bijstandsvolume zoveel mogelijk te beperken. Dit vraagt allereerst om een actief, evenwichtig en resultaatgericht reïntegratiebeleid. De gemeente krijgt maximaal de ruimte en verantwoordelijkheid om zo’n beleid neer te kunnen zetten.

De visie van de gemeente Steenwijkerland kan als volgt geformuleerd worden:

De gemeente Steenwijkerland richt zich op de zo snel mogelijke uitstroom van werkzoekenden naar werk in plaats van een uitkering. Duurzame arbeidsinpassing is hierbij het hoogste doel.

Wij ondersteunen mensen om hen zo snel mogelijk aan het werk te krijgen. Werk voor wie werken kan!

Essentieel in deze benadering is dat we uitgaan van de kansen en mogelijkheden van mensen, en niet van hun belemmeringen en onmogelijkheden.

We laten onze klanten hierbij hun eigen verantwoordelijkheid nemen, en ondersteunen een ieder die dit nodig heeft. Ondersteuning gaat uit van wat de werkzoekende kan, gekoppeld aan de vraag van werkgeverszijde, en is gericht op de kortst mogelijke weg naar reguliere arbeid.

De ondersteuning is echter niet vrijblijvend. De klant heeft de verplichting om werk te aanvaarden en zich in te spannen om werk te vinden.

Hierbij zijn onderstaande vertrekpunten van wezenlijk belang.

3.1 Werk boven uitkering

Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw is het beleid op het gebied van werk en inkomen in Nederland aan sterke veranderingen onderhevig. Iedere burger wordt geacht in zijn eigen inkomen te voorzien tenzij er omstandigheden zijn die dat verhinderen. De vanzelfsprekendheid waarmee een beroep kon worden gedaan op een uitkering is gaandeweg verdwenen. Het beleid werd aangepast, de rol van de gemeenten veranderde, de uitvoeringsstructuren werden sterk gewijzigd met het oog op het verbeteren van de uitstroom naar regulier werk.

Wij onderschrijven dit uitgangspunt en passen het reeds zoveel mogelijk toe. In het kader van het nieuw te ontwikkelen reïntegratiebeleid zal nog meer handen en voeten gegeven worden aan dit uitgangspunt.

3.2 Pro-actieve rol van de gemeente

Het handen en voeten geven aan het uitgangspunt van werk boven uitkering vindt onder meer plaats door het kiezen voor een “pro-actieve” opstelling van de gemeente zowel op het gebied van het reïntegratiebeleid als op gebieden van de daadwerkelijke uitvoering van het beleid door private en/of publieke organisaties.

Een pro-actieve rol van de gemeente houdt onder meer in dat meer vraag-gestuurd beleid, dat wil zeggen: hoe kan het beste worden ingespeeld op de behoeften van arbeidsorganisaties, dan aanbod-gestuurd beleid, dat wil zeggen: hoe kan het beste worden ingespeeld op de behoeften van werkzoekenden, moet worden ontwikkeld.

Hiertoe zijn de eerste stappen reeds gezet door nadrukkelijker samenwerking en afstemming te zoeken met de afdeling economische zaken. Ook heeft er al een oriënterende verkenning plaatsgevonden met de Business Club Steenwijkerland en de Industriekring Steenwijkerland.

Deze contacten zullen in de nabije toekomst verder uitgebreid worden.

Een pro-actieve rol van de gemeente kan ook inhouden dat meer nadruk op preventie, dat wil zeggen voorkomen dat mensen een beroep moeten doen op een uitkering, wordt gelegd in plaats van curatie, dat wil zeggen het ervoor zorgen dat mensen met een uitkering weer een baan vinden. Voorkomen is beter dan genezen is dan het motto!

Als onderdeel van het pro-actief zijn huldigen wij ten slotte het standpunt dat de gemeente zowel op beleids- als ook op uitvoeringsniveau nadrukkelijk inhoud moet geven aan de regierol die zij in dit kader heeft.

3.3 Sluitende aanpak

Binnen de sluitende aanpak krijgt iedere uitkeringsgerechtigde binnen een jaar een traject aangeboden wanneer het niet gelukt is om op eigen kracht uit de uitkering te geraken.

Of de afstand tot de arbeidsmarkt nu groot of klein is; iedereen heeft het recht op een traject om deze afstand te verkleinen met het uiteindelijke doel om zelf in het eigen inkomen te voorzien.

Het beleid is effectiever naarmate meer rekening kan worden gehouden met de aard van de verschillende doelgroepen en de personen binnen de doelgroepen. Immers, iemand die langdurig werkloos is heeft behoefte aan een ander traject dan iemand die gedeeltelijk arbeids(on)geschikt is en een baan zoekt. Een jonge schoolverlater moet anders worden benaderd dan een alleenstaande moeder in de bijstand met twee jonge kinderen. Bij doelgroepen en prioriteiten zullen we hier verder op ingaan.

3.4 Faciliteren waar nodig (flankerend beleid)

Om mensen hetzij rechtstreeks, hetzij via een traject uit te laten stromen naar werk kan het nodig zijn aanvullend ondersteunende voorzieningen in te zetten om dit doel te bereiken.

Een van de belangrijkste voorzieningen is het aanbieden van kinderopvang aan de doelgroep alleenstaande ouders. Met de invoering van de nieuwe Wet Kinderopvang per 1 januari 2005 moet de gemeente zelf doelgroepen vaststellen aan wie zij kinderopvang wil aanbieden die dit zelf niet kunnen betalen. De doelgroep vanuit de WWB zal hier nadrukkelijk een plaats in moeten krijgen.

Naast het bieden van adequate kinderopvang is ook de schuldhulpverlening een ondersteunende voorziening alvorens mensen weer toegeleid kunnen worden naar werk.

Het hebben van schulden is vaak een belemmerende factor om weer deel te nemen aan het arbeidsproces. Eerst (of in sommige gevallen gelijktijdig) zal er een schuldhulpverleningstraject ingezet moeten worden voordat er een arbeidsmarkttraject opgestart kan worden.

Voor de uitvoering van deze trajecten zijn overeenkomsten afgesloten met de GKB Drenthe en de Zorggroep Oude en Nieuwe Land.

Tenslotte zal er in kader van flankerend beleid aandacht geschonken moeten worden aan de vervoerskosten bij uitstroom naar regulier werk, wanneer een werkgever hier niet of onvoldoende in tegemoet komt.

3.5 Doorontwikkeling casemanagement

Bij de invoering van het casemanagement in 2002 is gekozen voor het integrale model. Dit betekent dat de casemanager zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid in het casemanagementproces beheert. De stijl van werken binnen de cluster werk en inkomen is overwegend dienstverlenend naar de uitkeringsgerechtigde toe. Een andere stijl van werken (ondernemend, calculerend, netwerkend) is wel gewenst. Immers met de komst van de WWB is de sturing vanuit de regelgeving veranderd en zal de sturing nadrukkelijker vanuit de financiën en de resultaten moeten gaan plaatsvinden.

Aan deze doorontwikkeling van het casemanagement naar een meer resultaatgerichte werkwijze wordt op dit moment binnen de cluster werk en inkomen uitvoering gegeven.

4. Analyse van het bestand

Om het reïntegratiebeleid te kunnen bepalen is het van belang zicht te hebben op de doelgroepen van de gemeente, alsmede op de ontwikkeling van de werkloosheid zowel in zijn totaliteit als voor het gemeentelijk uitkeringsbestand.

Werklozen per jaar, in procenten van de beroepsbevolking Steenwijkerland

Jaar

Absoluut

Procentueel

CWI Steenwijk

procentueel

Overijssel procentueel

Nederland

procentueel.

1-1-2001

1107

6,20

6,10

5,90

6,70

1-1-2002

1137

6,20

6,40

5,80

6,60

1-1-2003

1346

7,20

7,20

6,90

7,30

1-1-2004

1660

8,80

8,60

8,80

8,90

Stijging

2001-2004

49,90

49,10

55,60

39,30

Bron: Monitoring arbeidsmarkt Overijssel januari 2004 (ETIL).

Analyse:

- Vanaf 2001 is de werkloosheid in de gehele provincie Overijssel harder gestegen dan in de gemeente Steenwijkerland.

- Per 2004 liggen de werkloosheidscijfers zowel lokaal, provinciaal en landelijk op een vergelijkbaar niveau.

Bijstandsgerechtigden

Een deel van de niet werkende werkzoekenden is afhankelijk van een uitkering van de gemeente Steenwijkerland. Onderstaand overzicht geeft de ontwikkeling van het aantal cliënten per regeling over de afgelopen jaren weer.

Cliënten afdeling MAZA

1-1-2002

1-1-2003

1-1-2004

Abw

538

558

611

IOAW

29

34

33

IOAZ

7

9

9

Bbz

0

2

6

Totaal

574

603

659

Analyse:

- Het cliëntenbestand in de Abw is in het afgelopen jaar met bijna 10% toegenomen.

- Voor het jaar 2004 verwachten wij een verdere toename van het aantal cliënten door de economische teruggang, de aanpassingen in de WAO en de aanscherping van het recht op WW en IOAW. Voor de uitgaven van de WWB zijn we bij de begroting 2004 uitgegaan van gemiddeld 635 cliënten. In april 2004 hebben we dit aantal bereikt.

Ondanks dat de indeling in fasen niet geheel recht doet aan de directe kansen van individuen op de arbeidsmarkt, is de indeling in fasen op dit moment nog wel de geëigende manier om de afstand tot de arbeidsmarkt van cliënten in kaart te brengen.

Huidige situatie bestand

Fase 1

68 (10%)

Fase 2

26 (4%)

Fase 3

74 (12%)

Fase 4

389 (61%)

Ntb en 65 +

80 (13%)

Totaal

637 (100%)

5. Reïntegratie, rechten en plichten

Centraal in de WWB staat het uitgangspunt werk boven uitkering. In de wet is een aantal wijzigingen aangebracht, ten opzichte van de huidige Abw, die dit uitgangspunt versterken.

Sommige wijzigingen richten zich op de cliënt, andere richten zich op de gemeente.

De rechten en plichten van bijstandsgerechtigden op het terrein van de reïntegratie zijn met name geregeld in de artikelen 9 en 10.

In artikel 9 is de plicht tot arbeidsinschakeling geregeld.

Iedere bijstandsgerechtigde tussen 18 en 65 jaar is verplicht om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te accepteren. Ook is hij verplicht gebruik te maken van een door het college geboden voorziening, in de vorm van reïntegratie of gesubsidieerde arbeid.

Alleen als er zeer dringende redenen aanwezig zijn mag in individuele gevallen tijdelijke ontheffing worden verleend van de plicht tot arbeidsinschakeling.

Artikel 10 regelt de aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling door de gemeente.

Het gaat daarbij niet om een recht op een specifieke voorziening maar om het recht door de gemeente geholpen te worden bij de reïntegratie.

Het is aan de gemeente om te beoordelen op welke wijze het verzoek van de betrokkene wordt gehonoreerd. De gemeente bepaalt allereerst, mede op basis van het reïntegratieadvies van het CWI, of een ondersteuning richting arbeidsmarkt noodzakelijk is. Vervolgens moet de gemeente bepalen uit welke elementen deze ondersteuning bestaat. Het uiteindelijke aanbod zal moeten passen binnen wat de gemeente, mede gelet op de beschikbare financiële kaders, in een verordening heeft opgenomen over haar reïntegratiebeleid.

5.1 Algemeen geaccepteerde arbeid en de kortste weg naar werk

Met de invoering van de WWB is de term algemeen geaccepteerde arbeid ingevoerd. De term vervangt het in de Abw gehanteerde begrip passende arbeid.

In artikel 6b van de WWB wordt het begrip algemeen geaccepteerde arbeid geïntroduceerd.

Elke belanghebbende tussen de 18 en 65 jaar is verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. Met algemeen geaccepteerde arbeid wordt bedoeld arbeid die algemeen aanvaard is en waar de betrokkene fysiek en psychisch toe in staat is.

Prostitutie, illegale arbeid of arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimumloon zijn niet algemeen aanvaard en daarmee uitgesloten. Ook werkzaamheden die ingaan tegen de integriteit van de persoon zijn uitgesloten. Daarbij moet worden gedacht aan werkzaamheden die gewetensbezwaren oproepen.

Afstand wordt genomen van het begrip passende arbeid, waarbij rekening werd gehouden met werkervaring, opleiding, loonniveau, gewenste beroepskeuze en reisduur.

Uitgangspunt van de nieuwe wet is dat de weg naar werk zo kort mogelijk moet zijn, daarom moet elke vorm van algemeen geaccepteerde arbeid aanvaard worden.

Alle vormen van gesubsidieerde arbeid, met uitzondering van dienstbetrekkingen in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), behoren tot de algemeen geaccepteerde arbeid.

Gesubsidieerde arbeid is echter geen einddoel en wordt gezien als een voorziening om een reguliere baan te verkrijgen.

Ook tijdelijk werk dient geaccepteerd te worden.

5.2 Tijdelijke ontheffingen

De arbeidsplicht gaat voor iedereen met ingang van 1 januari 2004 gelden, mits er zwaarwegende argumenten zijn om ontheffing te verlenen.

Artikel 9, tweede lid van de WWB zegt hierover het volgende.

- Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de reïntegratieverplichting. Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt, voor zover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van het aanbieden van een voorziening.

Beoogd wordt om een evenwicht te vinden tussen de door de ouder gewenste invulling van de wettelijke zorgplicht voor kinderen en de in deze wet verwoorde plicht tot arbeidsinschakeling.

Met name bij jonge kinderen tot 5 jaar of gehandicapte kinderen tot 18 jaar dient de invulling van de zorgplicht zwaar te wegen.

Categoriale vrijstelling van de arbeidsplicht is in de nieuwe WWB niet toegestaan. Uitgangspunt is een individuele, op de persoonlijke omstandigheden toegesneden benadering.

Hieronder volgen een aantal voorstellen, de commissie MWC gehoord hebbende, hoe wij invulling willen gaan geven aan tijdelijke ontheffingen voor bepaalde categorieën, uiteraard op individuele basis.

5.2.1 Categorie alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar of gehandicapte kinderen tot 18 jaar

Wanneer kinderen nog niet de leeftijd hebben om naar school te gaan hecht de commissie er grote waarde aan dat de ouders een grote mate van keuzevrijheid hebben of ze hun kinderen tot 5 jaar geheel zelf op willen voeden of niet. Dit heeft consequenties voor het opleggen van de arbeidsverplichting. Deze opvatting leidt tot onderstaand voorstel.

Voorstel

Indien de alleenstaande ouder met de zorg voor kinderen tot 5 jaar de zorg voor de kinderen op zich wil nemen wordt deze wens in beginsel gerespecteerd. In dat geval kan, op basis van individuele omstandigheden, een tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting worden verleend. Om langdurige uitkeringsafhankelijkheid te voorkomen is motivatie van deze doelgroep wel van belang. Voor degene die zich wel beschikbaar stelt voor arbeid in loondienst kan, indien passende kinderopvang beschikbaar is, al dan niet via een traject toegeleid worden naar de arbeidsmarkt.

5.2.2 Categorie alleenstaande ouders met kinderen tussen 5 en 12 jaar

Het gaat bij deze categorie ouders om kinderen die naar de basisschool gaan en waarbij ouders weer meer tijd en ruimte krijgen om voor een deel ook in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Indien het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de betrokkene leidt dit tot onderstaand voorstel.

Voorstel

Indien de alleenstaande ouder met de zorg voor kinderen tussen 5 - 12 jaar de zorg voor de kinderen zelf op zich wil nemen, wordt deze wens in beginsel gerespecteerd. In dat geval kan, op basis van individuele omstandigheden, de arbeidsverplichting worden opgelegd voor 20 uur per week. Deze verplichting geldt alleen, indien passende kinderopvang daadwerkelijk beschikbaar is.

5.2.3Categorie ouders met kinderen tussen 12 en 18 jaar

De alleenstaande ouder met de zorg voor kinderen van 12 tot 18 jaar wordt in beginsel geacht voor arbeid beschikbaar te zijn. Het streven is zoveel arbeid c.q. inkomen dat uitstroom uit de bijstand mogelijk is. Indien de ouder in verband met de zorgplicht voor zijn/haar kinderen niet fulltime kan werken (bijvoorbeeld bij de opvang van een gehandicapt kind) wordt op individuele basis tijdelijk een gedeeltelijke ontheffing verleend.

Voorstel

De alleenstaande ouder met de zorg voor kinderen van 12 tot 18 jaar wordt in beginsel geacht voor arbeid beschikbaar te zijn. Het streven is zoveel arbeid c.q. inkomen dat uitstroom uit de bijstand mogelijk is. Indien de ouder in verband met de zorgplicht voor zijn/haar kinderen niet fulltime of voldoende kan werken om uit de uitkering te raken, wordt op individuele basis een tijdelijke ontheffing verleend. Hierbij kan gedacht worden aan medische, sociale of opvoedkundige problemen.

Opgemerkt dient wel te worden dat met name de eerste twee keuzes tot gevolg hebben dat het inkomensdeel van de WWB, waar de uitkering uit voldaan worden, zwaarder belast wordt dan bij een stringentere toepassing van de arbeidsverplichting ( wij hebben het hier over een doelgroep van ± 150 alleenstaande ouders).

6.Premies

6.1 Inleiding

Het college kan ingevolge de WWB een eenmalige premie toekennen in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Het doel van het verstrekken van de premie is het bevorderen van positief gedrag gericht op uitstroom naar betaalde arbeid.

De vrijlating van deze premie is gebonden aan een maximum van € 1.984,00 per kalenderjaar.

De beleidsruimte voor het verstrekken van een premie is ruim. Gedacht kan worden aan een premie bij het afronden van een opleiding, het aanvaarden van werk, voor alleenstaande ouders bij het verrichten van deeltijdarbeid, als stimulans om vrijwilligerswerk te gaan doen of als onderdeel van een reïntegratietraject.

De premie in het kader van de WWB moet aan een aantal voorwaarden voldoen:

- de premie kan slechts eenmaal per kalenderjaar worden verstrekt;

- de premie dient in één bedrag uitgekeerd te worden (hierdoor onbelast en geen gevolgen voor bijvoorbeeld huursubsidie);

- voor elke nieuwe premie aan een belanghebbende moet een nieuw besluit worden genomen op basis van nieuwe omstandigheden in de voortgang van de reïntegratie van de belanghebbende;

- het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de premie een structureel karakter heeft (er moet jaarlijks een nieuwe beslissing worden genomen).

Beide laatste punten zijn mede van belang voor de fiscale afhandeling van de premie.

6.2 Doelgroep

De gemeente kan ervoor kiezen een premie te verstrekken.

De vraag is dan wie voor de premie in aanmerking komt. Voorgesteld wordt de doelgroep te beperken tot uitkeringsgerechtigden.

6.3 Keuze voor premies

De gemeente Steenwijkerland kent op dit moment alleen nog een premie voor het succesvol afsluiten van een scholingstraject ter grootte van € 226,89. Tot 1 januari 2002 kenden wij ook nog de zogeheten werkaanvaardingspremie (€ 1.815,12 uit te betalen over vier jaar) voor personen die volledig uitstroomden naar regulier werk. Tot 1 januari 2003 is deze regeling in de vorm van een toetrederskorting overgenomen door de belastingdienst en nadien afgeschaft.

Wij zijn geen voorstander van het (her)invoeren van een premie die gericht is op uitstroom naar betaald werk. Het zelfstandig in eigen onderhoud trachten te voorzien middels betaald werk is een verantwoordelijkheid die voor iedereen geldt, dus ook voor iemand die een beroep doet op een uitkering krachtens de WWB. Wij zijn van mening dat deze verantwoordelijkheid en inspanningsverplichting niet apart beloond behoeft te worden met een premie. Dit uitgangspunt geldt eveneens voor deelname aan een traject of scholing. Daarnaast speelt ook nog het argument dat wij al investeren in onze cliënten middels het aanbieden van allerlei voorzieningen die gericht zijn op uitstroom naar regulier werk.

Voor die groep die niet via betaald werk een bijdrage aan onze samenleving kan leveren willen we een premie beschikbaar stellen voor het verrichten van vrijwilligerswerk.

Voorstel

Geen premie verstrekken die gericht is op uitstroom naar betaald werk of deelname aan een traject of scholing.

Alleen een premie verstrekken voor uitkeringsgerechtigden die vrijwilligerswerk verrichten en die naar verwachting binnen een periode van een jaar niet bemiddelbaar zijn voor betaalde arbeid.

Het premie-instrument wordt gefinancierd uit het werkdeel en is voor de cliënt fiscaal onbelast.

Toepassingscriteria en bedragen worden nader uitgewerkt in de reïntegratieverordening en de betreffende beleidsregels.

7. Doelgroepen voor reïntegratie

7.1 Inleiding

Met de invoering van de WWB is in artikel 7, eerste lid vastgelegd dat het college verantwoordelijk is voor het ondersteunen van:

- personen die algemene bijstand ontvangen (uitkeringsgerechtigden);

- niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (Nuggers) en personen met een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet (Anw-ers)

bij het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid en, voor zover nodig, het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de reïntegratie van deze doelgroepen wordt vastgelegd in een door de gemeenteraad vast te stellen verordening.

In deze verordening dient expliciet aandacht besteed te worden aan een evenwichtige aanpak van de verschillende in de wet genoemde groepen, en de doelgroepen daarbinnen, zoals etnische minderheden, arbeidsgehandicapten, jongeren, enzovoort. Ook de aandacht voor mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt valt hieronder.

7.2 Doelgroepen gemeente Steenwijkerland

Om het reïntegratiebeleid te kunnen bepalen is het van belang zicht te hebben op de doelgroepen van de gemeente Steenwijkerland.

Wij onderscheiden hierbij de volgende doelgroepen.

Uitkeringsgerechtigden

Op dit moment wordt bij de doelgroepenbenadering landelijk gebruik gemaakt van de vastgestelde afstand tot de arbeidsmarkt. De afstand wordt aangegeven in fases, die bepaald wordt door het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Gebruik wordt gemaakt van de volgende faseringen.

Fase 1

Een werkzoekende die zonder actieve ondersteuning naar verwachting binnen 6 maanden werk vindt. Gedurende deze 6 maanden is hij aangewezen op incidentele ondersteuning van het CWI.

Fase 2 en 3

Op basis van een kwalificerende intake (KWINT) door het CWI wordt deze groep ingedeeld in fase 2 of 3. Voor de fase 2 cliënten gelden korte ondersteuningstrajecten die tot resultaat moeten hebben dat iemand binnen 6 maanden en een 1 jaar uitstroomt naar regulier werk.

Voor de fase 3 cliënten geldt een ingeschatte periode die langer duurt dan 1 jaar.

Fase 4

Voor de fase 4 werkzoekende, met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt, geldt dat de cliënt eerst een andere ondersteuningsvorm dan een arbeidsmarktinstrument nodig heeft (bijvoorbeeld een sociaal activerings- of zorgtraject).

Anw-ers en Nuggers

De gemeente is, zoals in de inleiding reeds beschreven, ook verantwoordelijk voor de reïntegratie van personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden ingeschreven bij het CWI.

Voor Anw-ers en Nuggers geldt dat arbeidsaanvaarding veelal moeilijk is, gezien het ontbreken van een recente band met het arbeidsproces. Personen uit deze doelgroepen maken aanspraak op reïntegratieondersteuning van de gemeente, maar er wordt vooralsnog geen actief beleid ontwikkeld voor deze doelgroepen.

Gesubsidieerde arbeidskrachten I/D en WIW

De WWB vervangt het Besluit I/D-banen en de Wet Inschakeling Werkzoekenden.

Gesubsidieerde arbeid, in welke vorm dan ook, valt nu onder het reïntegratie-instrumentarium van de Wet werk en bijstand en komt dan ook ten laste van het werkdeel WWB.

De I/D- en WIW-regelingen worden uitgevoerd door de NoordWestGroep.

In de Invoeringswet WWB is geregeld dat de rechtspositie van de huidige WIW-werknemers niet wijzigt en dat de hiervoor noodzakelijke bepalingen van de WIW van toepassing blijven.

7.3 Prioriteitstelling

In onze visie staat aangegeven dat we een ieder die dit nodig heeft ondersteunen. Ondersteuning gaat uit van wat de werkzoekende kan, gekoppeld aan de vraag van werkgeverszijde, en is gericht op de kortst mogelijke weg naar reguliere arbeid.

Gemiddeld gesproken zal een persoon met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt (fase 1 tot en met 3) een minder intensief (voor wat betreft de kosten en de duur) traject nodig hebben dan een persoon met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (fase 4). Daarbij komt dat de totale kosten van reïntegratie fors toenemen naarmate er meer ingezet wordt op de personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (vanwege de grootte van de groep). Ook dient rekening gehouden te worden met de verdieneffecten. De kans op uitstroom uit de bijstand na een traject voor de kansrijken is aanzienlijk hoger dan de kans op uitstroom voor de kansarmen. Dit heeft op termijn effect voor het inkomensdeel van de WWB.

Vanwege het bovenstaande maken wij een aantal keuzes ten aanzien van de groepen waar we in het kader van reïntegratie prioriteit aan toekennen.

Hieronder worden deze keuzes verwoord.

  • -

    De gemeente Steenwijkerland wil maximaal inzetten op de groep “kansrijken”: de personen die een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt hebben (fase 1). Hieronder rekenen we ook de nieuwe instroom in de bijstand en met name ook de jongeren. Over het algemeen kan verondersteld worden dat deze personen tot de kansrijken kunnen worden gerekend. Nadruk op deze groep betekent het voorkomen van het verder vergroten van de afstand tot de arbeidsmarkt. Met het CWI is taakstellend in de Service Niveau Overeenkomst afgesproken dat zij van het aantal fase 1 klanten 50% binnen een halfjaar bemiddelen naar regulier werk. Resteert echter nog 50% die wel een beroep doen op een bijstandsuitkering. Voor deze groep zijn we inmiddels een samenwerkingsproject met een uitzendbureau gestart om middels intensieve begeleiding en bemiddeling deze doelgroep op de arbeidsmarkt te plaatsen.

  • -

    Voor de fase 2 en 3 klanten zetten we op dit moment arbeidsmarkttrajecten in. Deze trajecten worden ingekocht bij reïntegratiebedrijven waar we als gemeente contracten mee afgesloten hebben. Voor de categorie klanten uit fase 2 willen we tevens een vorm van “work-first” aanpak ontwikkelen. Het accent dient hierbij te liggen op doorstroom en uitstroom. Fase 3 klanten zullen toegeleid worden naar een reïntegratietraject.

  • -

    In het kader van een sluitende aanpak zijn wij van mening dat ook fase 4 klanten een traject aangeboden moeten krijgen. Hierbij dient wel aangetekend te worden dat deze trajecten uiteindelijk tot doel moeten hebben om deze personen weer naar de arbeidsmarkt toe te leiden. Zorg- en sociale activeringstrajecten dienen vanuit dit perspectief ingezet te worden. Mocht dit voor een bepaalde categorie niet haalbaar zijn dan mogen deze trajecten geen doel op zich worden en dient dit afgesloten te worden. Met name de duur en de reeds ingezette financiële middelen voor deze trajecten zullen nadrukkelijker in ogenschouw genomen worden.

  • -

    Afgezien van het feit dat er evenwichtige aandacht moet zijn voor de verschillende klantengroepen, leggen wij lage prioriteit bij de doelgroep Anw-ers en Nuggers. De inzet van trajecten legt druk op het werkdeel terwijl uitstroom naar werk geen voordelen oplevert in het inkomensdeel. De vergoeding voor een traject willen we aan een maximum verbinden van € 4.000,--, waarbij de maximale trajectduur één jaar is. Tevens wordt voorgesteld een inkomensgrens in te voeren voor deze doelgroep om voor aanspraak op ondersteuning en/of het verstrekken van een voorziening in aanmerking te komen . Het (gezins)inkomen moet gelijk zijn of lager dan 120% van het geldend sociaal minimum. Gesubsidieerde arbeid zal voor deze doelgroep niet worden ingezet. Alleen bij krapte op de arbeidsmarkt kan de nadruk meer op deze klantengroepen komen te liggen.

  • -

    Bij de gesubsidieerde arbeid (WIW-, I/D- en WWB-banen) zal de nadruk meer komen te liggen op doorstroom en uitstroom naar regulier werk. Als uitgangspunt geldt dat gesubsidieerde arbeid in de toekomst alleen als arbeidsmarktinstrument ingezet zal worden als onderdeel van een reïntegratietraject met als doel uitstroom naar regulier werk.

Schematisch kan vorenstaande als volgt worden weergegeven

Doelgroepen

Aantal

Verwachte ontwikkeling in aantal

Prioriteit

Fase 1

68

Toename

Hoog

Fase 2

26

Toename

Hoog/midden

Fase 3 en 4

463

Toename

Midden/laag

Ntb/65+

80

Afname

Laag

Anw-ers/Nuggers

26

Gelijk

Laag

WIW-db

70

Gelijk/afname

Hoog/midden

WIW-wep

7

Gelijk/afname

Hoog/midden

I/D

49

Afname

Hoog

Voorstel

In te stemmen met de volgende prioriteitstelling:

  • -

    maximale inzet op de groep “kansrijken”, waaronder jongeren;

  • -

    maximale inzet op de nieuwe instroom;

  • -

    ontwikkeling van een “work-first” aanpak voor de fase 2 ;

  • -

    inzet van reïntegratietrajecten voor fase 3;

  • -

    kritischer omgaan met de inzet van trajecten voor fase 4 klanten, geen blijvende trajecten wanneer er geen perspectief op werk is;

  • -

    aan de doelgroep Anw-ers en Nuggers lage prioriteit toekennen, maximum bedrag voor een traject van € 4.000,--, maximum tijdsduur traject van één jaar en invoeren van een inkomensgrens om voor ondersteuning in aanmerking te komen;

  • -

    gesubsidieerde arbeid als tijdelijk arbeidsmarktinstrument inzetten als onderdeel van een reïntegratietraject met als doel uitstroom naar regulier werk.

8. Reïntegratie activiteiten en de inzet van voorzieningen

8.1 Inleiding

Arbeidsinschakeling staat centraal onder de WWB en wordt als volgt gedefinieerd: “het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening”.

Met een voorziening wordt bedoeld: een instrument, waaronder inbegrepen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling.

Het is aan de gemeente om te beoordelen of een klant op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of dat daarbij ondersteuning nodig is.

In dat laatste geval is de gemeente verantwoordelijk voor het leveren van deze ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Aan de vormgeving van en de mate waarin deze voorzieningen worden ingezet stelt de wet geen eisen. Wel is de gemeente verplicht om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

8.2 Stappen in de reïntegratie

Uit het vorige hoofdstuk bleek dat klanten in meer of mindere mate perspectief op de arbeidsmarkt hebben. Afhankelijk van de potentie van de klant in combinatie met de vraag vanuit de markt, wordt een traject op maat aangeboden. Hierbij kunnen de volgende stappen worden onderscheiden.

Diagnose en trajectplan

Diagnose

Met diagnose wordt beoogd inzicht te krijgen in de capaciteiten, belemmeringen, interesses en motivatie van de cliënt (probleemanalyse). Resultaat van de analyse is een geobjectiveerde diagnose van de klant in relatie tot de afstand op de arbeidsmarkt.

Trajectplan

Op basis van de diagnose wordt een trajectplan opgesteld. Met het trajectplan wordt een beschrijving van opeenvolgende acties beoogd die nodig zijn om de klant snel en adequaat weer duurzaam naar de arbeidsmarkt te leiden of participatie mogelijk te maken.

Doel en tijdsduur van het traject zullen hierin opgenomen moeten worden.

Zorgtrajecten

Voor cliënten met (meervoudige) problematiek zoals huisvesting, schulden, verslaving en/of psycho-sociale problemen, die hulp nodig hebben bij de aanpak van hun problemen is een zorgtraject het geëigende middel om de benodigde hulp te kunnen bieden. Het oplossen van deze problemen is een voorwaarde om in de toekomst deel te kunnen nemen aan een arbeidsmarktgericht traject. Deze zorg wordt geboden door zorginstellingen als het CAD, GGZ, het maatschappelijk werk en dergelijke en wordt ook uit de daarvoor bestemde financieringsbronnen betaald (dus niet uit het werkdeel WWB).

Bij schuldensituaties kan schuldhulpverlening ingezet worden.

Sociale activering

Het doel van sociale activering is tweeledig: het voorkomen of opheffen van isolement en het zetten van een eerste stap in een traject naar werk.

Bij sociale activering als participatie-instrument (voorkomen van isolement) moet gedacht worden aan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten (in de vorm van vrijwilligerswerk).

Doel van sociale activering als eerste stap naar (regulier) werk is om de cliënt sociaal/professioneel redzaam te maken, zodat deze binnen beperkte tijd “rijp” is voor een arbeidsmarktgericht traject.

Onder sociaal/professioneel redzaam wordt in dit kader onder andere het volgende verstaan: cliënt kan zelfstandig communiceren, heeft een reëel zelfbeeld, regelt zelf hulp als er problemen zijn, onderneemt activiteiten om sociale vaardigheden te vergroten of te behouden, heeft inzicht in de eigen financiële situatie en mogelijkheden en heeft kennis van de waarden en normen binnen de arbeidsomgeving en kan hier ook naar handelen.

Arbeidsmarktgericht traject

Arbeidsmarktgerichte trajecten betreffen trajecten gericht op de kortst mogelijke weg naar (regulier) werk. Op dit moment hebben wij deze trajecten uit- en aanbesteed op de private markt, omdat dit onzes inziens de beste garantie geeft dat het traject afgestemd wordt op de behoefte van de cliënt en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en op deze manier ook het beste op resultaat (werk) afgerekend kan worden.

Afhankelijk van de mogelijkheden van de cliënt, kunnen deze trajecten bestaan uit de volgende componenten:

- diagnose en trajectplan;

- aanbodversterking;

- bemiddeling en nazorg.

Diagnose en trajectplan

Deze zijn hierboven reeds toegelicht.

Aanbodversterking

Bij aanbodversterking worden activiteiten ingezet die gericht zijn op het verbeteren van de vaardigheden van de cliënt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan sollicitatietraining, werkstage en om- her- of bijscholing.

Scholing mag geen doel op zich zijn binnen de WWB. Toch kan scholing noodzakelijk zijn om een duurzame baan te krijgen. Uitgangspunt is derhalve dat scholingstrajecten alleen dan nog ingezet worden, wanneer alle andere instrumenten niet tot resultaat leiden. Mocht dit instrument toch ingezet worden dan wordt gekozen voor korte scholingstrajecten.

Bemiddeling

Met bemiddeling wordt bedoeld het realiseren en begeleiden van een individuele plaatsing naar werk (waarbij de cliënt uitkeringsonafhankelijk wordt). Het betreft het begeleiden, motiveren en ondersteunen van de cliënt bij het doorlopen van de noodzakelijke stappen. Jobhunting kan hier ook onderdeel van uitmaken.

Nazorg

Nazorg bestaat uit het monitoren en evalueren van de werkzoekende en waar nodig interveniëren na plaatsing. Uiteindelijk moet nazorg resulteren in duurzame plaatsing van de werkzoekende. Er is sprake van duurzame plaatsing indien de tewerkstelling in de reguliere baan langer dan 6 maanden duurt en de betrokkene uitkeringsonafhankelijk is geworden.

Werk boven inkomen (( Werk nu))

Algemeen

De Wet werk en bijstand is gebaseerd op het principe werk boven inkomen. De rol van de gemeente is het activeren en ondersteunen van de klanten gericht op het vinden van betaald werk.

Werk boven uitkering wint steeds meer terrein. In de jaren negentig is de term Work first overgewaaid uit Wisconsin, een stad in de Verenigde Staten waar het principe succesvol werd gehanteerd bij de reïntegratie van grote groepen langdurig werklozen.

Met zijn nadruk op het verrichten van activiteiten in ruil voor de uitkering, op de stapsgewijze herovering van economische zelfstandigheid en op een directe beloning voor de “gewerkte” uren vormt Wisconsin een aansprekend voorbeeld van een Work first programma.

Uitgangspunten Work first ( Werk nu)

Wat is kenmerkend voor een Work first programma? De uitgangspunten hiervan kunnen als volgt worden samengevat:

  • 1.

    Work first programma’s richten zich met een bijzondere hardnekkigheid en intensiteit op de reïntegratie van werklozen en arbeidsgehandicapten in de reguliere arbeidsmarkt. De kerngedachte is, dat iedereen die (gedeeltelijk) kan werken ook daadwerkelijk aan regulier werk moet worden geholpen, zo nodig via verschillende - bij voorkeur korte - tussenstappen.

  • 2.

    Kortdurende werkstages vormen een cruciaal onderdeel van ieder Work first programma. Hierdoor kunnen mensen wennen aan werk en op werk gerichte vaardigheden ontwikkelen. Wanneer het aanbod van werkstages - inclusief een intensieve persoonlijke begeleiding - goed is ontwikkeld, kunnen ook mensen met ernstige belemmeringen passende werkervaring opdoen, waardoor hun reïntegratiekansen aanzienlijk toenemen.

  • 3.

    In Work first programma’s wordt benadrukt dat de klanten moeten meewerken aan hun terugkeer naar werk: de aangeboden dienstverlening heeft voor de klanten met een sollicitatieplicht geen vrijblijvend karakter. Uitkeringsinstanties sluiten met klanten een contract waarin de onderlinge rechten en plichten zijn vastgelegd.

  • 4.

    Een integrale dienstverlening staat centraal. Vaak worden Work first programma’s aangeboden vanuit een “Banencentrum” of een werkplaatsachtige omgeving. Daarin werken uitkeringsconsulent en uitstroomconsulent nauw samen. Soms zijn beide taken verenigd in één persoon. Klanten worden gekoppeld aan een vaste casemanager. Deze ziet erop toe dat de klant wordt toegeleid naar passende programmaonderdelen. De casemanager steunt klanten ook in de faciliteitensfeer: regelen van kinderopvang, organiseren van hulpverlening en zorg, aanpak van huisvestingsproblemen enzovoort.

  • 5.

    Work first programma’s zijn vaak opgezet als een samenhangend geheel van bemiddelingsdiensten, instrumenten, trainingen en mogelijkheden voor het opdoen van werkervaring, waarvan de klanten gedurende een bepaalde periode gebruik kunnen (en ook moeten) maken. Het werken met een tijdslimiet geeft een nuttige druk, waardoor de klanten en de uitvoerende organisatie worden gestimuleerd om geen onnodige omwegen te bewandelen. De nadruk ligt niet op het vullen van trajecten, maar bovenal op de resultaten (het structureel terugdringen van het bestand). Ook kan de tijdslimiet de casemanagers stimuleren om de begeleiding stapsgewijs te intensiveren naarmate klanten langer in het programma verblijven. Het programma werkt dan als een zeef, waarbij eerst de relatief gemakkelijk bemiddelbaren - voornamelijk op eigen kracht - werk vinden en waarbij de overgebleven klanten gebruik kunnen maken van de intensievere diensten en instrumenten.

Work first kan op veel verschillende manieren vormgegeven worden. Werkstages kunnen bijvoorbeeld met behoud van uitkering gevolgd worden, maar ook de inzet van gesubsidieerde arbeid is mogelijk. Ons samenwerkingsproject met het uitzendbureau om

fase 1 klanten gedurende een korte periode intensief te bemiddelen naar regulier werk is in feite ook een vorm van Work first. Kern van deze aanpak blijft dat er tegenover een uitkering een tegenprestatie verlangd wordt.

Wij zullen in het najaar van 2004 deze aanpak verder gaan ontwikkelen, waarbij we in eerste instantie uitgaan van toepassing voor de fase 2 klanten. Invoering zal in de loop van 2005 plaats kunnen vinden. Belangrijk aandachtspunt hierbij is dat deze aanpak gericht moet zijn op doorstroom en uitstroom en dat de cliënten, die aan dit project deelnemen, hier niet in blijven “hangen”, waardoor het instrument volstroomt.

Voorstel

Work first ( Werk nu) aanpak ontwikkelen, waarbij we ons in eerste instantie richten op fase 2 klanten, waarbij het uitgangspunt gericht moet zijn op doorstroom en uitstroom. Invoering dient in de loop van 2005 te geschieden.

9. Gesubsidieerde arbeid

9.1 Inleiding

Met de invoering van de WWB zijn de WIW en het Besluit In- en Doorstroombanen (I/D) opgeheven. Dat betekent niet dat er geen WIW-ers of I/D-ers meer zijn. In de invoeringswet is geregeld dat de huidige werknemers die een WIW-dienstbetrekking hebben, deze dienstbetrekking naar burgerlijk recht ook na 1 januari 2004 zullen behouden. Ook I/D-werknemers, die in dienst zijn bij reguliere werkgevers, doch grotendeels gesubsidieerd worden in de loonkosten, behouden hun rechtspositie. Vermindering of stopzetting van deze subsidie kan echter baanverlies tot gevolg hebben (voor 2004 is een korting toegepast van 10% op deze subsidie).

In de gemeente Steenwijkerland wordt de gesubsidieerde arbeid uitgevoerd door de NoordWestGroep.

Van rijkswege is er vanaf 2003 bezuinigd op de WIW- en op de I/D-banen. Om deze bezuinigingen op te vangen hebben we een forse volumereductie toe moeten passen op beide regelingen. Voor de WIW hebben we het aantal dienstbetrekkingen teruggebracht tot een gemiddelde op jaarbasis van 93. Voor de I/D-banen gold een teruggang tot 53 banen. Voor de I/D-banen geldt tevens een vacaturestop, zodat hier geen nieuwe instroom meer in plaats kan vinden.

Omdat er landelijk weinig tot geen uitstroom uit deze I/D-banen heeft plaatsgevonden de laatste jaren heeft de rijksoverheid in 2003 een stimuleringsregeling voor het regulier maken van I/D-banen in het leven geroepen, die verlengd is tot 1 juli 2004. Hierbij kunnen werkgevers in de publieke sector € 17.000,00 ontvangen over 2 jaar voor het regulier maken van een I/D-baan. Hier bovenop stellen we als gemeente een extra premie van € 4.000,00 per uitgestroomde I/D-er beschikbaar.

Van deze regeling hebben in onze gemeente 5 werkgevers gebruik gemaakt.

Om genoemde uitstroom extra te bevorderen hebben wij in maart 2004 besloten deze subsidieregeling uit te breiden met de private sector. Bedrijven uit deze sector die bereid zijn een I/D-er in dienst te nemen kunnen een subsidiebedrag ontvangen van € 25.000,00.

Per 1 juli 2004 bedroeg het aantal I/D-banen (van 32 uur) afgerond nog 46.

Het aantal WIW-dienstbetrekkingen per 1 juli 2004 bedroeg 66,50 fte’s van 32 uur.

Om te voorkomen dat als gevolg van gewijzigde regelgeving per 1 januari 2004 nieuwe WIW-ers in gemeentelijke dienst zouden komen, heeft de NoordWestGroep een aparte BV op moeten richten om dit euvel te omzeilen. Dat heeft ertoe geleid dat er tot 1 mei 2004 vrijwel geen nieuwe instroom geplaatst kon worden. Inmiddels is dit wel weer mogelijk.

Bij ons voorstel over de gesubsidieerde arbeid voor 2004 hebben wij u reeds meegedeeld dat ruim 80% van ons beschikbaar reïntegratiebudget opgeslokt wordt door de gesubsidieerde arbeid.

Willen wij ruimte creëeren voor andere doelgroepen, maar ook om de nieuwe instroom goed te kunnen bedienen, dan zal het aandeel van de gesubsidieerde arbeid verder teruggebracht moeten worden.

9.2 Gesubsidieerde arbeid en de WWB

Gesubsidieerde arbeid is een belangrijk reïntegratie-instrument. Met het vervallen van de WIW- en de I/D-regeling is een eind gekomen aan de gedetailleerd voorgeschreven toepassing op dit terrein. In het kader van de WWB dient de gemeente een eigen invulling aan het beleid voor gesubsidieerde arbeid te geven.

Voor het ontwerpen van voorstellen voor nieuw beleid geldt als centraal uitgangspunt dat gesubsidieerde arbeid gezien dient te worden als instrument voor arbeidsinpassing.

De oude vormen, met name de I/D-banen, waren mede ontworpen om maatschappelijk nuttige functies te creëren. Vaak werden daarbij de banen als eindfunctie voor betrokkenen gezien en gesubsidieerd voor onbepaalde tijd. Dit strookt niet meer met het uitgangspunt voor de WWB. Bij de inzet van gesubsidieerde arbeid als reïntegratie-instrument is de aard van het werk ondergeschikt aan het reïntegratiedoel en ook als het wordt ingezet ter voorkoming van sociaal isolement wordt ook een zo groot mogelijk inverdieneffect nagestreefd.

Gesubsidieerde arbeid is een kostbaar instrument dat een groot beslag legt op het werkdeel WWB. Door middel van bevordering van de doorstroom naar regulier werk moet het rendement worden verhoogd. Hoe meer doorstroom gerealiseerd kan worden hoe groter het bereik van de doelgroep zal zijn en daarmee de besparing op het inkomensdeel WWB.

Samengevat leidt vorenstaande tot de volgende beleidsuitgangspunten voor de gesubsidieerde arbeid:

  • ·

    is een WWB-instrument primair voor arbeidsinpassing;

  • ·

    gesubsidieerde arbeid vindt plaats bij alle ondernemers en in alle sectoren;

  • .

    is onderdeel van een traject met als einddoel plaatsing op regulier werk;

  • .

    wordt voor de individuele werkzoekende in beginsel voor bepaalde tijd ingezet;

Deze uitgangspunten kunnen in concreto leiden tot de volgende nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid.

1.Werkstages (werken met behoud van uitkering)

In het vorige hoofdstuk hebben we dit reeds genoemd, als zijnde een mogelijkheid om Work-first vorm te geven. Hoewel dit niet echt onder het begrippenkader van gesubsidieerde arbeid valt, willen we het als reïntegratie-instrument bij dit onderdeel wel nader toelichten.

Met uitkeringsgerechtigden kunnen in het kader van het trajectplan of reïntegratieplan afspraken worden gemaakt over het verrichten van werkzaamheden zonder aanspraak op loon en met behoud van uitkering.

Een van de uitgangspunten in de WWB die hieraan ten grondslag liggen is dat tegenover het recht op uitkering de plicht van de cliënt staat om de duur van de uitkering zoveel mogelijk te bekorten.

De werkstage, waarbij geen salaris wordt ontvangen, kan alleen verplicht worden opgelegd als onderdeel van een reïntegratietraject gericht op regulier werk.

De werkzaamheden kunnen worden verricht bij organisaties in de private en publieke sector.

Doel van het verrichten van onbetaalde werkzaamheden kan zijn:

  • -

    de oriëntatie op beroepsmogelijkheden/beroepsvaardigheden;

  • -

    het behoud van arbeidsritme of arbeidsvaardigheden;

  • -

    aanbodversterking;

  • -

    proefplaatsing met intentie duurzame uitstroom naar regulier werk;

  • -

    het overbruggen van een wachttijd. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan VSO-schoolverlaters, die geïndiceerd zijn voor een sociale werkplaats in de sociale werkvoorziening.

Randvoorwaarde is dat er geen situatie ontstaat die vergelijkbaar is met een reguliere arbeidsovereenkomst. Training moet een component zijn van de stage en er moet sprake zijn van tijdelijkheid, waarbij met tijdelijk uiterlijk 6 maanden wordt bedoeld (3 maanden met een verlengingsmogelijkheid van 3 maanden).

In principe kan iedereen met een arbeidsverplichting voor een stage in aanmerking komen.

De werkstage kan ingezet worden in het kader van de sluitende aanpak (nieuwe aanvragen) om de afstand tot de arbeidsmarkt niet te vergroten (zie work first) maar ook voor het zittende bestand als onderdeel van een traject naar werk.

2.Detacheringsbaan WWB

In de afgelopen jaren is gebleken dat met een teruglopend vacature-aanbod rechtstreekse plaatsing op een reguliere arbeidsplaats met inzet van een loonkostensubsidie (zie punt 3) vaak nog een stap te ver is voor een groot deel van ons cliëntenbestand. Vandaar dat deze tussenstap van detachering nog noodzakelijk was.

Het doel van een detacheringsbaan is het opdoen van concrete en productieve werkervaring met als doel directe doorstroom naar een reguliere functie.

Een wezenlijk verschil met de werkstage is dat hier sprake is van loonvormende arbeid.

De mogelijkheden van de detacheringsbaan zijn in die zin te vergelijken met de oude WIW-dienstbetrekking.

De detacheringsbaan is onderdeel van een reïntegratietraject en moet leiden tot een reguliere baan. Om die reden is het noodzakelijk een termijn te verbinden aan de duur van detachering.

Voorgesteld wordt de duur van deze baan te beperken tot 12 maanden met een maximale mogelijkheid van verlenging met 6 maanden (dus 18 maanden in totaal). Verlenging is alleen mogelijk als aangetoond is dat dit noodzakelijk is om uit te kunnen stromen naar regulier werk (bijvoorbeeld afronden van een scholingstraject).

De detacheringsbaan is gekoppeld aan een trainings- of scholingstraject gericht op uitstroom naar regulier werk. Scholing dient kort en vakgericht te zijn.

Cliënten die in aanmerking komen voor een detacheringsbaan komen in loondienst bij de NoordWestGroep en worden vervolgens gedetacheerd bij een profit of non-profit instelling.

De instelling is een nader te bepalen inleenvergoeding verschuldigd (afhankelijk van de inverdiencapaciteit van de werknemer).

3.Baan met loonsuppletie (loonkostensubsidie)

Om de kloof tussen werkloosheid en regulier werk te kunnen overbruggen kan het aanbieden van een tegemoetkoming aan de werkgever als hij een langdurig werkloze in dienst neemt een extra stimulans betekenen. Werkgevers willen uiteraard het liefst gekwalificeerd personeel dat direct inzetbaar is en 100% productie levert. Bij langdurig werklozen bestaat hierover soms twijfel waardoor zij ook de kansen niet krijgen om te laten zien wat ze waard zijn.

Het verstrekken van een tegemoetkoming aan de werkgever als compensatie voor de geringere arbeidsprestatie van de werknemer kan dan doorslaggevend zijn.

De NoordWestGroep heeft dit instrument de laatste jaren hoofdzakelijk ingezet om mensen vanuit een detacheringsbaan definitief uit te laten stromen naar regulier werk.

4.Participatiebaan (maatschappelijke baan/vangnetbaan)

Het doel van een participatiebaan is het bieden van zinvol werk in de publieke sector aan werklozen van wie is vast komen te staan dat zij zonder beschermende constructie niet op de reguliere arbeidsmarkt kunnen functioneren.

De voorziening is gericht op het verrichten van maatschappelijk nuttig werk en niet primair als reïntegratie-instrument. Daarbij kan gedacht worden aan ondersteunende werkzaamheden in zorginstellingen, gesubsidieerde- of overheidsinstellingen. Dit soort banen zijn min of meer een voortzetting van de huidige In- en doorstroombanen (ID banen).

Wij zijn op dit moment bezig om zoveel mogelijk uitstroom te realiseren uit deze ID banen.

In een separaat voorstel over de overname van deze ID-ers door de NoordWestgroep om nog meer uitstroom uit deze regeling te realiseren wordt u hierover nader geïnformeerd.

Zoals we bij hoofdstuk 7.3 reeds aangegeven hebben zien wij gesubsidieerde arbeid als een tijdelijk arbeidsmarktinstrument dat ingezet kan worden als onderdeel van een reïntegratietraject met als doel uitstroom naar regulier werk.

Wij zijn derhalve geen voorstander om nieuwe “blijvende “ gesubsidieerde banen in het leven te roepen, aangezien dit niet overeenkomt met bovengenoemd uitgangspunt en de reeds ingezette uitstroomaktie voor de huidige ID banen.

Voorstel

Kiezen voor de volgende nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid:

Reïntegratie

  • ·

    Werkstage (met behoud van uitkering): Gedurende 3 maanden te verlengen met 3 maanden stage verrichten bij een profit of non-profit bedrijf met als doel het opdoen van werkritme en werkervaring.

  • ·

    Detacheringsbaan: Gedurende 12 maanden te verlengen met 6 maanden werkzaamheden verrichten op detacheringsbasis bij een profit of non-profit bedrijf met als doel het opdoen van werkritme en werkervaring gericht op directe uitstroom naar regulier werk.

  • ·

    Baan met loonsuppletie: Loonsuppletie verstrekken aan werkgevers die een arbeidsovereenkomst aanbieden aan langdurig werklozen.

Participatie

  • .

    Geen nieuwe gesubsidieerde participatiebanen als voorziening in kader van reïntegratie aanbieden.

10 Financiën

Onderstaand overzicht betreft een raming van de kosten die voortvloeien uit de hiervoor gedane voorstellen en de dekking hiervan. Voor de begroting van 2005 wordt deze op basis van voortschrijdend inzicht genuanceerd en aangepast.

Het werkdeel WWB waar onderstaande reïntegratie-instrumenten uit betaald moeten worden, bedraagt voor 2005 € 2.821.021,00.

Beschikbaar werkdeel WWB 2005

€ 2.821.021,00

Bij: Overschot 2004 (geschat op basis van najaarsnota 2004

€ 642.000,00

_____________

Totaal beschikbaar voor reïntegratie in 2005

€ 3.463.021,00

Uitgaven:

Gesubsidieerde arbeid:

WIW-dienstbetrekkingen en

WWB detacheringsbanen (75 x € 15.000,--)

€ 1.125.000,00

WIW-werkervaringsplaatsen en

WWB loonkostensubsidie (15 x € 8.000,--)

€ 120.000,00

Huidige ID banen

€ 725.000,00

Projct fase 1 met uitzendbureau

€ 50.000,00

Work-first (fase 2)

€ 50.000,00

Inkoop trajecten voor fase 3 en 4

€ 500.000,00

Anw en Nuggers (20 x € 3.000,--)

€ 60.000,00

Premies en overige kosten

€ 45.000,00

_____________

€ 2.675.000,00

_____________

Resteert voor nieuwe / aanvullende reïntegratie-activiteiten

€ 788.021,00

==========

Hoofdstuk 11 Samenvatting voorstellen

Hieronder treft u een samenvatting aan van de voorstellen zoals die in deze nota worden gedaan.

Reïntegratie, rechten en plichten

Voorstel

Indien de alleenstaande ouder met de zorg voor kinderen tot 5 jaar de zorg voor de kinderen op zich wil nemen wordt deze wens in beginsel gerespecteerd. In dat geval kan, op basis van individuele omstandigheden, een tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting worden verleend. Om langdurige uitkeringsafhankelijkheid te voorkomen is motivatie van deze doelgroep wel van belang. Voor degene die zich wel beschikbaar stelt voor arbeid in loondienst kan, indien passende kinderopvang beschikbaar is, al dan niet via een traject toegeleid worden naar de arbeidsmarkt.

Voorstel

Indien de alleenstaande ouder met de zorg voor kinderen tussen 5 - 12 jaar de zorg voor de kinderen zelf op zich wil nemen, wordt deze wens in beginsel gerespecteerd. In dat geval kan, op basis van individuele omstandigheden, de arbeidsverplichting worden opgelegd voor 20 uur per week. Deze verplichting geldt alleen, indien passende kinderopvang daadwerkelijk beschikbaar is.

Voorstel

De alleenstaande ouder met de zorg voor kinderen van 12 tot 18 jaar wordt in beginsel geacht voor arbeid beschikbaar te zijn. Het streven is zoveel arbeid c.q. inkomen dat uitstroom uit de bijstand mogelijk is. Indien de ouder in verband met de zorgplicht voor zijn/haar kinderen niet fulltime of voldoende kan werken om uit de uitkering te raken, wordt op individuele basis een tijdelijke ontheffing verleend. Hierbij kan gedacht worden aan medische, sociale of opvoedkundige problemen.

Premies

Voorstel

Geen premie verstrekken die gericht is op uitstroom naar betaald werk of deelname aan een traject of scholing.

Alleen een premie verstrekken voor uitkeringsgerechtigden die vrijwilligerswerk verrichten en die naar verwachting binnen een periode van een jaar niet bemiddelbaar zijn voor betaalde arbeid.

Doelgroepen voor reïntegratie

Voorstel

In te stemmen met de volgende prioriteitstelling:

  • -

    maximale inzet op de groep “kansrijken”, waaronder jongeren;

  • -

    maximale inzet op de nieuwe instroom;

  • -

    ontwikkeling van een “work-first” aanpak voor de fase 2 ;

  • -

    inzet van reïntegratietrajecten voor fase 3;

  • -

    kritischer omgaan met de inzet van trajecten voor fase 4 klanten, geen blijvende trajecten wanneer er geen perspectief op werk is;

  • -

    aan de doelgroep Anw-ers en Nuggers lage prioriteit toekennen, maximum bedrag voor een traject van € 4.000,--, maximum tijdsduur traject van één jaar en invoeren van een inkomensgrens om voor ondersteuning in aanmerking te komen;

  • -

    gesubsidieerde arbeid als tijdelijk arbeidsmarktinstrument inzetten als onderdeel van een reïntegratietraject met als doel uitstroom naar regulier werk.

Work first ( Werk nu)

Voorstel

Work first ( Werk nu) aanpak ontwikkelen, waarbij we ons in eerste instantie richten op fase 2 klanten, waarbij het uitgangspunt gericht moet zijn op doorstroom en uitstroom. Invoering dient in de loop van 2005 te geschieden.

Gesubsidieerde arbeid

Voorstel

Kiezen voor de volgende nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid:

Reïntegratie

  • ·

    Werkstage (met behoud van uitkering): Gedurende 3 maanden te verlengen met 3 maanden stage verrichten bij een profit of non-profit bedrijf met als doel het opdoen van werkritme en werkervaring.

  • ·

    Detacheringsbaan: Gedurende 12 maanden te verlengen met 6 maanden werkzaamheden verrichten op detacheringsbasis bij een profit of non-profit bedrijf met als doel het opdoen van werkritme en werkervaring gericht op directe uitstroom naar regulier werk.

  • ·

    Baan met loonsuppletie: Loonsuppletie verstrekken aan werkgevers die een arbeidsovereenkomst aanbieden aan langdurig werklozen.

Participatie

  • .

    Geen nieuwe gesubsidieerde participatiebanen als voorziening in kader van reïntegratie aanbieden.