Regeling vervallen per 13-12-2016

Beleidregels artikel 19, lid 2 WRO betreffende toepassing provinciale vrijstellingenlijst zoals opgenomen in de Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen.

Geldend van 01-02-2006 t/m 12-12-2016

Intitulé

Beleidregels artikel 19, lid 2 WRO betreffende toepassing provinciale vrijstellingenlijst zoals opgenomen in de Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen.

De Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt op grond van artikel 19, lid 2 WRO de mogelijkheid om met instemming van de VROM-inspecteur, projecten aan te wijzen waarvoor gemeentebesturen zonder provinciale tussenkomst vrijstelling kunnen verlenen van het geldende bestemmingsplan. Het speciaal aanvragen van een verklaring van geen bezwaar is voor deze projecten dus niet nodig. In februari 2003 heeft de provincie in de “Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen” die als handreiking aan alle gemeenten is toegezonden een lijst opgenomen (de z.g.n. provinciale vrijstellingenlijst) waarin een groot aantal zaken is opgenomen waarvoor B&W zelfstandig vrijstelling kunnen verlenen. Deze lijst is onderverdeeld in projecten in het stedelijk gebied (bebouwde kom) en projecten in het landelijk gebied (buitengebied).

De provincie heeft per brief van 20 mei 2005 deze lijst uitgebreid om op die manier invulling te geven aan een andere selectievere wijze van toezichtsuitoefening op ruimtelijke plannen. De nieuwe lijst, die de vrijstellingenlijst in de handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen zal vervangen, is op 13 juni jl. in werking getreden. Overigens hebben alle gemeenten in een eerder stadium al kunnen reageren op een concept-lijst. Voor een groot gedeelte is aan de door onze gemeente gemaakte opmerkingen tegemoet gekomen. Alleen voor wat betreft bouwwerken voor natuurbeheer in de ecologische hoofdstructuur heeft de provincie besloten deze niet op de vrijstellingenlijst te plaatsen.

De nieuwe provinciale lijst biedt een ruime mogelijkheid om in een groot aantal gevallen vrijstelling te verlenen. Om willekeur te voorkomen is het verstandig beleid te formuleren omtrent het toepassen van die vrijstellingsmogelijkheden. Dat beleid moet echter ook weer niet te strak geformuleerd worden omdat daarmee de gemeente zich ook weer te veel kan belemmeren. Per vrijstellingsmogelijkheid zal daarom worden aangegeven of en zo ja welke beleidsuitgangspunten dienen te worden gevolgd.

Projecten in bestaand stedelijk gebied

1 Woningbouw

Op dit moment is het mogelijk om woningen te vervangen en of uit te breiden, mits het aantal woningen gelijk blijft. De provincie heeft dit verruimd in die zin dat het mogelijk wordt om vrijstelling te verlenen voor woningbouwprojecten (zonder aantallen te noemen), mits een dergelijk project voldoet aan de prestatieafspraken die zijn gemaakt tussen de gemeente en de provincie over woningbouw en mits de projecten niet zijn gesitueerd op een bedrijventerrein.

Beleid

Op 4 november 2005 is er een overeenkomst ondertekend waarin de provincie Overijssel en de gemeente de (prestatie)afspraken met betrekking tot woningbouw hebben vastgelegd. Dit betekent dat voor woningbouwprojecten in de bebouwde kom die vallen binnen deze afspraken met behulp van de provinciale lijst vrijstelling ex artikel 19, lid 2 WRO kan worden verleend.

2 Bijzondere doeleinden

Volgens de huidige lijst kunnen B&W vrijstelling verlenen voor het realiseren van (bouw)projecten voor kleinschalige lokale maatschappelijke voorzieningen van educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke aard, met uitzondering van projecten op een bedrijventerrein.

In de nieuwe lijst komen ook sociaal-culturele en sport-en recreatieve voorzieningen voor vrijstelling in aanmerking. Verder hoeft het niet meer om kleinschalige activiteiten te gaan.

Wel is als voorwaarde gesteld dat het gaat om projecten die behoren tot categorie 1 en of 2 projecten die qua aard en milieuhinder vergelijkbaar zijn met deze categorieën, dit zoals bedoeld in de brochure “bedrijven en milieuzonering” van de VNG.

Beleid

Dit is een dermate breed geformuleerd artikel dat het moeilijk is in algemene termen iets te zeggen over het aan te houden beleid. Wel is uiteraard een goede ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk.

3 Bedrijfsdoeleinden

Op dit moment is het nog niet mogelijk om voor de vestiging van nieuwe bedrijven buiten het bedrijventerrein vrijstelling te verlenen. Dit wordt volgens de nieuwe lijst wel mogelijk, mits er geen sprake is van detailhandel, de bedrijven niet groter worden dan 500 m2 BVO en ze behoren tot de categorieën 1 en 2 van eerder genoemde bedrijvenlijst.

Verder wordt de mogelijkheid gegeven vrijstelling te verlenen voor (bouw)projecten voor bedrijfsdoeleinden (waaronder wijziging van gebruik) op een bestaand en als zodanig bestemd bedrijfsterrein mits geen overschrijding plaatsvindt van de in het bestemmingsplan toegelaten categorieën van bedrijven.

Ook kan er vrijstelling worden verleend voor (bouw) projecten (waaronder wijziging van het gebruik) voor horecadoeleinden, mits het gaat om projecten die niet groter zijn dan 500 m2 bvo en gelegen zijn in een kernwinkelgebied of centrum gebied en behoren tot de hiervoor genoemde categorieën

Beleid

Met name voor het laatste punt is het noodzakelijk een beleidsuitspraak te doen. Het is namelijk niet gewenst dat in het hele centrumgebied horeca kan worden gevestigd zonder dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende categorieën. Er kan daarom alleen vrijstelling worden verleend als voldaan wordt aan “beleidsnotitie Horecavestiging (vooruitlopend op een nieuw centrumplan)” die op 27 maart 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld. Wel zal ook rekening moeten worden gehouden met de “Ontwikkelingsvisie Steenwijk-Centrum” waarin de Oosterstraat en de Woldpromenade worden aangewezen als primaire winkelgebieden. Concreet betekent dit dat in ieder geval de zwaardere horecacategorieën hier niet gewenst zijn.

Er is geen beleid ten aanzien van horecavestiging voor de andere kernen in de gemeente. Hiervoor dient van geval tot geval bekeken te worden of vestiging van een horecabedrijf gewenst is.

Voor wat betreft de vestiging van bedrijven buiten een bedrijventerrein moet met name het milieuaspect goed worden onderzocht omdat het in deze gevallen vaak gaat om bedrijven die worden gevestigd in meer kwetsbare omgevingen, zoals woonwijken e.d. Pas als voldaan is aan alle criteria, zoals afstand en geluid, kan er vrijstelling worden verleend.

4 Detailhandel

Vrijstelling wordt mogelijk voor (bouw)projecten voor detailhandel (waaronder wijziging van het gebruik), dit met uitzondering van projecten op een bedrijfsterrein en mits

  • -

    In overeenstemming met het gemeentelijk detailhandelsbeleid

  • -

    Geen verstoring van de detailhandelsstructuur

  • -

    Het project niet meer omvat dan 1500 m² BVO en het niet gaat om detailhandel in volumineuze artikelen.

Beleid

In principe dient deze vrijstellingsbevoegdheid te worden beperkt tot de winkelconcentratiegebieden van Steenwijk, Vollenhove, Oldemarkt. Dit om te voorkomen dat er teveel concurrentie ontstaat met deze winkelcentra. Wel kan er een uitzondering gemaakt wordt voor kleine kernen. Als argument kan daarvoor worden gehanteerd dat anders de leefbaarheid in het gedrang komt. Dit moet dan uiteraard wel in de ruimtelijke onderbouwing worden aangetoond.

5 Kantoren

Op dit moment geeft de vrijstellingenlijst aan dat wijziging van gebruik van een bouwwerk naar kantoor mogelijk is , mits niet in strijd met het mobiliteitsbeleid. In de nieuwe lijst wordt ook de nieuwbouw van kantoren mogelijk, mits niet op een bedrijventerrein en niet groter dan 500 m² BVO.

Beleid

Een van de speerpunten uit de nota “Ruimte voor Economische Actie” is het bevorderen van kleinschalige kennisintensieve bedrijvigheid (dus veelal kantoorachtige bedrijvigheid). Deze vrijstellingenlijst biedt daarvoor de ruimte. Voorwaarde voor het toepassen van de vrijstellingsmogelijkheid is wel dat die niet ten koste mag gaan van aanliggende functies, zoals o.a. wonen en agrarische bedrijvigheid.

6 Infrastructuur

In de nieuwe lijst is geformuleerd dat vrijstelling kan worden verleend voor projecten voor de aanleg van nieuwe en aanpassing van bestaande weg, -water, parkeer-en groenvoorzieningen van lokale aard, mits deze activiteiten niet samenhangen met een planmatige stads- en of dorps uitbreiding .

7 Overige voorzieningen

(bouw)projecten voor openbare (nuts) voorzieningen, voorzieningen voor het openbaar vervoer of het wegverkeer met een maximum oppervlak van 75 m².

8 masten voor telecommunicatie/reclamedoeleinden

bouwprojecten voor het realiseren van antenne-installaties tot 40 meter en reclamemasten tot 12 meter.

Beleid punten 6,7,8

Voor de punten 6 en 7 is het niet noodzakelijk beleid te formuleren. Voor het verlenen van vrijstelling voor reclamemasten op basis van punt 8 wordt als voorwaarde gesteld dat moet worden voldaan aan het reclamebeleid zoals dat verwoord is in de Welstandsnota.

Voor het verlenen van vrijstelling t.b.v. antenne-installaties moet aansluiting worden gezocht bij het GSM beleid. Zeker in de ruimtelijke onderbouwing zal moeten worden aangegeven of aan de in dat beleid genoemde voorwaarden zal worden voldaan.

9 Functiewijziging onbebouwde gronden

vrijstelling wordt verleend voor projecten die betrekking hebben op wijziging van de functie/gebruik van onbebouwde gronden waarbij bouwen niet aan de orde is. Dit is een nieuwe vrijstellingsmogelijkheid die nog niet in de concept-vrijstellingenlijst was opgenomen.

Beleid punt 9

Voor wat betreft dit punt is het niet noodzakelijk beleid te formuleren.

Projecten in het landelijk gebied

Aan de bestaande vrijstellingsmogelijkheden wordt niet zoveel veranderd. Wel worden er een aantal nieuwe vrijstellingsmogelijkheden geïntroduceerd.

1 Woningbouw/recreatiewoningen

    • -

      incidentele woningbouwprojecten (een enkele woning), passend binnen het provinciale buurtschappenbeleid (zoals omschreven in de handreiking)

    • -

      (bouw)projecten voor geheel of gedeeltelijke vernieuwing, vervanging of verandering van een bestaande en bestemde (recreatie)woning/bedrijfswoning . Vervanging/vernieuwing kan alleen plaatsvinden op dezelfde plek van de bestaande woning of op daartoe bestemde gronden binnen een afstand van maximaal 10 meter van de bestaande woning en mits de afbraak van de oude woning is verzekerd.

    • -

      (bouw)projecten voor uitbreiding van een bestaande en bestemde (recreatie) woning/bedrijfswoning, mits de uitbreiding plaatsvindt op gronden die aansluiten bij de woning, de functie niet wijzigt en als de inhoud niet meer bedraagt dan maximaal in het provinciale beleid is voorgeschreven of zoveel minder als in het gemeentelijk beleid is aangehouden.

    • -

      (bouw)projecten voor gehele of gedeeltelijke vernieuwing, vervanging of verandering van een bijgebouw bij een bestaande en bestemde (recreatie) woning/bedrijfswoning. Vervanging/vernieuwing kan alleen plaatsvinden op dezelfde plek van het bestaande gebouw of op daartoe bestemde gronden binnen een afstand van maximaal 10 meter van het bestaande bijgebouw en mits de afbraak van het oude bijgebouw is verzekerd.

    • -

      (bouw)projecten voor uitbreiding van een bijgebouw bij een bestaande en bestemde (recreatie)woning/bedrijfswoning, mits de uitbreiding plaatsvindt op gronden die aansluiten bij de woning en mits de gezamenlijke oppervlakte van de aanwezige bijgebouwen niet meer bedraagt dan maximaal in het provinciaal beleid is voorgeschreven, of zoveel minder als in het gemeentelijk beleid is aangehouden.

Beleid

Voor het bouwen van een woning in het kader van het buurtschappenbeleid kan worden verwezen naar de Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen van de provincie waarin heel duidelijk staat aan welke (strenge ) criteria moet worden voldaan. Voor de overige gevallen wordt als voorwaarde gesteld dat moet worden voldaan aan de “Uitgangspuntennotitie, herziening verouderde bestemmingsplannen buitengebied gemeente Steenwijkerland.”

In die notitie wordt bijvoorbeeld aangegeven dat onder bepaalde voorwaarden de maximale inhoud van een woning 750 m3 mag bedragen.

Voor de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen moet worden voldaan aan de “notitie oppervlakteregeling aan-uit en bijgebouwen buitengebied gemeente Steenwijkerland”.

Er kan verder alleen vrijstelling worden verleend voor het vergroten van een daartoe bestemde recreatiewoning of het vergroten van een daarbij behorend bijgebouw als deze ook inderdaad recreatief worden gebruikt. Van dit principe kan alleen op basis van een beleidsnota voor een speciaal gebied worden afgeweken. Op dit moment wordt gewerkt aan een dergelijke nota voor het Van de Wolffspark te Wanneperveen.

2 Agrarische bebouwing

Agrarische bebouwing

  • -

    (bouw) projecten voor inpandige verbouwing van een gebouw dat deel uitmaakt van een agrarisch bedrijf, ten behoeve van kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten, zoals beschreven in de notitie recreatie bij de boer (december 2000) van de provincie Overijssel. Ook een geringe aanpassing aan de buitenkant van het gebouw valt hieronder.

  • -

    (bouw)projecten voor beperkte agrarische bebouwing zoals schuilgelegenheid en mestopslag buiten het bouwperceel, voorzover al niet geregeld in het bestemmingsplan en zoals bedoeld in de “Handreiking en beoordeling Ruimtelijke Plannen”.

  • -

    (bouw)projecten voor agrarische bebouwing vooruitlopend op een vergroting van een bestaand agrarisch bouwblok tot een maximum van 1,5 ha ten behoeve van het realiseren van sterlocaties als bedoeld in het reconstructieplan en onder bepaalde voorwaarden.

3 niet agrarische bebouwing

  • -

    het eenmalig uitbreiden van een bestaand en bestemd niet-agrarisch bedrijf met maximaal 15 % van het bestaande c.q. in het plan toegestane oppervlak van bedrijfsbebouwing (inclusief de bedrijfswoning) Of

  • -

    Het eenmalig uitbreiden van een bestaand en bestemd niet-agrarisch bedrijf met maximaal 15 % uitsluitend voor uitbreiding van het gebruik ( en niet gepaard gaande met de uitbreiding van bebouwing). Een en ander geldt niet indien het ter plaatse geldende bestemmingsplan al voorziet in een 15 % uitbreidingsregeling.

4 Voormalige agrarische bebouwing

  • -

    (Bouw)projecten voor splitsing en/of wijziging van de functie van het bestaande hoofdgebouw van de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing t.b.v. woon en zorgfunctie, inclusief de hiervoor noodzakelijke inpandige verandering en verbouwing en mits in overeenstemming met tussen gemeente en provincie gemaakte prestatieafspraken over het gemeentelijk woonplan.

  • -

    (bouw) projecten voor inpandige verbouwing van een tot de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing behorend gebouw ten behoeve van kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten zoals beschreven in de Notitie Recreatie bij de boer (december 2000). Ook een geringe aanpassing aan de buitenkant van het betreffende gebouw valt hieronder. Wel zal rekening gehouden moeten worden met eventuele gevolgen voor de stankcirkels van nabijgelegen agrarische bedrijven

Beleid punten 2, 3 en 4

Voor de vraag of er toepassing moet worden gegeven aan de vrijstellingsmogelijkheden moet gekeken worden naar de eerder genoemde “Uitgangspuntennotitie, herziening verouderde bestemmingsplannen buitengebied, gemeente Steenwijkerland”.

In die notitie wordt uitgebreid in gegaan op het beleid omtrent agrarische bedrijven, de ontwikkelingsmogelijkheden en ook aan het gebruik van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt een apart hoofdstuk gewijd.

De uitgangspuntennotitie is recent door de gemeenteraad vastgesteld en dient als basis voor het nieuwe bestemmingsplan buitengebied. Het is niet logisch om op voorhand al van die beleidsuitgangspunten af te wijken. Daarom wordt voorgesteld dat alleen in gevallen die passen binnen het beleid zoals dat is vastgelegd in de uitgangspuntennotitie gebruik wordt gemaakt van de provinciale vrijstellingenlijst. In de ruimtelijke onderbouwing behorende bij de vrijstelling zal dan moeten worden geformuleerd of deze past binnen genoemde notitie. Overigens zal na inwerkingtreding van het bestemmingsplan Buitengebied opnieuw moeten worden gekeken naar dit beleid omdat dan de uitgangspuntennotitie zal komen te vervallen, immers die notitie zal dan worden verwerkt in het bestemmingsplan.

5 Infrastructuur

(bouw)projecten voor kleinschalige weg-,water-en groenvoorzieningen, mits deze niet samenhangen met een nieuwe planmatige uitbreiding en mits het karakter van de bestaande voorziening en de aanwezige natuur-en landschapswaarden niet worden aangetast (bijvoorbeeld geen verharding van zandwegen en dergelijke).

6 Nutsvoorzieningen

(bouw)projecten voor openbare (nuts) voorzieningen, voorzieningen voor het openbaar vervoer of het wegverkeer alsmede voorzieningen ten behoeve van recreatief en medegebruik en natuurbeheer met een maximum oppervlakte van 75 m².

Beleid punten 5, 6

Gezien de relatieve kleinschaligheid van deze ingrepen en het feit dat ze in de praktijk beperkt worden toegepast is hier geen apart beleid voor nodig. Overigens is het wel van belang om te melden dat voorzieningen voor recreatief gebruik op basis van deze lijst niet in natuurgebieden kunnen worden geplaatst omdat die nadrukkelijk zijn uitgesloten voor het toepassen van de vrijstellingslijst.

7 Recreatieve voorzieningen

(bouw)projecten voor geheel of gedeeltelijke vernieuwing, vervanging, verandering van een bestaande en bestemde recreatievoorziening op een bestaand en bestemd recreatieterrein en mits het project, voorzover het gaat om nieuwbouw en/of uitbreiding, niet groter is dan 100 m² en niet ten koste gaat van de op het recreatieterrein aanwezige beplanting dan wel dat hiervoor binnen het recreatieterrein compensatie plaatsvindt. De randbeplanting mag in geen geval worden aangetast

Beleid punt 7

Ook hier geldt dat moet worden gekeken naar de uitgangspuntennotitie. Hierin staat dat het omwille van de gewenste kwaliteitsverbetering en de impuls voor de werkgelegenheid belangrijk is om flexibel te kunnen inspelen op wensen van bestaande ondernemers. Als gemeente moeten we daarom samen met de ondernemers op zoek gaan naar oplossingen binnen de gegeven randvoorwaarden die er zijn. De faciliterende rol die de gemeente kan vervullen is hier van groot belang om de verblijfsrecreatieve ondernemers waar mogelijk de kansen te geven om te groeien waar dit noodzakelijk is. Het streven naar het verhogen van de kwaliteit door onder meer het stimuleren van de ontwikkeling van een gedifferentieerd en innovatief aanbod is een belangrijke speerpunt van het toeristisch-recreatief beleid.

Deze vrijstellingsmogelijkheid biedt daarvoor de ruimte. Al blijft natuurlijk de eis dat er wel een goede ruimtelijke onderbouwing aanwezig moet zijn. In principe kan in voorkomende gevallen echter van deze mogelijkheid gebruik worden gemaakt

Algemene toepassingsvoorwaarden

Van de in de lijst genoemde mogelijkheden mag alleen gebruik worden gemaakt indien het project:

  • -

    In overeenstemming is met relevante jurisprudentie en met (inter)nationale, provinciale en gemeentelijke wet- en regelgeving onder meer op het gebied van water(toets), archeologie, milieu (onder andere natuur-en ecologie, geluid bodem en luchtkwaliteit) en externe veiligheid;

  • -

    In overeenstemming is met rijks-en provinciaal beleid (provinciale plannen voor ruimte, water en milieu ondermeer het Streekplan Overijssel 2000+ en de Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen);

  • -

    Geen onevenredige afbreuk doet aan of onevenredige hinder/beperkingen oplevert voor aangrenzende of nabij gelegen functies of bestemmingen;

  • -

    Zich verdraagt met aangrenzende activiteiten of bestemmingen;

  • -

    Geen onevenredige aantasting of afbreuk betekent van natuur en landschap en in stedelijk gebied van waardevolle groenstructuren en elementen

  • -

    Naar aard en schaal past in de stedenbouwkundige structuur en omgeving. Projecten dienen te passen bij bestaande functies in de omgeving en het karakter van de kern en aan te sluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing en/of schaal van de kern.

Verder is cumulatieve toepassing per categorie voor een project (het zogeheten “knippen”van een project niet toegestaan. Een combinatie van meerdere vrijstellingscategorieën voor een project is wel mogelijk, mits wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden.

Voor de in de lijst vermelde projecten moet een verklaring van geen bezwaar ex artikel 19, lid 1 WRO worden aangevraagd als het project gelegen is in of gevolgen kan hebben voor een natuurgebied, de Ecologische Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones, een milieuschermingsgebied, Vogel-of Habitatrichtlijngebieden, beschermde Natuurmonumenten, landgoederen, monumenten, gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde of een beschermd stads-en of dorpsgezicht.

Bovendien moet een verklaring van geen bezwaar worden aangevraagd voor (nieuw) bouwprojecten aan de rand van een kern, binnen nieuwe (uitbreidings)locaties in het landelijke gebied alsmede voor nieuwbouwprojecten in alle in het Streekplan van de provincie vermelde kleine kernen, behoudens een incidenteel woningbouwproject voor één woning.

De conclusie die uit de algemene toepassingsvoorwaarden kan worden getrokken is dat het gebruik van de provinciale lijst al voor veel gebieden in onze gemeente is uitgesloten omdat een behoorlijk groot gedeelte van onze gemeente is aangewezen als Vogel-en Habitatrichtlijngebied en bovendien zijn ook een aantal kernen aangemerkt als beschermd- stad-en dorpsgezicht.

Algemeen beleid toepassing vrijstellingenlijst.

Ingevolge artikel 19 WRO is voor het verlenen van vrijstelling een goede ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. In die ruimtelijke onderbouwing moet worden aangeven waarom er vrijstelling dient te worden verleend en moet ook de relatie van het project ten opzichte van de omliggende gebieden worden aangegeven.

Daarbij moet aan alle ruimtelijke aspecten, zoals die ook in de toepassingsvoorwaarden van de provincie zijn genoemd, aandacht worden geschonken, inclusief het aspect planschade. Pas als de ruimtelijke onderbouwing compleet is kan de vrijstellingsprocedure worden opgestart.