Regeling vervallen per 01-07-2015

Beleidsregel Tegenprestatie

Geldend van 01-09-2013 t/m 30-06-2015

Intitulé

Beleidsregel Tegenprestatie

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE TEN BOER

Gelet op artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Wet werk en bijstand, artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

BESLUITEN

de Beleidsregel tegenprestatie vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet : de WWB, de IOAW, de IOAZ;

    • b.

      college : het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      tegenprestatie : het naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden.

Artikel 2 Doelgroep en doel

  • 1.

    Tot de doelgroep behoren alle belanghebbenden van 18 jaar of ouder doch die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt die een uitkering ontvangen op grond van de wet.

  • 2.

    Het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden is bedoeld als tegenprestatie van mensen die een beroep doen op de solidariteit van de samenleving, waardoor deze tevens invulling geven aan hun maatschappelijke betrokkenheid.

Artikel 3 Bevoegdheid college

Het college kan een plicht tot het verrichten van een tegenprestatie naar vermogen opleggen aan een belanghebbende die behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 2, eerste lid en die niet is vrijgesteld of ontheven van de tegenprestatieplicht.

Artikel 4 Vrijstelling

  • 1.

    Vrijgesteld van de plicht tot tegenprestatie is:

    • a.

      de belanghebbende die voor ten minste acht uur per week vrijwilligerswerk verricht, waarvoor toestemming is verkregen van het college;

    • b.

      de belanghebbende die deelneemt aan activiteiten in het kader van een re-integratietraject;

    • c.

      de belanghebbende die zorgtaken verricht als mantelzorger voor ten minste acht uur per week;

    • d.

      de belanghebbende die een parttime baan heeft voor ten minste 20 uur per week.

  • 2.

    Het college bepaalt op welke wijze dient te worden aangetoond dat sprake is van een vrijstellingsgrond als bedoeld in het voorgaande lid.

Artikel 5 Voorwaarden werkzaamheden

  • 1.

    De werkzaamheden betreffen onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten.

  • 2.

    De gemeente verstrekt geen vergoeding voor de werkzaamheden. De organisatie waarvoor belanghebbende werkt mag wel een vergoeding geven.

  • 3.

    De werkzaamheden vormen geen belemmering voor het accepteren van regulier werk.

  • 4.

    De werkzaamheden zijn beperkt in omvang en duur, zij het dat zij groter in omvang en langer in duur mogen zijn voor belanghebbenden die zijn vrijgesteld van de arbeidsplicht.

  • 5.

    De werkzaamheden worden in ieder geval voor ten minste acht uur per week of 34 uur per maand verricht, gedurende ten minste zes maanden. Wanneer de belanghebbende door persoonlijke feiten en/of omstandigheden niet in staat is hieraan te voldoen, kan in overleg met het college gekozen worden voor een kleinere omvang en/of kortere duur van de werkzaamheden.

  • 6.

    De werkzaamheden moeten in de betreffende organisatie worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid. De werkzaamheden mogen niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

  • 7.

    De werkzaamheden zijn naar hun aard niet direct gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt en zijn niet bedoeld als re-integratie-instrument.

Artikel 6 Werkzaamheden zoeken

  • 1.

    De belanghebbende aan wie het college een tegenprestatieplicht op wil gaan leggen, wordt door het college uitgenodigd om zelf op zoek te gaan naar onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die hij kan gaan verrichten.

  • 2.

    Het college verstrekt hiertoe voldoende voorlichtingsmateriaal, waaronder een lijst van organisaties in de gemeente waar onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden verricht.

  • 3.

    De termijn waarbinnen kan worden gezocht is drie maanden. De termijn kan op verzoek van belanghebbende een keer met een maand worden verlengd.

  • 4.

    De belanghebbende stelt samen met de organisatie waarvoor hij werkzaamheden gaat verrichten een overeenkomst op. Hierin wordt in ieder geval vastgelegd waaruit de werkzaamheden bestaan en voor hoeveel uren per week de werkzaamheden worden uitgevoerd. Het college kan hiertoe een voorbeeldovereenkomst verstrekken.

Artikel 7 Opleggen tegenprestatieplicht

  • 1.

    Het college beoordeelt of de overeengekomen werkzaamheden als bedoeld in artikel 6, vierde lid voldoen aan de voorwaarden als genoemd in deze beleidsregel en legt vervolgens bij beschikking de plicht tot tegenprestatie op. In de beschikking wordt vastgelegd bij welke organisatie de werkzaamheden worden uitgevoerd, welke werkzaamheden het betreft en voor hoeveel uren per week.

  • 2.

    Indien de belanghebbende niet binnen de termijn als bedoeld in artikel 6, derde lid onbeloonde werkzaamheden heeft gevonden die voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 5 en 6, dan bepaalt het college waar de werkzaamheden worden verricht, waaruit de werkzaamheden bestaan en voor hoeveel uren per week.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de tegenprestatieplicht houdt het college rekening met de persoonlijke feiten en omstandigheden van belanghebbende voor zover het betreft het vermogen van belanghebbende om een tegenprestatie te verrichten.

  • 4.

    De tegenprestatieplicht wordt opgelegd voor maximaal een jaar.

Artikel 8 Ontheffing

  • 1.

    Indien medische belemmeringen van belanghebbende zodanig ernstig zijn dat hij niet in staat is een tegenprestatie te verrichten, ontheft het college belanghebbende tijdelijk van zijn tegenprestatieplicht.

  • 2.

    De ontheffing duurt maximaal een jaar.

  • 3.

    Het college bepaalt op welke wijze dient te worden aangetoond dat sprake is van medische belemmeringen.

Artikel 9 Maatregel

Bij het niet of onvoldoende nakomen van de tegenprestatieplicht kan een maatregel worden opgelegd overeenkomstig de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand of de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel tegenprestatie”.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 september 2013.

Gedaan te Ten Boer in de collegevergadering van 28 mei 2013

De burgemeester, De secretaris,

Toelichting

Teneinde het college zoveel mogelijk speelruimte te geven bij het introduceren van de tegenprestatie, heeft de beleidsregel de opbouw gekregen van een drie-traps-raket.

  • I.

    Het college c.q. de gemeente introduceert de tegenprestatie, bijvoorbeeld door middel van het versturen van voorlichtingsmateriaal aan bijstandsgerechtigden. Hierin wordt uitgelegd dat de gemeente van een uitkeringsgerechtigde verwacht dat hij wat terugdoet voor het ontvangen van een uitkering. Dat hij echter geen tegenprestatieplicht krijgt opgelegd als hij vrijwilligerswerk doet gedurende ten minste acht uren per week. Uiteraard worden ook de andere vrijstellingsgronden benoemd in het voorlichtingsmateriaal.

  • II.

    Na ommekomst van een door het college te bepalen termijn, kan het college gaan besluiten om actief uitkeringsgerechtigden uit te nodigen om zelf naar onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten te gaan zoeken, die het college vervolgens als tegenprestatie in de beschikking betreffende de tegenprestatieplicht kan opnemen.

  • III.

    Voor diegenen die niet zelf onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten hebben gevonden, of daar helemaal niet naar hebben gezocht, kan het college zelf bepaalde werkplekken aanwijzen.

Wanneer het college van de gemeente Ten Boer met een ‘light’ versie wil beginnen, kan ook eerst eens worden bekeken wat punt I oplevert, als het college slechts een uitgebreide voorlichtingscampagne voert om vrijwilligerswerk aan te moedigen en het moment waarop verplicht de tegenprestatie wordt opgelegd, wat verder in de toekomst neerlegt.

Aangezien het opleggen van de tegenprestatieplicht ook in de beleidsregel een bevoegdheid van het college is en geen verplichting, blijft het aan het college om te bepalen wie, wanneer in concreto een tegenprestatieplicht opgelegd krijgt.

Daarbij komt dat de uitkeringsgerechtigde slechts kan worden verplicht “naar vermogen” een tegenprestatie te verrichten. Hiermee moet het college altijd rekening houden door de reikwijdte van de plicht aan te passen aan de mogelijkheden die de uitkeringsgerechtigde heeft om werkzaamheden te verrichten.

In verband met de grondwettelijke eis, dat de overheid gelijke gevallen gelijk moet behandelen, dient het college zich wel te houden aan de voorwaarden en mogelijkheden voor vrijstelling en ontheffing die in de beleidsregel zijn neergelegd.