Beleidsregel toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken

Geldend van 08-09-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken

De gemeenteambtenaar bedoeld in art. 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet, van de belastingsamenwerking Stichtse Vecht, Weesp en Wijdemeren (BSWW);

gelet op art. 1:3, vierde lid, Awb, art. 7:15 Awb en art. 2, eerste lid, aanhef, onderdelen a en b, tweede en derde lid, Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) juncto onderdeel C1 van de bij dat Besluit behorende bijlage, en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken

2003;

besluit

vast te stellen de volgende beleidsregel:

Toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken

Artikel 1 Zaken die met een wegingsfactor van 1 worden gewaardeerd

  • 1. Een bezwaar in een zaak die niet tot een van de categorieën van artikel 2, artikel 3 of artikel 4 behoort, zal in beginsel als gemiddeld met een wegingsfactor van 1 gekwalificeerd worden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid heeft de heffingsambtenaar de bevoegdheid om op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen naarmate de betreffende zaak lichter of zwaarder is dan een gemiddelde zaak.

Artikel 2 Zaken die met een wegingsfactor van 0,5 worden gewaardeerd

  • a. zaken waarin het alleen over de proceskostenvergoeding gaat;

  • b. zaken waarin er sprake is van een onjuiste objectafbakening;

  • c. zaken waarin een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw is gehanteerd;

  • d. zaken waarin de WOZ-waarde wordt verlaagd vanwege een buiten het bezwaarschrift gelegen grond;

  • e. zaken waarin het bezwaar tekstueel in hoofdzaak overeenkomt met andere zaken van de betreffende gemachtigde.

Artikel 3 Zaken die met een wegingsfactor van 0,25 worden gewaardeerd

  • a. zaken waarin het om een verkeerde tenaamstelling gaat,

  • b. zaken waarin het om een verkeerde adresaanduiding gaat,

  • c. zaken waarin het om een verkeerde belanghebbende gaat,

  • d. zaken waarin het om een verkoopcijfer van het object zelf gaat dat vlak voor of na de waardepeildatum is gerealiseerd,

  • e. zaken waarin het om een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat,

  • f. zaken waarin het bezwaarschrift niet gemotiveerd is.

  • g. zaken waarin er sprake is van een onjuiste registratie van een bijgebouw;

  • h. zaken waarin een kenbare schrijffout in de beschikking/belastingaanslag is gemaakt;

  • i. zaken waarin het bezwaarschrift uitsluitend verwijst naar een bezwaar uit een eerder belastingjaar;

  • j. zaken waarin het bezwaarschrift marginaal is onderbouwd;

  • k. zaken waarin het bezwaarschrift slechts een verwijzing naar een eigen beroepsprocedure bevat;

Artikel 4 Samenhangende zaken die met een wegingsfactor van 1,0 of 1,5 worden gewaardeerd

  • 1. Zaken die ingevolge artikel 3, tweede lid Bpb als samenhangend worden aangemerkt worden beoordeeld op basis van de volgende categorieën van waardebepaling:

    • a.

      woningen op basis van de vergelijkingsmethodiek;

    • b.

      niet-woningen op basis van de huurwaardekapitalisatie methode;

    • c.

      agrarische niet-woningen;

    • d.

      niet-woningen op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde.

  • 2. Voor minder dan 4 zaken die op basis van artikel 3, tweede lid Bpb als samenhangend worden aangemerkt en waarop het eerste lid van dit artikel wordt toegepast, wordt de wegingsfactor 1 gehanteerd.

  • 3. Voor 4 of meer zaken die op basis van artikel 3, tweede lid Bpb als samenhangend worden aangemerkt, en waarop het eerste lid van dit artikel wordt toegepast, wordt de wegingsfactor 1,5 gehanteerd.

Artikel 5 Afwijkende wegingsfactor

Indien de heffingsambtenaar van oordeel is dat toepassing van de in bovenstaande artikelen genoemde wegingsfactor niet in overeenstemming is met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener dient dit in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd te worden.

Artikel 6 Berekening kostenvergoeding voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht

Het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Bpb, wordt vastgesteld door het uurtarief van artikel 7 te vermenigvuldigen met het aantal uren dat op grond van artikel 8 wordt toegekend.

Artikel 7 Uurtarieven voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht:

Het tarief voor het opstellen van een deskundigenverslag bedraagt bij de taxatie van:

  • ·

    een woning: volgens de vergelijkingsmethode € 50,- (excl. BTW) per uur,

  • ·

    een woning volgens de bestemmingswaardemethode: € 65,- (excl. BTW) per uur,

  • ·

    een courante niet-woning volgens de vergelijkingsmethode of huurwaardekapitalisatiemethode:

€ 65,- (excl. BTW) per uur,

·een incourante niet-woning op het gefactureerde bedrag met een maximum van € 116,09 (excl. BTW) per uur.

Artikel 8 Toe te kennen uren voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht:

Het aantal uren voor een deskundigenverslag bedraagt bij een taxatie van:

een woning bij een inpandige opname: 4,

een woning bij een niet-inpandige opname: 2.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

Vastgesteld op 15 juli 2016

De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar

G.M Plukker-Klein Meuleman