Regeling vervallen per 01-01-2016

Bezoldigingsverordening gemeente Stein 1999

Geldend van 01-02-2000 t/m 31-12-2015

Intitulé

Bezoldigingsverordening gemeente Stein 1999

DE RAAD der gemeente STEIN;

 

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 oktober 1999 (Gem. blad Afd. A 2000, no. 2);

gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg;

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de CAR/UWO-verordening gemeente Stein;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende Bezoldigingsverordening gemeente Stein 1999.

 

Paragraaf I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. ambtenaar:1. de ambtenaar in de zin van artikel 1:1, eerste lid onder a. van de CAR/UWO-verordening;2. de werknemer in de zin van artikel 2:5:1, eerste lid van de CAR/UWO-verordening;b. salaris:het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR/UWO-verordening;c. uurloon:het uurloon als bedoeld in artikel 1:1 , eerste lid onder o van de CAR/UWO-verordening;d. schaal:de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a van de CAR/UWO-verordening opgenomen in de bijlagen II en IIa van die verordening;e. maximumsalaris:het hoogste bedrag van een salarisschaal;f. bezoldiging:de bezoldiging, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c van de CAR/UWO-verordening, alsmede de inconveniëntentoelage en de wachtdienstvergoeding; g. betrekking:de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de CAR/UWO-verordening;h. conversie:de vertaling van de op systematische wijze in rangorde geplaatste organieke functies, naar salarisschalen.i. volledige betrekking:de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR/UWO-verordening;j. overwerk:het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder l, van de CAR/UWO-verordening.

Paragraaf II SALARIS

Artikel 2 Recht op bezoldiging

  • 1. Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat.Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris, een emolument of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalen¬derdagen van die maand.

Artikel 4 Onvolledige betrekking

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5 Salarisbedragen

De salarissen van de ambtenaren, wier salaris niet bij of krach-tens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II of bijlage IIa van de CAR/UWO-verordening, of indien voor zijn betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag.

Artikel 6 Salarisbedragen

  • 1. De toepassing van bijlage II dan wel bijlage IIa van de CAR/UWO-verordening vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR/UWO-verordening.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderings-onderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 4. Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 7 Periodieke verhoging van het salaris

  • 1. Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

  • 2. De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende schaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerstvolgende 1 januari. 

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

  • 4. De uitloopperiodieken in de schalen 1 t/m 5 van bijlage II van de CAR/UWO-verordening worden in de toepassing daarvan beschouwd als gewone, zich jaarlijks opvolgende, periodieken.

  • 5. Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 CAR/UWO-verordening, zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen.

Artikel 8 Extra periodieke verhoging van het salaris

  • 1. Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van de door burgemeester en wethouders d.d. 24.09.1996 vastgestelde Nota Beloningsbeleid en Belonings-differentiatie, genoemde criteria.

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 9 Geen periodieke verhoging

  • 1. Indien een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 7 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2. Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3. Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

  • 1. Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt:a. Voor de ambtenaar als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder a, van de CAR/UWO-verordening, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten;b. Voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b, van de CAR/UWO-verordening, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naast hogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naast lagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

  • 2. Voor zover nodig zal –in afwijking van het eerste lid onder a– de vooruitgang in salaris tengevolge van de indeling in de schaal met een hoger maximumsalaris nimmer minder bedragen dan het geval zou zijn bij verhoging ingevolge artikel 7 in de schaal waarin de ambtenaar wordt ingedeeld.

Paragraaf III INSTRUMENTEN VAN FLEXIBELE BELONING

Artikel 11 Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning.

[In de Nota Beloningsbeleid en Beloningsdifferentiatie, vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d.24.09.1996, zijn de lokaal geldende instrumenten, gronden en criteria voor toepassing van het flexibel beloningsbeleid, nader uitgewerkt en toegelicht.]

Artikel 12 Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning wordt geen afbouwregeling toegepast.

Paragraaf IV OVERIGE TOELAGEN EN VERGOEDINGEN

Artikel 13 Waarnemingstoelage

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning wordt geen afbouwregeling toegepast.

Artikel 14 Overwerkvergoeding

  • 1. Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11, [besluit burgemeester en wethouders d.d. 25.02.1992] wordt in geval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR/UWO-verordening.

  • 2. Het bepaalde in de "Beleidsregels voor de vergoeding van overwerk" vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d.25.02.1992 en de "Uitvoeringsregeling overwerk parttime personeel" vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d.19.01.1999, zijn onverminderd het bepaalde in het eerste lid, van toepassing.

Artikel 15 Toelage onregelmatige dienst

  • 1. Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11, en voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform in artikel 3:3 CAR/UWO-verordening, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR/UWO-verordening.

  • 2. De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;b. 40% voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur;c. 45% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;d. 65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid van de CAR/UWO-verordening, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris behorende bij het maximum van salarisschaal 6 van bijlage II en IIA van de CAR/UWO-verordening.

  • 3. In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 16 Afbouwtoelage

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 15 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door het bestuursorgaan een aflopende toelage toegekend, indien:a. die blijvende verlaging tenminste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelagen bedoeld in artikel 11;enb. de ambtenaar de toelage, als bedoeld in artikel 14, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 2 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder, wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 15, een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend indien de ambtenaar de toelage als bedoeld in artikel 15 direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij, onmid-dellijk voor de aanvang van die toelage, gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in artikel 15 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5. Het bestuursorgaan stelt voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast.

Paragraaf v OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17

  • 1. Indien in de salarissen van het personeel in de sector gemeenten een wijziging wordt aangebracht welke een algemeen karakter draagt, wordt door burgemeester en wethouders met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een over-eenkomstige wijziging aangebracht in de salarissen van de ambtenaren.

  • 2. Van de wijziging bedoeld in het vorige lid geven burgemeester en wethouders kennis aan de raad.

Artikel 18

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 19 Overgangsbepaling

  • 1. De ambtenaar die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening is ingedeeld in salarisschaal 9a, opgenomen in de bijlagen II en IIa van de CAR/UWO-verordening, blijft in het bezit van deze salarisschaal.

  • 2. Alle rechten die aan een nog van toepassing zijnde overgangs-bepaling kunnen worden ontleend en voorzover daarin niet in deze verordening is voorzien, worden gegarandeerd.

Artikel 20 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin zij is vastgesteld.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als "Bezoldigingsverordening Stein 1999";

  • 3. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Bezoldigingsverordening Stein 1996, zoals vastgesteld op 21 maart 1996 en sedertdien gewijzigd.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 20 januari 2000.
DE RAAD voornoemd,
De Secretaris.          De Voorzitter.