Regeling vervallen per 01-01-2019

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-12-2018

Intitulé

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

DE RAAD VAN DE GEMEENTE TEN BOER

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 mei 2015 nr. TB 15.5037761;

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

overwegende dat

  • -

    de gemeente Ten Boer mensen met een uitkering die geen re-integratietraject volgen of anderszins activiteiten ontplooien wil stimuleren tot het naar vermogen verrichten van vrijwilligerswerk;

  • -

    bij uitkeringsgerechtigden die geen vrijwilligerswerk doen er op wordt aangedrongen een tegenprestatie te leveren naar vermogen;

  • -

    de keuze van belanghebbende voor een bepaalde activiteit voorop moet staan;

  • -

    het daadwerkelijk opdragen van de tegenprestatie slechts is bedoeld als uiterste middel om uitkeringsgerechtigden te bewegen actief te worden;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

  • -

    korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

  • -

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • -

    vrijwilligerswerk: werk dat in enig verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of de samenleving

Artikel 2. Inhoud van een tegenprestatie

Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:

  • a.

    naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

  • b.

    niet zijn bedoeld als re-integratie-instrument; en

  • c.

    niet leiden tot verdringing.

Artikel 3. Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1. Het college kan een belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een tegenprestatie opdragen.

  • 2. Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende moeten in aanmerking worden genomen;

    • c.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende moeten in overweging worden genomen;

    • d.

      de keuze van belanghebbende voor een door hem aangedragen vorm van tegenprestatie moet zwaar wegen.

Artikel 4. Vrijstelling

  • 1. College ziet af van het opleggen van een tegenprestatie indien:

    • a.

      de belanghebbende voor ten minste acht uur per week vrijwilligerswerk verricht, waarvoor toestemming is verkregen van het college;

    • b.

      de belanghebbende deelneemt aan activiteiten in het kader van een re-integratietraject of als een aanbod daartoe is gedaan;

    • c.

      de belanghebbende zorgtaken verricht, waaronder mantelzorg, die naar het oordeel van het college noodzakelijk worden geacht;

    • d.

      de belanghebbende een parttime baan heeft.

  • 2. Het college bepaalt op welke wijze dient te worden aangetoond dat sprake is van een vrijstellingsgrond als bedoeld in het voorgaande lid.

Artikel 5. Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1. De tegenprestatie wordt opgedragen voor de maximale duur van zes weken.

  • 2. De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal acht uren per week.

  • 3. De tegenprestatie kan binnen een periode van twaalf maanden slechts een keer worden opgedragen.

Artikel 6. Vergoeding kosten

  • 1. Er kan door het college een onkostenvergoeding worden verstrekt voor onkosten die verband houden met de tegenprestatie. Het moet dan gaan om daadwerkelijk gemaakte, noodzakelijke kosten.

  • 2. Het college bepaalt welke onkosten redelijkerwijs voor vergoeding in aanmerking komen. Onkostenvergoeding is alleen mogelijk op basis van ingediende declaraties.

Artikel 7. Geen werkzaamheden voorhanden

Het college draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 24 juni 2015.
De griffier, De voorzitter,
R.Sj. Bosma N.A. van de Nadort

Algemene toelichting

De Participatiewet vraagt van de gemeente om beleid te ontwikkelen rond de tegenprestatie zoals die is opgenomen in artikel 9 van de wet. Artikel 8a van de wet geeft de opdracht aan de gemeente om een verordening vast te stellen.

In het bestuursakkoord ‘Oog voor ontwikkelingen’ d.d. 14 april 2014 en de nota ‘Invoering Participatiewet in de gemeente Ten Boer – Het kader’ die op 28 januari 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is het volgende beleidskader opgenomen:

“De gemeente dringt er op aan mensen die een bijstandsuitkering ontvangen, en niet in een re-integratietraject zitten, tot het leveren van een ‘tegenprestatie’. Dit kan in de vorm van vrijwilligerswerk. Een combinatie met de Wmo is dan mogelijk, bijvoorbeeld door te kijken of vrijwilligers ingezet kunnen worden om oudere mensen, jongeren of mensen met een beperking te begeleiden bij vervoer, bij administratieve klussen, tuinonderhoud of elke andere mogelijke hulpvraag. Een tegenprestatie willen we niet dwingend opleggen, maar mensen overtuigen van nut en noodzaak van de tegenprestatie. Onkosten die door bijstandsgerechtigden worden gemaakt bij het uitvoeren van de tegenprestatie worden vergoed”.

Tegenprestatie

De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

Het verrichten van een tegenprestatie heeft tot doel om maatschappelijk nuttige werkzaamheden te doen in de samenleving als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering.

Geen tegenprestatie

Indien daarvoor dringende redenen - zoals bijvoorbeeld zorgtaken of tijdelijke medische beperkingen - aanwezig zijn, draagt het college geen tegenprestatie op.

De plicht tot tegenprestatie is sowieso niet van toepassing op een belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet en die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 38, eerste lid, van de IOAW of artikel 38, eerste lid, van de IOAZ.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Mantelzorg

Het verlenen van mantelzorg overstijgt qua duur en intensiteit de normale gang van zaken. Het gaat om hulp die verder gaat dan gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Bij mantelzorg, verleend door personen uit de directe omgeving van de zorgvrager en rechtstreeks voortvloeiend uit de sociale relatie, wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden.

Artikel 2 en 3. Inhoud en opdragen tegenprestatie

Het moet gaan om een opgedragen tegenprestatie ‘naar vermogen’. Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de werkzaamheden te verrichten. Het college dient maatwerk toe te passen bij het opdragen van een tegenprestatie. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde. Rekening moet worden gehouden met de persoonlijke wensen en kwaliteiten alsmede de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. Ook moet rekening worden gehouden met het fysieke en psychische vermogen van belanghebbende. Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem wordt verwacht. Voorts wordt bij opdragen van een tegenprestatie rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en dus of belanghebbende al maatschappelijke activiteiten verricht.

Werkzaamheden die kunnen worden ingezet

Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden voldoen aan de in artikel 3, eerste lid, van deze verordening genoemde voorwaarden.

Tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing De tegenprestatie mag niet worden ingezet in het kader van de re-integratie. De tegenprestatie mag bovendien niet direct gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt en is dan ook niet bedoeld als re-integratie-instrument. Het betreffen werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De tegenprestatie mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren. Het uitgangspunt werk boven uitkering staat voorop.

Tegenprestatie opdragen aan personen met grote afstand tot arbeidsmarkt

De raad kiest er in deze verordening voor te bepalen dat het college een tegenprestatie in beginsel uitsluitend kan opdragen aan een belanghebbende die een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Dit impliceert dat aan belanghebbenden die een korte afstand tot de arbeidsmarkt hebben geen tegenprestatie wordt opgedragen. De raad heeft hiervoor gekozen opdat personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt zich volledig kunnen richten op de arbeidsplicht en de re-integratieplicht, zoals het naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgen. Bij personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt kan redelijkerwijs worden verwacht dat hun inspanningen eerder zullen leiden tot uitstroom. Daarom wordt aan personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt geen tegenprestatie opgedragen. De tegenprestatie mag immers het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren aangezien werk boven uitkering als uitgangspunt geldt. Aan personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kan het college wel een tegenprestatie opdragen.

Keuze belanghebbende

Belanghebbende kan zelf ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden. Het is belangrijk dat waar mogelijk de keuze/het idee van belanghebbende wordt gevolgd. Het college kan in beleidsregels bepalen wanneer een belanghebbende zijn keuze voor het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteit kenbaar maakt aan het college. Kortom: het college heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het college bepaalt uiteindelijk of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een besluit tot het opdragen van een tegenprestatie kan bezwaar en beroep worden aangetekend.

Artikel 4. Vrijstelling

Het is niet de bedoeling van de gemeente een tegenprestatie op te leggen aan diegene die al op een of andere wijze maatschappelijk nuttige werkzaamheden verricht.

Om die reden wordt in artikel 4 een aantal activiteiten opgesomd, waarvoor een vrijstelling geldt.

In de eerste plaats geldt dit uiteraard voor degene die vrijwilligerswerk verricht. Vrijwilligerswerk kan zeer divers van aard zijn. Wat onder vrijwilligerswerk wordt verstaan staat omschreven in artikel 1 bij de begripsomschrijvingen.

In de tweede plaats is vrijgesteld degene die deelneemt aan activiteiten in het kader van een re-integratietraject, of aan wie al een aanbod is gedaan, maar nog niet is gestart met de re-integratievoorziening. Voor personen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, kan worden gedacht aan het uitvoeren van werkzaamheden op een participatieplaats (artikel 10a Participatiewet) of sociale activering (artikel 6, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet).

In de derde plaats wordt vrijgesteld degene die zorgtaken verricht als mantelzorger. Wat onder mantelzorger moet worden verstaan is uitgelegd in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1. We hebben dit begrip ruim omschreven, zodat ook andere vormen van zorgverlening die strikt genomen niet onder het begrip mantelzorg vallen, maar wel noodzakelijk is, kunnen worden meegenomen in de beoordeling of wel een aanbod voor een tegenprestatie moet worden gedaan.

Als laatste is de degene vrijgesteld die een parttime baan heeft. Evenals degenen die een re-integratietraject volgen, verrichten deze uitkeringsgerechtigden niet alleen maatschappelijke activiteiten, ze zijn ook nog bezig te werken aan hun uitstroom.

Artikel 5. Duur en omvang van een tegenprestatie

Het eerste lid regelt dat de tegenprestatie wordt ingezet voor een maximale duur van zes weken per periode. De tegenprestatie mag dus niet langer duren dan zes weken achter elkaar.

Het tweede lid geeft aan dat de tegenprestatie voor maximaal acht uur per week mag worden ingezet. Om enigszins nuttig te zijn voor een maatschappelijke organisatie, moet belanghebbende wel voor een minimaal aantal uren beschikbaar zijn voor de opgedragen activiteiten.

Het derde lid geeft aan dat de tegenprestatie maar een keer per jaar mag worden ingezet. Met dit artikel wordt aangesloten bij een modelverordening die door de Vereniging Nederlandse Gemeenten is opgesteld.

Artikel 6. Vergoeding kosten

Aan de tegenprestatie is op zich geen vergoeding verbonden. Dat is ook niet mogelijk. Immers het verrichten van een tegenprestatie is bedoeld om iets terug te doen voor het ontvangen van een uitkering. De uitkering is derhalve de vergoeding voor de tegenprestatie.

Onkosten

De onkosten die noodzakelijkerwijze moeten worden gemaakt om de tegenprestatie te kunnen uitvoeren, komen wel in aanmerking voor vergoeding. Het college bepaalt welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 7. Geen werkzaamheden voorhanden

In deze verordening kiest de raad ervoor dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen maatschappelijk nuttige werkzaamheden binnen de eigen gemeentegrenzen voorhanden zijn. De Participatiewet verplicht gemeenten niet om buiten de eigen gemeentegrens een tegenprestatie te laten verrichten.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.