Verordening langdurigheidtoeslag WWB 2009

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening langdurigheidtoeslag WWB 2009

De Raad der gemeente Stein;

Gezien het voorstel inzake Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand(Gem. blad Afd. A 2008, no. 208);

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand,overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de volgende: Verordening langdurigheidstoeslag 2009

 

Paragraaf I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. De wet: de Wet werk en bijstand.b. Referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.c. Peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.d. Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Wet werk en inkomen (Wwb) of artikel 7 van de Wet investeren in jongeren (WIJ), met dien verstande dat voor dezinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 Wwb of artikel 7 Wij voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.e. gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de Wwb of artikel 28, lid 2 onder d van de Wij.f. WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosteng. WSF 2000: Wet Studiefinanciering.

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Paragraaf II Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende de referteperiode onafgebroken een inkomen heeft ontvangen dat niet hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm of de norm, bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet investeren in jongeren.

  • 2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, danwel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:a. voor gehuwden € 486,00,b. voor een alleenstaande ouder € 436,00 enc. voor een alleenstaande € 341,00.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één of meer van de gezinsleden op de peildatum is of zijn uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de wet, waardoor slechts één van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden

  • De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daar aan voorafgaande jaar.

Artikel 4a Wijziging betekenis begrippen

  • 1.

    Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’ en  ‘alleenstaande ouder’  worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2.

    Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwden’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

 

Paragraaf III Slotbepalingen

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 18 december 2008.
De Raad voornoemd,
de Griffier.    de Voorzitter. 

1

Algemene toelichting

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals dat in artikel 36 lid 1 WWB wordt gebruikt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1De begrippen die in de WWB voorkomen, hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB en zijn dan ook niet nader omschreven. Aan de overige begrippen is in dit artikel wel een definitie gegeven.

Artikel 2Het begrip “langdurig, laag inkomen” wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 100 % van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100% grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.).

De vaststelling van de hoogte van het inkomen vindt plaats aan de hand van artikel 32, waarbij op grond van het tweede lid van artikel 36 een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag niet meetelt bij de vaststelling van dat inkomen.Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe te kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Achterliggende gedachte hierbij is dat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijv. 110 of 120% niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Het hanteren van een grens van bijvoorbeeld 110% of 120% zou daarom maken dat de uitsluiting van 65 plussers in dat geval strijdig is met het verbod van leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tot 1-1-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Deze termijn wordt ook door het Nibud gehanteerd. Tevens sluit dit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers, normaal gesproken, vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

In het tweede lid worden studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. In de Nota van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag (in de huidige wettelijke bepalingen zijn studenten al uitgesloten) maar dat dit afhankelijk is van de beleidsregels van de gemeente. De overweging hierachter is dat studenten zich met hun studie voorbereiden op de beroepspraktijk op hoger niveau.

Artikel 3De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar éénmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het voorafgaande jaar.Een persoon kan slechts éénmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Indien deze periode de jaarwisseling overschrijdt vindt tussentijds geen aanpassing plaats, maar geldt bij eventuele aanspraak voor een volgende periode van 12 maanden het nieuwe bedrag.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 5Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.