Regeling vervallen per 04-02-2012

Besluit Nadere Regelen Voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Stein 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 03-02-2012

Intitulé

Besluit Nadere Regelen Voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Stein 2011

Besluit Nadere Regelen Voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Stein;

gelezen het daartoe strekkende voorstel behandeld in haar vergadering van 16 november 2010;gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Stein.

besluit

vast te stellen: “het Besluit Nadere Regelen Voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning, gemeente Stein 2011”.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in dit Besluit Nadere Regelen worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Stein.

  • 2. In dit Besluit Nadere Regelen wordt verstaan onder:

  • 3. Verordening: de Verordening voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Stein.

  • 4. Hulp bij het huishouden basis: alleen schoonmaakwerkzaamheden.

  • 5. Hulp bij het huishouden plus: schoonmaakwerkzaamheden en ondersteuning in de huishouding.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het verstrekken in natura en als persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekkingen

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:a.op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;b.betrokkene in een schuldhulpverleningstraject zit, waaronder tevens begrepen een schuldsanering op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;c.Indien de verwachting is dat een voorziening noodzakelijk is voor een periode die korter is dan de economische levensduur dan wel de verwachte noodzakelijke duur van de voorziening kan het college besluiten deze voorziening enkel in natura te verstrekken.d.Indien de verwachting is dat een voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden noodzakelijk is voor een periode korter dan 3 maanden.

  • 3. Verstrekking van een voorziening, zowel als voorziening in natura dan wel als persoonsgebonden budget, is niet mogelijk indien een voorziening als algemeen gebruikelijk is aan te merken. De onderstaande voorzieningen worden in ieder geval door het college vastgesteld als algemeen gebruikelijke voorzieningen:• Vervoer:a. Fiets [standaardfiets, fiets met verlaagde instap, fiets met trapondersteuning/hulpmotor]b. Tandem [standaardtandem, tandem met trapondersteuning/hulpmotor, tandem met verlaagde instap].c. Bromfiets [ook bromfiets in speciale uitvoering].d. Auto-aanpassingen [automatische transmissie; stuurbekrachtiging; elektrisch bedienbare ramen; warmtewerend glas; airco]e. Een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar. Bij een aangepaste buggy zijn de meerkosten van de aanpassingen t.o.v. de standaardbuggy niet algemeen gebruikelijk.• Woonvoorzieningen:a. Centrale verwarming.b. Douche [waaronder ook vervanging van een lavet door een douche; eerste aanleg van een douche].c. Standaard beugels [30 en 60 cm] bij toilet en douche.d. Kranen [eenhendelkranen, thermostatische kranen en kranen met temperatuurbegrenzer].e. Kookplaat [Keramische en inductiekookplaat]f. Douchekop op glijstangg. Toilet [hangend toilet en vast verhoogd toilet]h. Condensdroger• Rolstoelen/scootmobielen:Accesoires die niet noodzakelijk zijn ter compensatie van de beperkingen van de ondersteunings-behoevende, maar wel als nuttige accessoires aangeboden worden:• Regenpakken, winterbekleding, been/voetenzak.• Rolstoelhandschoenen.• Accessoires als asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaakbeschermers.

  • 4. Een voorziening die uitsluitend in natura kan worden verstrekt is het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Artikel 3 Verantwoording en controle PGB’s

  • 1. De verantwoording van het verstrekte PGB vindt plaats door middel van een daartoe verstrekt formulier.

  • 2. De verantwoording als bedoeld in lid 1 vindt in ieder geval plaats:a. binnen 3 maanden na aanschaf van de voorziening;b. binnen 1 jaar na afloop van ieder kalenderjaar indien het PGB verstrekt is voor huishoudelijke hulp, danwel eerder indien hiertoe aanleiding bestaat. 

  • 3. De besteding van het PGB dient door de budgethouder aan het college verantwoord te worden door (voor zover van toepassing) het (jaarlijks) inleveren van het verantwoordingsformulier met:a. de gespecificeerde nota/factuur of betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;b. een overzicht van de betalingsbewijzen (bank- of giro-afschrift) of een gespecificeerde rekening van de zorgverlener/loonoverzicht van de SVB.Het college kan, naast de onder a en b genoemde documenten, om andere noodzakelijke documenten te vragen. Dit zal in de beschikking tot toekenning van de voorziening worden opgenomen.

  • 4. Na ontvangst van de in lid 3 van dit artikel genoemde bewijsstukken wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het PGB geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen met door het college aan de budgethouder terzake van PGB’s nog verschuldigde bedragen.

  • 5. Voor een PGB voor huishoudelijke hulp geldt dat over een bedrag van € 750,- geen verantwoording hoeft te worden afgelegd.

Artikel 4 Wisselen van verstrekkingsvorm

  • 1. Bij hulp bij het huishouden kan op verzoek van de ondersteuningsbehoevende maximaal één keer per jaar de verstrekkingsvorm worden gewijzigd, met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 8 weken. De herziene verstrekkingsvorm gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de toekenning van de gewijzigde verstrekkingsvorm.

  • 2. Bij de overige voorzieningen is het op verzoek wijzigen van de verstrekkingsvorm alleen na de afschrijving van de toegekende voorziening mogelijk.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 5 Vaststelling PGB hulp bij het huishouden

  • 1. Als persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat afhankelijk is van het aantal uren, afgerond naar decimalen, per week waarvoor de aanvrager is geïndiceerd.

  • 2. Indien voor de ondersteuningsbehoevende een combinatie van hulp bij het huishouden basis en hulp bij het huishouden plus is geïndiceerd wordt bij de berekening uitgegaan van het totaal aantal uren basis en plus, vermenigvuldigd met het uurtarief voor hulp bij het huishouden plus.

  • 3. De bedragen die per uur betaald worden zijn:Hulp bij het huishouden basis: € 15,20 per uur;Hulp bij het huishouden plus: € 19,50 per uur.

Artikel 6 Uitbetaling PGB hulp bij het huishouden

Het PGB voor de hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van 4-wekelijkse bevoorschotting uitgekeerd.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Kostensoorten woningaanpassingen

Bij het vaststellen van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:1 De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.2 De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.3 Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 procent van de aanneemsom. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.4 De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2 procent van de aanneemsom. In afwijking van het vorige geldt voor woningbouwverenigingen de afspraken die gemaakt zijn in de daartoe vastgestelde overeenkomst tussen de gemeente en de woningcorporaties.5 De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.6 De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.7 Renteverlies en/of rentekosten, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.8 De prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd op hetgeen gesteld is in artikel 23 van de verordening.9 De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.10 De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.11 De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.12 De aantoonbare administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de aanvrager tot 10 procent van de aanneemsom met een maximum van € 340,34. In afwijking van het vorige geldt voor woningbouwverenigingen de afspraken die gemaakt zijn in de daartoe vastgestelde overeenkomst tussen de gemeente en de woningcorporaties.

Artikel 8 Hoogte van de financiële tegemoetkoming

  • 1. De financiële tegemoetkoming van een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag van de aanvaarde aanpassingskosten eventueel verhoogd met een bedrag voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie.

  • 2. De financiële tegemoetkoming van een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van een woning in eigendom of eigenaar van de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen.

  • 3. De financiële tegemoetkoming voor de kosten van keuring, onderhoud en reparatie wordt vastgesteld op basis van een door het college goedgekeurde offerte. 

  • 4. De financiële tegemoetkoming voor de verhuiskostenvergoeding bedraagt a bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen:                       € 2.270,00;b bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 200,00:    € 2.170,00;c bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 400,00:    € 2.070,00;d bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 600,00:    € 1.970,00;e bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 800,00:    € 1.870,00;f bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen + € 1.000,00: € 1.770,00;g bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 1.200,00: € 1.670,00;h bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 1.400,00: € 1.570,00;i bij een inkomen boven 1,5 maal het norminkomen        + € 1.400,00:  € 1.500,00.

Artikel 9 Kosten van tijdelijke huisvesting

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet huurtoeslag.

  • 2. De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.

Artikel 10 Kosten van huurderving

  • 1. Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,00 dan wel indien er in de betreffende woonruimte een traplift is geplaatst.

  • 2. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet huurtoeslag.

  • 3. De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.

Artikel 11 Niet toepassen primaat verhuizing

Het primaat van de verhuizing zoals dat is neergelegd in artikel 16 van de verordening blijft in ieder geval buiten toepassing indien: a. er in beginsel niet binnen een tijdsbestek van zes maanden een woning beschikbaar komt waar naartoe kan worden verhuisd;b. de huur van de woning waar naartoe kan worden verhuisd niet valt binnen de grenzen van de Wet huurtoeslag;c. de kosten van woningaanpassing van de door de aanvrager bewoonde woning minder bedragen dan 125% van de kosten van verhuizing, noodzakelijke herinrichting en eventuele aanvullende woningaanpassingen;d. er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve psychische en/of sociale redenen;e. er sprake is van het plaatsen van één traplift.

Artikel 12 Maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning

De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning als bedoeld in artikel 19 lid 3 van de verordening bedraagt maximaal € 4.538,--.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 13 Vaststelling en betaling persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de nieuwprijs van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met een bedrag voor onderhoud/reparatie en verzekering dat is gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud/reparatie en verzekering over 5 jaar.

  • 2. Na de economische levensduur kan de ondersteuningsbehoevende een nieuwe aanvraag voor een persoonsgebonden budget indienen.

  • 3. Indien binnen de economische levensduur de voorziening niet langer adequaat is worden alleen de extra kosten voor een aanpassing vergoed. Als dit niet mogelijk is wordt een PGB verstrekt voor het aanschaffen van een nieuwe voorziening.

  • 4. Indien de voorziening vroegtijdig vervangen moet worden worden de extra kosten berekend, onder aftrek van de restwaarde cf de gemeentelijke restwaardeberekening. 

  • 5. Indien de voorziening binnen de economische levensduur niet langer meer noodzakelijk is, is de ondersteuningsbehoevende verplicht om de voorziening terug te geven aan de gemeente danwel de restwaarde terug te betalen aan de gemeente.

  • 6. De ondersteuningsbehoevende kan met het PGB de voorziening kopen of huren maar wordt daarmee geen eigenaar van de voorziening en mag dit dan ook niet vervreemden.

  • 7. Bij verhuizing krijgt de ondersteuningsbehoevende de keuze om de voorziening in eigendom over te dragen aan het college danwel naar rato het niet gebruikte deel van het PGB terug te betalen.

  • 8. Voor de verantwoording van het persoonsgebonden budget is artikel 3 van dit besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 9. De verstrekking van een PGB wordt na toekenning op basis van bevoorschotting in één keer overgemaakt naar de bankrekening van de ondersteuningsbehoevende.

Artikel 14 Hoogte van de financiële tegemoetkoming

  • 1. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor:a. het gebruik van een [eigen] auto/taxi bedraagt € 675,00;b. het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.012,50.

  • 2. Op de bedragen genoemd in lid 1 wordt een korting van 25% toegepast indien aan de ondersteuningsbehoevende eveneens een voorziening bedoeld in artikel 23 onder b, van de verordening, is toegekend.

  • 3. Op de bedragen genoemd in lid 1 wordt een korting van 25% toegepast indien aan de partner van de ondersteuningsbehoevende eveneens een vergoeding als bedoeld in lid 1 is toegekend.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder a geldt dat de hoogte van de vervoerskostenvergoeding voor het gebruik van een bruikleenauto, die is verstrekt op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet [AAW], gelijk is aan de bedragen die hiervoor jaarlijks door het UWV worden vastgesteld.

  • 5. De financiële tegemoetkoming in de kosten van training zoals bedoeld in artikel 33 en 37 van de verordening wordt bepaald op de werkelijke kosten.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning per vervoermiddel

Artikel 15 Persoonsgebonden budget rolstoel

Voor de vaststelling en betaling van het persoonsgebonden budget voor een rolstoel zijn de bepalingen uit artikel 14 van dit besluit van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. De hoogte van dit PGB bedraagt € 3.500,--, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar, en wordt uitbetaald op het bankrekeningnummer van de ondersteuningsbehoevende.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 17 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 40 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;d. de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;e. de sociale omstandigheden van de aanvrager.Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit Nadere Regelen Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Stein 2010.

Artikel 19 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit Nadere Regelen Voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Stein 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 16 november 2010.
de burgemeester.   de secretaris.
 
 
 
 

Toelichting Besluit Nadere Regelen Voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2011 1