Regeling vervallen per 01-08-2019

Financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet

Geldend van 07-12-2012 t/m 31-07-2019

Intitulé

Financiële verordening gemeente Stichtse Vecht

De raad van de gemeente Stichtse Vecht,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 oktober 2012 ;

gehoord de werksessie van 12 november 2012 ;

gelet op artikel 212 Gemeentewet ;

Besluit

vast te stellen de

Financiële Verordening gemeente Stichtse Vecht

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling:

    een organisatorische eenheid onder leiding van een afdelingsmanager binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft;

  • b.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Stichtse Vecht en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De raad stelt in ieder geval bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad steltper programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten;

    • c.

      de baten en lasten.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad kunnen worden getoetst.

  • 4.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 5.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven

  • 6.

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de programmabegroting.

  • 7.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      welke goederen en diensten zijn geleverd;

    • c.

      wat de kosten zijn;

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 8.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet gelden voor de verplichte paragrafen behorende bij de begroting en de jaarrekening de minimum vereisten, zoals deze in de overeenkomstige paragraaf van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten zijn (BBV) opgenomen.

Artikel 3. Kaders begroting

Het college biedt uiterlijk 1 juli van het lopende begrotingsjaar dan wel de laatste raadsvergadering voor het zomerreces het richtinggevende kader; ook wel de Voorjaarsnota genoemd; voor de begroting van het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren ter kennisname aan de raad aan.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en een bedrag voor onvoorzien voor de begroting in zijn geheel, alsmede de investeringskredieten voor het betreffende begrotingsjaar.

  • 2.

    De raad kan de begroting door het jaar heen wijzigen. Dit kan in de vorm van:

    • -

      een algemene begrotingswijziging, zijnde een verzamelvoorstel met begrotingswijzigingen die betrekking hebben op onvermijdelijke en/of beleidsarme en/of budgettair neutrale beleidswijzigingen;

    • -

      een begrotingswijziging in het kader van de tussentijdse rapportages (beraps), waarin de consequenties die voortvloeien uit de in de rapportages gemelde afwijkingen, ten opzichte van de vastgestelde begroting, zijn verwerkt (bijv. volumewijzigingen/bijstelling van het beleid, wijzigingen in de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten (zowel baten als lasten) en/of het overhevelen van budgetten tussen programma’s);

    • -

      separate begrotingswijzigingen tengevolge van beleidsvoorstellen -niet zijnde voorstellen voor nieuw beleid- waarbij het niet mogelijk is om met besluitvorming te wachten tot het eerstvolgende cyclusmoment (voorjaarsnota / begroting respectievelijk berap). Het gaat dan bijv. om zaken met een hoge politieke relevantie of spoedeisende zaken.

  • 3.

    Het valt binnen de beschikkingsbevoegdheid van het college om overschotten en tekorten op het niveau van de lasten dan wel op het niveau van de baten binnen één programma met elkaar te compenseren en daarover zo nodig uitleg te geven bij de bestuursrapportages respectievelijk de jaarrekening.

  • 4.

    Administratieve correcties (technische begrotingswijzigingen op het laagste budgetniveau) worden afgedaan door de teamleider Financiën;

  • 5.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 5 Informatieplicht

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van;

  • a.

    aankoop en verkoop van goederen en diensten;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties;

  • c.

    het aangaan van leningen;

  • d.

    het aanvragen en toekennen van subsidies.

Deze informatieplicht geldt vanaf grenzen die buiten het mandaat van het college valt.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting.

  • 2.

    Jaarlijks zal een planning- en controlcylus ter kennisname aan de raad voorgelegd worden. Daarin wordt het aantal en tijdstip van de tussentijdse rapportages vermeld.

  • 3.

    De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten als de baten, de geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten.

  • 4.

    De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 5.

    De rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht van baten en lasten met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma uitgesplitst;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d.

  • 6.

    In de rapportages worden gerapporteerd op afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting.

3. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 212, lid 2, onder a, van de Gemeentewet stelt de raad regels vast voor waardering en afschrijving van activa. Deze zijn weergegeven in de beleidsnota ‘Waardering en afschrijving vaste activa’.

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad een beleidsnota ‘Reserves en voorzieningen’ aan. De raad stelt deze nota vast. De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves en voorzieningen;

    • b.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve.

Artikel 9. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Stichtse Vecht wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor riool- en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3.

    Voor de rentetoerekening aan activa wordt een vast percentage gehanteerd. Dit rentepercentage wordt bepaald op het hoogste percentage van twee berekeningen:

    • ·

      Het gemiddelde rentepercentage van de langlopende leningen u/g, de leningen ten behoeve van de woningbouwverenigingen niet meegerekend.

    • ·

      de verhouding investeringen en grondexploitatie in relatie tot de totale rentekosten.

Het berekende percentage wordt naar boven afgerond op een veelvoud van 0,5.

Voor bouwgrondexploitatie geldt dit vaste percentage ook. Het rentebeleid voor grondexploitaties wordt opgenomen in de nota Grondbeleid.

Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing e.d. middels de tarievennota.

  • 2.

    Het college biedt bij de begrotingsbehandeling de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het eerste lid. Dit geldt zowel voor privaat als publiekrechtelijk. De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen binnen de kaders worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. Het gaat hierbij om de zgn. belastingvorderingen (roerende -/onroerende zaakbelastingen, toeristenbelasting, precariorechten, hondenbelasting, rioolrechten, afvalstoffenrechten e.d.) en de overige vorderingen.

  • 2.

    De omvang van de voorziening per balansdatum wordt vastgesteld op basis van de ouderdom van de vordering. De debiteuren zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde met inachtneming van een aftrek van oninbaarheid. Daarbij wordt de verwachte oninbaarheid uitgedrukt in een percentage van de openstaande vordering.

  • 3.

    Na één jaar wordt aangenomen dat de oninbaarheid van de openstaande vordering 25% is. Ieder jaar daarna neemt de kans dat de vordering ook daadwerkelijk wordt ontvangen met 25% af. Na vier jaar wordt er van uitgegaan dat de vordering niet meer wordt geïncasseerd. Betalingen die na die periode alsnog binnenkomen vallen te gunste van die voorziening. Bij de overige vorderingen blijven de publiekrechtelijke vorderingen buiten beschouwing.

Artikel 12. Financieringsfunctie

Het college stelt ten behoeve van de uitoefening van de financieringsfunctie een treasurystatuut op en biedt dit ter vaststelling aan de raad aan.

4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 13. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de diensten;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoort;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties.

Artikel 14. Interne controle

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het BBV en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

  • c.

    Een controleprotocol wordt aangeboden ter vaststelling aan de raad. In het protocol staan de richtlijnen voor een accountantscontrole.

Artikel 15. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen.

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • e.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de afdelingen.

Artikel 16. Verstrekking subsidies

Het college biedt periodiek een (bijgestelde) nota ‘Verstrekking gemeentelijke subsidies’ aan. Deze nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies. De raad stelt de nota vast.

Artikel 17. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor een procedure voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

Artikel 18. Steunverlening aan ondernemingen

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) interne regels vast de voor de toekenning van steunverlening en subsidies aan ondernemingen. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

5. Slotbepalingen

Artikel 19. Intrekking

De verordening ex artikel 212 Gemeentewet door de gemeenteraad van Stichtse Vecht vastgesteld op 29 maart 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na die van de bekendmaking.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Financiële verordening gemeente Stichtse Vecht’.

Ondertekening

27 november 2012
Griffier, Voorzitter,

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de programma indeling wijzigen.

Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen:wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Daarnaast kan de raad de controlerende functie vervullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen. Het artikel bepaalt dat op voorstel van het college de raad niet-financiële indicatoren per programma vaststelt. Per programma van de begroting dienen enkele indicatoren opgenomen te worden om de effecten van beleid te monitoren.

Artikel 3. Kaders begroting

De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Het artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting (voor de zomer) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerp-begroting en de meerjarenraming. Deze systematiek wordt in veel gemeenten toegepast.

Artikel 4. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Deze autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad (lid 2). Daarbij wordt er naar gestreefd deze zoveel mogelijk te koppelen aan vooraf bepaalde (bijsturings)momenten uit de planning- en controlcyclus, waarbij in de raad bijbehorende cyclusdocumenten aan de orde komen. Dit betreft dus met name de momenten waarop de voorjaarsnota / begroting respectievelijk tussentijdse rapportages ter vaststelling aan de raad worden voorgelegd. En daarnaast de binnen de cyclus bepaalde momenten voor het aanbieden van algemene begrotingswijzigingen.

Het voordeel hiervan is dat in op vastgestelde momenten een integraal beeld wordt gepresenteerd van de nieuw beleid, afwijkingen ten opzichte begroting en mogelijke oplossingsrichtingen daarvoor. Wij beogen een situatie, waarbij op vastgestelde momenten (bij de berap) wordt bijgestuurd. Ad hoc beslissingen tussentijds verstoren dit integrale beeld.

Het vorenstaande laat onverlet dat er zich gedurende een jaar situaties kunnen voordoen, waarbij het niet mogelijk is om met besluitvorming te wachten tot de eerstvolgende berap en waarbij de noodzaak bestaat tussentijds een voorstel tot wijziging van de begroting aan de raad voor te leggen. In dergelijke gevallen dient het uitdrukkelijk niet te gaan om nieuw beleid. Dat wordt vanuit het oogpunt van integrale afweging op één moment, te weten de voorjaarsnota, aan de raad voorgelegd.

Naast lopende uitgaven doet de gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. De autorisatie van deze investeringskredieten vindt plaats bij de begrotingsbehandeling.

Artikel 5. Informatieplicht

Artikel 5 betreft een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad. Het betreft en uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In het artikel verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangegaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussentijdse rapportages. Op basis van rapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Het derde, vierde en vijfde lid bevatten bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het zesde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden.

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder sub a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hiervoor is een aparte beleidsnota ’Waardering en afschrijving vaste activa’ opgesteld. Daardoor kan in artikel 7 worden volstaan met een verwijzing naar deze nota. Een eventuele wijziging van de toe passen regels komt dan tot uitdrukking in de nota, zonder dat de verordening gewijzigd hoeft te worden.

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. In de begroting en jaarrekening wordt hierop gerapporteerd. In lid 1 en 2 wordt aangegeven waaraan die nota minimaal moet voldoen. In dit artikel wordt ook weer een verwijzing gemaakt naar nota zodat inhoudelijke regels aangepast kunnen worden zonder dat de verordening gewijzigd moeten worden.

Artikel 9. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, sub b dat de verordening bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. In artikel 9 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook wordt verstaan bijdragen aan voorzieningen en compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt. De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, riool- en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijke besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, sub e artikel 160 Gemeentewet). Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen.

Het vierde lid bepaalt dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen binnen de kaders ter kennisname aan de raad worden aangeboden.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

De gemeente heeft al een voorziening voor oninbare vorderingen. Deze wordt jaarlijks aangepast aan het percentage van het aantal openstaande staande vorderingen en de ouderdom daarvan. Dit artikel geeft de grens aan wanneer het tot een oninbare vordering behoord.

Artikel 12. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening, zoals die in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is voorgeschreven.

De raad van Stichtse Vecht zal een treasurystatuut vaststellen, waardoor al aan de in dit artikel gestelde vereisten wordt voldaan.

Artikel 13. Administratie

In artikel 13 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college.

Artikel 14. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. De verordening geeft in het eerste lid aan het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie en verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 14 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of voorafgaand aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 15. Financiële organisatie

Artikel 15 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid sub a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder sub a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten. De regels bedoeld onder sub a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit.

Artikel 16. Verstrekking subsidies

Voor de subsidievertrekking aan ondernemingen en instellingen zijn de Europese staatssteunregels (artikel 87, 88 en 89 EG-verdrag), de Europese regels voor diensten van algemeen economisch belang (artikel 86 EG-verdrag), de regels uit de Algemene Wet Bestuursrecht en de eigen subsidieverordening van de gemeente van toepassing. Het artikel stelt dat het college beheersmaatregelen neemt, die er voor zorgen dat deze regelgeving wordt nageleefd.

Artikel 17. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor een procedure omtrent de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

Artikel 18. Steunverlening aan ondernemingen

Voor de steunverlening en subsidievertrekking aan ondernemingen en instellingen zijn de Europese staatssteunregels (artikel 87, 88 en 89 EG-verdrag), de Europese regels voor diensten van algemeen economisch belang (artikel 86 EG-verdrag), de regels uit de Algemene Wet Bestuursrecht en de eigen subsidieverordening van de gemeente van toepassing. Het artikel stelt dat het college beheersmaatregelen neemt, die er voor zorgen dat deze regelgeving wordt nageleefd.