Beleidsregel Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

Geldend van 18-07-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Beleidsregel Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

Algemeen

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wk) is geen ruimte voor het verstrekken van kinderopvangtoeslag aan ouders die niet behoren tot gedefinieerde doelgroepen. Het college is bevoegd een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang te verlenen aan ouders ingeval van een sociaal-medische indicatie en hierover beleid op te stellen.

HOOFDSTUK 1. VASTSTELLING NOODZAAK KINDEROPVANG OP GROND VAN SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE

Artikel 1 Grond voor tegemoetkoming

1. Het college voorziet in een vergoeding voor de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie.

2.Er is sprake van een sociaal-medische indicatie in een situatie waarbij de ouder door sociale en/of medische omstandigheden tijdelijk niet (goed) voor het kind kan zorgen en dit een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind in de weg staat. Oorzaak hiervoor kan zowel in het kind als in de ouder(s) gelegen zijn. De ouder kan een vergoeding voor kinderopvang ontvangen als kinderopvang een functie kan vervullen bij het opheffen of verminderen van genoemde omstandigheden en daarom noodzakelijk is voor het bevorderen van een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 2 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten en de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    Naam, BSN en adres van de ouder;

  • b.

    Naam, BSN en adres van de partner (indien van toepassing);

  • c.

    Naam, BSN en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming;

  • e.

    Een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

  • f.

    De grond waarop de tegemoetkoming wordt aangevraagd;

  • g.

    Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de indicatiestelling.

2.Het college kan bepalen dat voor de aanvraag gebruik gemaakt wordt van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

HOOFDSTUK 3. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 3 Beslistermijn

1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert de tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie indien:

    • a.

      De aanvraag niet is gebaseerd op de genoemde gronden in deze beleidsregel;

    • b.

      De aanvraag niet compleet is na geboden hersteltermijn;

    • c.

      Er sprake is van een voorliggende voorziening;

    • d.

      De opvang niet noodzakelijk is;

    • e.

      Opvang niet zal gaan plaatsvinden.

  • 2. In aanvulling op lid 1 kan het college de tegemoetkoming op basis van een sociaal-medische indicatie weigeren indien in het geval van een psychische of sociale aandoening geen professionele begeleiding wordt ingezet om de problematiek weg te nemen.

  • 3. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

    • a.

      Kinderopvangtoeslag zoals deze conform artikel 1.3 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, ter uitvoering is opgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen;

    • b.

      Andere adequate (opvang)voorzieningen in professionele als in niet-professionele zin en waarvoor een andere vergoeding mogelijk is (bijvoorbeeld vanuit de zorgverzekeraar).

Artikel 5 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

2.In afwijking van lid 1 kan de tegemoetkoming met terugwerkende kracht worden verleend indien de kinderopvang, op sociaal-medische indicatie reeds is aangevangen.

3. Als op datum aanvraag nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 6 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van het lopend kalenderjaar tot en met 31 december;

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen, met een maximum van één jaar.

Artikel 7 Beperking van de aanspraak op de tegemoetkoming

Het college verstrekt de tegemoetkoming op basis van een sociaal-medische indicatie alleen voor het aantal uren kinderopvang per kind dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor het opheffen of verminderen van de sociale en/of medische omstandigheden van de ouder.

Artikel 8 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-

medische indicatie bevat in ieder geval:

  • a.

    de naam en geboortedatum van het kind of kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • b.

    de naam en vestigingsplaats van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • c.

    de periode van de kinderopvang per kind waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • d.

    het maximaal toegekende bedrag per maand of andere periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend en de wijze waarop dit berekend is;

  • e.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • f.

    de verplichtingen van de ouder;

  • g.

    de omvang van de kinderopvang indien de noodzakelijkheid wordt beperkt volgens artikel 7;

  • h.

    de grond waarop de tegemoetkoming wordt verstrekt.

Artikel 9 De hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming is voor de ouder(s) met een inkomen tot en met 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnormvolledig gelijk aan de totale kosten van de kinderopvang met inachtneming van de maximale uurtarieven zoals vastgesteld door de Belastingdienst.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming voor de ouder(s) met een inkomen hoger dan 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm volledig wordt vastgesteld aan de hand van de percentages zoals die door de Belastingdienst zijn vastgesteld in de Kinderopvangtoeslagtabel. Rekening wordt gehouden met de maximale uurtarieven zoals vastgesteld door de Belastingdienst.

Artikel 10 De voorlopige toekenning van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming is van voorlopige aard en wordt op maandbasis berekend en vastgesteld.

  • 2. De ouder kan de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan het kindercentrum of gastouderbureau te doen.

HOOFDSTUK 4. DEFINITIEVE VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 11 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt op verzoek van het college een overzicht van de feitelijke afgenomen kinderopvang over het voorafgaande jaar.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming kinderopvang binnen dertien weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

  • 1. De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de definitieve vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorlopige toekenningen;

  • 2. Teveel betaalde tegemoetkomingen worden zo mogelijk verrekend met lopende betalingen, dan wel teruggevorderd.

HOOFDSTUK 5. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 13 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder(s) verstrekt het college onmiddellijk, uit eigen beweging alle gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een gewijzigde tegemoetkoming.

  • 2. De ouder(s) verstrekt desgevraagd het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Afwijken van bepalingen; hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de ouder(s) afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, als toepassing van deze beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag na die van bekendmaking, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013.

Artikel 16 Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie.

Stichtse Vecht,

Burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht

Secretaris Burgemeester

Toelichting op de beleidsregel Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

1. Inleiding

Op 1 januari 2005 trad de Wet Kinderopvang (Wk) in werking. De Wk wil het ouders of verzorgers gemakkelijker maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wk, maar ook niet-werkenden. De wet benoemde een aantal doelgroepen, die een beroep op de gemeente kunnen doen voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. Bij de wetswijziging van 1 januari 2013 wordt deze vergoeding voortaan volledig betaald door de Belastingdienst/Toeslagen.

De gemeente heeft de beleidsvrijheid ervoor te kiezen de kosten voor kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie (SMI) te vergoeden. De regels hieromtrent worden vastgelegd in deze beleidsregel.

2. Karakter van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Dit betekent dat de regels die de Awb stelt over subsidies van toepassing zijn op de tegemoetkomingen. Daarnaast natuurlijk deze beleidsregel.

3. Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen

In deze beleidsregel zijn de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd.

De omvang van de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming SMI van de gemeente wordt aan beperkingen gebonden. De wens van de ouder is hier dus uitdrukkelijk niet bepalend.

De tegemoetkoming kan ingaan op de datum dat de feitelijke opvang startte, mits tijdig aangevraagd. Onder tijdig wordt een redelijke termijn verstaan waarbinnen de aanvraag moet zijn gedaan, doch uiterlijk binnen zes maanden na aanvang van de feitelijke kinderopvang. Anders vanaf de datum aanvraag.

De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er ook feitelijk kinderopvang plaatsvindt.

De tegemoetkoming wordt uitbetaald in maandelijkse voorlopige betalingen. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen die de gemeente van de ouders moet terugvorderen, beperkt.

Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaar

Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van één kalenderjaar t/m 31 december. Daarmee wordt aangesloten bij de wijze waarop de betalingen door de Belastingsdienst worden verstrekt. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd. Uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag al duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode (bijvoorbeeld als de indicatie SMI voor kortere duur is of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat). Daarnaast kunnen natuurlijk ook twee besluiten genomen worden: één voor het lopende jaar en één voor het komende jaar. Dit zal het geval zijn als de behoefte aan kinderopvang bijvoorbeeld kort doorloopt in het komende jaar. Tevens kan een aanvraag op basis van een sociaal-medische indicatie ook voor een langere periode dan het lopende kalenderjaar worden verstrekt. Hierbij geldt wel een maximumperiode van één jaar.

Verstrekking van de tegemoetkoming in twee stappen

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een maximumbedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt gegeven nog niet zeker is dat de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de betaling wel een rechtens afdwingbare aanspraak.

De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt achteraf vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met deze vaststelling wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan de gemeente onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindercentrum of gastouderbureau op te vragen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Grond voor tegemoetkoming

In dit artikel worden de gronden waarop de gemeente voorziet in een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang uiteengezet. Hierbij wordt de grond aangegeven op basis waarvan de gemeente de kosten voor kinderopvang vergoedt:

a.Een sociaal-medische indicatie

Artikel 2 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb).

Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een kalenderjaar wordt verstrekt (artikel 6) moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Om de lasten voor de aanvragers zo beperkt mogelijk te houden kan de gemeente het aanvraagformulier voor een vervolgaanvraag aan de ouders toesturen. Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang per kind zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 13).

Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of een contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet worden gevoegd.

In onderdeel f is bepaald dat de grond waarop de aanvraag wordt ingediend moet worden aangegeven.

In onderdeel g wordt aangegeven dat aanvragers, indien nodig, aanvullende gegevens over het vaststellen van de SMI moeten aanleveren.

In het tweede lid is vastgelegd dat het college kan bepalen dat van een aanvraagformulier gebruik gemaakt wordt, waarop aangegeven staat welke gegevens overlegd moeten worden bij de aanvraag.

In het derde lid wordt bepaald dat als de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent.

Artikel 3 Beslistermijn

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Dus niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die een voortzetting van een tegemoetkoming betreffen en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met verhoging van de uurprijs van kinderopvang of uitbreiding van de omvang van de kinderopvang op grond van SMI.

In de beleidsregel is gekozen voor een beslistermijn van ten hoogste acht weken die eventueel met vier weken kan worden verlengd. Dit sluit aan bij de termijnen die bij de uitvoering van de WWB worden gehanteerd.

Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal ernaar streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waarmee spoed geboden is, direct af te handelen. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid wordt de besluitvorming versneld.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgrond in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de tegemoetkoming in de vorm van een subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd als een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Het tweede lid van artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd als de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 5 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

In principe geldt dat de aanvraagdatum ook de ingangsdatum van de tegemoetkoming is. Wanneer de opvang reeds eerder is gestart, kan betaling met terugwerkende kracht beargumenteerd plaatsvinden.

Artikel 6 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

De tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Dit betekent dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen.

Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen.

Artikel 7 Beperking van de aanspraak op de tegemoetkoming

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid het aantal uren kinderopvang te beperken indien er duidelijk aanwijsbare gronden zijn af te wijken van de indicatiestelling. Bijvoorbeeld als de ouder misbruik maakt van SMI doordat er feitelijk met minder noodzakelijke uren kinderopvang kon worden volstaan dan er gebruikt werden.

Artikel 8 Inhoud van de beschikking

In de beschikking moet onder andere de wijze van uitbetaling van de tegemoetkoming worden vermeld (onderdeel e). Artikel 10 bepaalt dat de uitbetaling plaatsvindt in de vorm van maandelijkse voorlopige tegemoetkomingen. Onderdeel f van artikel 9 schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:

  • -

    de verplichting om vóór een bepaalde datum volgend op het verstrekkingjaar waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht te verstrekken van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode;

  • -

    de inlichtingenplicht die is opgenomen in artikel 13 van de beleidsregel.

Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

Artikel 9 De hoogte van de tegemoetkoming

In artikel 9 wordt de hoogte van de tegemoetkoming bepaald. Om deze te bepalen wordt gerekend met het uurtarief van de instantie die de opvang verzorgt, tenzij dit uurtarief het maximum uurtarief zoals jaarlijks vastgesteld door de Belastingdienst, overschrijdt.

Artikel 10 De voorlopige toekenning van de tegemoetkoming

De betalingen vinden plaats in de vorm van een voorlopige tegemoetkoming.

Het tweede lid bepaalt dat de ouder, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente kan machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van de gemeente aan de ouder. Een machtiging tot rechtstreekse betaling is er op gericht om een zo eenvoudig mogelijke administratie te verkrijgen.

Artikel 11 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college op eigen initiatief de tegemoetkomingen vaststelt en dat de ouders daarvoor geen aanvraag hoeven in te dienen. De ouders zijn wel verplicht desgevraagd aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken. Het overzicht van de kosten kan een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of gastouderbureau wordt opgesteld of een verzameling van maandoverzichten. Het college heeft vervolgens dertien weken de tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode kan de gemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.

In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder, die de tegemoetkoming heeft aangevraagd, recht op heeft en de manier waarop dit is berekend.

Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid Awb. Op grond van het tweede lid kan de tegemoetkoming lager worden vastgesteld als:

  • a.

    de activiteiten waarvoor een tegemoetkoming is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de ouder/ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen;

  • c.

    de ouder/ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot een tegemoetkoming zou hebben geleid, of;

  • d.

    de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de ouder/ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Het derde lid van artikel 4:46 luidt: ‘Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen’.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het teveel betaalde bedrag terugvorderen. Terugvordering vindt plaats op grond van de bepalingen uit de WWB en de gemeentelijke beleidsregels omtrent terugvordering en verhaal.

Artikel 13 Inlichtingenplicht

Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 14 Afwijken van bepalingen; hardheidsclausule

Het eerste lid maakt het mogelijk om in gevallen dat toepassing van de beleidsregel tot een onbillijke uitkomst zou leiden van de beleidsregel af te wijken.

Lid 2 geeft de ruimte om in onvoorziene omstandigheden adequaat te kunnen handelen.

Artikel 15 Inwerkingtreding

In dit artikel is geregeld op welk moment de beleidsregel in werking treedt.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.