Regeling vervallen per 13-06-2016

Beleidsregel Langdurigheidstoeslag Stichtse Vecht 2013

Geldend van 11-07-2013 t/m 12-06-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2013

Intitulé

BeleidsregelLangdurigheidstoeslag Stichtse Vecht 2013

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht ;

gelet op de wet werk en bijstand;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het vastleggen van een beleidsregel van belang is ter verduidelijking en voor een eenduidige toepassing van de Verordening Langdurigheidstoeslag Stichtse Vecht

b e s l u i t

vast te stellen de volgende:

Beleidsregel langdurigheidstoeslagStichtse Vecht 2013

Artikel 1, Vermogen

  • a. Voor het vaststellen van het vermogen bij een aanvraag langdurigheidstoeslag wordt aangesloten bij hetgeen bepaald is in de Wet werk en bijstand (art. 34.3 WWB) voor de algemene bijstand. Dit betekent dat het vermogen beneden het vrij te laten vermogen niet in aanmerking wordt genomen voor de langdurigheidstoeslag.

  • b. Voor het vermogen aanwezig in de woning wordt in overeenstemming met het vastgestelde bijzondere bijstandsbeleid gehandeld. Dit betekent dat het vermogen aanwezig in de woning meegeteld wordt voor de vermogensvaststelling.

  • c. Voor het vaststellen van het vermogen van de afgelopen drie jaar is het niet nodig om bankafschriften over de gehele periode te overleggen. Er kan worden volstaan met de jaaroverzichten van de bank en de bankafschriften van de laatste twee maanden.

Artikel 2, Ingangsdatum en referteperiode

De ingangsdatum is de datum waarop het recht op langdurigheidstoeslag voor het eerst ontstaat en waarop overeenkomstig artikel 44 WWB een aanvraag is ingediend.

De referteperiode is de periode van de laatste drie jaar voorafgaand aan de ingangsdatum. Het recht ontstaat wanneer belanghebbende gedurende deze drie jaar een laag inkomen had en geen in aanmerking te nemen vermogen.

Artikel 3, Inkomen

Het netto inkomen inclusief vakantietoeslag wordt vergeleken met de netto uitkering inclusief de vakantietoeslag zoals deze van toepassing zou zijn.

Artikel 4, Zicht op inkomensverbetering

In art. 36 van de WWB is bepaald dat er geen zicht op inkomensverbetering mag zijn.

Dit moet begrepen worden als: geen mogelijkheid hebben om het inkomen door middel van vooruitgang op de arbeidsmarkt te vergroten tot boven de inkomensgrens van de langdurigheidstoeslag.

Het is in individuele gevallen soms moeilijk vast te stellen of iemand in de toekomst wel of geen zicht heeft op een inkomensverbetering, dit is ook niet de bedoeling van de wetgever.

  • 1.

    In ieder geval wordt er kans op inkomens verbetering aanwezig geacht bij

    • a degenen die op de datum aan het begin van de referteperiode van drie jaar studerende zijn.

b degenen die tijdens de referteperiode hun studie hebben afgerond

c degenen die op de datum aan het begin van de referteperiode een inkomen hadden van meer dan 110% van de bijstandsnorm.

Zij worden om reden van zicht op inkomensverbetering uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag.

Onder een studerende wordt verstaan iemand die aanspraak kan maken op de WTOS of WSF 2000.

Studerenden worden uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag omdat zij in het algemeen zicht hebben op een inkomensverbetering.

2.In ieder geval hebben degenen recht die de laatste drie jaar geen inkomen hebben gehad boven de inkomensgrens van gemiddeld 110% van het bijstandsniveau.

Artikel 5, Statushouders

Statushouders zijn vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben en die gelijkgesteld zijn aan een Nederlander conform artikel 11 lid 2 Wet werk en bijstand. In de praktijk betreft het vooral voormalige asielzoekers en de groep die onder het generaal pardon valt.

Vanaf het moment dat zij een verblijfsvergunning hebben kunnen zij een aanvraag indienen overeenkomstig artikel 44 WWB. Uit jurisprudentie is gebleken dat de periode vanaf het moment dat men in Nederland is, dat is vanaf het moment dat men in een AZC verbleven heeft, meegeteld mag worden voor de referteperiode ook al had men nog geen verblijfsvergunning. De criteria waarop getoetst moest worden, was uitsluitend het hebben van een minimum inkomen, geen vermogen en geen substantiële mogelijkheden om met arbeid het inkomen te verbeteren. Het uitgangspunt voor het onderzoek van de referteperiode moet zijn het moment waarop men aantoonbaar in Nederland verblijft.

Voor statushouders die gedurende de hele referteperiode in een AZC verbleven hebben is dit relatief eenvoudig vast te stellen. Voor de groep die onder het generaal pardon valt en waarvan sommigen illegaal in Nederland hebben verbleven ligt dit moeilijker. Mogelijk hebben zij door arbeid in hun onderhoud kunnen voorzien. Als zij niet kunnen aantonen waarvan zij in de referteperiode geleefd hebben, kan het recht op langdurigheidtoeslag niet vastgesteld worden. Voor die personen moet dan worden uitgegaan van het moment waarop de gegevens bekend zijn.

Artikel 6, Verblijf buiten Nederland

In principe hoeft men tijdens de referteperiode niet in Nederland verbleven te hebben. Voor personen met een Nederlands staatsburgerschap levert dit geen problemen op. Voor de groep van statushouders ligt het gecompliceerder omdat het inkomen in het land van oorsprong niet te controleren is en niet te vergelijken met het inkomen in Nederland. Om deze reden wordt ervoor gekozen de referteperiode in te laten gaan op het moment dat men aantoonbaar in Nederland verblijft

Artikel 7, Gedetineerden

De duur van detentie tijdens referteperiode is niet van belang. Op de aanvraagdatum en de beoordeling van het hebben van het recht voor een bepaald jaar mag geen detentie zijn, omdat de persoon dan behoort tot de groep niet rechthebbenden.

Artikel 8, Sancties

De gemeente heeft de mogelijkheid om te beoordelen wanneer het aan eigen gedrag te verwijten is dat er geen zicht is op inkomensverbetering. Vaak wordt dit gedaan door personen aan wie een sanctie is opgelegd voor het schenden van de arbeidsplicht uit te sluiten van het recht op langdurigheidstoeslag. Er dient hierbij een causaal verband te bestaan tussen schending arbeidsplicht en inkomensverbetering. Hiervoor wordt echter ook al een maatregel opgelegd.

Voor personen met een ander inkomen dan bijstand moet eveneens beoordeeld worden in hoeverre het aan eigen gedrag te wijten is dat er geen verbetering van de inkomenspositie heeft plaatsgevonden. Voor de groep die geen bijstandsuitkering ontvangt is dit vrijwel onmogelijk te beoordelen. Er zou rechtsongelijkheid kunnen ontstaan ten opzichte van personen met een uitkering voor wie die beoordeling wel plaats vindt. Personen met een bijstandsuitkering zijn al gestraft door het opleggen van een maatregel en zouden dus dubbel gestraft worden.

Om rechtsongelijkheid te voorkomen en vanwege een vereenvoudigde uitvoering wordt het opleggen van een sanctie niet meegenomen in de beoordeling van het hebben van zicht op inkomensverbetering.

Artikel 9, In werkingtreding en vervallen beleidsregel

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 juli 2013. Op dat moment vervalt de beleidsregel langdurigheidstoeslag 2012 vastgesteld op 4 september 2012.

Artikel 10, Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: beleidsregel langdurigheidstoeslag Stichtse Vecht 2013.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 25 juni 2013.

De secretaris, De burgemeester

Toelichting

Beslaglegging

De langdurigheidstoeslag is niet langer vatbaar voor beslaglegging, omdat het een vorm is geworden van categoriale bijzondere bijstand.

Aanvraagprocedure

De aanvraag mag niet ambtshalve worden uitgevoerd zo blijkt uit de wettekst. Een vereenvoudigde aanvraagprocedure is wel mogelijk. Dit wordt ingevuld door een systeem van periodiek aanschrijven van de bekend zijnde doelgroep, het vereenvoudigen van de aanvraagformulieren.

Frequentie

Voor de langdurigheidstoeslag kan men slechts één keer in de twaalf maanden in aanmerking komen, zie artikel 36 lid 3 WWB.

Zelfstandigen

Onder deze groep komen veel lage inkomens en verborgen armoede voor.

In de nieuwe regeling zijn voor de zelfstandigen geen aparte regels getroffen. Er moet dus gewoon getoetst worden aan artikel 36 WWB en de gemeentelijke verordening.

Voor het bepalen van het recht wordt gekeken naar de inkomstengegevens van de laatste drie jaar zoals blijkt uit jaarcijfers (netto winstcijfers) van de belastingdienst

Hardheidsclausule

De langdurigheidstoeslag valt onder de bijzondere bijstand, waardoor er altijd ruimte is voor individueel maatwerk.

Er wordt daarom geen hardheidsclausule in de verordening opgenomen, zie hiervoor ook artikel 4 van de verordening.