Regeling vervallen per 07-07-2017

Beleidsregels Wmo 2015 gemeente Steenwijkerland

Geldend van 01-01-2015 t/m 06-07-2017

Intitulé

Beleidsregels WMO 2015 Steenwijkerland

Inhoud

Hoofdstuk 1 Algemeen

Paragraaf 1.1 Inleiding

Paragraaf 1.2 Begripsbepalingen

Hoofdstuk 2 Procedure

Paragraaf 2.1 De hulpvraag

Paragraaf 2.2 Vooronderzoek

Paragraaf 2.3 Onderzoek

Paragraaf 2.4 Aanvraag

Paragraaf 2.5 Beschikking

Paragraaf 2.6 Bezwaar en beroep

Paragraaf 2.7 Eigen bijdrage

Paragraaf 2.8 Wijzigingen doorgeven

Hoofdstuk 3 Vormen van ondersteuning: Algemene voorzieningen

Paragraaf 3.1 Welzijnswerk

Paragraaf 3.2 Algemeen maatschappelijk werk

Paragraaf 3.3 Cliëntondersteuning

Paragraaf 3.4 Mantelzorgnetwerk

Paragraaf 3.5 Slachtofferhulp

Paragraaf 3.6 Veilig Thuis

Paragraaf 3.7 Bureau vrijwilligerswerk

Paragraaf 3.8 Rechtswinkel

Paragraaf 3.9 Bemiddelingsbureau voor huishoudelijke hulp

Hoofdstuk 4 Vormen van ondersteuning: Maatwerkvoorzieningen

Paragraaf 4.1 Ondersteuning Maatschappelijke Deelname

Paragraaf 4.1.1 Uitgangspunten bij afweging Ondersteuning Maatschappelijke Deelname

Paragraaf 4.2 Ondersteuning Zelfstandig Leven

Paragraaf 4.2.1 Uitgangspunten bij afweging Ondersteuning Zelfstandig Leven

Paragraaf 4.3 Kortdurend Verblijf

Paragraaf 4.3.1 Uitgangspunten bij afweging Kortdurend Verblijf

Paragraaf 4.4 Beschermd Wonen en Opvang

Paragraaf 4.4.1 Uitgangspunten bij afweging Beschermd Wonen en Opvang

Paragraaf 4.5 Rolstoelvoorzieningen

Paragraaf 4.5.1. Uitgangspunten bij afweging Rolstoelvoorzieningen

Paragraaf 4.6 Vervoersvoorzieningen

Paragraaf 4.6.1 Uitgangspunten bij afweging Vervoersvoorzieningen

Paragraaf 4.7 Woonvoorzieningen

Paragraaf 4.7.1. Uitgangspunten bij afweging Woonvoorzieningen

Hoofdstuk 5 PGB

Paragraaf 5.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen

Paragraaf 5.2 Hoogte PGB

Paragraaf 5.3 Betaling en verantwoording

Paragraaf 5.4 Afwijzingsgronden.

Hoofdstuk 6 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Hoofdstuk 7 Blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente

BIJLAGE I Kwaliteitseisen met betrekking tot PGB

BIJLAGE II Huishoudelijke Hulp

BIJLAGE III Conversie van H-codes naar Ondersteuning Zelfstandig Leven en Ondersteuning Maatschappelijke Deelname.

BIJLAGE IV Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) 2013 - S.Lauriks, M.C.A. Buster, M.A.S. De Wit, S. van de Weerd, G. Tigchelaar, en T. Fassaert

Hoofdstuk 1 Algemeen

Paragraaf 1.1 Inleiding

Op 1 januari 2015 treedt de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) in werking. Het beleidsplan Wmo 2015-2016 van de gemeente Steenwijkerland, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Steenwijkerland 2015 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2015 vormen de basis voor de uitvoering van de Wmo 2015.

Het doel van deze beleidsregels is om nadere invulling te geven aan wetgeving en verordening, het concretiseren van uitgangspunten zodat uitvoerders en burgers weten waar ze aan toe zijn. De beleidsregels zullen in 2015 doorontwikkeld worden en eventueel aangepast en/of aangevuld worden, mede op basis van de ervaringen van medewerkers die de toegang tot maatschappelijke ondersteuning uitvoeren.

De algemene ambitie van het Wmo-beleid is het realiseren van een samenleving waarin iedereen, ongeacht leeftijd of beperking, in staat is om voor zichzelf te zorgen, zorgdraagt voor zijn omgeving en deelneemt aan het sociale leven in de buurt waar hij woont. De gemeente Steenwijkerland heeft als uitgangspunt dat inwoners zelf verantwoordelijk zijn voor en regie hebben op hun eigen leven. Alleen in gevallen waarin de zelfredzaamheid van mensen en de participatie niet vanzelf gaat, is er een rol weggelegd voor de gemeente. Deze rol is er primair op gericht om de zelfredzaamheid en de participatie van mensen te vergroten via activering, ondersteuning en waar nodig bescherming.

De Wmo 2015 vervangt de Wmo 2007. In de oude Wmo 2007 was sprake van het recht op compensatie. Dit vervalt in de Wmo 2015. Hier staat tegenover dat er een zorgvuldige, tweezijdige procedure wordt gevoerd om te komen tot een eindoordeel of ondersteuning vanuit de Wmo 2015 nodig is. De gemeente Steenwijkerland verwacht dat de inwoner zich maximaal inspant en meewerkt aan voorgestelde oplossingen en bereid is deze te proberen. Afwijken kan alleen als dit onderbouwd en gemotiveerd kan worden. Elke situatie vraagt een individuele afweging voor een meest passende oplossing gebaseerd op de persoonlijke situatie.

Paragraaf 1.2 Begripsbepalingen

Algemeen gebruikelijk:

naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

Algemene voorziening:

aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en gericht op maatschappelijke ondersteuning;

Algemeen gebruikelijke voorziening:

voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

Bijdrage:

bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

Centrale toegang:

regionale toegang tot de maatwerkvoorziening Opvang;

Cliënt:

inwoner van de gemeente die een hulpvraag heeft;

Cliëntondersteuning:

onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

College:

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Steenwijkerland;

Deskundige:

Toegangsmedewerker dan wel extern gekwalificeerd persoon;

Gesprek:

Het gesprek tussen toegangsmedewerker, cliënt en eventuele andere derden, uitgevoerd als onderdeel van het onderzoek;

Gebruikelijke zorg:

de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden als ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;

Gespreksverslag:

Verslag van het gesprek zoals gevoerd tussen toegangsmedewerker, cliënt en derden als onderdeel van het onderzoek;

Hulpvraag:

behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

Huiselijk geweld:

Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Met ‘huiselijke kring’ worden (ex) partners, gezins- en familieleden en huisvrienden bedoeld. Huiselijk geweld kan een vorm aannemen van kindermishandeling, (ex)partnergeweld in alle denkbare vormen en mishandeling, uitbuiting en/of verwaarlozing van ouderen. Het gaat bij huiselijk geweld om lichamelijke, seksuele maar ook psychische vormen van geweld, zoals belaging en bedreiging (stalking);

Mantelzorg:

Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;

Maatwerkvoorziening:

op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, zaken, hulpmiddelen en andere maatregelen;

Ondersteuningsplan:

plan betreffende de verlening van maatschappelijke ondersteuning conform artikel 2.3.2 van de wet; hierin wordt het beoogde resultaat van de ondersteuning opgenomen;

Permanent toezicht:

Bij permanent toezicht gaat het altijd om boven gebruikelijk toezicht, dat valt aan te merken als zorg die de gebruikelijke zorg te boven gaat. Permanent toezicht vindt plaats op regelmatige en onregelmatige momenten, zodat goed ingespeeld kan worden op (frequent voorkomende) al dan niet geëxpliciteerde zorgvraag. Er is sprake van actieve observatie met als doel dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie tijdig te signaleren, waardoor tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige, gevaarlijke, (levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties voor de persoon en diens omgeving met beperkingen kan worden voorkomen;

PGB:

persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

Sociale netwerk:

personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie de hulpvrager een sociale relatie onderhoudt, waaronder familieleden, goede buren, vrienden en goede kennissen;

Toegangsmedewerkers:

de daarvoor aangewezen professionals van Stichting MEE, Algemeen Maatschappelijk Werk ZONL en de gemeente Steenwijkerland die in opdracht van het college de hulpvraag in behandeling nemen;

Uitvoeringsbesluit:

Landelijk uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

Verordening:

verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Steenwijkerland;

Voorliggende voorziening:

voorziening op basis van een andere wet dan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Wet:

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015);

Zaak:

fysieke voorziening zoals een hulpmiddel of een woningaanpassing.

Hoofdstuk 2 Procedure

De door Steenwijkerland gehanteerde toegangsprocedure is als volgt:

Paragraaf 2.1 De hulpvraag

Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. Dit kan persoonlijk, telefonisch, schriftelijk of elektronisch gedaan worden. In opdracht van het college nemen daarvoor aangewezen toegangsmedewerkers de hulpvraag in behandeling.

De toegangsmedewerker pakt de hulpvraag op en start met een korte vraagverkenning. In deze vraagverkenning heeft de toegangsmedewerker aandacht voor:

  • of een geval spoedeisend is. Hiervan is tenminste sprake in geval van risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. Als de toegangsmedewerker constateert dat er sprake is van een spoedeisend geval wordt er een tijdelijke maatwerkvoorziening beschikt voor de duur van het onderzoek en de beschikking op de reguliere aanvraag.

  • of informatie en advies voldoende is voor de cliënt met de hulpvraag. In dat geval wordt de hulpvraag afgehandeld en beknopt geregistreerd, ten einde zicht te houden op de historie van de activiteiten met betrekking tot de cliënt.

  • of er verder onderzoek nodig is om te bepalen wat de hulpvraag en mogelijke oplossingen zijn. In dat geval gaat de toegangsmedewerker over naar het vooronderzoek.

Paragraaf 2.2 Vooronderzoek

Indien informatie en advies niet voldoende is, dan wordt de hulpvraag geregistreerd als melding. De toegangsmedewerker verzamelt gegevens die al bij de gemeente Steenwijkerland bekend zijn, zodat cliënten reeds bekende informatie niet opnieuw hoeven aan te leveren. Indien een cliënt al voldoende bekend is bij de toegangsmedewerker, dan hoeft het vooronderzoek niet plaats te vinden. De toegangsmedewerker schat op basis van de melding en de bij het college bekende gegevens van de cliënt in welke documenten in eerste instantie nodig zijn voor het onderzoek en vraagt de cliënt om deze informatie zo spoedig mogelijk aan te leveren. Bij een cliënt die net 18 is geworden en al vanuit de Jeugdhulp ondersteuning ontvangt op basis van een door het CJG opgezet ondersteuningsplan, wordt indien wenselijk en mogelijk de ondersteuning voortgezet.

De toegangsmedewerker bevestigt aan de cliënt dat de melding is ontvangen. In de bevestiging wordt de volgende informatie opgenomen:

  • 1.

    De rechten en plichten van de cliënt:

    - Conform wetgeving heeft de cliënt de mogelijkheid om een persoonlijk plan op te stellen waarin de cliënt gemotiveerd aangeeft welke ondersteuning de cliënt volgens zichzelf nodig heeft. De cliënt overhandigt dit plan binnen zeven dagen na melding en voor het gesprek (als onderdeel van de onderzoeksfase zoals hieronder in paragraaf 2.3 beschreven) aan de toegangsmedewerker. In dit plan gaat de cliënt in op de factoren die in het onderzoek tenminste besproken worden. Deze factoren staan beschreven in paragraaf 2.3 van deze beleidsregels.

    - De cliënt wordt aangemoedigd om zich te laten ondersteunen door iemand vanuit het eigen netwerk. Indien dit niet mogelijk is kan de cliënt zich wenden tot stichting MEE voor onafhankelijke cliëntondersteuning.

    - De cliënt is verplicht mee te werken aan het onderzoek waarbij binnen zes weken (een eerste versie van) het ondersteuningsplan wordt opgesteld.

  • 2.

    Het vervolgproces:

    - De toegangsmedewerker geeft op basis van de melding en de bij het college bekende gegevens van de cliënt aan welke documenten aanvullend nodig zijn voor het onderzoek en binnen welke termijn deze gegevens aangeleverd moeten worden.

    - Indien onderzoek van een onafhankelijk arts nodig is, dan wordt de cliënt hierover geïnformeerd.

    - De stappen uit het proces worden benoemd: vooronderzoek, onderzoek, aanvraag, beschikking en de mogelijkheid tot bezwaar.

Als de cliënt de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn aanlevert, wordt een herinnering gestuurd. In alle gevallen dient de cliënt zijn/haar identiteitsbewijs te tonen, aldus de wet. Verder is er geen standaard pakket met documenten dat dient te worden aangeleverd; dit hangt af van de hulpvraag en de persoonlijke situatie van de cliënt. Indien een cliënt weigert de gevraagde informatie te leveren, wordt dit genoteerd in het verslag en wordt het vervolgproces voortgezet. Dit kan echter wel het onderzoek en het duidelijk krijgen van de hulpvraag en de bijbehorende geschikte oplossingen compliceren.

De toegangsmedewerker en cliënt maken in onderling overleg en zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek als onderdeel van de onderzoeksfase. Bij het plannen van de afspraak houden ze rekening met de tijd die nodig is voor het vooronderzoek.

Paragraaf 2.3 Onderzoek

Het onderzoek bestaat tenminste uit een gesprek tussen de toegangsmedewerker en de cliënt. Als een cliënt een persoonlijk plan heeft ingediend betrekt de toegangsmedewerker dit persoonlijke plan bij het onderzoek. Het is mogelijk om een of meerdere personen uit het sociale netwerk van de cliënt en/of, als de toegangsmedewerker het nodig acht, een specialist bij het onderzoek te betrekken. Indien de toegangsmedewerker dit laatste niet nodig acht maar de cliënt wel, dan kan de cliënt op eigen kosten een specialist bij het onderzoek betrekken.

Het doel van het gesprek is om in samenwerking tussen de toegangsmedewerker en de cliënt de zorgvraag duidelijk te krijgen en de ondersteuningsmogelijkheden te onderzoeken. In de eerste plaats maakt de toegangsmedewerker kennis met de cliënt, worden vragen van beide kanten verhelderd en de situatie en het netwerk van de cliënt in kaart gebracht aan de hand van verschillende domeinen. Hierbij houdt de toegangsmedewerker rekening met de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt. De toegangsmedewerker stelt in samenwerking met de cliënt het gewenste resultaat vast. Hierbij wordt te allen tijde de ondersteuning vanuit verschillende partijen (zoals zorgaanbieders, partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen) zodanig op elkaar afgestemd dat het gewenste resultaat (sneller) wordt bereikt. De toegangsmedewerker kan naar aanleiding van het gesprek besluiten om vervolgstappen te zetten in het onderzoek, zoals het inschakelen van een deskundige of een aanvullend informatieverzoek doen richting de cliënt.

De toegangsmedewerker en de cliënt onderzoeken hierbij de onderstaande ondersteuningsmogelijkheden in oplopende volgorde, waarbij pas bij het onvoldoende blijken van een eerdere mogelijkheid naar een volgende (hoger genummerde) mogelijkheid gekeken kan worden:

  • 1.

    De mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp tot het gewenste resultaat te komen.

  • 2.

    De mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociaal netwerk tot het gewenste resultaat te komen. Indien nodig wordt hierbij ook gekeken naar de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt.

  • 3.

    De mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten tot het gewenste resultaat te komen.

  • 4.

    De mogelijkheden om met gebruikmaking van een maatwerkvoorziening tot het gewenste resultaat te komen.

In de onderzoeksfase kan de toegangsmedewerker gebruik maken van de zelfredzaamheidsmatrix. Aan de hand van de uitkomsten van de zelfredzaamheidsmatrix kan worden bepaald op welke domeinen er resultaten behaald moeten worden of doelen gesteld moeten worden. De toegangsmedewerker en de cliënt bepalen in onderling overleg en afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt wat er per domein moet worden bereikt en hoe dit gewenste resultaat kan worden bereikt.

Bij een herindicatie is het onderzoek mogelijk minder omvangrijk omdat er al een dossier is opgebouwd en een deel van de benodigde informatie bekend is. Reeds bekende informatie wordt niet opnieuw opgevraagd. In het geval van een herindicatie worden evaluatieverslag(en) van de voorgaande procedure en ondersteuning opgenomen in het onderzoek en wordt een gesprek gevoerd. Er zal worden bekeken of de ingezette ondersteuning tot de juiste resultaten heeft geleid. Indien de cliënt herhaaldelijk niet beschikbaar is voor het gesprek dan wordt het recht op ondersteuning opgeschort.

In het geval dat een individuele voorziening of een maatwerkvoorziening aan de orde is, wordt tevens besproken welke bijdragen in de kosten de cliënt verschuldigd zal zijn en de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze en de noodzaak van het opstellen van een PGB-plan.

De stappen uit het onderzoek worden vastgelegd in een ondersteuningsplan. In dit plan zitten tenminste de volgende elementen:

  • een verslag van het gesprek met daarin de hulpvraag, een beschrijving van de factoren zoals in deze paragraaf beschreven, uitkomsten van eventuele andere stappen in het onderzoek en een advies van de toegangsmedewerker over ondersteuning;

  • eventueel een afwijkende mening van de cliënt of zijn/haar vertegenwoordiger over de uitkomst van het onderzoek en/of het advies over ondersteuning;

  •  ●

    afspraken over tussentijdse terugkoppeling en evaluatie.

Daarnaast wordt in het ondersteuningsplan aangegeven dat een cliënt indien gewenst gebruik kan maken van een klachtenregeling van de zorgaanbieder.

Conform wetgeving moeten het vooronderzoek, onderzoek en ondersteuningsplan binnen zes weken zijn afgerond. Beide partijen spannen zich maximaal in, zodat de toegangsmedewerker binnen zes weken een versie van het ondersteuningsplan heeft opgesteld waarin tenminste voorlopige conclusies staan. Niet in alle gevallen kan er binnen zes weken een definitieve conclusie getrokken worden. Er zijn situaties denkbaar waarbij de cliënt een eerste algemene oplossing dient te proberen, bijvoorbeeld het aanspreken van zijn/haar eigen netwerk. Ook zijn er vormen van nader onderzoek denkbaar die langer dan zes weken in beslag nemen. Dit wordt met de cliënt besproken en in het verslag genoteerd. De meest recente versie van het ondersteuningsplan wordt aan de cliënt toegestuurd. De cliënt stuurt een getekend exemplaar van het ondersteuningsplan retour. De cliënt dient in ieder geval te tekenen voor gezien en kan daarnaast ook tekenen voor akkoord. Indien de cliënt alleen tekent voor gezien, licht hij toe waarom hij niet akkoord is.

Uit het onderzoek kunnen verschillende uitkomsten komen:

  • De toegangsmedewerker en de cliënt concluderen gezamenlijk dat er geen maatwerkvoorziening nodig is. Dan zal niet worden overgegaan op een aanvraag. Deze conclusie wordt in het verslag beschreven en de cliënt tekent het verslag. Het verslag wordt geregistreerd. Er kunnen uiteraard wel andere afspraken gemaakt worden, zoals het onderzoeken van mogelijkheden in het sociale netwerk of het gebruik van een algemene voorziening.

  • De toegangsmedewerker concludeert dat er geen maatwerkvoorziening nodig is, maar de cliënt is het hier niet mee eens. Cliënt tekent het verslag voor gezien. De cliënt kan er voor kiezen om wel een aanvraag in te dienen.

  • De toegangsmedewerker en cliënt concluderen dat er een maatwerkvoorziening nodig is. De cliënt dient een aanvraag in. De cliënt tekent het verslag voor akkoord en kan hiermee een aanvraag indienen.

Paragraaf 2.4 Aanvraag

De aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders. Het voorblad van het ondersteuningsplan dient als aanvraag, met het ondersteuningsplan als verplichte bijlage. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum. Op de aanvraag staan tenminste de naam, geboortedatum en het Burgerservicenummer van de cliënt. De aanvraag is voorzien van dagtekening en is ondertekend door de cliënt.

Paragraaf 2.5 Beschikking

Na ontvangst van de aanvraag toetst het college:

  • Of er afwijzingsgronden zijn voor de aanvraag.

  • Of er sprake is geweest van een zorgvuldige procedure.

  • Of er een eigen bijdrage verplicht is.

Afwijzingsgronden zijn:

  • a.

    op grond van het woonplaatsbeginsel valt de cliënt onder de verantwoordelijkheid van een andere gemeente;

  • b.

    het betreft zorg die onder een ander wettelijk kader valt (bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg);

  • c.

    de maatwerkvoorziening is niet noodzakelijk om de problemen die vallen binnen de reikwijdte van de Wmo op te lossen;

  • d.

    de inzet van PGB niet voldoet aan de wettelijke eisen omtrent PGB en de regels in hoofdstuk 5 van deze beleidsregels en de nadere regels;

  • e.

    bij een aanvraag voor zorg in natura: de aanbieder is niet door de gemeente Steenwijkerland gecontracteerd.

De gronden a tot en met c leiden tot een afwijzende beschikking. Indien sprake is van een situatie genoemd onder d of e dan neemt het college contact op met de aanvrager en wijst hem op alternatieve manieren om zorg te realiseren.

De elementen van een zorgvuldige procedure staan vermeld in de wet, de verordening en deze beleidsregels. In het kader van een zorgvuldige procedure toetst het college op de volgende elementen:

  • o

    akkoord van de toegangsmedewerker;

  • o

    het gebruik van de zelfredzaamheidmatrix;

  • o

    de cliënt is gewezen op de mogelijkheid om een persoonlijk plan op te stellen;

  • o

    de mogelijkheden van inzet uit het eigen netwerk zijn geïnventariseerd;

  • o

    ingangsdatum en een einddatum van het ondersteuningsplan/de aanvraag zijn benoemd;

  • o

    het doel van de inzet van de maatwerkvoorziening is geformuleerd;

  • o

    de gewenste zorgaanbieder is benoemd;

  • o

    in het geval van PGB: de hoogte van het PGB is conform het financieel besluit van de gemeente.

  • o

    de cliënt is gewezen op keuzevrijheid met betrekking tot de aanbieder;

Indien het college van mening is dat er geen sprake is geweest van een zorgvuldige procedure wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, maar dan wordt contact opgenomen met de cliënt en de toegangsmedewerker met het verzoek om de ontbrekende stappen alsnog te zetten.

Het college geeft binnen twee weken na indiening van de aanvraag een beschikking af. In de beschikking staat zoals in de verordening staat beschreven:

  • °

    Of iemand wel of geen toegang tot een maatwerkvoorziening krijgt en de grond van het besluit. Indien er wordt overgegaan tot een negatieve beschikking probeert de Wmo-consulent voor het verzenden van de beschikking telefonisch contact te zoeken met de cliënt om het voornemen tot afwijzen te melden.

  • °

    Of, indien er een maatwerkvoorziening wordt toegekend, de maatwerkvoorziening als voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt. Uitgangspunt is dat de cliënt een maatwerkvoorziening in natura krijgt. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is, wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd voor welk resultaat het PGB wordt aangewend, welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB, wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen, wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld en de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

  • °

    Of de cliënt een eigen bijdrage in de kosten moet leveren. De hoogte van de eigen bijdrage wordt niet in de beschikking opgenomen, dat bepaalt het CAK.

  • °

    Hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

Paragraaf 2.6 Bezwaar en beroep

De cliënt kan besluiten in bezwaar te gaan tegen de beslissing op grond van de Awb. Bij een bezwaar zal de onafhankelijke commissie bezwaarschriften een advies uitbrengen aan het college. Tegen de beslissing op bezwaar kan de cliënt eventueel in beroep gaan. Zowel de commissie bezwaarschriften als de rechter zullen toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, of het onderzoek naar de omstandigheden van de belanghebbende op adequate wijze is verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en/of participatie. De cliënt wordt van een eventuele verlenging van de afhandelingstermijn op de hoogte gesteld.

Paragraaf 2.7 Eigen bijdrage

Als de cliënt gebruik maakt van een maatwerkvoorziening kan er een eigen bijdrage gevraagd worden tot maximaal de kostprijs van de maatwerkvoorziening. De bijdrage is verschuldigd zolang de cliënt gebruik maakt van de maatwerkvoorziening, of gedurende de periode waarvoor het PGB wordt verstrekt. Voor het verlangen van een bijdrage geldt dat het college de landelijke vastgestelde parameters dient te hanteren1. Inning van de bijdrage geschiedt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). In de nadere regels staat beschreven voor welke voorzieningen de cliënt een bijdrage is verschuldigd, wat per soort voorziening de hoogte van deze bijdrage is en voor welke groep personen een eventuele korting op de bijdrage voor een voorziening geldt. Ook wordt in de nadere regels beschreven op welke manier de kostprijs van een maatwerkvoorziening en PGB wordt bepaald.

1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

Paragraaf 2.8 Wijzigingen doorgeven

De cliënt is verplicht om te allen tijde uit zichzelf melding te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing tot het verlenen van een maatwerkvoorziening. De cliënt is ook verplicht om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beslissing tot het verlenen van een maatwerkvoorziening als het college dit verzoekt.

Het college kan een beslissing tot het verlenen van een maatwerkvoorziening intrekken als het college vaststelt dat:

  • de cliënt onjuist of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het PGB is aangewezen;

  • de maatwerkvoorziening of het PGB niet meer toereikend is te achten;

  • de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het PGB verbonden voorwaarden;

  • de cliënt de maatwerkvoorziening of het PGB voor een ander doel gebruikt dan afgesproken in het ondersteuningsplan en in de beschikking opgenomen.

Hoofdstuk 3 Vormen van ondersteuning: Algemene voorzieningen

Met de inwerkingtreding van de Wmo 2015 komen er meer vormen van ondersteuning beschikbaar via de Wmo dan voorheen het geval was. Als uit het onderzoek blijft dat er een vorm van professionele ondersteuning nodig is, kan beroep worden gedaan op algemene en/of maatwerkvoorzieningen. Een algemene voorziening is voorliggend op een maatwerkvoorziening als blijkt dat de algemene voorziening een passende oplossing biedt voor het probleem van de cliënt.

Een algemene voorziening is een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

De gemeente Steenwijkerland kent de volgende algemene voorzieningen:

  • Welzijnswerk;

  • Algemeen maatschappelijk werk;

  • Cliëntondersteuning;

  • Mantelzorgnetwerk;

  • Slachtofferhulp;

  • Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • Bureau vrijwilligerswerk;

  • Rechtswinkel;

  • Bemiddelingsbureau voor ondersteuning bij hulp bij het huishouden

Paragraaf 3.1 Welzijnswerk

  • Welzijnswerk is gericht op het bevorderen van het welzijn van de bevolking, onder andere door het bevorderen van zelfredzaamheid, persoonlijke ontwikkeling, deelname aan het maatschappelijk verkeer en sociale samenhang. Steenwijkerland heeft welzijnswerk om burgers die dat nodig hebben een steuntje in de rug te geven. Dit kunnen zowel kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen zijn. In Steenwijkerland voert Timpaan het welzijnswerk uit door middel van een variëteit aan maatschappelijke diensten en voorzieningen, waaronder opbouwwerk en ouderenwerk.

Paragraaf 3.2 Algemeen maatschappelijk werk

  • Algemeen maatschappelijk werk is gericht op het helpen van mensen bij het oplossen van of omgaan met psychosociale of praktische problemen, bijvoorbeeld in het omgaan met relaties, opvoeding, financiën, huisvesting, werk(eloosheid) of eenzaamheid. Algemeen maatschappelijk werk wordt uitgevoerd door Zorggroep Oude en Nieuwe Land. De maatschappelijk werkers van de Zorggroep ondersteunen, begeleiden, bemiddelen, adviseren of verwijzen door.

Paragraaf 3.3 Cliëntondersteuning

  • Indien de cliënt onvoldoende ondersteuning vanuit zijn eigen netwerk heeft, kan hij onafhankelijke cliëntondersteuning krijgen. Cliëntondersteuning wordt in Steenwijkerland uitgevoerd door MEE en kan bestaan uit:

    • informatie, advies en algemene ondersteuning bij keuzes en problemen op diverse levensterreinen;

    • uitgebreide vraagverheldering en onderzoek van de zorgbehoefte. Daarbij kijkt de cliëntondersteuner breed naar alle levensdomeinen;

Paragraaf 3.4 Mantelzorgnetwerk

  • Het Mantelzorgnetwerk Steenwijkerland is er ter ondersteuning van mantelzorgers; mensen die vaak intensief en langdurig voor een naaste zorgen. Mantelzorgers kunnen bij het netwerk terecht voor informatie, ondersteuning of om in contact te komen met andere mantelzorgers. Hiertoe organiseert het Mantelzorgnetwerk onder andere bijeenkomsten en activiteiten.

Paragraaf 3.5 Slachtofferhulp

  • Slachtofferhulp is er om mensen te helpen na bijvoorbeeld een misdrijf, inbraak of een (verkeers)ongeluk. De ondersteuning kan zowel op praktisch, juridisch als emotioneel gebied zijn. Slachtofferhulp is gericht op het verwerken van de gebeurtenis en het herstellen danwel verlichten van materiële en immateriële schade. Slachtofferhulp Nederland is verantwoordelijk voor slachtofferhulp in Steenwijkerland.

Paragraaf 3.6 Veilig Thuis

  • Veilig Thuis is het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) in de regio IJsselland. Veilig Thuis is de centrale instantie in Steenwijkerland voor het vragen van advies over of het melden van zowel huiselijk geweld als kindermishandeling. Bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld kunnen ouders, inwoners en professionals zich rechtstreeks wenden tot Veilig Thuis. Veilig Thuis registreert vervolgens de meldingen en verleent advies aan de melder over het omgaan met (het vermoeden van) huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Naar aanleiding van een melding doet Veilig Thuis onderzoek om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld. Indien nodig schakelt Veilig Thuis passende hulpverlening in en stelt het de politie en/of de Raad van de Kinderbescherming op de hoogte.

Paragraaf 3.7 Bureau vrijwilligerswerk

  • De inzet van vrijwilligers is essentieel in het onderhouden en verbeteren van de samenleving in Steenwijkerland. Het Bureau Vrijwilligerswerk van Timpaan is er om vrijwilligers te ondersteunen en belangen te behartigen, vraag en aanbod in kaart te brengen en op elkaar af te stemmen, informatie en advies te verstrekken en deskundigheid te bevorderen.

Paragraaf 3.8 Rechtswinkel

  • Inwoners van Steenwijkerland kunnen bij de Rechtswinkel terecht voor juridisch advies. Juridisch geschoolde vrijwilligers beantwoorden vragen over allerlei juridische zaken en helpen bij juridische problemen.

Paragraaf 3.9 Bemiddelingsbureau voor huishoudelijke hulp

  • Het bemiddelingsbureau is er zowel voor inwoners van Steenwijkerland die hulp bij het huishouden willen ontvangen als voor inwoners die hulp bij het huishouden willen geven. Het bemiddelingsbureau zorgt ervoor dat deze twee aan elkaar gekoppeld worden en verstrekt daarnaast informatie en advies.In bijlage II wordt deze algemene voorziening verder toegelicht.

Hoofdstuk 4 Vormen van ondersteuning: Maatwerkvoorzieningen

Als uit het onderzoek blijkt dat een vorm van professionele ondersteuning nodig is, kan beroep worden gedaan op maatwerkvoorzieningen. Zoals eerder gezegd zijn ondersteuning uit het eigen netwerk en/of het gebruik van een algemene voorziening voorliggend op/aan een maatwerkvoorziening.

De gemeente Steenwijkerland heeft de volgende maatwerkvoorzieningen:

• Ondersteuning Maatschappelijke Deelname

• Ondersteuning Zelfstandig Leven

• Kortdurend Verblijf

• Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang

• Vervoersvoorzieningen

• Rolstoelvoorzieningen

• Woonvoorzieningen

• Huishoudelijke Hulp 2

2 Informatie over deze maatwerkvoorziening is opgenomen in bijlage II

Paragraaf 4.1 Ondersteuning Maatschappelijke Deelname

De gemeente Steenwijkerland werkt vanaf januari 2015 met de maatwerkvoorziening “Ondersteuning Maatschappelijke Deelname”. Deze maatwerkvoorziening omvat de transitie van de Awbz-producten Begeleiding Groep en Vervoer van en naar de dagbesteding. Ondersteuning maatschappelijke deelname wordt aangeboden buiten de woonomgeving.

In de gemeente Steenwijkerland onderscheiden we drie varianten van Ondersteuning Maatschappelijke Deelname: licht, middel en zwaar. Lichtere varianten zijn voorliggend op/aan zwaardere varianten. Ondersteuning maatschappelijke deelname is voorliggend aan Ondersteuning zelfstandig leven. Voor een goed begrip van de doelgroep van de maatwerkvoorziening, geven we ook aan welke inwoners hier niet voor in aanmerking komen.

Paragraaf 4.1.1 Uitgangspunten bij afweging Ondersteuning Maatschappelijke Deelname

Bij het toekennen van een maatwerkvoorziening voor Ondersteuning maatschappelijke deelname wordt gekeken naar de sociale redzaamheid van de cliënt, het bewegen en verplaatsen, het psychisch functioneren, het geheugen en de oriëntatie, en het vertonen van probleemgedrag. De ernst van problematiek is leidend in de keuze voor de soort ondersteuning. Ook de mate waarin beperkingen in het regievermogen aanwezig zijn speelt een rol. Vanzelfsprekend zal de mate van de problematiek leidend zijn in de keuze voor de soort ondersteuning; een lichte beperking van de zelfredzaamheid zal leiden tot een lichte vorm van ondersteuning en ernstige beperking tot een zwaardere vorm.

  • Geen toegang tot Ondersteuning maatschappelijke deelname:

  • De inwoner is met enige stimulans en/of toezicht in staat zijn (sociale) leven zelfstandig vorm te geven. Er zijn alleen aanwijzingen en aanmoediging nodig, er is geen noodzaak tot het overnemen van taken. Specialistische kennis is hiervoor niet noodzakelijk; een vertrouwensband en continuïteit kunnen wel van belang zijn. De cliënt kan zelf aangeven op welke gebieden hulp nodig is. De ondersteuning richt zich op stimulans en aansturingbij het invullen van de dag en het helpen met het maken van keuzes daarover. Ook kunnen er af en toe lichte problemen zijn wat betreft gedrag, concentratie, geheugen en denken of oriëntatie (problemen met besef van tijd en plaats, herkennen van personen en omgeving). Deze ondersteuning kan worden geboden vanuit het eigen netwerk of vanuit een algemene voorziening.

  •  ●

    Ondersteuning maatschappelijke deelname ‘licht’

  • Deze ondersteuning is bedoeld voor inwoners die niet volledig zelf de regie over hun leven kunnen voeren. Ze hebben hulp nodig bij het oplossen van problemen, het nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en het aanbrengen van structuur in hun dagelijks leven. De inwoner kan niet altijd zelf goed aangeven wat hij bedoelt of wat hij nodig heeft, dus hierin is een actieve rol van een ander nodig. Er kunnen lichte problemen zijn bij bewegen en verplaatsen. Er kan ook regelmatig sturing op gedrag en cognitief functioneren nodig zijn. De ondersteuning is gericht op ontmoeting (voorkomen van sociaal isolement), beleving of op bijhouden en ontwikkelen van vaardigheden (algemene, praktische vaardigheden of meer arbeidsmatige vaardigheden). De ondersteuning kan tevens ingezet worden om mantelzorgers verlichting te bieden, zodat zij de zorg aan hun naaste kunnen blijven geven.

  • Ondersteuning maatschappelijke deelname ‘middel’

  • Deze ondersteuning is bedoeld voor inwoners die niet zelf de regie over hun leven kunnen voeren. Allerlei zaken moeten worden overgenomen, zoals het oplossen van problemen, het nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en het aanbrengen van structuur in het dagelijks leven. Ze kunnen niet goed inschatten of communiceren wat ze nodig hebben. Deze ondersteuning kan nodig zijn voor inwoners die zich niet zelfstandig kunnen bewegen en verplaatsen (ook niet met hulpmiddelen). Of er is regelmatig ingrijpen nodig vanwege gedragsproblematiek of cognitieve problematiek. De ondersteuning is gericht op ontmoeting (voorkomen van sociaal isolement), beleving of op bijhouden en ontwikkelen van vaardigheden (algemene, praktische vaardigheden of meer arbeidsmatige). In vergelijking met ‘ondersteuning licht’ is de begeleiding intensiever, vaak ook met somatische ondersteuning, wat tot uiting kan komen in een kleinere groepsgrootte. De ondersteuning kan tevens ingezet worden om mantelzorgers verlichting te bieden, zodat zij de zorg aan hun naaste kunnen blijven geven.

  • Ondersteuning maatschappelijke deelname ‘zwaar’

  • Deze ondersteuning is bedoeld voor mensen met specifieke problemen, bijvoorbeeld ernstige gedragsproblematiek of beperkingen in het cognitief functioneren, waardoor taken moeten worden overgenomen door een deskundige professional. De ondersteuning is gericht op ontmoeting (voorkomen van sociaal isolement), beleving of op bijhouden en ontwikkelen van vaardigheden (algemene, praktische vaardigheden of meer arbeidsmatige). In vergelijking met ‘ondersteuning middel’ is de begeleiding intensiever, wat tot uiting kan komen in een kleine groepsgrootte en specifieke deskundigheid. De ondersteuning kan tevens ingezet worden om mantelzorgers verlichting te bieden, zodat zij de zorg aan hun naaste kunnen blijven geven.

Paragraaf 4.2 Ondersteuning Zelfstandig Leven

De gemeente Steenwijkerland werkt vanaf januari 2015 met de maatwerkvoorziening “Ondersteuning Zelfstandig Leven’. Deze maatwerkvoorziening omvat de transitie van het Awbz-product Begeleiding Individueel en de daaraan gelieerde persoonlijke verzorgingstaken.

In de gemeente Steenwijkerland onderscheiden we drie varianten van Ondersteuning Zelfstandig Leven: licht, middel en zwaar. Lichtere varianten zijn voorliggend op/aan zwaardere varianten en Ondersteuning Maatschappelijke Deelname is voorliggend op/aan Ondersteuning Zelfstandig Leven.

Paragraaf 4.2.1 Uitgangspunten bij afweging Ondersteuning Zelfstandig Leven

Vergelijkbaar als bij de maatwerkvoorziening Ondersteuning Maatschappelijke Deelname, zal in het toekennen van een Ondersteuning Zelfstandig Leven gelet worden op de sociale redzaamheid van de cliënt, het bewegen en verplaatsen, het psychisch functioneren, het geheugen en de oriëntatie, en het vertonen van matig of zwaar probleemgedrag. Vanzelfsprekend zal de mate van de problematiek leidend zijn in de keuze voor de soort ondersteuning; een lichte beperking van de zelfredzaamheid zal leiden tot een lichte vorm van ondersteuning en ernstige beperking tot een zwaardere vorm. Voor een goed begrip van de doelgroep van de maatwerkvoorziening, geven we ook aan welke inwoners hier niet voor in aanmerking komen.

  • Geen toegang tot Ondersteuning Zelfstandig leven

    oDe inwoner is met enige stimulans en/of toezicht in staat zijn (sociale) leven zelfstandig vorm te geven. Er zijn alleen aanwijzingen en aanmoediging nodig, er is geen noodzaak tot het overnemen van taken. Specialistische kennis is hiervoor niet noodzakelijk; een vertrouwensband en continuïteit kunnen wel van belang zijn. De cliënt kan zelf aangeven op welke gebieden hulp nodig is. Het kan bijvoorbeeld gaan om stimulans en aansturing bij één of meer van de volgende aspecten in de thuissituatie: het aangaan van relaties, het doen van aankopen en beheren van geld, het verplaatsen buitenshuis en het uitvoeren van huishoudelijke taken. Ook kunnen er lichte problemen zijn wat betreft gedrag, concentreren, geheugen en denken of oriëntatie (af en toe problemen met besef van tijd en plaats, herkennen van personen en omgeving). Deze ondersteuning kan worden geboden vanuit het eigen netwerk of vanuit een algemene voorziening.

  • Ondersteuning Zelfstandig leven ‘licht’

    Deze ondersteuning is bedoeld voor inwoners die niet volledig zelf de regie over hun leven kunnen voeren. Ze hebben hulp nodig bij het oplossen van problemen, het nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en het aanbrengen van structuur in hun dagelijks leven (plannen en uitvoeren van taken). De inwoner kan niet altijd zelf goed aangeven wat hij bedoelt of wat hij nodig heeft, dus hierin is een actieve rol van een ander nodig. Ook op het gebied van relaties en sociale participatie kan hulp nodig zijn. Er kunnen lichte problemen zijn bij bewegen en verplaatsen, waardoor de inwoner hulp nodig heeft om zich in huis te redden. Er kan ook regelmatig sturing op gedrag en cognitief functioneren nodig zijn. In principe gaat het om hulp op (een) vaste moment(en) in de week.

    De lichte variant van Ondersteuning Zelfstandig Leven is gericht op het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid van cliënten en op het voorkomen van verwaarlozing of opname in een instelling. Activiteiten bestaan uit het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen, het aansturen van gedrag, het aanbrengen van (dag)structuur of het voeren van regie en het overnemen van toezicht.

  • Ondersteuning Zelfstandig leven ‘middel’

    Deze ondersteuning is bedoeld voor inwoners die niet zelf de regie over hun leven kunnen voeren. Allerlei zaken moeten worden overgenomen, zoals het oplossen van problemen, het nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en het aanbrengen van structuur in het dagelijks leven. De cliënt kan zelf niet goed inschatten of communiceren wat hij nodig heeft. Deze ondersteuning kan nodig zijn voor inwoners die zich niet zelfstandig kunnen bewegen en verplaatsen (ook niet met hulpmiddelen). Er is meerdere keren per week ondersteuning nodig. Een deel van de ondersteuning is niet planbaar; er is regelmatig oproepbare ondersteuning nodig. Ondersteuning Zelfstandig Leven ‘middel’ is onder andere beschikbaar voor sterk ontregelde gezinnen en voor cliënten met een verstandelijke handicap in combinatie met probleemgedrag.

  •   ●

    Ondersteuning Zelfstandig leven ‘zwaar’

    Deze ondersteuning is bedoeld voor mensen met specifieke problemen waardoor specialistische inzet nodig is. Het gaat om inwoners met ernstig tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding). Ook kan ondersteuning nodig zijn bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de stoornis en begeleiding bij de mogelijke integratie in de samenleving en maatschappelijke participatie. Voorbeelden van cliëntgroepen zijn:

    • o

      mensen met een langdurige psychische stoornis en regieverlies in combinatie met beperkingen in sociale redzaamheid;

    • o

      mensen met niet-aangeboren hersenletsel en regieverlies of een invaliderende beperking.

De focus van de zware variant van Ondersteuning Zelfstandig Leven ligt op handhavingsdoelen, maar er is tevens aandacht voor activerende elementen.

Paragraaf 4.3 Kortdurend Verblijf

Het Kortdurend Verblijf is bedoeld ter ontlasting van de mantelzorgers van mensen met een complexe en vaak levenslange hulpvraag die thuis wonen. Het gaat om logeren in een instelling onder permanent toezicht voor maximaal 3 etmalen per week, alleen als er permanent toezicht en ontlasting van de mantelzorger die gebruikelijke zorg levert noodzakelijk is. Het verblijf is bedoeld ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet als wonen in een instelling voor het grootste deel van de week. Het resultaat is dat de persoon thuis kan blijven wonen en dat de mantelzorger ontlast wordt zodat hij/zij het langer volhoudt om de betreffende cliënt te ondersteunen en daardoor zelfstandig thuis te laten wonen.

Kortdurend Verblijf wordt gemeten in aantal etmalen (een, twee of maximaal drie etmalen per week) geïndiceerd. Naast de overnachting en toezicht is vrijwel altijd ook een vorm van begeleiding gewenst.

Paragraaf 4.3.1 Uitgangspunten bij afweging Kortdurend Verblijf

  • De cliënt heeft vanwege zijn beperkingen, chronisch psychische of psychosociale problemen permanent toezicht nodig en dit wordt geleverd door een mantelzorger.

  • De gebruikelijke hulp en/of mantelzorger biedt permanent toezicht voor tenminste vier etmalen per week.

  • Kortdurend verblijf is noodzakelijk om te realiseren dat de mantelzorger zijn hulp langer kan blijven verlenen en de cliënt langer thuis kan blijven wonen.

Paragraaf 4.4 Beschermd Wonen en Opvang

Voor personen die niet op eigen kracht in staat zijn om zich te handhaven in de samenleving voorziet de gemeente in de behoefte aan Beschermd wonen en Opvang. Beschermd wonen is bedoeld voor cliënten met psychische of psychosociale problemen en Opvang voor cliënten die al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten.

De (regionale) uitvoering van zowel Beschermd wonen als Opvang is in handen van centrumgemeente Zwolle. De beleidsregels in deze paragraaf zijn dan ook onder voorbehoud van afstemming met de centrumgemeente.

Beschermd wonen is gericht op personen die er vanwege psychische problematiek niet in slagen om zelfstandig te wonen. De voorziening houdt in dat de cliënt onderdak wordt aangeboden in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en ondersteuning. Beschermd wonen is gericht op;

  • het bevorderen en herstellen van zelfredzaamheid en participatie;

  • het bevorderen van het psychisch en psychosociaal functioneren;

  • het stabiliseren van een psychiatrisch ziektebeeld;

  • het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast;

  • het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen.

Beschermd wonen biedt cliënten structuur en ondersteuning bij dagelijks activiteiten. Cliënten krijgen bijvoorbeeld begeleiding bij het structureren van hun dagelijks leven, ondersteuning bij administratieve zaken en geldbeheer en bij het vinden van een passende daginvulling.

Opvang is gericht op het tijdelijk ondersteunen van de cliënt. Uitgangspunt is dat de opvang zo kort mogelijk is, de cliënt zo zelfstandig mogelijk woont en dat de cliënt bevorderd wordt om zichzelf weer op eigen kracht zichzelf te handhaven in de samenleving. Net zoals bij beschermd wonen kan er bij opvang sprake zijn van het bieden van onderdak in combinatie met begeleiding. Daarnaast wordt vanuit de opvangtaak extramurale begeleiding geboden voor ernstige multiproblem gezinnen.

Opvang was voorheen ook al een taak van de centrumgemeente, bekend als Maatschappelijke Opvang. Vanwege het urgente karakter van de hulpvraag is de toeleiding naar Opvang anders dan bij andere maatwerkvoorzieningen. De cliënt kan direct terecht bij een voorziening voor Opvang, bijvoorbeeld daklozenopvang. Vervolgens meldt de voorziening de cliënt aan bij de Centrale Toegang (CT) en daar wordt de cliënt gescreend. De extramurale begeleiding loopt eveneens via de CT.

Ook bij Beschermd Wonen zal gebruik worden gemaakt van een regionale toegangsfunctie, waarbij de cliënt vooraf wordt gescreend. De afstemming tussen de regionale toegangsfunctie en de lokale toegang wordt verder uitgewerkt.

Paragraaf 4.4.1 Uitgangspunten bij afweging Beschermd Wonen en Opvang

Een cliënt kan in aanmerking komen voor Beschermd wonen als:

  • Hij psychische- of psychosociale problemen heeft en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, en

  • Hij de situatie van psychische of psychosociale problemen – met als gevolg het niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving – niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in de thuissituatie in voldoende mate kan verminderen of wegnemen.

  • Beschermd wonen een passende en noodzakelijke bijdrage levert aan het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en daarbij voorziet in de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Een cliënt kan in aanmerking komen voor Opvang als de cliënt:

  • feitelijk of residentieel dakloos is en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, hij de situatie van dakloosheid en het niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen, en opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld.

  • de thuissituatie heeft verlaten, in verband met risico’s voor de veiligheid van de cliënt en/of kinderen van de cliënt als gevolg van huiselijk geweld, en de cliënt niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De cliënt deze situatie – waarbij de cliënt de thuissituatie heeft verlaten, in verband met gevolg van huiselijk geweld -, niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen, en opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het afwenden van gevaar voor de cliënt en of de kinderen van deze cliënt, voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt en/of kinderen van de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht en in een veilige situatie zich te handhaven in de samenleving.

Paragraaf 4.5 Rolstoelvoorzieningen

Een rolstoelvoorziening kan worden toegekend als het gewenste resultaat is dat een cliënt met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek zich in en om de woning kan verplaatsen met een rolstoel voor dagelijks gebruik.

De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

a. een rolstoelvoorziening in natura;

b. een financiële tegemoetkoming

c. een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening,

d. een persoonsgebonden budget, te besteden aan een sportrolstoel.

Onder rolstoelvoorzieningen wordt verstaan:

1. een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte;

2. een tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel;

3. een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en/of reparatie;

4. een tegemoetkoming in de kosten van accessoires bij een rolstoel;

5. aanpassingen aan een rolstoel;

6. een combinatie van de onder a tot en met e genoemde voorzieningen.

Ad. 1

Als een rolstoelvoorziening in natura wordt verstrekt, dan wordt de rolstoelvoorziening in bruikleen verstrekt.

Ad. 2

Eens in de drie jaar kan een persoonsgebonden budget worden verstrekt voor de aanschaf van een sportrolstoel in eigendom. Het budget is bedoeld voor de kosten van aanschaf in eigendom, onderhoud en reparatie van de rolstoel.

Paragraaf 4.5.1. Uitgangspunten bij afweging Rolstoelvoorzieningen

  • Algemene voorzieningen hebben voorrang, hierbij valt ook te denken aan hulpmiddelen als krukken, een rollator, of andere hulpmiddelen die voldoende oplossing bieden voor het verplaatsingsprobleem.

  • Een cliënt kan in aanmerking komen voor een rolstoelvoorziening a, b, of c indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het zich incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en algemene hulpmiddelen of een andere wettelijke regeling geen oplossing bieden.

  • Een cliënt kan in aanmerking komen voor een rolstoelvoorziening indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

  • Wanneer blijkt dat een persoon met beperkingen onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een elektrische rolstoel, verlenen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming in de kosten van een training.

Paragraaf 4.6 Vervoersvoorzieningen

Een vervoersvoorziening kan worden toegekend als het gewenste resultaat is dat de cliënt zich lokaal moet kunnen verplaatsen om de zelfredzaamheid en participatie te vergroten. De vervoersvoorziening heeft als doel om een cliënt die ten gevolge van ziekte of gebrek niet meer mobiel is weer mobiel te laten zijn.

Er zijn diverse vormen van vervoersvoorzieningen:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een individuele vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

De vervoersvoorziening kan in de volgende vormen voorkomen:

  • 1.

    Een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen

  • 2.

    Een open elektrische buitenwagen;

  • 3.

    Een ander verplaatsingsmiddel;

Een financiële tegemoetkoming kan bestaan uit een tegemoetkoming in de kosten van:

  • 4.

    Gebruik van het collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • 5.

    Gebruik van een taxi of een eigen auto;

  • 6.

    Gebruik van een rolstoeltaxi;

  • 7.

    Medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer

  • 8.

    Aanschaf of gebruik van een verplaatsingsmiddel;

  • 9.

    Aanpassing van een eigen auto;

  • 10.

    Onderhoud en/of reparatie van de genoemde voorzieningen 1, 2 en 3;

  • 11.

    Accessoires bij de individuele vervoersvoorziening;

  • 12.

    Aanpassingen aan de individuele vervoersvoorziening.

Ad. 9

In het gemeentelijk beleid is het uitgangspunt dat in principe geen autoaanpassingen worden verstrekt, tenzij is vastgesteld dat een cliënt niet in staat is gebruik te maken van het reguliere openbaar vervoer, niet zijnde deur tot deur vervoer, of taxi en uitsluitend is aangewezen op het gebruik van de eigen auto om te voorzien in zijn vervoersbehoefte. Bij de verstrekking van autoaanpassingen aan personen met een zelfstandige vervoersbehoefte is derhalve de vraag aan de orde of het mogelijk maken van het gebruik van de auto een goedkopere oplossing is dan de verlening van andere vervoersvoorzieningen.

Paragraaf 4.6.1 Uitgangspunten bij afweging Vervoersvoorzieningen

De volgende uitgangspunten worden meegenomen in de afweging om al dan niet tot een vervoersvoorziening over te gaan:

  • Voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen en algemene gebruikelijke vervoersvoorzieningen hebben voorrang, hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een fiets met trapondersteuning. Ook een collectieve vervoersvoorziening valt onder een algemene voorziening.

  • Een cliënt komt voor een vervoersvoorziening in aanmerking, indien deze persoon ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen van langdurige aard heeft, waardoor hij in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 800 meter binnen een redelijke tijd te overbruggen of geen gebruik kan maken van het reguliere openbaar vervoer, niet zijnde deur tot deur vervoer. Voor de vervoersvoorziening in de vorm van een open elektrische buitenwagen (scootmobiel) geldt dat deze vervoersvoorziening kan worden verleend indien de aanvrager niet in staat is zich geheel zelfstandig en in eigen tempo over een afstand van 300 meter te verplaatsen.

  • Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • De hoogte van de vervoersvoorziening wordt vastgesteld aan de hand van de individuele vervoersbehoefte van deze persoon, voor zover de kosten hiervan beneden een door het college vast te stellen maximumbedrag per jaar blijven.

  • Ten einde de individuele vervoersbehoefte te bepalen dient de cliënt, per kwartaal aan het college van burgemeester en wethouders een opgave te verstrekken van het aantal door hem/haar afgelegde kilometers en/of betalingsbewijzen over te leggen van de gemaakte vervoerskosten met het collectief vraagafhankelijk vervoer en/of taxi.

  • Indien echtgenoten of daarmee gelijk te stellen samenwonende personen beiden in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming, wordt de maximale financiële tegemoetkoming voor ieder vastgesteld op 75% van het maximumbedrag per jaar van een enkele tegemoetkoming.

  • Het college kan de gemaximeerde financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor personen in een verzorgingshuis of gelijkwaardige huisvesting lager vaststellen.

  • Het college kan de gemaximeerde financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten bij gebruik van een scootmobiel, driewielfiets of andere vervoersvoorziening lager vaststellen.

  • Het college kan de gemaximeerde financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten ten behoeve van personen jonger dan twaalf jaar lager vaststellen.

  • Wanneer blijkt dat een persoon met beperkingen onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een voorziening verlenen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming in de kosten van een training.

  • Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient volgens jurisprudentie een afstand van 1500 - 2000 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Indien daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen.

Paragraaf 4.7 Woonvoorzieningen

Indien de cliënt niet zelfstandig in staat is tot het wonen in een voor hem/haar geschikt huis, kan het college een woonvoorziening verstrekken. Het te bereiken resultaat van een woonvoorziening is: het kunnen wonen in een geschikt huis. Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keuze van een woning wordt rekening gehouden met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening wordt gehouden. Als de woning dan nog niet geschikt is kan het college ondersteuning bieden. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

De woonvoorziening kan worden verstrekt in vier hoofdvormen:

  • a.

    De algemene woonvoorziening. Hierbij gaat het om snelle oplossingen voor vaak minder complexe woonproblemen. Te denken valt aan klussendiensten, snel beschikbare voorzieningen uit depot en mogelijk andere, nog te ontwikkelen voorzieningen. De algemene woonvoorziening gaat voor op de hieronder beschreven hoofdvormen b, c en d.

  • b.

    Een woonvoorziening in natura. Dergelijke woonvoorzieningen worden niet in de vorm van financiële tegemoetkoming – op individuele basis- verstrekt, bijvoorbeeld de losse tillift of een douchestoel.

  • c.

    Het persoonsgebonden budget, bijvoorbeeld een verhuiskostenvergoeding

  • d.

    Een financiële tegemoetkoming voor woningeigenaren die niet zelf huren en soms ook rechtspersoon zijn.

De vier hoofdvormen van de woonvoorziening kunnen bestaan uit de volgende soorten individuele voorzieningen:

  • 1.

    Een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

  • 2.

    Een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening

  • 3.

    Een woonvoorziening van niet-bouwkundige of technische aard

  • 4.

    Onderhoud, keuring en reparatie

  • 5.

    Tijdelijke huisvesting

  • 6.

    Huurderving

  • 7.

    Een uitraasruimte

We lichten deze soorten voorzieningen toe:

Ad 1.

Een cliënt kan voor een door het college vast te stellen financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

Het college kan besluiten om een tegemoetkoming te verstrekken in de verhuis- en inrichtingskosten, indien verhuisd wordt naar een aangepaste of een goedkoper aan te passen woning dan de reeds bewoonde woning. Het college maakt de afweging tussen verstrekking van een tegemoetkoming in de verhuiskosten en een woningaanpassing. Uitgangspunt is dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de voorraad aangepaste woningen in de gemeente.

Een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing wordt niet verstrekt indien de woning kan worden aangepast voor een bedrag lager dan de financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten. Indien de kosten van woningaanpassing worden begroot op een bedrag minimaal ter grootte van de financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten en maximaal tweemaal deze tegemoetkoming, kan de cliënt kiezen tussen een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing of een tegemoetkoming voor de kosten van de woningaanpassing tot maximaal tweemaal dit bedrag. Indien de kosten van woningaanpassing worden begroot op een bedrag hoger dan tweemaal de financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten, dient de cliënt te verhuizen naar een reeds aangepaste woning, indien een dergelijke woning ten minste binnen een periode van zes maanden - te rekenen vanaf de dag na de verzenddatum van de beschikking met de voorlopige toekenning van de verhuiskostenvergoeding - beschikbaar komt. De gemeente beoordeelt of een woning geschikt is. Burgemeester en wethouders kunnen op grond van de hardheidsclausule afwijken van het primaat van verhuizing ingeval zich bijzondere omstandigheden voordoen. Indien een cliënt een aangeboden geschikte woning niet accepteert, bedraagt de financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van de huidige woning maximaal tweemaal de financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten.

Indien na de periode van zes maanden geen geschikte aangepaste woning is aangeboden, staat het aanvankelijke primaat van verhuizen het aanpassen van de huidige woning niet langer in de weg.

De tegemoetkoming wordt slechts verstrekt indien een woningaanpassing die tot het gewenste resultaat leidt is gerealiseerd.

Een aanvraag om een financiële tegemoetkoming in verhuis- en (her)inrichtingskosten wordt geweigerd indien:

- de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat het college op de aanvraag heeft beschikt, tenzij zij daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend;

- de cliënt voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

- de cliënt verhuist vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

- de cliënt verhuist naar een Wlz-inrichting of een verzorgingstehuis

- in de te verlaten woonruimte geen belemmeringen in het normale gebruik zijn ondervonden.

De aanspraak op een door het college toegekende financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her)inrichtingskosten vervalt indien de verhuizing en/of de ontruiming niet binnen een jaar na de verzenddatum van de toekenningbeschikking is geëffectueerd.

Ad 2.

Een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing is een aanpassing van de woning zelf. Een bouwkundige aanpassing wordt, indien de aanvrager in formele zin eigenaar of mede-eigenaar is van de woning, aan de aanvrager verstrekt in de vorm van een PGB (ten hoogte van de goedkoopst adequate oplossing). Indien de aanvrager geen eigenaar is wordt de bouwkundige aanpassing aan de aanvrager in natura verstrekt. De financiële afwikkeling en betaling van de bouwkundige woningaanpassing zal dan plaatsvinden met de eigenaar van de woning.

Voor zover het treffen van deze voorziening betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage I van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland.

Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van de voorziening, maar uiterlijk binnen twaalf maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

De woningeigenaar die voor de door hem zelf bewoonde woning een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard heeft ontvangen waarvan het bedrag hoger is dan het bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen. De hoogte van het terug te betalen bedrag is gelijk aan 50% van het bedrag van de voorziening, verminderd met 20% per jaar. Dit is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de persoon ten behoeve van wie de voorziening is verleend of aan de persoon aan wie op grond van deze beleidsregels een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend. De woningeigenaar is verplicht om binnen een maand na de verkoop van de woning het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

Ad. 3

Onder een woonvoorziening waarbij geen sprake is van een ingreep van bouw- of woontechnische aard zal in de praktijk met name een persoonsgebonden budget voor woningsanering i.v.m. CARA verstaan worden.

De in verband met allergie noodzakelijk aan te schaffen vervangende artikelen zijn vrijwel altijd algemeen gebruikelijk. Slechts indien dergelijke artikelen voortijdig moeten worden vervangen kan niet meer gesproken worden van een algemeen gebruikelijke voorziening. De financiële tegemoetkoming beperkt zich daarbij tot de kosten van vloerbedekking en gordijnen voor:

- de slaap- en woonkamer voor kinderen tot en met zeven jaar;

- alleen de slaapkamer voor personen van acht jaar en ouder.

Bij de bepaling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. Daarbij geldt:

- jonger dan 2 jaar: 100%

- tussen de 2 en 4 jaar: 75%

- tussen de 4 en 6 jaar: 50%

- tussen de 6 en 8 jaar: 25%

Indien een cliënt bij aanschaf van een artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat hij of zij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert, wordt geen vergoeding gegeven voor de vervanging hiervan.

Ad 4.

Het college kan besluiten om voor de reparatie, onderhoud en keuring van sommige voorzieningen een financiële tegemoetkoming te verstrekken om een langdurig en veilig gebruik er van te waarborgen.

De tegemoetkoming in de kosten van deze woonvoorziening wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie indien de woning in het kader van de Wmo, de WvG, dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend en de woonvoorziening voorligt op de in de bijlage II van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland genoemde voorzieningen. Daarnaast dient een cliënt ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofverblijf te bewonen.

Ad 5.

Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door een cliënt moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de cliënt nog te betrekken woonruimte. Deze financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de cliënt als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan. Het college verleent maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting.

Ad. 6

De gemeente heeft er belang bij dat een aangepaste woning voor de doelgroep beschikbaar blijft. Als de verwachting bestaat dat binnen afzienbare tijd een geschikte kandidaat voor de woning kan worden gevonden is het redelijk dat de gemeente een bijdrage levert in de huurderving bij leegstand.

De tegemoetkoming in de kosten van deze woonvoorziening wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan de financiële tegemoetkoming is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden. Het college verleent slechts een bijdrage in de kosten van huurderving indien het leegkomen van de woning vooraf bij de gemeente is gemeld en de leegstand tenminste een maand duurt.

Ad. 7

Een cliënt kan voor een uitraasruimte in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin de cliënt tot rust kan komen.

De tegemoetkoming in de kosten van deze woonvoorziening wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

Paragraaf 4.7.1. Uitgangspunten bij afweging Woonvoorzieningen

De volgende uitgangspunten worden meegenomen in de afweging om al dan niet tot een woonaanpassing over te gaan:

  • Er moet een duidelijke samenhang zijn tussen de ondervonden woonproblemen en de beperking die men heeft. Aanvragen voor woonvoorzieningen die hun oorzaak vinden in andere factoren dan die beperking, kunnen worden geweigerd.

  • Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet verstrekt, waaronder: alle vormen van kranen, toiletpot, verhoogde/hangende toiletpot, losse toiletverhoger, toiletstoel, douchezitjes, douchestoelen en badzitjes, beugels (wand/vloer), grepen (wand/vloer) en drempelhulpen, anti-slipvloeren en alle overige woonvoorzieningen tot maximaal € 250,00 per jaar.

  • Het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd; bij een melding/aanvraag voor een woningaanpassing wordt eerst bezien of verhuizing naar een andere woning een oplossing kan bieden. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg.

  • Het college verleent slecht een financiële tegemoetkoming indien niet reeds een begin met de werkzaamheden, waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, is gemaakt zonder hun toestemming; de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht; aan deze personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing; deze personen de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

  • Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien een cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. In afwijking hiervan kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het aanpassen van één woonruimte indien een cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-inrichting of een daaraan gelijkgestelde instelling. Indien dit van toepassing is dan betreft de financiële tegemoetkoming slechts een tegemoetkoming in het bezoekbaar maken van de woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland vast te leggen maximumbedrag.

  • Bij een vraag om een voorziening om het bezoeken van de woning (niet zijnde het hoofdverblijf van belanghebbende) mogelijk te maken moet afgewogen worden of de woning regelmatig wordt bezocht (wekelijks of tweewekelijks). Het bezoekbaar maken van een woning wordt veelal slechts eenmalig uitgevoerd. Onder bezoekbaar maken van een woning wordt minimaal verstaan dat de belanghebbende de woonruimte kan bereiken en de woonkamer en één toilet kan gebruiken.

  • Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van voorzieningen aan een gemeenschappelijke woonruimte indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor een persoon met beperkingen ontoegankelijk blijft. Dit geldt niet voor gebouwen en complexen, die bestemd zijn voor huisvesting van ouderen of personen met beperkingen, welke na 1 januari 1995 zijn gebouwd of gerenoveerd, aangezien de gemeenschappelijke ruimte van deze gebouwen en wooncomplexen als algemeen gebruikelijk worden beschouwd.

  • Er wordt geen voorziening toegekend voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen. Deze afwijzingsgrond is bedoeld voor situaties waarin gebruikte materialen voor problemen zorgen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de toepassing van asbest en spaanplaat of het voorkomen van vocht en tocht in de woning.

  • Er wordt geen woonvoorziening toegekend als de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • Er wordt geen woonvoorziening toegekend als de cliënt zijn huidige woonruimte zonder recht of titel bewoont.

  • Voordat de woonruimte aangepast kan worden, is de medewerking van de eigenaar nodig.

  • Een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming worden geweigerd als de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing, waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was. Dit is niet van toepassing indien de verhuizing plaatsvindt als gevolg van het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente, alsmede ten gevolge van gewijzigde omstandigheden zoals een verslechtering van de lichamelijke toestand van deze persoon.

  • Een woonvoorziening wordt niet verstrekt aan de volgende woonruimten:

    • o

      hotels/pensions

    • o

      woon- en leefgemeenschappen

    • o

      communes

    • o

      trekkerswoonwagens

    • o

      toer- en stacaravans

    • o

      kloosters

    • o

      tweede woningen

    • o

      vakantiewoningen

    • o

      recreatiewoningen

    • o

      gehuurde kamer

    • o

      bejaardenoorden of daarmee vergelijkbare tehuizen

    • o

      onzelfstandige woonruimten

  • Voor woonwagens, woonschepen en binnenschepen gelden een aantal specifieke afwegingskaders:

Woonwagens

Het college verstrekt alleen een maatwerkvoorziening in de aanpassingskosten van een woonwagen indien aan de volgende vereisten wordt voldaan:

  • -

    de technische levensduur van de woonwagen is nog minimaal vijf jaar, én

  • -

    de standplaats komt niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking, én

  • -

    de woonwagen stond ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening op een binnen de gemeente Steenwijkerland, formeel als zodanig aangemerkte standplaats. - de hoofdbewoner van de woonwagen is in het bezit van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

Woonschepen

Het college verleent slechts een maatwerkvoorziening in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

  • -

    de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is, én

  • -

    het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Technische levensduur

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 1000,00.

Binnenschepen

Het college verleent slechts een maatwerkvoorziening in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • -

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992; én

  • -

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde personen.

Hoofdstuk 5 PGB

Paragraaf 5.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen

Indien het college een maatwerkvoorziening toekent, vindt verstrekking plaats in natura of als persoonsgebonden budget (PGB). Uitgangspunt is daarbij dat een maatwerkvoorziening in natura de voorkeur geniet. Alleen als Zorg in Natura (ZIN) niet passend is kan PGB een oplossing bieden. Een voorbeeld hiervan is dat de hulp geboden moet worden door een persoon waarmee de cliënt geen hechtings- of contactprobleem heeft. Het toekennen van PGB is maatwerk er wordt naar de persoonlijke situatie gekeken. Conform wetgeving gelden de volgende voorwaarden bij verstrekking van een PGB:

  • Kiest de cliënt bewust voor het PGB? De cliënt dient overtuigend te motiveren dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen. Om dit aan te tonen dient een cliënt een PGB-plan op te stellen waarin de cliënt aangeeft hoe hij het PGB gaat besteden. Hieruit moet ook blijken dat het de beslissing van de cliënt zelf is om een PGB aan te vragen.

  • Is de cliënt in staat om met de verantwoordelijkheid (het beheren van het budget en het aansturen van de hulp) om te gaan? De cliënt dient naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat te worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen en in staat te zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Als de cliënt zelf niet in staat is om de verantwoordelijkheid te dragen, kan iemand uit het netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger deze taak op zich nemen. De taak regievoeren en het verlenen van de zorg dienen niet bij dezelfde persoon te liggen. Onwenselijke vermenging van rollen wordt in het ondersteuningsplan beoordeeld.

  • Leidt de ondersteuning tot het juiste resultaat en is de invulling van het PGB van voldoende kwaliteit? Het college weegt mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Daarnaast dient naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, kwalitatief goed, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt. De kwaliteitseisen met betrekking tot het PGB zijn opgenomen in Bijlage 1.

Paragraaf 5.2 Hoogte PGB

Bij zaken wordt de hoogte van een PGB bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering. Indien het beoogde aanbod duurder is dan de door het college gecontracteerde ondersteuning, zal het college het PGB weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan door het college voorgestelde aanbod. De cliënt kan zelf het prijsverschil uit eigen middelen betalen wanneer het tarief van de door hem gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

Bij diensten maakt de gemeente gebruik van de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het PGB. We hanteren verschillende tarieven voor verschillende vormen van ondersteuning en verschillende typen hulpverleners. De hoogte van het PGB voor verschillende vormen van ondersteuning en verschillende typen hulpverleners is in nadere regels vastgelegd. Het is bijvoorbeeld mogelijk om via het sociale netwerk ondersteuning in te kopen met een PGB. Hiervoor wordt een lager tarief gehanteerd dan voor professionele ondersteuning. De beloning van het sociale netwerk wordt beperkt tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt - meer dan acht uur per week en langer dan drie maanden - en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan ZIN. In het gesprek tussen de toegangsmedewerker en de cliënt en/of diens vertegenwoordiger wordt vastgesteld of hier sprake van is.

Paragraaf 5.3 Betaling en verantwoording

In de Wmo 2015 is bepaald dat bij PGB’s sprake is van een zogenaamd ‘trekkingsrecht’. Dit houdt in dat de cliënt een bedrag ter besteding beschikbaar gesteld krijgt, waarbij de betalingen en de PGB-ondersteuning worden verricht door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

De SVB zal de door de PGB houder goedgekeurde facturen toetsen op rechtmatigheid en gaat na of de inhoud overeenkomt met de inhoud van de beschikking van de gemeente.

De gemeente zal periodiek steekproeven doen bij een aantal lopende PGB’s om de rechtmatigheid en doelmatigheid te toetsen. In de algemene werkwijze zitten daarnaast evaluatiemomenten verankerd. Daar wordt gekeken of de resultaten behaald zijn en wat voor de volgende termijn nodig is. Het PGB als leveringsvorm is daarbij onderdeel van het bredere inhoudelijke evaluatiegesprek tussen de cliënt en de toegangsmedewerker.

Paragraaf 5.4 Afwijzingsgronden

Naast voorwaarden zijn er ook afwijzingsgronden voor een PGB. Een PGB wordt geweigerd:

  • Als er sprake is van spoedeisende hulp / crisisopvang;

  • Voor zover het PGB is bedoeld voor begeleiding- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget;

  • Indien aan de PGB houder in de afgelopen drie jaren voorafgaand aan de datum van het gesprek, een PGB is verleend en waarbij door de PGB houder niet is voldaan aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget;

  • Voor algemene, voorliggende voorzieningen die in de wijk of gemeente aanwezig zijn;

  • Ook kan niet gekozen worden voor een PGB als dit niet doelmatiger is dan Zorg in Natura en wanneer gemeentelijke inkoopvoordelen wegvallen als veel cliënten kiezen voor een PGB voor de betreffende voorziening;

  • Voor bemiddelingstaken en coördinatietaken;

  • Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Uitzondering op de reguliere vo orwaarden en afwijzingsgronden PGB:

Wanneer geen passende natura voorziening beschikbaar is, én niet door de gemeente alsnog gecontracteerd kan worden, én de cliënt of zijn vertegenwoordiger niet in staat is op verantwoorde wijze uitvoering te geven aan het PGB, dan zal de gemeente een coördinator (ZIN) aanwijzen. Of (al dan niet) tijdelijk toestaan dat een PGB-bureau voor ondersteuning mag worden ingeschakeld. Er vindt daarbij in ieder geval functiescheiding plaats tussen coördinatortaken en het bieden van daadwerkelijke hulp.

Hoofdstuk 6 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

-De mogelijkheden worden onderzocht en de keuze van het college wordt in een herziene versie van de beleidsregels ingevoegd –

Hoofdstuk 7 Blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente

-De mogelijkheden worden onderzocht en de keuze van het college wordt in een herziene versie van de beleidsregels ingevoegd –

BIJLAGE I Kwaliteitseisen met betrekking tot PGB

Regels en kwaliteitseisen voor het verstrekken van PGB aan een persoon die behoort tot het sociale netwerk (informele zorg)

Per situatie is maatwerk geboden. De afweging om al dan niet over te gaan tot het inzetten van het PGB ter betaling van de informele hulp moet plaatsvinden tijdens de onderzoeksfase. Daarbij is onder andere de kwaliteit van de zorg onderwerp van gesprek tussen toegangsmedewerker en cliënt. De gemaakte afspraken, inclusief kwaliteit, worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. In het plan staat hoe de cliënt zijn ondersteuning wil organiseren, wie deze hulp gaat leveren en -afhankelijk van het type ondersteuning- of deze beschikt over de benodigde kwalificaties. Voor een product als huishoudelijke verzorging is dit minder relevant, maar voor zwaardere ondersteuningsvormen speelt dit wel een rol. Het college moet in ieder geval beoordelen of de ingekochte hulp: veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. De eisen die het college stelt worden vooraf aan de cliënt kenbaar gemaakt en vastgelegd. Wanneer de ingekochte hulp niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen kan het college besluiten geen PGB te verstrekken of het PGB te beëindigen en eventueel terug te vorderen. De kwaliteit en effectiviteit van de ondersteuning zal gemonitord worden. Denk hierbij aan gesprekken met cliënten, steekproefsgewijze controles en het reageren op signalen van de SVB of anderen binnen of buiten de gemeente. De controle op de kwaliteit van de hulp en ondersteuning blijft primair liggen bij de cliënt.

Om duidelijkheid te creëren hanteert de gemeente Steenwijkerland een aantal uitgangspunten bij de beoordeling van de mogelijkheid tot betaling van een informele hulp met het PGB:

  • De cliënt moet zijn keuze om een informele hulp met het PGB in te schakelen motiveren.

  • De wens om vrienden, kennissen, collega’s en buren uit te willen betalen is afhankelijk van de sociale relatie die de cliënt met deze mensen heeft.

  • De informele hulp mag daarbij op geen enkele wijze druk op de cliënt hebben uitgeoefend bij zijn besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling;

  • De informele hulp is in staat om de gevraagde hulp te bieden (de hulp mag niet te zwaar zijn).

  • De kwaliteit van de geboden hulp is voldoende gewaarborgd.

  • Er is sprake van verlies aan inkomsten bij de informele hulp. Dit is het geval wanneer de informele hulp behoort tot de beroepsbevolking en door de geboden hulp minder kan deelnemen aan de arbeidsmarkt/het arbeidsproces. Er is geen sprake van inkomstenverlies wanneer de informele hulp een uitkering ontvangt.

  • De omvang van de betaalde en onbetaalde zorg die iemand verleent. De totale belasting van de hulp bestaat uit: gebruikelijke hulp, informele hulp en werk. Informele hulp die structureel wordt geboden, die te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is, zal eerder in aanmerking komen voor vergoeding via PGB. De gemeente Steenwijkerland is van mening dat doorgaans het verlenen van onbetaalde hulp tot een maximum van circa 8 uur per week (boven de gebruikelijke hulp) niet ten koste gaat van een betaalde baan.3 De gemeente Steenwijkerland zal deze norm halverwege 2015 evalueren. Van inwonende eerste- en tweedegraads familieleden kan hierbij meer onbetaalde/informele zorg worden verwacht dan van uitwonende familieleden.

  • Het type hulp, de frequentie van de geboden hulp, de duur van de hulp en de mate van verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij/zij ziek is of op vakantie?)

  • De mogelijkheid om zorg uit handen te geven. Is er passende zorg beschikbaar?

  • De kosten die iemand moet maken om mantelzorg te verlenen.

  • De mogelijkheid om mantelzorg zelf te kunnen bekostigen.

3 Dit betekent concreet dat iemand die 12 uur informele zorg levert in aanmerking komt voor 4 uur uitbetaling. De maximale vergoeding aan informele hulp is gebaseerd op een fulltime werkweek (36 uur).

Het PGB kan niet besteed worden aan het sociaal netwerk als:

  • a)

    de informele hulp geen VOG verklaring kan overdragen;

  • b)

    de verleende hulp ook ondervangen kan worden met de algemeen gebruikelijke zorg en inzet voor elkaar;

  • c)

    de zorg voor de cliënt (de ontvanger van het PGB) de informele hulp overbelast;

  • d)

    het PGB wordt gebruikt voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers;

  • e)

    de uitvoerder van het PGB druk heeft uitgeoefend op de ontvanger van het PGB bij diens besluitvorming;

  • f)

    de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, en de uitvoerder van de PGB niet over de desbetreffende kwalificatie beschikt.

Kwaliteitseisen PGB formele zorg

De ingekochte formele ondersteuning met het PGB:

  • a.

    is veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht,

  • b.

    voldoet aan de noodzakelijke/gebruikelijke professionele standaard,

  • c.

    is afgestemd op de behoefte van de cliënt en op andere ontvangen zorg,

  • d.

    is verstrekt in overeenstemming met de op de aanbieder rustende verantwoordelijkheid

  • e.

    voortvloeiende uit de professionele standaard,

  • f.

    is verstrekt met respect voor de rechten van de cliënt,

  • g.

    is proportioneel zodat onder- en overgebruik van de individuele (maatwerk)voorziening wordt vermeden.

Voor professionele hulp die via PGB wordt ingekocht gelden de volgende kwaliteitseisen:

  • a.

    De zorgaanbieder hanteert een kwaliteitszorgsysteem, waarbij onder meer cliënttevredenheid wordt getoetst.

  • b.

    Een zorgaanbieder mag niet op de zwarte lijst van de gemeente of de regio staan vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de wet, het besluit en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting personeel.

  • c.

    Hulpaanbieders en vrij gevestigden moeten zijn aangesloten bij een professioneel collectief. Het collectief is mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van de hulpverlening.

  • d.

    Hulpverleners zijn geregistreerd in het beroepsregister en kunnen een VOG verklaring overdragen.

  • e.

    Hulpverleners kunnen de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst, bijvoorbeeld vanuit het flexibele aanbod dan wel specialistische hulp.

  • f.

    De hulpaanbieder werkt actief samen met ander hulpverleners wanneer er sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de cliënt of betrokkenen.

Voor de eisen a t/m e kan door de gemeente een verklaring worden opgevraagd.

BIJLAGE II Huishoudelijke Hulp4

Het bemiddelingsbureau voor huishoudelijke hulp als algemene voorziening

In de algemene voorziening hulp bij het huishouden worden mensen geholpen bij het vinden van een huishoudelijke hulp. Dit betreft schoonmaakondersteuning. De cliënt betaalt deze hulp in de nieuwe werkwijze (de eigen bijdrage CAK vervalt op dit onderdeel). Indien men de hulp niet zelf kan betalen en de noodzaak voor betaalde hulp aanwezig is, dan kan de cliënt bij de gemeente terecht voor financiële ondersteuning via een compensatieregeling. Het college geeft inhoudelijk aan in welke mate er een noodzaak is voor een betaalde huishoudelijke hulp. Daarmee kan de cliënt in aanmerking komen voor de compensatieregeling.

Overgangsregeling:

Op 9 december heeft het college besloten dat er een overgangstermijn voor bestaande cliënten geldt, waarbij de gemeente tot 1 juli 2015 bestaande klanten financieel compenseert voor de kosten van de schoonmaakondersteuning voor de door de gemeente reeds geïndiceerde uren hulp bij het huishouden per week.

Huishoudelijke Hulp 2: Hulp bij Huishouden als maatwerkvoorziening

Als de algemene voorziening onvoldoende aansluit bij de beperkingen die de cliënt ervaart en hulp nodig is voor één van de volgende punten: tijdelijke verzorging van kinderen, hulp bij organisatie van het huishouden en uitleg en instructie over het aanleren van vaardigheden voor het doen van het huishouden, kan de cliënt naar de gemeente. De gemeente voert daarop een onderzoek uit naar de hulpvraag en biedt in overleg met de cliënt en andere betrokken organisaties indien nodig een maatwerkoplossing Hulp in het Huishouden als aanvulling op de algemene voorziening.

Overgangsregeling:

Op 9 december heeft het college besloten dat de maatwerkvoorziening HH2 per 1 maart 2015 in werking treedt (betreft de nieuwe klanten). De klanten die voor 1 maart 2015 een aanvraag hebben ingediend, worden gerekend tot bestaande klanten en hebben bij een afgifte van een indicatie recht op HH2 tot 1 juli 2015.

4Op 9 december 2014 bijgevoegd in verband met apart besluitvormingstraject.

BIJLAGE III Conversie van H-codes naar Ondersteuning Zelfstandig Leven en Ondersteuning Maatschappelijke Deelname

Maatwerkproducten Wmo 2015

Zorgitems Awbz 2014

Ondersteuning Zelfstandig Leven 1 (OZL1)

In deze categorie komen de volgende huidige zorgitems samen:

● H126 Persoonlijke verzorging*

● H136 Persoonlijke verzorging op afstand aanvullend

● H137 Persoonlijke verzorging farmaceutische telezorg

● H300 Begeleiding

● H305 Begeleiding zorg op afstand aanvullend

Ondersteuning Zelfstandig Leven 2 (OZL2)

In deze categorie komen de volgende huidige zorgitems samen:

● H127 Persoonlijke verzorging extra

● H150 Begeleiding extra

Ondersteuning Zelfstandig Leven 3 (OZL3)

In deze categorie komen de volgende huidige zorgitems samen:

● H120 Persoonlijke verzorging speciaal

● H152 Begeleiding speciaal 1 (nah)

● H153 Gespecialiseerde begeleiding (psy)

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 1 (OMD1)

In deze categorie komen de volgende huidige zorgitems samen:

● F125 Dagactiviteit GGZ-LZA

● H531 Dagactiviteit basis (p/clt.p/dg.dl.)

● H811 Dagactiviteit VG licht

● H831 Dagactiviteit LG licht

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 2 (OMD2)

In deze categorie komen de volgende huidige zorgitems samen:

● H533 Module cliëntkenmerk (PG)

● H800 Module cliëntkenmerk (som-ondersteunend)

● H812 Dagactiviteit VG midden

● H832 Dagactiviteit LG midden

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 3 (OMD3)

In deze categorie komen de volgende huidige zorgitems samen:

●H813 Dagactiviteit VG zwaar

●H833 Dagactiviteit LG zwaar

Opslag vervoer bij Ondersteuning Maatschappelijke Deelname (OMDv)

In deze categorie komen de volgende huidige zorgitems samen:

● H803 Vervoer dagbesteding/dagbehandeling V&V

● H894 Vervoer dagbesteding/dagbehandeling GHZ extramuraal

● H990 vervoerdagbesteding/dagbehandeling GGZ

Opslag rolstoelvervoer bij Ondersteuning Maatschappelijke Deelname (OMDrv)

● H895 Vervoer dagbesteding/dagbehandeling GHZ rolstoel extram.

* Persoonlijke Verzorging voor zover dit niet binnen de Zorgverzekeringswet valt (circa 5 procent)

BIJLAGE IV Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) 2013 - S.Lauriks, M.C.A. Buster, M.A.S. De Wit, S. van de Weerd, G. Tigchelaar, en T. Fassaert.

DOMEIN

1 - acute problematiek

2 - niet zelfredzaam

3 - beperkt zelfredzaam

4 - voldoende zelfredzaam

5 - volledig zelfredzaam

Financiën

Geen inkomsten. Hoge, groeiende schulden.

Onvoldoende inkomsten en/of spontaan of ongepast uitgeven. Groeiende schulden.

Komt met inkomsten aan basis behoeften tegemoet en/of gepast uitgeven. Eventuele schulden zijn tenminste stabiel en/of bewindvoering/ inkomensbeheer.

Komt aan basis behoeften tegemoet zonder uitkering. Beheert eventuele schulden zelf en deze verminderen.

Inkomsten zijn ruim voldoende, goed financieel beheer. Heeft met inkomen mogelijkheid om te sparen.

Dagbesteding

Geen dagbesteding en veroorzaakt overlast.

Geen dagbesteding maar geen overlast.

Laagdrempelige dagbesteding of arbeidsactivering.

Hoogdrempelige dagbesteding of arbeids-toeleiding of tijdelijk werk en/of volgt opleiding voor startkwalificatie (havo, vwo, of mbo-2).

Vast werk en/of volgt opleiding hoger dan startkwalificatie (havo, vwo, of mbo-2).

Huisvesting

Dakloos en/of in nachtopvang.

Voor wonen ongeschikte huisvesting en/of huur/hypotheek is niet betaalbaar en/of dreigende huisuitzetting.

In veilige, stabiele huisvesting maar slechts marginaal toereikend en/of in onderhuur of nietautonome huisvesting.

Huishouden heeft veilige, toereikende huisvesting en (huur)contract met bepalingen en/of gedeeltelijk autonome huisvesting.

Huishouden heeft veilige, toereikende huisvesting en regulier (huur)contract en/of autonome huisvesting.

Huiselijke relaties

Sprake van huiselijk geweld, kindermishandeling of verwaarlozing.

Leden van het huishouden gaan niet goed met elkaar om en/of potentieel huiselijk geweld, kindermishandeling of verwaarlozing.

Leden van het huishouden erkennen problemen en proberen negatief gedrag te veranderen.

Relationele problemen tussen leden van het huishouden zijn niet (meer) aanwezig en/of woont alleen.

Communicatie tussen leden van het huishouden is consistent open. Leden van het huishouden ondersteunen elkaar.

Geestelijke gezondheid

Een gevaar voor zichzelf of anderen en/of terugkerende suïcide-ideatie. Ernstige moeilijkheden in het dagelijks leven door geestelijke stoornis.

Aanhoudende geestelijke gezondheidsproblemen die het gedrag kunnen beïnvloeden, maar geen gevaar voor zichzelf/anderen. Moeilijkheden in het dagelijks functionering door symptomen en/of geen behandeling.

Milde symptomen kunnen aanwezig zijn en/of enkel matige functionerings-moeilijkheden door geestelijke problemen en/of behandeltrouw is minimaal.

Minimale symptomen die voorspelbare reactie zijn op stressoren in het leven en/of marginale beperking van functioneren en/of goede behandeltrouw.

Symptomen zijn afwezig of zeldzaam. Goed of superieur functioneren in een groot aantal diverse activiteiten. Niet meer dan de dagelijkse beslommeringen of zorgen.

Lichamelijke gezondheid

Heeft direct medische aandacht nodig. Een noodgeval/ kritieke situatie.

Een (direct/ chronische) medische aandoening die regelmatige behandeling vereist wordt niet behandeld. Matige beperking van (lichamelijke) activiteiten tgv een lichamelijk gezondheidprobleem.

Een (chronische) medische aandoening wordt behandeld maar behandeltrouw is minimaal. De lichamelijke gezondheid-problemen leiden tot een lichte beperking in mobiliteit en activiteit.

Erkent behoefte aan hulp voor de (chronische) medische aandoening. Goede behandeltrouw.

Er zijn geen directe of voortdurende medische problemen.

DOMEIN

1 - acute problematiek

2 - niet zelfredzaam

3 - beperkt zelfredzaam

4 - voldoende zelfredzaam

5 - volledig zelfredzaam

Verslaving

Voldoet aan criteria voor ernstig misbruik/ verslaving. Resulterende problemen zijn zo ernstig dat institutionalisering of hospitalisatie noodzakelijk is.

Voldoet aan criteria voor verslaving. Preoccupatie met gebruiken en/of bemachtigen van middelen. Onthoudings-verschijnselen of afkickontwijkend gedrag zichtbaar. Gebruik resulteert in ontwijken of verwaarlozen van essentiële activiteiten van het dagelijks leven.

Gebruik binnen de laatste 30 dagen. Aanwijzingen voor aan middelengebruik gerelateerde sociale, werkgerelateerde, emotionele of fysieke problemen. Gebruik interfereert niet met essentiële activiteiten van het dagelijks leven en/of behandeltrouw is minimaal.

Cliënt heeft gedurende de laatste 30 dagen gebruikt maar er zijn geen sociale, werkgerelateerde, emotionele of fysieke problemen ten gevolge van het gebruik zichtbaar. Geen aantoonbaar voortdurend of gevaarlijk middelengebruik en/of goede behandeltrouw.

Geen middelengebruik/ misbruik in de laatste 30 dagen.

Activiteiten Dagelijks Leven

Ernstige beperkingen op alle of bijna alle gebieden van zelfzorg en complexe activiteiten.

Belangrijk probleem op één of meer gebieden van zelfzorg (eten, wassen, aankleden, naar toilet gaan) en meerdere complexe activiteiten worden niet uitgevoerd.

Voorziet in de meeste maar niet alle basis behoeften van het dagelijks leven en de zelfzorg is op peil, maar één of meerdere complexe activiteiten worden niet uitgevoerd.

Voorziet in alle basis behoeften van het dagelijks leven en alleen ondergeschikte problemen (bijvoorbeeld slordig zijn, gedesorganiseerd).

Geen problemen van deze aard en functioneert goed op alle gebieden.

Sociaal netwerk

Gebrek aan noodzakelijke steun van familie/ vrienden en geen contacten buiten eventuele foute vriendenkring of ernstig sociaal isolement.

Familie/ vrienden hebben niet de vaardigheden/ mogelijkheden om te helpen en nauwelijks contacten buiten eventuele foute vriendenkring. Blijvend, belangrijk probleem als gevolg van actief of passief terugtrekken uit sociale relaties.

Enige steun van familie/vrienden en enige contacten buiten eventuele foute vriendenkring. Duidelijk probleem in maken of onderhouden van ondersteunende relaties.

Voldoende steun van familie/ vrienden en weinig contacten met eventuele foute vrienden.

Gezond sociaal netwerk en geen foute vrienden.

Maatschappelijke participatie

Niet van toepassing door crisissituatie en/of in ‘overlevingsmodus’.

Maatschappelijk geïsoleerd en/of geen sociale vaardigheden en/of gebrek aan motivatie om deel te nemen.

Nauwelijks participerend in maatschappij en/of gebrek aan vaardigheden om betrokken te raken.

Enige maatschappelijke participatie (bijv. adviesgroep, steungroep) maar er zijn hindernissen zoals mobiliteit, discipline, of kinderopvang.

Actief participerend in de maatschappij.

Justitie

Zeer regelmatig (maandelijks) contact met politie en/of openstaande zaken bij justitie.

Regelmatig (meerdere keren per jaar) contact met politie en/of lopende zaken bij justitie.

Incidenteel (eens per jaar) contact met politie en/of voorwaardelijke straf of - invrijheidstelling.

Zelden (minder dan eens per jaar) contact met politie en/of strafblad.

Geen contact met politie. Geen strafblad.

ZRM-supplement: Ouderschap 2013

DOMEIN

1 - acute problematiek

2 - niet zelfredzaam

3 - beperkt zelfredzaam

4 - voldoende zelfredzaam

5 - volledig zelfredzaam

Lichamelijke verzorging

De lichamelijke veiligheid van kind(eren) is direct in gevaar door lichamelijke mishandeling of verwaarlozing lichamelijke basiszorg en/of een kind heeft in het afgelopen jaar meer dan 3 keer een ernstig ongeluk gehad in of om het huis.

Beperkingen op het gebied van lichamelijke basiszorg, maar de veiligheid van kind(eren) is hierdoor niet direct in gevaar. Kind heeft regelmatig (3 keer in het afgelopen jaar) ongelukken in of om het huis. Vermoeden van lichamelijke mishandeling.

Geen melding van lichamelijke mishandeling of verwaarlozing. Lichamelijke basiszorg is meestal/vaak op orde. Kind heeft meerdere keren (twee keer in het afgelopen jaar) ongelukken in of om het huis en/of enkele vermijdbare risico’s voor de lichamelijke veiligheid.

Lichamelijke basiszorg (kleding, voeding, hygiëne en medische zorg) is altijd op orde. Zelden (een keer in het afgelopen jaar) een ernstig ongeluk in en om het huis en geen vermijdbare risico’s voor de lichamelijke veiligheid.

Lichamelijke basiszorg is op orde. Geen ongelukken in of om het huis en veilige fysieke omgeving. Ouder stimuleert een gezonde leefstijl van het kind(gezonde voeding en voldoende bewegen).

Sociaal-emotionele ondersteuning

Het geestelijk welzijn van kind(eren) is direct in gevaar. Sprake van geestelijke mishandeling of verwaarlozing. De ouder isoleert kind(eren) en/of zet aan tot ongewenst/fout gedrag.

Ouder stelt geen grenzen of stelt grenzen niet leeftijdsadequaat en/of beperkt relaties tussen kind(eren) en leeftijdgenoten en/of ouder ontmoedigt maatschappelijk wenselijk gedrag. Vermoeden van geestelijke mishandeling.

Geen melding van geestelijke mishandeling of verwaarlozing. Ouder stelt leeftijdadequate grenzen maar is niet consequent en/of toont geen interesse in relaties tussen kind(eren) en leeftijdgenoten en/of is niet actief in de ontwikkeling van kind(eren).

Ouder stelt consequent leeftijdsadequate grenzen en toont interesse in relaties tussen kind(eren) en leeftijdgenoten.

Ouder stelt consequent leeftijdsadequate en redelijke grenzen. Bevordert relaties tussen kind(eren) en leeftijd-genoten. Vervult voorbeeld-functie.

Scholing

Eén of meer leerplichtige kinderen staan niet ingeschreven bij een school en/of gaan niet naar les.

Eén of meer leerplichtige kinderen zijn frequent (meer dan 5 keer per maand) zonder geldige reden afwezig en/of hebben geen mogelijkheden om huiswerk te maken. Ouders zijn niet betrokken bij school.

Eén of meer leerplichtige kinderen zijn regelmatig (2-5 keer per maand) zonder geldige reden afwezig en/of hebben beperkte mogelijkheden om huiswerk te maken. Ouders zijn minimaal betrokken bij school.

Er zijn geen leerplichtige kinderen of leerplichtige kinderen zijn zelden (max. 1 keer per maand) zonder geldige reden afwezig in de les en hebben voldoende mogelijkheden om huiswerk te maken. Ouders zijn voldoende betrokken bij school.

Leerplichtige kinderen zijn nooit zonder geldige reden afwezig in de les. Kind heeft goede mogelijkheden om huiswerk te maken. Ouders zijn zeer betrokken bij school.

Opvang

Opvang van één of meer kinderen is noodzakelijk maar niet beschikbaar of opvang is ernstig beperkt op (bijna) alle gebieden van lichamelijke basiszorg en opvoedtaken.

Noodzakelijke opvang van één of meer kinderen is amper beschikbaar of er is een belangrijk probleem op één of meer gebieden van lichamelijke basiszorg en meerdere opvoedtaken worden door opvang niet uitgevoerd.

Noodzakelijke opvang voorziet in alle aspecten van basiszorg maar is onbetrouwbaar beschikbaar. Lichamelijke basiszorg is op orde maar één of meerdere opvoedtaken worden door opvang niet uitgevoerd.

Opvang is niet noodzakelijk of voldoende en betrouwbaar beschikbaar. Opvang voorziet in alle aspecten van lichamelijk basiszorg én toereikende uitvoering opvoedtaken

Hoge kwaliteit opvang is beschikbaar naar keuze en voorziet in goed ontwikkelde basiszorg en opvoedtaken.