Regeling vervallen per 12-11-2018

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Stein

Geldend van 01-01-2016 t/m 11-11-2018

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Stein

De raad van de gemeente Stein;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van ;

gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;

gezien het advies van het Sociaal Overleg;

besluit vast te stellen de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Stein

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. 2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

  • a)

    een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;

  • b)

    die persoon is niet in staat het wettelijk minimumloon te verdienen, en

  • c)

    die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

    • 3.

      Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan het college adviseren met betrekking tot het oordeel of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Het UWV neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

Het college gebruikt de in de bijlage omschreven wijze om de loonwaarde van een persoon te laten vaststellen.

Artikel 3. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Stein.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 3 december 2015
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,

Bijlage bij artikel 2 - wijze waarop loonwaarde wordt vastgesteld door de gemeente Sittard-Geleen voor de gemeente Stein

Het college maakt gebruik van Dariuz. De loonwaardemethodiek van Dariuz bestaat uit drie stappen.

Vooronderzoek

De meting start met het uitzetten van een vragenlijst aan de werkgever en werknemer.

De werknemer ontvangt per e-mail een uitnodiging met een beveiligde link om in Dariuz een vragenlijst in te vullen. De vragenlijst kan op de werkplek of thuis ingevuld worden wanneer het schikt, Dariuz is immers een online applicatie. Dit zijn overwegend vragen over gedragingen die leiden tot competentiescores.

De werkgever vult een soortgelijke vragenlijst in, met als toevoeging dat hij of zij ook wordt gevraagd naar de vereisten van de functie. Het resultaat van deze antwoorden is namelijk dat Dariuz kan berekenen welke competenties in de normfunctie van belang zijn en die kan afzetten tegen het competentieprofiel van de betreffende medewerker. Zo is het resultaat

van de meting niet enkel een percentage, de loonwaarde, maar geeft het direct inzicht in de duurzaamheid van de match en concrete handvatten om de loonwaarde van een medewerker te verhogen.

De loonwaardespecialist start zijn werk door de ingevulde vragenlijsten te analyseren middels het Werkblad dat de Dariuz applicatie genereert. Dit werkblad geeft voorlopige conclusies en signaleert aandachtspunten voor het bedrijfsbezoek, bijvoorbeeld tegenstrijdigheden in de antwoorden van de leidinggevende en grote verschillen tussen de antwoorden van de medewerker en de leidinggevende.

Bedrijfsbezoek

Het bedrijfsbezoek is de kern waar de loonwaardebepaling om draait. Er vindt een gesprek plaats met de leidinggevende en de medewerker, en er vindt een observatie plaats van de werksituatie. Echter door de grondige voorbereiding kunnen deze gesprekken efficiënt en tegelijkertijd diepgaand plaatsvinden.

Rapportage

Het maken van de eindrapportage vindt plaats in de Dariuz applicatie. De loonwaardespecialist koppelt zijn bevindingen van het bedrijfsbezoek aan de hand van het eerder ingevulde werkblad terug door middel van het doorlopen van een vragenlijst. Tevens is er de mogelijkheid om opmerkingen en adviezen toe te voegen en mee te nemen in de rapportage.

Toelichting:

Binnen de arbeidsmarktregio Zuid-Limburg is de keuze gemaakt om Dariuz als uniform diagnose- en loonwaarde-systeem vanaf 1 juli 2015 te gaan hanteren.

Schematisch ziet het proces er als volgt uit:

Toelichting Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Stein

Algemene deel

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:

  • 1.

    de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en

  • 2.

    de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).

Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).

In deze verordening gaat het om een andere vorm van loonkostensubsidie dan de vorm van loonkostensubsidie zoals omschreven in de re-integratieverordening Participatiewet.

De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven:

  • ·

    doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet): personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben;

  • ·

    loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, Participatiewet): vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

  • ·

    dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f Participatiewet): een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

  • 1.

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • 2.

    personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

  • 3.

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • 4.

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en

  • 5.

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.

Bij de vaststelling of iemand behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie kan het college zich laten adviseren door het UWV. Het college draagt personen voor die zouden kunnen behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie, het UWV adviseert en neemt daarbij eveneens de in het tweede lid neergelegde criteria in acht. Op basis van het advies beslist het college of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies, kan besloten worden het advies niet te volgen.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

In de bijlage bij artikel 2 wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven.

Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.