Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening Wet inburgering gemeente Stichtse Vecht

Geldend van 16-11-2012 t/m 31-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2012

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Stichtse Vecht

De raad van de gemeente Stichtse Vecht;

gelezen het voorstel van de Stuurgroep herindeling van november 2010;

gehoord de commissie herindeling Stichtse Vecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de

VERORDENING WET INBURGERING STICHTSE VECHT

HOOFDSTUK 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • d.

      inburgeraar: de inburgeringsplichtige.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot voorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het gemeentelijk loket

    • b.

      de gemeentepagina in de lokale krant

    • c.

      gemeentelijke website.

HOOFDSTUK 2 Algemene bepalingen omtrent de voorzieningen

Artikel 3 Het vaststellen van een voorziening

Voor inburgeringsplichtigen, die voor een inburgeringsvoorziening in aanmerking komen, stelt het college deze voorziening vast.

Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst de groepen inburgeraars aan die bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Uitkeringsgerechtigde oud- en nieuwkomers

    • b.

      personen zonder eigen inkomsten uit werk of uitkering

    • c.

      personen met opvoedingstaken

Artikel 5 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeraar.

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer onderdelen bevatten die zijn gericht op arbeid of participatie.

  • 3. Indien de aan de inburgeringsplichtige tevens een re-integratietraject is aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op het re-integratietraject wordt afgestemd.

  • 4. Het college legt de eventueel aanvullende voorwaarden voor het aanbieden of vaststellen van een voorziening in beleidsregels vast.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college kan op verzoek een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget vaststellen indien de inburgeringsplichtige te kennen geeft zelf een voorziening te willen inkopen.

  • 2. Het college keurt het voorstel voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat in het bezit is van het keurmerk Inburgeren van de stichting Blik op Werk.

  • 3. Het college keurt het voorstel voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat in het bezit is van het keurmerk Inburgeren van de stichting Blik op Werk.

  • 4. Als het college het voorstel voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft goedgekeurd, sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 7 Inning van de eigen bijdrage

De inburgeringsplichtige betaalt de eigen bijdrage bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet in ten hoogste zes termijnen na afloop van het inburgeringstraject.

Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 8 Verstrekken van een premie

  • 1. Het college verstrekt een premie ter hoogte van de eigen bijdrage aan:

    • a.

      De deelnemer die de in artikel 7 genoemde eigen bijdrage moet betalen en binnen de wettelijke termijn slaagt voor het inburgeringsexamen, het staatsexamen NT2 I of NT2 II of de beroepsopleiding waarvan de taalkennisvoorziening onderdeel uitmaakt,

    • b.

      De deelnemer, die op grond van aangetoonde inspanningen door het college is ontheven van de inburgeringsplicht.

    Uitbetaling van de premie als genoemd in lid 1 vindt plaats door verrekening met de eigen bijdrage.

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het meewerken aan een inburgeringsonderzoek;

  • d.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • e.

    het deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op of vóór een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • f.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

HOOFDSTUK 3 Het opleggen van bestuurlijke boetes

Artikel 11 De bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. Het college legt een boete op van ten hoogste € 100 indien de inburgeringsplichtige, of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. Het college legt een boete op van ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige de verplichtingen, bedoeld in artikel 9 van deze verordening onvoldoende nakomt.

  • 3. Het college legt een boete op van ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11 tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, derde lid, bedraagt ten hoogste € 1.000 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000 indien de inburgeraar niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 13 Beleidsregels

Het college legt in een uitvoeringsbesluit de procedure voor het opleggen van boetes vast.

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 2. De verordeningen inburgering, door de raad van Maarssen vastgesteld op 5 oktober 2009, door de raad van Breukelen vastgesteld op 29 september 2009 en door de raad van Loenen vastgesteld op 15 september 2009, worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 15 Evaluatie

De uitvoering van de verordening en de daarop gebaseerde regels worden jaarlijks geëvalueerd. Het college zendt een verslag van deze evaluatie aan de gemeenteraad en doet indien nodig voorstellen die strekken tot aanpassing van de verordening of het beleid.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Wet inburgering gemeente Stichtse Vecht”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 januari 2011.
de griffier, de voorzitter,

Toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

Inburgeringverordening

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeraar centraal. De inburgeraar kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

Ook moeten gemeenten de plicht tot inburgeren handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook erop toeziet dat de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI).

  • 2.

    Het vaststellen van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • 4.

    Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI).

  • 5.

    Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI).

De informatieverstrekking aan inburgerinsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeraar en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.

Het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgerinsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Artikel 19a, eerste lid van de Wi geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen, dat het college een voorziening niet aanbiedt, maar deze direct vaststelt. De inburgeringsplichtige is daarmee direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid Wi). De gemeenten Loenen, Breukelen en Maarssen hebben reeds in 2009 gekozen voor dit vaststellingsbeginsel.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeraar aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening.

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een voorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI).

  • De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtige. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.

Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.

De gemeenteraad stelt in de verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI).

De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). Rekening houdend met het belang van het volume aan (duale) inburgeringscursussen voor de vaststelling van het budget voor toekomstige jaren, wordt er met deze verordening voor gekozen om geen belemmeringen in de weg te leggen voor diegenen, die vrijwillig kiezen voor een inburgeringstraject.

Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.

Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De betrokkene zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Dit voorstel behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

De inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).

-.-.-.-.-.-.-.-

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Inburgeringverordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden. Het begrip “inburgeraar” omvat zowel inburgeringsplichtigen als vrijwillige inburgeraars als de tekst doelt op beide categorieën.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. In dit artikel wordt weergegeven welke middelen het college in ieder geval inzet om de informatievoorziening te organiseren.

Artikel 3 het vaststellen van een voorziening

De wet geeft in artikel 19a de gemeenteraad de bevoegdheid om de voorziening vast te stellen in plaats van aan te bieden. Dit schept de verplichting voor de inburgeringsplichtige om aan het traject deel te nemen en zich aan de overige verplichtingen te houden. Maarssen, Breukelen en Loenen hebben in 2009 reeds besloten om van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel worden de doelgroepen aangeduid die bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening. In de eerste plaats betreft dit uitkeringsgerechtigden omdat bij heb de inburgering mede ten dienste staat van uitstroom uit de uitkering en het verwerven van een financieel onafhankelijke positie. De tweede groep betreft personen met een participatie-achterstand. Voor hen is inburgering met name van belang om de mogelijkheden van participatie in de maatschappij te vergroten. De derde groep betreft personen met opvoedingstaken. Voor deze groep wordt gekozen vanwege het voorkomen van taalachterstanden bij kinderen.

Door het gebruik van de term “bij voorrang” behoudt het college de mogelijkheid om ook personen buiten deze doelgroepen in aanmerking te laten komen voor een voorziening.

Artikel 5 De samenstelling van de voorziening

In dit artikel wordt geregeld dat zo veel mogelijk maatwerk wordt geleverd bij het aanbieden of vaststellen van de voorzieningen. Een uitzondering geldt voor geestelijke bedienaren. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor deze groep wordt geregeld bij ministeriële regeling. Om het belang van duale voorzieningen waarin inburgering en participatie worden gecombineerd te benadrukken is bepaald dat een duale component onderdeel kan uitmaken van de voorziening. Overigens maakt voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). In het derde lid is bepaald dat in geval van samenloop van inburgering en re-integratie de voorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat beide voorzieningen adequaat worden gecombineerd en dat een inburgeringsprogramma het re-integratieproces zo veel mogelijk ondersteunt.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

In dit artikel is geregeld hoe verzoeken om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld. Gekozen is om niet bij verordening de vormvereisten voor zo’n verzoek te bepalen.

Het tweede en derde lid bevatten de criteria aan de hand waarvan het college het voorstel voor een voorziening goedkeurt. Het spreekt voor zich dat het programma passend moet zijn om de deelnemer te laten slagen voor het examen waarvoor hij zich voorbereidt. Daarnaast dient de deskundigheid van het inburgeringsbedrijf te zijn gegarandeerd. Dit wordt bereikt door als vereiste op te nemen dat het bedrijf een keurmerk heeft dat landelijk is erkend.

In het vierde lid van dit artikel wordt geregeld dat de gemeente na goedkeuring van het voorstel een overeenkomst sluit met het bedrijf.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

Die artikel regelt wanneer en op welke wijze de inburgeringsplichtige de wettelijk verplichte eigen bijdrage moet voldoen.

Artikel 8 Verstrekken van een premie

Dit artikel regelt dat het college aan inburgeringsplichtigen, die hun examen hebben behaald en daarmee aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan een premie toekent. Dit geldt ook voor diegenen, die op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen zijn ontheven van de inburgeringsplicht. De hoogte van de premie is gelijk aan de eigen bijdrage en wordt daarmee verrekend. Van deze regeling moet een stimulerende werking uitgaan om te slagen voor het examen.

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel is de uitwerking van artikel 23 derde lid van de wet dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Het college legt in de vaststellingsbeschikking deze rechten en plichten vast.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeraar de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

De termijn waarbinnen een inburgeraar het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer (onderdeel e), dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat.

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Dit artikel regelt de hoogte van de boetes voor de verschillende overtredingen. In artikel 34 Wi zijn de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke hoogte van het bedrag passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

Artikel 37 WI bepaalt dat het college géén bestuurlijke boete kan opleggen als in het geval van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening dezelfde gedraging zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor een sanctie in het kader van de uitkering.

Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel regelt dat de op te leggen boete wordt verhoogd bij herhaling van de overtreding. De termijn waarbinnen sprake is van een herhaling van een overtreding is bepaald op 12 maanden.

Artikel 13 Beleidsregels

Bij het opleggen van boetes moet aandacht aan een aantal zaken worden gegeven, zo moet hoor en wederhoor plaatsvinden en moet bezien worden of er matiging kan worden toegepast, gezien de mate van verwijt en de persoonlijke omstandigheden. De wijze waarop dit vorm gegeven wordt, dient het college in uitvoeringsregels vast te leggen.

Artikel 15 Evaluatie

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

-.-.-.-.-.-.-.-.-.-