Beleidsregels Wet taaleis Steenwijkerland

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wet taaleis Steenwijkerland

Het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland;

gelet op het vanaf 1 januari 2016 geldende artikel 18b van de Participatiewet;

overwegende dat het voldoende beheersen van de Nederlandse taal van belang is voor het vinden van werk;

besluit vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Wet taaleis Steenwijkerland.

Beleidsregel 1 Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Besluit taaltoets Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    regulier doelmatigheidsonderzoek: een onderzoek gericht op de plicht tot arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 lid 1 Participatiewet, dat periodiek plaats vindt afhankelijk van de profielindeling;

  • b.

    profielindeling: afhankelijk van de kansen op de arbeidsmarkt, deelt het college een bijstandsgerechtigde in een bepaald klantprofiel in;

  • c.

    het college: Het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland;

  • d.

    laaggeletterd: belanghebbende die voldoet aan de Wet taaleis, maar bij wie de kennis van de Nederlandse taal lager is dan van een persoon met een startkwalificatie;

  • e.

    startkwalificatie: Een diploma op HAVO, VWO of MBO niveau 2 of hoger;

  • f.

    taalmeter: een instrument waarmee gemeten wordt of belanghebbende laaggeletterd is.

Beleidsregel 2 Onderzoek naar vereisten Wet taaleis WWB

  • 1. Een belanghebbende beheerst de Nederlandse taal in het kader van de Wet taaleis WWB in voldoende mate, indien:

    • a.

      belanghebbende in Nederland geboren is en tot zijn 13e levensjaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond;

    • b.

      belanghebbende een document kan overleggen als bedoeld in het derde lid; of

    • c.

      dat blijkt uit een namens het college door een Regionaal Opleidingencentrum (ROC) bij belanghebbende afgenomen taaltoets in het kader van de Wet taaleis WWB.

  • 2. Aan een belanghebbende die voldoet aan de taaleis van de Wet taaleis WWB, kan het college de verplichting opleggen om zijn kennis van de Nederlandse taal dusdanig te vergroten dat hij niet meer laaggeletterd is (artikel 18, lid 4, onderdeel f Participatiewet). Dit indien uit de taalmeter blijkt dat hij laaggeletterd is.

  • 3. Een belanghebbende kan onder andere met de volgende documenten aantonen dat hij voldoet aan de Wet taaleis WWB:

    • a.

      een diploma voor een of meer opleidingen als bedoeld in artikel 2, onderdelen b tot en met n Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen;

    • b.

      met een beschikking van de gemeente of DUO waaruit blijkt dat belanghebbende is vrijgesteld van inburgering (afdeling 2 Wet inburgering);

    • c.

      Nederlands diploma (artikel 2, lid 1, onderdeel b Besluit inburgering): concreet gaat het om de volgende diploma's:

      • i.

        een getuigschrift wetenschappelijk of hoger beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de vroegere Wet op het wetenschappelijk onderwijs of de vroegere Wet op het hoger beroepsonderwijs;

      • ii.

        een diploma voortgezet onderwijs (ook wel middelbaar onderwijs genoemd), uitgereikt op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs;

      • iii.

        een diploma middelbaar beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs;

      • iv.

        een diploma leerlingwezen, uitgereikt op grond van de vroegere Wet op het leerlingwezen of de vroegere Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;

    • d.

      het certificaat op grond van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) alsmede de verklaring van het regionaal opleidingencentrum (ROC) op grond waarvan dat certificaat is afgegeven, indien uit die verklaring blijkt dat voor het onderdeel Nederlands als tweede taal ten minste niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal is behaald (artikel 2.4, lid 1 Besluit Inburgering);

    • e.

      het certificaat voor oudkomers, zoals bedoeld in de Regeling certificaat inburgering oudkomers, indien uit de vermelding daarop blijkt dat ten minste het niveau NT2 voor de onderdelen Luisteren, Spreken, Lezen en Schrijven is behaald (artikel 2.3, lid 1, onderdeel i Besluit inburgering);

    • f.

      diploma staatsexamen NT2;

    • g.

      Belgisch diploma in het Nederlandstalig onderwijs in België met voldoende voor het vak Nederlands;

    • h.

      Surinaams diploma in het Nederlandstalig onderwijs met voldoende voor het vak Nederlands;

    • i.

      Nederlands - Antilliaans diploma in het Nederlandstalig onderwijs met voldoende voor het vak Nederlands;

    • j.

      Certificaat Nederlandse Naturalisatietoets van een in Bonaire, Sint Eustatius, Saba, Aruba, Curaçao of Sint Maarten geboren belanghebbende;

    • k.

      personen die voorafgaand aan de bijstandsuitkering voor een langdurige uitkering op grond van de Werkloosheidwet in aanmerking kwamen en, voordat ze deze werkloosheidsuitkering ontvingen, werkten in een functie waarvoor een goede beheersing van de Nederlandse taal een vereiste was;

    • l.

      bewijzen van publieke optredens (bijvoorbeeld het geven van lezingen) of bewijzen van het vervullen van vrijwilligersfuncties of bestuursfuncties waaruit blijkt dat belanghebbende op een zeker niveau in het Nederlands communiceert. Het ligt voor de hand dat genoemde functies wel gedurende enige tijd vervuld moeten zijn, willen zij als bewijs voldoende aannemelijk zijn;

    • m.

      een ingevolge de Participatiewet gegeven beschikking van een gemeente waaruit blijkt dat aan de Wet taaleis WWB wordt voldaan.

Beleidsregel 3 Termijn taaltoets

  • 1. Binnen vier weken na de uitkeringsintake neemt het college de taaltoets af bij een belanghebbende die:

    • a.

      niet aan beleidsregel 2, lid 1 voldoet, en

    • b.

      tijdens de uitkeringsintake geen verklaring ondertekent waarin hij aangeeft bereid te zijn de Nederlandse taal te leren, tenzij bij voorbaat duidelijk is dat elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in de zin van artikel 18b, lid 6, onderdeel b Participatiewet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid neemt het college alsnog de taaltoets af, indien belanghebbende niet aantoonbaar is begonnen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal binnen een termijn van acht weken gerekend vanaf de datum waarop de beschikking op de bijstandsaanvraag is verzonden.

  • 3. In afwijking van het eerste lid neemt het college bij aanvragen algemene bijstand en bij het onderzoek als bedoeld in beleidsregel 8, lid 1, geen taaltoets af bij de verplichte inburgeraar die een inburgeringscursus volgt in het kader van de Wet inburgering.

Beleidsregel 4 Ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

  • 1. Van het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid – in de zin van artikel 18b, lid 6, onderdeel b Participatiewet – is in ieder geval sprake, wanneer:

    • a.

      belanghebbende algemene bijstand ontvangt naar de norm in inrichting (artikel 23 Participatiewet);

    • b.

      belanghebbende door DUO of gemeente is ontheven van de inburgeringsplicht vanwege:

      • i.

        psychische of lichamelijke belemmeringen, dan wel een verstandelijke handicap, of

      • ii.

        aantoonbare, maar vergeefse, inspanningen.

  • 2. Aan een belanghebbende uit de gemeente Steenwijkerland bij wie elke vorm van verwijtbaarheid als bedoeld in het eerste lid ontbreekt, kan het college de mogelijkheid aanbieden van een taaladvies via Taalpunt. Taalpunt kan een op maat toegesneden leerroute aanbieden.

Beleidsregel 5 Herziening maatregel

  • 1. Het college herziet een ingevolge artikel 18b Participatiewet opgelegde maatregel met ingang van de datum waarop belanghebbende daadwerkelijk is begonnen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal, tenzij artikel 18b, lid 6, onderdeel a Participatiewet van toepassing is.

  • 2. Een op grond van het eerst lid herziene maatregel bedraagt nul procent.

  • 3. Middels een door het college beschikbaar gesteld formulier kan belanghebbende verklaren dat hij bereid is de kennis in de Nederlandse taal te verwerven, wanneer hij daarmee begint en hoe of bij wie hij dat doet.

Beleidsregel 6 Termijn redelijk vermoeden

Gerekend vanaf de datum waarop de taaltoets in het kader van de Wet taaleis WWB is afgenomen, stelt het college belanghebbende binnen vier weken schriftelijk in kennis van het redelijke vermoeden dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst.

Beleidsregel 7 Vereiste voortgang Wet taaleis WWB

  • 1. Het college onderzoekt de voortgang van belanghebbende in het kader van de Wet taaleis WWB tijdens het reguliere doelmatigheidsonderzoek.

  • 2. Een belanghebbende voldoet niet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden bij het verwerven van vaardigheden in de Nederlandse taal in het kader van de Wet taaleis WWB, wanneer uit de bij belanghebbende afgenomen taaltoets blijkt dat:

    • a.

      hij geen of onvoldoende vooruitgang heeft geboekt in het beheersen van de Nederlandse taal sinds het vorige onderzoek in het kader van de Wet taaleis WWB;

    • b.

      hij de Nederlandse taal nog niet of in onvoldoende mate beheerst en zonder toestemming van het college is gestopt met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal; of

    • c.

      hij de Nederlandse taal nog niet of in onvoldoende mate beheerst en inmiddels drie jaren zijn verstreken, gerekend vanaf de datum waarop belanghebbende is begonnen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.

  • 3. Het college verlengt de in het tweede lid, onder c bedoelde termijn:

    • a.

      indien belanghebbenden aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft terzake van het niet voldoen aan de Wet taaleis WWB of

    • b.

      eenmalig met ten hoogste twee jaren, indien aantoonbaar een alfabetiseringscursus wordt of is gevolgd voor het verstrijken van die termijn.

Beleidsregel 8 Screening zittend bestand

Bij belanghebbenden op wie het overgangsrecht van toepassing is ingevolge artikel II van de Wet taaleis WWB, onderzoekt het college tijdens het reguliere doelmatigheidsonderzoek of zij voldoen aan de verplichtingen van de Wet taaleis WWB.

Beleidsregel 9 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels Wet taaleis Steenwijkerland.

Beleidsregel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels zijn met ingang van de eerste dag na publicatie van kracht en werken terug tot 1 januari 2020.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,

de secretaris,

Judith de Groot

de burgemeester,

Rob Bats